In het holst van den nacht...
DE HISTORISCHE DAG TE POTSDAM. Een groote menschenmenigte bad rich langs den geheelen weg opgesteld om bij dit gebeuren tegenwoordig te rijn. De aankomst
van President von Hindenburg voor de openingsplechtigheid van den Rijksdag.
JEANETTE MACDONALD, de bekende filmactricc,
is Dinsdag te Amsterdam aangekomen, waar zij door
een enthousiaste menigte verwelkomd werd.
DE Duitsche schrijver Gcorg Hermann, die met het oog op de toestand in Duitschland, zijn
intrek heeft genomen in het „Witte Huis" tc Laren.
RADIOGRAFISCH OVERGEBRACHTE FOTO v.an het voorlezen der openingsrede van dca Duitschcn
Rijksdag, door minister Göring
MISS J. PROBEKK, winnares van de drie
mijl wedstrijd snelwandelen voor dames, om
het kampioenschap van Engeland.
IN VERBAND MET DE WILLEM DE ZWIJGER-
HERDENKING zullen met ingang van 1 April a.s.
Prins Willem van Oranje-zegels worden uitgegeven.
FEUILLETON
Naar het Duitsch bewerkt door
J. VAN DER SLÜYS.
(Nadruk verboden).
3)
Hij nam een der voor hem liggende boeken
op en bladerde er werktuigelijk in, ofschoon
hij bij den eersten oogopslag reeds had ge
zien, dat ze in een letterschrift gedrukt wa
ren, dat hij niet ontcijferen kon. De man op
het bed zuchtte nog een paar maal diep, toen
bewoog hij zich niet meer en zijn gesloten
oogen zoowel als zijn rustige ademhaling be
wezen, dat hij ingeslapen was. Een kwartier
lang streed Roggenbach tegen de verleiding
om ongemerkt weg te gaan. Maar hij kon het
ten slotte niet met zijn geweten overeen
brengen een zieke op die manier aan zijn lot
over te laten en weldra namen de gebeurte
nissen een zoodanigen loop. die een spoedig
vertrek onmogelijk maakte.
Door de haast tastbare stilte in de kamer
klonk plotseling, schril en enerveerend. twee
maal in snelle opeenvolging de electrische
huisbel. Dat kon niemand anders dan de ver
wachte nachtelijke bezoeker zijn. Beiersdorf
bewoog onrustig, maar hij ontwaakte niet
en zonder hem nadere instructies te kunnen
vragen, ging Roggenbach naar buiten om
den onbekende te woord te kunnen staan.
Hij had den sleutel meegenomen en open
de de deur naar de trap zoover, als de ket
ting toeliet. De lichtschijn, die uit de kamer,
waarvan de deur was blijven openstaan, in
het portaal viel. was net voldoende om de
vage omtrekken van een mannengestalte te
kunnen onderscheiden.
Voor h'i echter iets zeggen kon. begon de
bezoeker op gedempten toon tegen hem te
praten in een taal, die hij niet verstond,
maar die hij in een begrijpelijke gedachten-
associatie voor Russisch hield.
„Neemt u mij niet kwalijk!" viel hij den
vreemde in de rede, „u wilt waarschijnlijk
meneer Beiersdorf spreken?"
Even bleef het stil; de bezoeker scheen
zoo geschrokken, dat hij niet direct een ant
woord gereed had. Het duurde verscheidene
seconden eer Roggenbach de fluisterende
stem weer hoorde. Thans sprak de man bij
de trap vloeiend Duitsch, maar met een
accent, dat duidelijk den vreemdeling ver
ried.
„Juist. En het betreft een heel belangrijke
en dringende zaak. Mag ik vragen met wien
ik de eer heb?"
„Ik ben hier maar toevallig, omdat ik
meneer Beiersdorf. die op weg naar huis ziek
werd. hierheen heb gebracht en met het oog
op zijn toestand gezelschap ben blijven hou
den. Hij verzocht mij u te zeggen, dat zijn
ongesteldheid hem verhindert u te ontvan
gen".
Een half-onderdrukte verwensching kwam
over de lippen van den vreemdeling.
„En wanneer ik nu eens weiger aan deze
ziekte te gelooven en erop sta, hem te spre
ken?" vroeg hij boos.
..Dan zou ik u op eigen verantwoording en
gezag moeten antwoorden, dat het onmoge
lijk ls. De ziekte van meneer Beiersdorf is
helaas niet voorgewend: Integendeel, zij lijkt
mij heel ernstig en na hetgeen ik het laatste
uur met eigen oogen gezien heb. kan ik on
der geen voorwaarde toestaan, dat Iemand
tegen zijn wil zijn gezelschap aan hem op
dringt".
Geprikkeld door den twijfel van den ander
had Roggenbach op scherpen toon gespro
ken en die toon had zijn uitwerking niet ge
mist. Toen de bezoeker na een korte weife
ling weer begon te spreken, klonk zijn stem
rustig en beleefd.
„Als het is, zooals u zegt. dan moet ik voor
vannacht wel genoegen met uw weigering
nemen, maar mag ik niet even op het por
taal komen om u een boodschap voor meneer
Beiersdorf te geven? Ik ben het zoo heele-
maal niet gewoon, als een bedelaar voor een
half-geopende deur te moeten blijven staan".
De vreemdeling sprak de laatste woorden
met een zekeren drogen humor en hij drukte
zich uit als een beschaafd man. Roggenbach
aarzelde; Beiersdorf had hem uitdrukkelijk
verzocht den vreemde niet binnen te laten,
maar hemzelf kwam dit gesprek door een
kier ook vrij belachelijk voor en bang was
hij van nature heelemaal niet. Met het oog
op den zieke nam hij de voorzorg de deur
naar de slaapkamer bijna geheel te sluiten
en verwijderde toen de ketting. De onbekende
trad binnen, maar het was nu ook zoo donker
om hem heen, dat de privaat-docent van den
bezoeker niet veel meer zag dan de schaduw
achtige omtrekken van een middelmatlg-
groote, bijna tengere gestalte en een glimp
van een smal gezicht met een baard.
„Wat voor boodschap hebt u voor meneer
Beiersdorf?"
.Dat zal ik u zeggen. Het is in zijn eigen
belang absoluut noodzakelijk, dat ik morgen
een onderhoud met hem heb. Maar ik heb
geen anderen tijd beschikbaar dan 's avonds
laat. Zoudt u hem dus willen zeggen, dat hij
mij tusschen tien en elf verwacht en dat ik
er stellig op reken ontvangen te worden.
Onder geen voorwaarde laat ik mij afsche
pen, en ziek of niet ziek, hij moet mij te
woord staan. Als hij mij moeilijkheden in den
weg tracht te leggen, zou hij daar zelf de
dupe van worden".
„Ik zal meneer Beiersdorf op de hoogte
brengen van wat u mij hebt meegedeeld
al zal ik het misschien in eenigszins andere
woorden doen". Dit laatste werd met een
tikje sarcasme gezegd. „Hij weet natuurlijk
van wien de boodschap afkomstig is".
Maakt u daar geen zorgen over. Beiersdorf
en ik kennen elkaar door en door. En daar
om mag ik misschien vragen, met wie
„Dr. Roggenbach", klonk het kortaf.
„O, dus u is dokter?"
„Neen, geen medicus. Ik herhaal, dat me
neer Beiersdorf een volkomen vreemde voor
mij is. Moet ik hem verder nog iets zeggen?"
„Neen, dank u. Maar drukt u hem goed op
het hart, dat hij mij morgen niet probeert
met 'n kluitje in het riet te sturen. Goede
nacht!"
„Goede nacht!"
Het kon Roggenbach niet heel veel schelen
dat de onbekende niet de beleefdheid had
gehad zijn naam te noemen, nadat hij zelf
zich voorgesteld had. Hij was tegen zijn wil
betrokken In de particuliere aangelegen
heden van een man, die hem volkomen on
verschillig was, en daarom in het minst niet
nieuwsgierig naar verdere confidenties. Hij
sloot de deur achter den vertrekkende, draai
de den sleutel om en trok hem uit het slot.
zonder evenwel den ketting weer in te haken.
Toen ging hij naar de kamer terug, waar hij
tot zijn verbazing Beiersdorf rechtop in bed
zag zitten, de dunne haren bij de slapen aan
de klamme huid. waarop het angstzweet
parelde, vastgekleefd en met de oogen wijd
open in nameloozen schrik.
„Is hij weg? Is hij werkelijk weg?
Weet u heel zeker, dat hij weg is?", hijgde hij.
„Absoluut zeker. Hij heeft mij verzocht
Een vermoeide handbeweging van den an
der deed hem ophouden. U hoeft mij niets te
zeggen: ik heb alles gehoord". Toen viel er
een zwijgen het was duidelijk te zien, dat
Beiersdorf nog iets wilde zeggen, maar dat
het hem moeite kostte het te uiten. Eindelijk
kwam het. aarzelend:
„U hebt al meer voor mij gedaan, dan ik
ooit van een vreemde zou hebben durven ver
wachten zoudt u mij nog een laatste, mis
schien wel erg onbescheiden verzoek ten
goede willen houden?"
„Het verzoek in ieder geval, maar of lk
eraan zal kunnen voldoen?"
,X>e zaak is, of u iets voor mij in bewaring
zoudt kunnen nemen voor een paar dagen
maar, tot ik mij weer steek genoeg wel
zeil voor te zorgen. Zooals u ziet. ben ik hier
moederziel alleen en zoolang ik jn dezen
hopeloozen toestand verkeer, ben ik aan de
genade van iederen indringer overgeleverd.
Ik zal veel eerder beter zijn, als deze zorg
van mij is afgenomen.
Een afwijzend antwoord lag Roggenbach
op dc lippen, maar toen hij den zieke aan
keek, had hij den moed niet het uit te spro
ken.
„Als de verantwoordelijkheid, die ik daar
mee op mij neem, niet te groot is
„U neemt heelemaal geen verantwoorde
lijkheid op u absoluut niet. In mijn broek
zak zit een bos sleutels. De platte Amerikaan-
sche sleutel, die u daarin vindt, past op den
koffer daar ln den hoek. Ja, dat is de sleu
tel, dien ik bedoel. Als u nu zoo goed wilt zijn
den koffer open te maken en den bak eruit
te nemen, dan ziet u rechts een stapel boe
kon liggen. Juict. Daaronder, op den bodem,
ligt een roode boekband, is 't niet?"
.Jk zie een in rood gebonden boek liggen
is dat het, wat u bedoelt?"
„Ja. maar het ls geen boek. het ls alleen
maar een los omslag, waarin een vergeeld
pakje zit. Het is er toch nog in?"
Roggenbach reikte hem het aangeduide
voorwerp.
„Overtuigt u zich alstublieft zelf".
„Ja. het ls ln orde. Zoudt u dit een paar
dagen voor mij willen opbergen?"
„Wanneer ik u er zoo'n grooten dienst mee
bewijs, als u zegt, wil ik het niet weigeren.
Maar als de Inhoud bijzondere waarde heeft,
was het dan niet beter het pak'e bij een
bank tc deponeeren? Ik wil het met genoegen
voor u bezorgen."
„Neen. neen. ik vind het veel veiliger bi
uw handen. De papieren, die erin zitten,
hebben ten slotte ook alleen maar waarde
voor mijzelf. Als a zoo goed wilt zijn mij uw
adres op te geven, kom Ik bet over een paar
dagen wear hij a haten".
cwördi vervolgd}.