Ook in België tooneelmisère.
KANTTEEKENINCEN.
Nieuwe Uilgaven.
STA TEN- GENERAAL
OVER DEFENSIE.
AM"
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 17 MAART 1933
LETTEREN EN KUNST.
Een somber rapport van de Vlaamsche schrijvers.
(Van onzen correspondent)
Brussel, 14 Maart
De Bond van Vlaamsche Tooneelschrijvers,
die dezer dagen zijn druk bezochte jaarverga
dering hield, heeft door den heer Jan de
Schuyter een rapport doen uitbrengen over de
tooneeltoestanden in het loopende seizoen.
Het is een omvangrijk geschrift geworden en
de rapporteur heeft zich zeer veel moeite ge
geven om geen enkele manifestatie, hoe ge
ring ook, over het hoofd te zien. Het is wer
kelijk belangrijk om het resultaat van zijn
ernstig onderzoek in het kort samen te vat
ten, vooral waar de tooneelmisère een inter
nationaal verschijnsel is en men er in Neder
land ook over mee kan praten!
De heer De Schuyter stelt, op grond van een
reeks zakelijke gegevens vast, dat het be-
roepstooneel in Vlaanderen een tijdperk van
algeheel verval doormaakt. In weerwil van dc
subsidies verkeeren de officieele gezelschap
pen van Antwerpen, Brussel en Gent i"
uiterst moeilijke economische omstandigheden.
En om het hoofd boven water te houden,
speelt men revues, kluchten, draken en ope
rettes. Van het handhaven van een behoorlijk
artistiek peil is allang geen sprake meer. Ver
der constateert de rapporteur het feit. dat een
overweldigend groot deel van het ten tooneele
gebrachte van buitenlandsche herkomst is.
Het aantal oorspronkelijke stukken is zeer ge
ring, naast de tallooze vertalingen welke aan
het publiek worden voorgezet.
Uit deze mededeelingen zou men twee dingen
kunnen afleiden. Ten eerste dat het publiek
zich meer en meer van het tooneel afwendt
om de onmisbare verstrooiing elders te zoe
ken; ten tweede, dat er geen behoorlijk speel
bare Nederlandsche texten te vinden zijn, zoo-
clat de directies wel genoodzaakt zijn om hun
toevlucht tot import te nemen. Maarer is
een gróóte en merkwaardige „maar"! Maar
anderszijds blijkt dat de vele liefhebberijgezel
schappen we 1 publiek weten te trekken en
dat terwijl zij bijna uitsluitend nationale
texten kiezen!
Terwijl het beroepstooneel zichtbaar weg
kwijnt, bloeit het liefhebberij tooneel voor aller
oogen. Terwijl het beroepstooneel om op de
been te blijven de afschuwelijkste concessies
aan den wansmaak moet doen, heeft-liet lief
hebberij tooneel succes met werken van een
onmiskenbare letterkundige waarde.
Hieruit wordt bewezen, dat er voor goede
kunst wel degelijk een publiek te vinden is.
Maar tevens dat dat publiek niet groot ge
noeg is om een beroepsgezelschap, dat op
zeer hooge lasten zit, in het leven te houden.
Hier in België zit de zaak zóó: 'vroeger was
het tooneel het éénige volksvermaak; de bios
coop heeft toen een belangrijk deel der
schouwburgbezoekers tot zich getrokken. Zij
die overbleven, de echte, ware liefhebbers,
zijn niet talrijk genoeg om een gezelschap te
doen bloeien; maar wèl om aan de liefheb
bers, die weinig onkosten hebben en niet veel
optreden, een telkens hernieuwd succes te be
zorgen. Wanneer men, zooals het in het rap
port-De Schuyter geschiedt, de lijst van stuk
ken door de beroepsgezelschappen uitgebracht
en de lijst der stukken welke de rederijkers
aan hun publiek voorzetten, naat elkaar stelt
dan staat men eenvoudig verstomd over het
verschil in qualxteit.
De tooneelmisère, hier zoo goed als elders,
heeft economische oorzaken: een vermeerde
ring der productiekosten, gepaard gaande met
een aanzienlijke vermindering van den afzet.
En het is dus volkomen logisch dat zij die to
gen aanzienlijk lager prijs produceeren kun
nen, i. c. de liefhebbers, zich beter kunnen
aanpassen bij de inkrimping van het aantal
bezoekers. Het spreekt verder vanzelf, dat
tooneelschrijvers die in trek zijn, met deze
veranderde situatie rekening dienen te hou
den. Wanneer men hun afrekeningsstaten
eens kon raadplegen zou men zien, dat zij
meer. veel meer verdienen aan de maat
schappijen en kamers, dan aan de officieele
schouwburgen. De spelqualiteiten der niet-
beroepsspelers zijn zooveel minder, hoor ik
tegenwerpen; en hun opvoeringen hebben, bij
gebrek aan technische hulpmiddelen, nooit
die volmaaktheid, welke de directies van goe
de schouwburgen nastreven. Is het niet juist
dat opzweepen der peperdure techniek en zijn
het niet juist de hooge salarissen der sterren,
die de exploitatie van een tooneelgezelschap
tot een zoo gevaarlijke onderneming maken?
In Vlaanderen wordt de quaestïe aldus aan
de tooneelschrijvers voorgelegd: ,,Wat verkiest
gij. een behoorlijke opvoering door liefhebbers
vol heilig vuur en vol goeden wil: ófhee-
'lemaal geen opvoering?" Me dunkt de keuze
is niet moeilijk. En de toestand is nu zoo ge
worden, dat iemand die op de hoogte wil
blijven van de Vlaamsche tooneellitteratuur
niet de werkzaamheden der officieele gezel
schappen moet volgen, maar moet trachten
om in alle steden en dorpen de avonden der
goede rederijkerskamers geregeld bij te wo
nen. En de belangstelling der tooneelcritici be
gint zich dan ook reeds te verplaatsen. Zij
hebben meer kans op een ontdekking in een
zaaltje, laten wij zeggen te Sint-Nicolaas
iwaar een opgewekt tooneelleven is) dan in
de Koninklijke Vlaamsche Schouwburg te
Brussel of te Gent.
JAN GRESHOFF
DE ONAFHANKELIJKEN
Ook in ons blad is gewag gemaakt van de j
quaestie, die zich bij de tentoonstelling der
Onafhankelijken in hek Gemeente museum te
Amsterdam heeft voorgedaan. Tegen het ex-
poseeren van een tweetal doeken maakte de
museum-directeur, de heer Baard, bezwaar.
Op den openingsdag waren ze weggenomen
en toen, na dien, van plaatsing geen sprake
kon zijn, omdat de directeur voor zijn inzicht
steun vond bij zijn superieuren, B. en W. van
de hoofdstad, sloot het Bestuur der Onafhan-
kelijken eigenmachtig de pas geopende ten
toonstelling. Waarop B. en W. weer zeiden,
dat het welletjes was en de geheele expositie
weer kon worden afgenomen, en ter beschik
king der onaf hankelij ken gesteld. Waarmee te
kennen gegeven werd dat aan iedere onaf
hankelijkheid zekere grenzen gesteld zijn. En
dat het gezag dient geëerbiedigd te worden,
niet in de kunstproductie op zich zelve, doch
langs de openbare wegen, waarop zich die
productie wenscht te vertoonen. Tegelijker
tijd werd namens het stadsbestuur meege
deeld, dat men er verre van .was eenige ran
cune over dit geval te koesteren en dat te zij
ner tijd voor de Onaf hankelij ken wederom
met genoegen museumruimte zou worden be
schikbaar gesteld. Die zijn daarop met pak
en zak naar de overzijde van de Van Baerle-
straat verhuisd, waar. vlak achter het Con
certgebouw, een huis leeg en te hunner be
schikking stond en hebben over de vijf ver
diepingen van dit woonhuis de expositie ver
deeld. Niet echter dan nadat een aantal in
zenders, ontevreden over dit beloop, hun werk
hadden teruggenomen. Doch, wat in het Mu
seum verboden was, kon nu rechtens, wijl men
heer in eigen huis was, worden vertoond en
wat aanleiding was geweest tot dispuut, pro
test, raadsinterpellatie en ingezonden stuk,
wordt nu waarschijnlijk attractie en daardoor
hulpe ter bestrijding der extra kosten. Want
wij zien graag wat wij niet zien mogen, lezen
graag wat verboden is, zooals Jantje direct
zijn vingertje in de suikerpot steekt als zijn
moeder hem, voor zij de kamer uitgaat, ge
zegd heeft vooral niet te snoepen. Mochten er
—"wat ik betwijfel zulke Jantjes onder
mijn lezers zijn, dan zullen zij vrees ik
van een koude kermis thuis komen. Aan hun
teleurgestelde verwachtingen zullen zij ver
moedelijk met een „is dat nou alles?" lucht
geven. Het doek van Horst Stobbe is te or
dinair en te on-artistiek om een fijnen reli-
gieusen geest te kunnen beleedigen en het
ietwat troebel-erotische hersenspinsel van den
Hollandschen heer Malsman is van een te
speciale allure, en te veel voor de ingewijden
bestemd om op den normalen beschouwer
veel indruk te maken, buiten dien der benijd
bare onbegrijpelijkheid. Het eerste kunst
werk' hangt in de sfeer van een kroeg
praatje. Moesman's werk heeft inderdaad met
kunst te maken, doch is van een klaarblijke
lijke decadentie. Werk uit die sfeer en van
d"? geaardheid kan steeds veiliger in beslo
ten kring gewaardeerd worden. Aan beide
werkers is waarschijnlijk te veel eer bewezen
door ze tot brandpunt eener quaestie te be
vorderen. Ik had ze. geloof ik. in 's heeren
Baard's plaats, maar rustig laten hangen
Wat hangt, dat droogt, zei Uilenspiegel.
Behalve dan de attractie der verboden
vruchten, hebben de onaf hankelij ken bij de
zen rel weinig winst behaald, naar het mij
voorkomt. Er "is. hoe goed bedoeld ook. van
dit leeee huis als expositie-gelegenheid weinig
goeds te zeggen, behalve dan misschien dat
er talrijke vaste waschbakken met stroomend
water aanwezig zijn. Op het ongewasschen ka
rakter van zeer veel van het geëxposeerde zou
die aanwezigheid van gunstigcn invloed kun
nen zijn. De armetierigheid en ook geeste
lijke armoede bedoel ik daarmee van veel
dezer werkstukken wordt in de sfeer eener
tentoonstellingszaal nog een weinig versluierd,
doch hier wel heel naakt ten toon gesteld.
Het is geen simpel toeval dat men zich juist
nu, in dezen voor den werkelijken artist zoo
uiterst moeilijken tijd, waarin alleen een ster
ke concentratie van zijn kunnen en zijn ga
ven het hem mogelijk maakt, moreel en ar
tistiek boven water te blijven afvraagt, of
die onafhankelijkheid, zooals ze hier gemani
festeerd wordt nog eenige beteekenis heeft
voor de kunst. Men wil die beteekenis zien
in het jury-vrij exposeeren van een ieder die
zich aanmeldt, doch waar is de winst daar
van voor de kunst? Gelegenheid om te expo
seeren is er te over tegenwoordig, voor iede
re juffrouw of jongen man die zich op de
kunst werpt. Op hun onafhankelijkheid zal
niemand een aanslag plegen. Maar in moei
lijke tijden als deze. die vol verwarring zijn
van inzichten bovendien, is hun gezelschap
ballast voor wie in zulken bond nog van eeni
ge beteekenis is. De laatsten zien. geloof ik.
niet juist, wanneer zij de waarde hunner om
geving veronachtzamen. Wil er van de zijde
van het publiek nog eenige kans zijn op her
leving der belangstelling in de kunstproductie,
dan zal vermoedelijk selectie, en nog eens se
lectie, voorshands het eenige noodige zijn.
Daar is geen jury voor noodig, doch slechts
een herleefd zelfrespect bij de artisten. die
zich alleen dienen te manifesteeren in gezel
schap dat bij hun eigen waarde aansluit. On
afhankelijkheid die slechts nonchalance be
duidt. lijkt voorloopig geen effect meer te
kunnen sorteeren, en maakt een expositie als
deze bijna even overbodig als het kritiekloos
rondsturen van ladingen buitenlandsche
kunst, al of niet onder diplomatieke bescher
ming. Kunst is geen jaarbeursartikel en zal
eer ondergaan dan dat ze het ooit wordt. En
een tentoonstelling zij geen rarekiek waarvan
de attractie bestaat in het vertoonen van
iets wat ergens anders geweigerd werd. als dat
iets niet eens van beteekenis is als kunst
prestatie.
Dat op een expositie als deze het serieus-
goede ondergaat in het brutaal- onbenullige
maakt dat men er weinig enthousiast van
daan komt.
J. H. DE BOIS
RECTIFICATIE.
Het verslag over de muziekavond in de R.K.
Leeszaal (soliste Mej. Annie Bonarius) bevat
een storende zetfout Ik had geschreven: „de
stem is in haar studiejaren, die vrij kwamen
na haar pianostudiën, gevormd tot een
schoone mezzo".
G. J. KALT
CONCERT ONDER BRUNO WALTER
VERBODEN.
KUNSTOPVATTINGEN IN DUITSCHLAND
Naar het Wolffbureau meldt mocht 'net
voor gisteravond aangekondigde Gewand-
hausconcert te Leipzig, dat onder leiding zou
staan van Bruno Walter, op bevel van het
ministerie van Binnen la ndsche Zaken niet
doorgaan. Bruno Walter, die met Furtwaen-
gler wel beschouwd wordt als Duitschlands
grootste dirigent is een Jood.
Dertig jaar film door
L. J. Jordaan.
In de serie monografieën over filmkunst
onder redactie van mr. C. J. Graadt van Rog
gen, is verschenen als nr. '2 Dertig' jaar film.
De bekende filmcriticus L. J. Jordaan is de
schrijver van dit werkje, dat een bijzonder
goeden en overzichtelijken kijk geeft op het
ontstaan en de ontwikkeling van de (zwij
gende) film, van 1895 af tot de komst der
klankfilms en nog later toe.
De inhoud bevat Genesis 18951907». de
groote dwaling 1907—1915). Amerika (1915
1920) Réveil (19201925) Duitschland <1919
1925) Völker Europa's (1924—1927) Rusland
(1927—1929) en besluit.
iDt boekje van den zoo bij uitstek deskun
digen schrijver is vlot en helder geschreven
en verlucht met 84 afbeeldingen. Het omslag
is van Piet Zwart.
W. L. en J. Brusse te Rotterdam gaven het
welverzorgd uit.
De geluidsfilm door
Lou Lichtveld.
Als nr. 10 van de Serie Monografieën over
filmkunst te Rotterdam bij Brusse uitgegeven
is verschenen De geluidsfilm van de hand van
Lou Lichtveld. Ook Lichtveld heeft door dit
werkje een waardevolle bijdrage geleverd en
de lezer zal met genoegen en interesse het
boekje lezen.
Lichtveld heeft de stof verdeeld in Ge
schiedenis. Techniek. Aesthetiek, Personen en
Werken en slotbeschouwing. Het aantal af
beeldingen bedraagt 53, terwijl de omslag als
gewoonlijk bij deze werkjes over filmkunst
van Piet Zwart is.
Jonge menschen door
Ronald Fangen.
In Jonge Menschen heeft de schrijver Ro
nald Fangen een student geschilderd, met
een zeer slap karakter en in hevige mate
overgevoelig.
Werken doet hij weinig, hij voelt zich mis
kend. Zijn meisje en zijn vriend probeeren
hem tot een man te maken, doch het lukt
niet: hij kan en durft niet tegen 't leven op
en vlucht er voor.
Fangen heeft de verschillende karakters
prachtig ontleend en scherp geteekend. Het
boek is vertaald uit het Noorsch door W.
Quanjer-Steltman en is, met een band. ont
worpen door Jos. Schrijnder, uitgegeven bij
A. W. Sijthoff te Leiden.
INBRAAK IN NED. CONSULAAT TE
KEULEN
POLITIEKE MANOEUVRE OF ROOF?
Wolff meldt uit Keulen, dat Woensdag
nacht is ingebroken in het Nederlandsche
consulaat in de Bayenstrasse.
De inbrekers zijn langs een muur omhoog
geklommen en wisten met een valschen
sleutel in de kantoorlokalen te komen. Hun
buit bestaat uit 10 mark aan postzegels en
30 pfennig aan kopergeld.
Het door de recherche ingestelde onderzoek
heeft nog niet uitgemaakt, of het hier een
eenvoudige inbraak betreft, met het doel
om te stelen, dan wel een doorzoeking van
het consulaat om ipolitieke beweegleden.
De brandkast, verscheidene lessenaars en
kasten zijn opengebroken, het archief is
doorsnuffeld, doch er is slechts weinig van
waarde gestolen
EEN VERDACHTE ONTVLUCHT.
Donderdag stond te Breda fcer zake van
rijwieldiefstallen terecht iemand uit de
buurtschap de Beek gemeente Princenhage,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring
te Breda. Hij hoorde tien maanden gevange
nisstraf tegen zich eischen. Toen hij door de
marechaussee naar het Huis van Bewaring
werd teruggebracht, zag hij kans de vlucht
te nemen. Alle pogingen om hem te vatten
mislukten. Er wordt een onderzoek ingesteld,
waar de vluchteling zich bevindt.
LUCHTVAARTNIEUWS.
IJ s v o g e 1. 16 te Rome van Amsterdam.
K wartel, 16 te Cairo, thuisreis.
EERSTE KAMER.
De begrooting aangenomen. Professoraal debat. Dienst
weigeraars en straffen aan marineschepelingen. Wij zullen
ons krachtig verdedigen. Mobilisatie kan vlot loopen. De
minister pleit voor een betrouwbaar leger. Stamppot in de
tropenzon. Openhartigheid bij diplomatieke onderhande
lingen.
(Adv. Ingez. Med.)
16 Maart.
Een der weinige zoo niet de eenige
begrooting. waarover de Eerste Kamer een
stemming bij hoofdelijke afroeping houdt is
de Defensie-begrooting. Zoo gebeurde 't ook
vandaag en de begrooting van Minister
Deckers werd aangenomen met 22—9 stem
men.
Voor dat minister Deckers nog het woord
voerde hebben zich de heeren Moltmaker.
Blomjous. Kranenburg en Visser nog doen
hooren. We vinden hen allen terug in des be
windsmans antwoord behalve Prof. Kra
nenburg (v.-d.) Deze had nog een appeltje te
schillen met zijn collega in drie dubbelen zin.
Prof. Lobman. In driedubbelen zin: ze zijn
namelijk allebei lid der Eerste Kamer, hoog
leeraar en nog wel professor in het staats
recht, De heer Lohman had gisteren het uit
blijven van een v.-d. spreker geschreven op
de rekening van wat de heer Lohman (c.-h.)
r.ocmde het v.-d. pogen om zich ministe-
riabel te maken voor het komende ministe
rie. Daartegen kwam Prof. Kranenburg in
verzet. Hij zelde, dat de v.-d. groep niet
bloeddorstig genoeg was om met een demis-
sionnairen minister den degen te kruisen.
Overigens hield hij Prof. Lohman voor. dat
deze er steeds op uit is in de Eerste Kamer
politieke leiding te geven, terwijl dat de taak
is van de Tweede Kamer. Maar dat zou wel
veranderen, geloofde Prof. Kranenburg, wan
neer maar eerst minister de Geer In de
Tweede Kamer gekozen is in de c.-h. fractie
daar.
Minister Deckers verdedigde zich dan te
gen mevr. Pothuis-Smit, wat betreft de
dienstweigeraars. De minister zei. dat dienst
weigeraars geen stakkers zijn. Menig werk
loos jongmensch zou thans wenschen régel-
matigen en betaalden arbeid voor zoo langen
tijd te hebben. Ook merkte hij op. dat niet
alle dienstweigeraars „lieve jongens" zijn.
De minister verzette zich tegen de opmer
kingen over de landsverdediging van mevr.
Pothuis-Smit 's.-d.i Hij zag niet in alles een
dwaasheid en zeker niet in de pogingen, die
aangewend worden om onze bevolking te be
schermen tegen gasaanvallen uit de lucht
De minister zeide. dat de Nederlandsche gas
maskers bijzonder deugdelijk zijn. Hij wensch
te voor het gebruik daarvan niet verant
woordelijk te worden gesteld, wijl hij ze al
leen als afweermaatregel wil bezigen en tot
afweer nopen ten slotte anderen.
De minister zette dan uiteen, dat deze din
gen niet afgeschaft kunnen worden, zoolang
we niet gekomen zijn tot eer. internationale
ontwapening, gasmaskers niet en de wapen
industrie niet. De minister noemde het vraag
stuk niet zoo eenvoudig, als het sommigen
scheen. Hij wees b.v. op de moeilijkheden,
welke thans de ontwapeningsconferentie
doormaakt, moeilijkheden, welke zeer duide
lijk een vertrouwenscrisis zijn.
De heer Moltmaker (s.-d.) had bezwaar
tegen het straffen van de bestuurders van
den bond van marineschepelingen, wijl hij
meende, dat deze straffen waren opgelegd,
omdat zij hunne vrouwen hadden doen deel
nemen aan de betooging van 8 November.
Neen zeide de bewindsman zij zijn niet
gestraft, omdat ze hun vrouwen aan den op
tocht hebben doen deelnemen, maar ze zijn
gestraft, omdat ze verantwoordelijk waren
voor het zenden en doen deelnemen van een
vertegenwoordiging der bonden aan een op
tocht. waaraan deel te nemen verboden was
voor militairen.
De heer Blomjous (r.-k.) heeft zich aan
gesloten bij de vragen van Prof. Lohman gis
teren. Deze vragers wenschten 's ministers
standpunt te weten over den bouw van een
vestinggordel door België, langs onze grens
van Maastricht af.
De minister verklaarde nadrukkelijk al
lerlei beschouwingen daarover in sommige
Noord-Brabantsche bladen te hebben gelezen
maar geenszins alle uitspraken voor zijn
rekening te kunnen nemen. Wel verklaarde
hij met verheffing van stem., dat eigenlijk
alleen de practijk zou kunnen uitwijzen of
zulk een gordel voor ons land een voordeel
of een nadeel is. maar. hoe dat ook zij.
dat de regeering bij elk harer handelingen
het waarachtig belang van het Vaderland
zal dienen. Wetende dat er ongerustheid is.
zeide hij duidelijk, dat er geen reden voor
ongerustheid is. dat ons land zoo krachtig
mogelijk zal worden verdedigd en dat, wie
ook invaller mocht zijn, dit leger op zijn weg
zal vinden. De heer Deckers bevredigde de
heeren Lohman en Bloemjous in hun wensch
tot het niet schaden van het operatief or
gaan: het veldleger. Aan de paraatheid zal
niet getornd worden, de mobilisatie-voorbe
reiding heeft dan ook geen wijziging onder
gaan. alles wordt ondernomen om een vlot
verloop eener mobilisatie te stimuleeren.
De minister kwam de heer Lohman ook
nog tegemoet door te zeggen, dat de derde
kruiser zoo spoedig zal worden afgewerkt,
dat hij geen tweede kruiser behoeft te wor
den.
De r.k. Senator Visser, had eveneens ge
vraagd om een betrouwbaar maken van de
weermacht de minister zeide met nadruk
en kracht en ook met overtuiging, dat alles
Ingediend is een wetsontwerp houdende
naturalisatie van Wladimir Biclkinc en 19
anderen.
(Uit de Pers)
Onze medewerker en de 19 anderen op den drempel der nieuwe nationaliteit.
zal worden gedaan om de weermacht be
trouwbaar te houden. Met absolute objec
tiviteit zonder kennisneming van rang
cf stand zal in zake de Zeven Provinciën
worden opgetreden. Wat de cadet betreft,
die gestraft is wegens deelneming aan de
Haagsche politie-maatregelen tot het schoon
houden der straat van demonstranten, de
minister wensclvte zich niet te mengen in
de straf, door den gouverneur der Academie
van Breda aan den cadet opgelegd. Wel wilde
de bewindsman zeggen, dat art. 24 Regl.
o. cl. Krijgstucht niet zegt. dat de militairen
bepaald moeten gaan zoeken, waar ze on
gevraagd de politic zullen kunnen helpen.
De minister zette dan voor de heeren de
Bruyn (r.k.) en Visser (r.k.) uiteen, dat hij
de uitgaven yoor de weermacht zoo zuinig
mogelijk behandelt.
De heer Moltmaker (s.d.) had niet zoo
heel veel lof voor Minister Deckers gevonden,
hij kon den minister niet bewonderen.
Waarop de minister dan weer antwoordde,
dat hij geenszins een goed defensieminister
zich zou kunnen achten, wanneer de heer
Moltmaker wèl bewondering voor hem koes
teren zou.
Een tweede verwijt van den heer Molt
maker wees minister Deckers af. Hij had
geen maatregelen genomen tegen andere
politieke overtuigingen. Alleen wilde hij het
gezag handhaven: degenen die in de weer
macht en zeker zij, die daarin volledig
vrijwillig zijn. moeten pal achter mij staan.
Ik kan de marinebonden zeide de be
windsman niet onder de leiding laten van
mannen, die geen leiding kunnen geven en
die het ook niet willen. Omdat ie hun
revolutionair karakter niet willen afleggen.
En wat de bladen betreft van de N.V. de
Arbeidersspers. Dr. Deckers zei. dat met den
toon der s.d.-bladen vergeleken, de woorden
van mvr. Pothuis-Smit hem als een liefe
lijke minnezang in de ooren klonken, die
bladen hadden hun democratisch masker
afgerukt.
De heer Moltmaker had om 's ministers
maatregelen tot gezagshandhaving de
„zuivering" der bonden, het verbieden van
de pers gesproken van geestelijk ver
val.
Geestelijk verval? zei de bewindsman.
Geestelijk verval ls er. wanneer men op de
vloot zijn brood wil verdienen en toch het
gezag ondermijnt, geestelijk verval is er
wanneer men eenzijdige ontwapening pro
pageert. en aanhanger is van revolution-
naire ideeën en een bespotten van de weer
macht en desondanks vrijwillig deel blijft
uitmaken van de weermacht.
Gegronde klachten bij de Marine, de mi
nister ontkende het bestaan. Hij gaf daar
toe zelf veel te groote aandacht aan deze
dingen, hij was zelf meegeweest op menige
schuit. En de eenige klacht, die de lieer Molt
maker noemde, was die van het aan de
schepelingen In de tropische zone te eten
geven van stevige winterkost. Waarop de
minister antwoordde, dat het op de groote
mailboot-en niet anders is.
Zelfs in de tropische gewesten krijgt men
dan aan boord erwtensoep met kluif, hutspot,
stamppot van snijboonen met worst enz.
en de Kamerleden die eens een reis naar
Indië maakten, knikten toestemmend. Op
zee heeft men honger. De minister kon hier
niet een ernstige klacht aanwezig achten.
De minister had van de rechtsche en libe
rale banken een applaus in ontvangst te ne
men.
De begrooting werd aangenomen.
Daarna werd ..Buitenlandsche Zaken"
aangesneden.
Prof. Kranenburg hoopte op een krachtig
handhaven van dc internationale verdragen,
hoopte op een krachtig aandringen van de
Nederlandsche delegaties In Genève tot het
nakomen van het Volkenbondspact in alle
opzichten. Al zag het er op het oogenblik
dan ook wel donker uit. wanneer men de
wereldgeschiedenis onder eeuwigheidslicht
beziet, den speurt men toch ondanks alles
rechtsontwikkeling. Er zijn niet ie misken
nen goede teckencn. En een duidelijk en zeer
hoopvol teeken speurde Prof. Kranenburg
in de openlijke manifestie van een groot
aantal Oxford-studcnten, die hebben uitge
sproken niet meer te kunnen strijden „voor
Koning en Vaderland".
Prof. Lohman vroeg minister Beelaerts
ernstig te blijven aandringen op de publi
catie van het geheime Belgisch-Fransche
verdrag, wijl beide landen daartoe geroe
pen zijn door de bepalingen van het Volken
bondspact. De heeren v. d. Bergh en Lohman
vroegen voorts aandacht voor de Belgische
kwestie. Zij verklaarden het niet te begrij
pen. hoe dc minister ln de laatste memorie
van antwoord de publicatie van het Memo
randum van Mei 1929 had kunnen betreuren.
Zij verzetten er zich tegen, dat de bewinds
man een advies aan den volgenden minister
van Buitenlandsche Zaken had gegeven, het
advies om de onderhandelingen zoo geheim
mogelijk te houden. De heer Lohman meen
de dat natuurlijk „pers en meeting" geen
beslissende macht worden toegekend, maar
betoogde toch evenzeer dsfcdcze het volste
vecht hadden zich uit te smeken. En daar
aan goed deden, wijl ermee voorkomen ls
kunnen worden, dat het tweede verdrag een
anti-nationaal karakter zou hebben verkre
gen. Dc nieuwe minister zal goed doen
zeide Prof. Lohman voeling te houden
met het volk.
De heer Mondeis zocht in s heeren Loh-
mans verdediging van pers en meeting thans
een tegenstelling tot zUn instemming met de
regeering. wanneer zij dc s.-d. pers uit dc
kazernes weerde. De heer Lohman interrum-
peede. dat dit aan het recht die» pers om
te zeggen, wat het op het hart heeft, niets
afdeed.
Morgen hooren we nog de heeren Van
Embdcn en van Lanschot en dan de be
windsman.
INTIMUS.
„DE BEZEM" HEEFT GEEN
CANDIDATEN.
Van de zijde van den Fascisten-Bond de
Bezem deelt men aan de N.R.C. mede, dat
deze geen candidaten heeft gesteld. Er
schijni h!cr aanvankelijk een verwarring te
zUn geweest met den A!g. Ned. Fascisten-
bond, wiens lijst dan ook alleen voorkomt
in de gisteren opgenomen 53 candidaten-
lijsten.