Emmabloem-collecte. - Als de lente haar intrede heeft gedaan In het holst van den nacht IN VERBAND MET de te bpuwen Rijnbrug te Arnhem is men een groot aantal boomcn aan de Lauwcrsgracht aan het omhakken. DE ZUIDERZEEWERKEN. Een groot ge deelte van het materiaal van de M.U.Z.. als schepen, slecpbooten enz. is Woensdag te den Oever geveild en was eerst voor belang stellenden te bezichtigen. DE COLLECTRICES van de jaarlijkschc groote Emmabloem- collecte lieten te Amsterdam Woensdag ook de dienaren der wet niet ongemoeid. DE LENTE ZIT WEER IN DE LUCHT en alles profiteert van het schitterend voorjaarsweer, doch zou het voor een bad nog niet wat Cc koud zijn 1 OOK DE WISSELSMEERDER van de Gemeentetram te Amsterdam ontkwam Woensdag niet aan het waakzaam Qp SPARTATERREIN te Rottcrda oog der collectriccs voor de jaarlijkschc Emmabloem-collecte. Woensdagmiddag een voetbalwedstrijd gespeeld tus- oorloopige B.-clftaIIcn. Een aardige spelkiek. VOOR MET EERST WEER BU/TEN. Dc pbpegaaien in den Tlaagschcn dierentuin ivorden weer in de trtssckc lucht gebracht. FEUILLETON Naar het Duitsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). „Ik woon Schlüterstrasse 40, tweede étage. Maar hoe is het", viel Roggenbach zichzelf verschrikt in de rede, „voelt u zich weer minder goed?" De vraag was alleszins gemotiveerd; Beiersdorf worstelde blijkbaar weer met een nieuwe benauwdheid zijn borst ging zwaar-hijgend op en neer en de spieren van zijn gezicht vertrokken krampachtig. Maar spreken kon hij nog. al viel het hem moeilijk. „Het heeft niets te beteekenen. Het zal direct wel overgaan. Daar, in die muurkast ziet u een kleine flacon in een zilveren huls als u mij daaruit acht druppels in een glas water Erich Roggenbach voldeed terstond aan het verzoek. Beiersdorf. die nog steeds hevig hoestte en hijgde dronk het glas met de me dicijn met gretige slokken leeg en liet toen het hoofd vermoeid in de kussens zinken. „Zou het niet beter zijn. als ik een dokter haal. meneer beiersdorf?" stelde Roggenbach voor. ..Het is nu nog niet moeilijk er een te vinden". „Het is niet noodig de aanval gaat zoo wei weer over. Ik heb het dikwijls en het middel, dat ik net heb ingenomen, werkt al tijd. Maakt u zich maar geen zorgen." Hij bleef bij de tafel staan en spoed!? bleek het hem. dat Beiersöorf's vertrouwen m het geneesmiddel gegrond was Hpt wilde op-en- neer gaan van de naar lucht snakkende borst verminderde na eenige minuten al en toen duurde het niet lang, of de patiënt sliep opnieuw in. Erich Roggenbach keek op zijn horloge. Het was kwart over een en hij had dus een langen nacht voor den boeg, als hij besloot hier te blijven. Want thans heen te gaan, leek hem onmenschelijk. Maar aan den ande ren kant had hij weinig lust uren achtereen wakend op een van de ongemakkelijke harde stoelen te blijven zitten. Behalve het bed, waarin Beiersdorf lag, bevatte de kamer geen enkel meubelstuk, waarop men het zich ook maar eenigszins gemakkelijk kon maken, maar opeens dacht de jonge dokter aan de aangrenzende ruimte. Hij liep naar de tus- schendeur,' knipte de zaklantaarn weer aan en keek naar binnen. Het was een kaal. scha mel gemeubeld vertrekje. Maar er stond een divan! Het leek wel geen bijzonder comfor tabele legerstede, maar het was toch altijd verre te verkiezen boven de stoelen in de andere kamer. Als hij de verbindingsdeur openliet, kon hij het bed wel niet heelemaal zien, maar er zou hem toch niets ontgaan van wat er in de andere kamer gebeurde hij was een lichte slaper en het minste ge luid was in den regel voldoende om hem te wekken. Bang. dat het sterke licht van den midden lamp den zieke hinderen zou, stak hij het nachtlichtje op het tafeltje bij het bed aan. Daarop ontdeed hij zich van zijn jas. draaide de lamp uit en ging. doodmoe na den veel bewogen voornacht, op de smalle rustbank liggen. In Beiersdorf's kamer verspreidde het nachtlicht zijn rustig-schemerig schijnsel. Erich Roggenbach opende zijn oogen. wak- ker-schrikkend uit een verwarden, fantas- tisc'nen droom. Het hoofd deed hem pijn en zijn ledematen waren stijf, gevolg van de ongemakkelijke legerstede, waartoe een gril van het noodlot hem dezen nacht veroordeeld had. Maar hij besefte vaag. dat iets anders hem in zijn slaapdronkenneid kwelde; hij had het onbestemde gevoel, ontwaakt te zijn door iets, dat van buiten tot hem was door gedrongen door een of ander geluid of door den klank van gesproken woorden in zijn nabijheid. Terwijl hij zijn best deed zijn slaperigheid van zich af te schudden, meen de hij opnieuw geluid te hooren: een voor zichtige, gedempte stem. Met eenige inspanning hief hij het hoofd op. Maar hij scheen zich toch vergist te heb ben, want er bewoog zich niets het was doodstil. De verbindingsdeur stond nog steeds open en het nachtlicht in Beiersdorf 's kamer verspreidde zijn schemerig schijnsel nog. Maar ook daar viel niets bijzonders te bespeuren, waardoor het drukkend gevoel van onrust, dat hem had bekropen, gerecht vaardigd werd. De bedompte atmosfeer in de kamer, die zeker zelden gelucht werd. be nauwde hem en het kloppen in zijn slapen werd nog heviger, toen hij zich dwong naai de ademhaling van den man in het bed te luisteren. Maar behalve die ademhaling was er seconden achtereen niets, dat de stilte verstoorde. Toen en ditmaal kon hij zich nauwelijks vergissen, hoewel hij zich altijd nog niet klaar bewust was of hij waakte dan wel droomde trof een geluid als van een dof steunen zijn oor en direct daarop een zacht ruischen als van zijden vrouwenkleeren. Hij kwam overeind, draaide het hoofd zoo. dat hij de kamer geheel kon overzien en ontdekte de gedaante van een vrouw, met den rug naar hem toegekeerd, die over het bed leun de. Onthutst staarde hij naar die vreemde verschijning en toen begon hij zich in ver bijstering af te vragen, of hij misschien aan hallucinaties leed. Want het uiterlijk van de vrouw vormde een merkwaardig contrast met de armelijke omgeving en de omstandigheid dat zij door zorgvuldig gesloten deuren haar weg hierheen moest hebben gevonden, zon der dat hij iets ervan gemerkt had, grensde aan toovenarij. Het was zoo wonderlijk, dat Roggenbach bijna niet in staat was te gelooven aan de werkelijkheid van wat hij zag. Alle details van het uiterlijk der vrouw prentten zich echter onuitwlschbaar in zijn geest. Zij droeg een elegante avondjapon, lila. voor zoover hij ln het onzekere licht kon vaststellen, aan den hals uitgesneden en met korte mouwen, die even beneden de schouders eindigden. Mot de linkerhand hield ze een stijl van het bed vast, dc arm bevond zich juist in het licht schijnsel een mooie, ronde, wonderlijk- zachte arm was het, En op dc blanke huid, even boven den pols, zag hij den gloed van een dubbele rij diepblauwe edelsteenen. In enkele seconden nam Erich Roggenbach dit alles ln zich op. Toen was de gedaante verdwenen, aisof zij inderdaad niets anders dan het product van zijn op hol-geslagen fantasie was geweest. Toen klonk door de nachtelijke stilte een hard geluid als van een haastig in het slot geworpen deur. Een luide smak was het. die Erich Roggenbach geheel tot bezinning bracht. Hij glipte van den divan en greep zijn jas. Ofschoon dit niet geheel geruischloos ging. bewoog zich niets in de kamer daarnaast. Een gevoel dat hij niet definieeren kon. waarschijnlijk gevolg van wat hij zooeven gezien en gehoord had. weerhield hem on aangekondigd het slaapvertrek van den zieke binnen te gaan en hij riep op luiden toon: ..Meneer Beiersdorf" Maar zelfs toen hij den naam eenige malen herhaaid had kreeg hij tot zijn stijgende be zorgdheid geen antwoord. Hij kon er geen andere verklaring voor vinden, dan dat Beiersdorf de woning of in ieder geval zijn kamer verlaten had. maar hij diende zich daarvan te overtuigen. Misnoegd ever deze nieuwe complicatie en met pijnlijk bonzend hoofd, stapte hij over aen drempel. Onwillekeurig keek hij het eerst naar het beden een wilde schrik over viel hem. Wankelend greep hij naar den deurpost, en zijn wijd-geopende oogen bleven verbijsterend rusten op den man. die daar star onbeweeglijk in de kussens lag. Beiersdorf haa zijn woning niet verlaten, zooals Roggenbach verondersteld had en toch had hij geen antwoord kunnen geven op zijn roepen. Over deze bleeke lippen, thans tot een vreedzamen. stillen glimlach geplooid, zou nooit meer geluld komen, nooit meer zouden zich de Ingevallen oogleden openen, waar over de donkere schaduwen van den dood waren gespreid. Scherper dan nog eerst wa ren de lijnen van leed en strijd ln het gelaat gegrift en toch gaf de uitdrukking van 011- ultsprekelijken vrede, van verlossing, die om den mond lag, schoonheid aan het roerlooze gezicht. Niet langer dan enkele seconden waren de wilskracht en het vermogen om te handelen van den jongen geleerde verlamd Mot een paar vlugge passen was hij bij het bed en of schoon hij tevoren wist, dat het nutteloos was. legde hij het oor tegen de borst van den man. die daar zoo vreedzaam rustte. Misschien, dat het hart toch nog klopte misschien, dat e^n diepe bewusteloosheid hem misleidde. Het lichaam was nog warm. maar het hart had zijn arbeid opgegeven en geen flauwe ademtocht bewoog de ingezonken borst. Roggenbach voelde den pols. maar er was geen teeken van leven meer; niets! Zwaar lag de levcnlooze hand ir. de zijne en er b'eef hem niets anders over dan ze voor zichtig op de deken te leggen. iWordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13