VOORD
ABR. MEIJER
DE GESCHIEDENIS VAN EEN MODEHUIS.
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 23 MAART 1933
MODE-BRIEF.
Ofschoon ze verleden jaar al gedragen
werden, zal men ook dit jaar de diagonaal-
gestreepte weefsels weer terugzien. Dit is
voornamelijk te danken aan het voorname
cachet, dat de gestreepte stoffen hebben.
In alle weefsels zijn ze te verkrijgen, zoo
wel in craquelé, als in afghalaine, enz.
De jurk of mantel van verleden jaar, die
wc er van hebben, wordt weer met ple
zier gedragen. Moeten we iets moderniseeren
dan geven we het geheel meteen een spor
tief tintje. De rokjes hebben geen plooien,
maar loopen klokkend uit en zijn om de
heupen nauw aangesloten.
Het mantelpakje, dat een heel sportleven
Indruk maakt, heeft geen kraag, maar wel
breede, vastgeknoopte revers, en een leeren
ceintuurtje ter hoogte van de taille. Het
rokje heeft insteekzakjes, door een knoop ge
sloten.
De blouse, die in het rokje gedragen wordt
heeft grappige pofmouwtjes. Evenals het
manteltje heeft ze geen kraag, maar ook
breede revers. De jabot en de mouwtjes zijn
gegarneerd met tres in dezelfde kleur van de
costuumstof.
De mantel links is uit beige diagonaalstof;
met donkerder bont gegarneerd. De rever is
slechts aan één zijde. De mouwen zijn rag-
lanvormig geknipt en ter ellebooghoogte
met knoopen versierd. De rug heeft een
pas in puntvorm; deze punten herhalen
zich boven de strak zittende ceintuur.
Het wandelcostuum er naast verlangt een
buitengewoon goed figuur. De coupe is zeer
grillig en accentueert sterk de taille.'Ele
gant is de garneering van astrakan. De
kraag is gedrapeerd en de uiteinden zijn
losjes door elkaar geslingerd.
Ook hier zijn knoopen en wel, om het split
te bedekken, dat dient om de jurk heel nauw
aangesloten te krijgen.
HET WEEKNIEUWS VAN
GR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
Gelijktijdig met de voorjaarsbloemen
komt. de lente-mode.
Zij bracht blazers en pull-overs voor
dames en kinderen in vroolijke lente-
kleuren en fraaie dessins.
Enkele ervan ziet u in onze étalages
de geheele collectie wordt, u in den
winkel gaarne ter bezichtiging ge
geven.
Abram-Meijer-kwaliteit en zeer matig
van prijs.
(Adv. Ingez. Med.)
PARIJS, Maart 1933.
De. op boete-gewaden gelijkende avond
toiletten, vervaardigd van wollen of zelfs
katoenen stoffen, waarvan men dacht, dat
zij in den heerschenden malaise-tijd opgang
zouden maken, hebben niet het gedachte
succes gehad. Hun deugd en bescheidenheid
waren te opvallend en, zooals het meer
gaat, slechts schijnbaar, want hoewel de
kosten gering waren, was hun duurzaam
heid het in nog grootere mate, zoodat men
er gauw achter was, dat ze heelemaal geen
bezuiniging beteekenden.
Daarna was het parool matte weefsels.
Niets glanzends en zoo veel mogelijk don
kere kleuren.
Teen is men zich bewust geworden van
de tegenspraak, die er ligt in het feit, om
iedere feestelijke bijeenkomst te berooven
van den glans, dien zijde en vroolijke kleu
ren, veroorzaken. Ook de stemming is pret
tiger, om niet te zeggen jeugdiger, als lichte
kleuren overheerschen. En bovendien, als er
bijeenkomsten en partijen gegeven worden,
is dit om den ernst des levens eenïge
oogenblikken opzij te zetten en niet, om
eraan herinnerd te worden.
Plotseling hoewel vooruit te voorspellen
sloeg de mode een andere richting in.
Een expres georganiseerd „bal lacqué" gaf
het sein. Zooals men uit den naam kan
opmaken, waren de organisatoren er spe
ciaal op uit, een „glanzend feest"' te geven,
teneinde verschillende stoffen, zooals satijn,
waarvan in den laatsten tijd alleen maar de
doffe zijde gebruikt was; goud- en zilver
kant; het als te frivool zijnde verbannen,
metaalglanzende lamé weer ingang te doen
vinden
En niet alleen op de bals, ook op de diners,
bridge- en cocktailpartijen is de „glans"
weer teruggekeerd.
De stoffen zijn heel teer en doorzichtig
en worden verwerkt met zware zijden. In
de voorjaarsmode zal het bedrukte mouse-
line een groote rol spelen.
Voor het groote avondtoilet geldt nog
altijd het diepe rugdécolleté. Bij de diner
en bridge-jurken wordt het décolleté ver
huld door een cape of een pelerine. Dik
wijls ook hebben deze toiletten mouwtjes.
Een jeugdig toiletje uit rose-zilverlamé
wordt gecompleteerd door een fichu van
mouseline; een japon van écru-kleurige
kant heeft een cape van hetzelfde mate
riaal; en een jurk van zwarte crêpe heeft
een witte pelerine, bezet met helblauwe
loovertjes. Een zwart-zijden jurk is gegar
neerd met halflange mouwen en een smalle
gedrapeerde kraag, van witte velours-chif-
fon.
Interessant zijn, de als garneering ge
bruikte metalen ringen, die het rugdecol-
letè samenhouden.
HOEDJES.
De hoedjes, die dit jaar gedragen zullen
worden, hebben geen vast voorschrift. We
zouden bijna kunnen zeggen, hoe grilliger,
hoe beter!
Zoowel de kleine coquette kapjes, die heel
brutaal op een oor gedragen worden, als
de breed-geranüe hoeden, die het heele
gezicht bedekken, Ieder type zal dus iets
kunnen vinden, dat het beste bij haar past.
ICeipkensekeTrnen
V
T V '7 V V
Stokvischkoekjes (4 personen): 500 gr. ge
weekte stokvisch (of stokvischsnippers), 1
snee brood zonder korst. 2 eieren, peper, zout,
1 eetlepel gehakte peterselie, 50 gr. boter; voor
het paneeren en bakken: l ei, paneermeel,
ijzeren potje met frituurvet.
Kook de geweekte stokvisch zachtjes gaar
(ongeveer een half uur) in ruim water met
zout; verwijder de graten en hak de visch
fijn. Vorm er met de geklopte eieren, het
met water fijngewreven brood, de peterselie,
de peper, het zout en de gesmolten boter, een
samenhangend mengsel van; maak daarvan
ronde, platte koekjes. Doop elk koekje in het
voor 't paneeren bestemde geklopte ei en
wentel het dan door paneermeel Bak de
stokvischkoekjes in het heete frituurvet (b.v.
slaolie of Delfrite) tot ze goudbruin en knap
pend zijn, presenteer ze als voorgerecht of
lunchschoteltje, en geef er desgewenscht een
tomatensaus je bij.
Vegetarische ragout in schelpen <4 schel
pen): 2 eieren, 1 d.L. lauwe melk, zout, peper,
nootmuskaat, boter, voor de saus: 1 1/2 d.L.
water met 1/2 theelepel Mannite of Poviet,
bloem, boter, gehakte peterselie.
Klop voor het vulsel de eieren met wat
zout, peper en nootmuskaat door elkaar, neem
er een lepel af om later door de saus te men
gen. Giet de melk bij de losgeklopte eieren en
laat het mengsel in een met boter besmeerd
kommetje dichtgedekt in een pannetje ko
kend water stollen (30 minuten), maar zorg
dat het water tegen de kook aanblijft en niet
werkelijk kookt. Verwarm intusschen roeren
de de boter met de bloem, giet langzamer
hand de bouillon erbij, laat het sausje even
doorkoken; voeg wat zout en de gehakte
peterselie toe, en maak het sausje af met een
lepel losgeklopt ei. Roer er de in blokjes ge
sneden „eierkaas" door, laat alles flink
heet worden en vul er vlug de schelpen mee.
Presenteer de schelpen op een schotel, die
met een vingerdoekje of papieren servetje is
bedekt en geef er partjes citroen bij.
Roly-Poly: een Engelsche warme pudding,
in een doek gekookt: 250 gr. bloem, 125 gr.
kalfsniervet, iets water, zout, jam of marme
lade.
Hak de bloem met het vet en het zout door
elkaar goed fijn, voeg zooveel koud water
toe, totdat een samenhangend geheel wordt
gevormd. Rol, op een met bloem bestoven
aanrecht of deegplank het deeg uit tot een
rechthoek van 1/2 c.M. dikte, besmeer de
randen met wat water, bedek de lap deeg met
een niet al te dikke laag jam, rol het geheel
op en kook de roly-paly, stevig in een doek
gewikkeld, 2 uur in een pan met kokend wa
ter. (Leg op den bodem van de pan een omge
keerd bord, om aanbranden van den doek te
voorkomen). Neem de warme pudding heet
uit den doek, snijd hem in plakken en dien
hem vlug_op.
C. F.
HULPVAARDIGHEID.
Het familie-humeur is gezakt tot beneden
peil, moeder beklaagt er zich bitter over, dat
het gezin zoo vijandig staat tegenover de
schoonmaak, dat niemand ook maar in het
minste wil meehelpen. En de andere leden
van het gezin zijn van meening, dat moeder
zóó enthousiast is, dat zij alles tegelijk over
hoop wil halen, en dat die zoogenaamde
tegenwerking van hun niets anders is dan
een poging om haar te remmen in haar al
te grooten ijver.
Waarschijnlijk hebben beiden gelijk: moe
der snakt zoo naar het einde van al het
werken, vooral nu het weer zoo mooi is,
dat zij in overgrooten haast voortploetert en
geen rekening houdt met de anderen,
terwijl die op hun beurt kregel worden, ter
wijl zij de noodzaak van schoonmaken bo
vendien heelemaal niet inzien.
Zoodat het gemeenschappelijke humeur er
werkelijk zeer slecht aan toe is.
Maar op een morgen wreekt het over
dreven geploeter zich: moeder is ziek. Niet
erg, maar toch teveel om te kunnen opstaan,
hoewel zij zich met hand en tand tegen dat
idee wil verzetten. Er is echter niets aan te
doen, ze zal in bed moeten blijven, de schoon
maak moet wachten.
En meteen stijgt het peil van het humeur
met een vaart: de hulpvaardigheid die vol
gens moeder was te zoeken, komt overal
voor den dag, Iedereen is bereid om wat te
doen, niet uit dwang, maar uit eigen vrijen
wil. Als de kinderen uit school komen, steken
zij hun hoofd om den hoek van de slaap
kamerdeur en vragen: kan ik wat voor je
doen? En ze zijn niet gelukkiger, dan wan
neer moeder een onvervulden wensch uit.
Ze koopen van hun zakgeld hoestballetjes
en een bosje narcissen, ze brengen de brie
ven en de krant boven, kortom niets is
hun te veel. Alle gebrom op de schoon
maak is vergeten, moeder moet vertroeteld
worden.
En de band in het gezin sluit zich nauwer
aaneen door dit gemeenschappelijk doel:
moeder verwennen. Vader, kinderen, het
dienstmeisje, ze sloven zich allemaal uit, en
wanneer de patiënt voor het eerst naar be
neden komt, zijn ze er allemaal vol van.
In zulke dagen van ziek-zijn wordt er door
iedereen in huis meer opgeofferd ter wille
van de patiënt, dan waartoe zij in schoon
maaktijd bereid zouden zijn en dat is dan
ook de reden dat ziekte soms een heilzamen
invloed heeft.
Nu moet u vooral niet denken, dat zoo'n
beetje schijn-ziek-zijn zoo nu en dan aan
den geest in het gezin ten goede zou komen!
Niets is minder waar, dat zou maar wrevelig
maken en een onaangename stemming ge
ven.
Het feit echter dat de huïsgenooten wat
moeten opofferen voor een der leden van
het gezin die ziek is, mist zijn invloed op de
saamhoorigheid niet.
Een dokter ging nog verder en meende,
dat slechts in uitersten nood ziekenhuisver-
pleging aan te raden was, omdat de zorg om
en voor elkaar in huis de band onderling zoo
zeer verstrekt. Gaat de patiënt naar een zie
kenhuis, dan is het gezin van de duizenderlei
kleine zorgjes af, en het kent ook niet de
kleine opofferingen, die een zieke in huis
vraagt, ook zelfs buiten zijn eigen wil. De
kinderen moeten ernstig zijn, de radio wordt
Dc opkomst van het huis
WORTH, zooals Vorstin
Pauline Mctternich het be
schrijft in haar memoires.
Op het eerste gezicht lijkt het een vreemd
geval, dat een vorstin, echtgenoote van den
Oostenrijkschen gezant in Parijs gedurende
he.t tweede Keizerrijk, in haar memoires een
heel hoofdstuk zou wijden aan de opkomst
van een modehuis; bij nader inzien echter
wordt dat niet alleen minder vreemd, maar
zelfs begrijpelijk, want Madame Pauline
Metternich, één der brillantste figuren van
de toenmalige Parijsche „society" had min
stens evenveel te danken aan den Engelsch-
man Worth, wiens modehuis zij groot hielp
worden als Worth aan haar. Hetgeen ze
ook eerlijk erkent, en zelfs onderstreept.
Pauline Metternich is voor Worth niet alleen
een goede cliënte, maar zelfs bijna een goede
vriendin geweest.
Zij was niet mooi en bijna leelijk, „in
teressant leelijk" misschien, maar leelijk,
en zij wist heel goed, dat speciaal voor haar
veel, zoo niet alles afhing van het feit, of
haar japonnen ontworpen en gemaakt wer
den door iemand, die het buitengewoon
moeilijke vak verstond van een leelijke vrouw
zoo te kleeden, dat men zich bij haar ver
schijnen afvraagt, wie in 's hemelsnaam
die mooie vrouw was.... Dat kan. Het ge
beurt nog maar het is een kunst, die het
bijna wel verdient met een groote K ge
schreven te worden.
Worth was één dergenen, die hem ver
stond en Madame Pauline Metternich was
één der eersten, die dat erkende.
Voor hij zich zelfstandig maakte en een
eigen huis begon in Parijs, in de toentertijd al
beroemd Rue de la Paix, was Worth, die
Engelscliman van geboorte was, mode-ont
werper bij het sindsdien verdwenen mode
huis Gagelin. Om op eigen beenen te kunnen
staan associeerde hij zich met een Zweed,
Bobergh. en zonder de moeite te nemen van
zich langs een langen weg van wachten op
een gunstig toeval, een naam te veroveren,
besloot hij de koe op andere wijze bij de
horens te vatten. Hij stuurde Madame Worth
met een aantal teekeningen naar het paleis
van de beroemde Oostenrijksc.he gezants
vrouw. en vroeg haar aandacht voor zijn
teekeningen. Het schijnt dat Pauline Met
ternich bijna stikte van verontwaardiging,
toen ze van een dergelijke brutaliteit hoorde
en dat het haar kamervrouw, die de teeke
ningen gezien had, heel wat moeite koste
haar over te halen.
„Wat!" Een Engelschman, die voor ons
Parisiennes japonnen wil ontwerpen? Nooit
van mijn leven bestel ik wat bij hem!"
Maart Worth kwam, zag en overwon. „Of
madame, na de teekeningen gezien te heb
ben, niet zijn grootste wensch zou willen
vervullen en een japon bij hem bestellen
de prijs deed er niet toeEn de prin
ses, die niet dom was, bestelde een avond-,
en een middagjapon de avondjapon voor
het eerstkomende hofbal
„Hij bracht me het kunstwerk, nadat ik
maar één keer had hoeven te passen; het
was werkelijk volmaakt en, zooals Keizerin
Eugenie mij later vertelde, viel het haar
dadelijk bij haar binnenkomst in de troon
zaal op. Dienzelfden avond nog vroeg ze mij
naar den ontwerper van mijn toilet. „Maje
steit", zei ik, „Worth is een nieuwe ster aan
de modehemel".
„Dan moet die ster ook gelegenheid krijgen
tot schitteren. Wilt u hem zeggen, dat hij
zieh morgen om tien uur bij mij vervoe
gen kan?"
Worth had met één slag de Parijsche
modewereld veroverd, en het eenige, dat
Pauline Metternich eenigszins spijtig maakte
over die snelle opkomst van haar bescher
meling, was het feit, dat hij haar nooit
meer liet weten dat zij een japon bij hem
mocht bestellen, zonder dat de prijs ertoe
deed, maar dat hij, afgezien van het overige
ook nog een kunstenaar bleek te zijn in het
berekenen van prijzen.
„En toch", schrijft ze, „heb ik maar weinig
menschen gekend, die zoo dankbaar van aard
waren als hij. Toen bijvoorbeeld het Keizer
rijk was gevallen heeft hij, die de Keizerin
zeer toegedaan was, er nooit een geheim van
gemaakt, dat hij imperialistisch gezind was.
Daarmee riskeerde hij heel wat. Maar met
die houding heeft een kleermaker heel wat
anderen, die het Keizerrijk na 1870 in de
steek lieten, een lesje gegeven.
Wat mij persoonlijk voor hem innam,
waren zijn geest, zijn gezond verstand en
zijn oordeel over menschen, dingen en ge
beurtenissen.
Hij zou onder alle omstandigheden zijn
opgevallen als een markante persoonlijk
heid. Een gesprek met hem was een genoe
gen. Zijn hartstocht waren voornaamheid
en de „groote stijl". „Madame Die en Die
schijnt te gelooven", zei hij eens, „dat het
alleen maar van haar japon afhangt, of zij
opgemerkt woi-dt of niet. Maar al trok ik
haar de mooiste japonnen aan. die ik heb,
dan zou ze nog even kleinburgerlijk blijven,
als ze is".
Is het wonder, dat op deze wijze de ver
houding, die begon als die van bescherme
ling tegenover beschermvrouw, die voort
gezet werd als die van kleermaker tegenover
cliënte, spoedig veranderde ln vriendschap
krachtig gesteund door de wederkeerige
dankbaarheid, die de vorstin en Worth el
kaar toedroegen? Het schijnt dat zij altijd
meer dan anderen gedaan kon krijgen van
hem, die, zooals dat vaak gaat met succes
volle menschen. soms buitengewoon onhan
delbaar en lastig kon zijn, tot tegenover zijn
cliëntes toe.
Pauline Metternich vertelt, dat hij altijd
de gewoonte had vlak voor gecostumeerde
bals, waarvoor hij de toiletten laad ontwor
pen, de draagsters voor zich te laten defl-
leeren en zijn alziende blik over alle moge
lijke kleinigheden te laten gaan een af
wijken van die gewoonte beteekende voor
zijn cliëntes doodeenvoudig een ramp! En
eenmaal, toen zij hem vrijwel gedwongen
hadden haar in oogenschouw te nemen aan
de vooravond van een groot hofbal, terwijl
hij te kennen gegeven had hoofdpijn te heb
ben en voor niemand te spreken te zijn,
wreekte hij zich door achtereenvolgens alle
toilletten met een verpletterend woord af te
keuren: „Afschuwelijk!", „Niet om aan te
zien!" „Belachelijk!" Toen eindelijk Pauline
Metternich aan de beurt was. zei ze sarcas
tisch tegen hem: „Dus zoo, Monsieur Worth,
hooren we uit uw eigen mond, dat het huis
Worth bezig is ten gronde te gaan
Dat eindelijk had de verlangde uitwerking:
óp was Worth en het hofbal werd dien
avond een grootere triomf voor hem en zijn
cliënten dan ooit
Het schijnt dat Worth, die op het gebied
van vrouwenkleeding op zoo'n volmaakte
smaak bogen kon, verder uitblonk in sma
keloosheid. Van zijn zoo snel verworven
rijkdommen had hij zich in Suresnes bij
Parijs een buitenhuis laten bouwen, en
Pauline Metternich, nieuwsgierig om het
te zien, liet zich op de thee inviteer en. Het
huis was zoo overdadig ingericht, dat het
zooals de vorstin zegt. „eenvoudig een cata
strophe was" en tusschen al dat leelijks
bewoog zich o, inconsequentie dezes
levens stralend en tevreden monsieur
Worth rond, smaakvolst mode-ontwerper
van Parijs en stichter van één der beroemd
ste modehuizen van de wereld, dat heden
ten dage nog bestaat.
Want het huis Worth werd na den dood
van den oprichter door zijn zoon overge
nomen, en de zaak werd op denzelfden voet
voortgezet. Zoo zeer zelfs op denzelfden voet,
dat vorstin Pauline Metternich tot aan haar
dood toe met bijzondere achting werd be
handeld door het huis, dat zij groot had
helpen worden, en dat dan ook niet weinig
heeft bijgedragen tot het feit, dat zij nog
steeds genoemd wordt als één van de bril
lantste figuren uit de tijd van het tweede
Keizerrijk.
Worth heeft eens gezegd, toen een feest
dat zij gegeven had ter eere van de wereld
tentoonstelling, één der grootste successen
van het jaar was geworden: ,,En dan te
denken, dat Ik het ben, aan wie de wereld
deze vrouw dankt!"
„En mischien had hij daar wel gelijk mee",
schrijft de vorstin. En dacht er waarschijn
lijk bij: „En te denken, dat ik het ben, aan
wie de wereld dezen man dankt!"
WILLY VAN DER TAK.
niet gebruikt, de piano blijft dicht, de liede
renboeken liggen in de kast; de deuren mogen
niet slaan, de patiënt mag niet worden las
tig gevallen met onaangename voorvalletjes,
en meer van dergelijke kleinigheden, die
dwingen, niet aan zichzelf maar aan de
zieke te denken.
Zoo kan er uit een periode van zorg en
moeilijkheden een winst ontstaan, die men
van tevoren nooit had kunnen vermoeden,
en die het de ziekte dan wel niet waard
maakt, maar die toch een zeer heilzamen
invloed heeft op den geest in huis en op de
onderlinge hulpvaardigheid..
E. E. J.—P.
DE EERSTE
VOORJAARSMANTELS.
Hoewel het nog vrij koud is, en we ons
in onze winterkleeding, heel behaaglijk
voelen, werd er achter de schermen van de
groote modehuizen, al heel lang hard ge
werkt voor het ko
mende seizoen.
Het eerst komen de
mantels verbreed e
schouderlijn; nauw
aangesloten om taille
en heupen; met of
zonder ceintuur en
onder een weinig-
klokkend uitloopend.
Bijzondere aandacht
wordt dit jaar weer
geschonken aan de
mouw; de manchet
ten zijn gebleven. De
kragen zijn over het
c.:gemeen smal en
meestal doorgestikt.
De kleuren, die het
meest gedragen zullen
worden, zijn: parel
grijs,, beige en licht
bruin.
AARDIG PULL-OVERTJE.
Onderstaand pull-overtje, dat gemakkelijk
en goedkoop zelf te breien is, wordt ver
vaardigd uit slechts een knot Nomotta wol
van 100 gram. De kosten kunnen dus geen
bezwaar zijn; en in een neutrale kleur ge
houden, kan het gedragen worden over
blouses van dezelfde of contrasteerende tint,
met halve of heele mouwen.
Het patroon is zeer eenvoudig. We zetten
een aantal steken op, dat deelbaar is door 2.
Voor den rand breien we 30 toeren; 2 recht,
2 averecht. In de 29ste toer meerdert men
6 steken (telkens 2 naast elkaar, om den
ribbel niet te verstoren); evenzoo in de 30e
toer.
Dit dient om het blousend effect te ver
krijgen.
De eerste toer breit men als volgt:
2 recht, 1 omslaan, 1 minderen (1 steek
afhalen, 1 breien, den afgehaalde over den
gebreide halen), X 2 recht, 1 omslaan, 1 min
deren, x. Tusschen de kruisjes herhalen tot
de toer uit is.
2e toer: aver, terug breien.
3e toer: 4 recht, 1 omsl., 1 m., X 2 recht,
1 omsl., 1 m., x.
4e toer: aver, terug.
5e toer: 6 recht, 1 omsl. 1 m., X 2 recht,
I omsl., 1 m., x.
Op deze manier ontstaan gaatjes, die een
grappig effect maken. Zoo gaat men door,
aan den voorkant telkens 2 steken recht
meer, net zoo lang tot de geheele toer
recht is.
Voor de armsgaten worden in 't geheel 7
a 8 st. weggeminderd.
De hals is hoog aangesloten, zoodat men
er een kraagje over heen kan dragen.
Den rug kan men naar verkiezing, of ge
heel recht breien of heelemaal met gaatjes.
Nadat de 12 steken gemeerderd zijn, is de
eerste toer (voor het gaatjespatroon):
2 recht, 1 omsl.. 1 minderen, X 2 r.t
1 omsl., lm., x.
2e toer: aver, terug.
3e toer: 4 recht, l omsl., 1 m. X 2 r., 1 omsl.
lm. x.
4e toer: averecht terug.
5e toer: als de eerste.
6e toer: als de tweede
7e toer: als de derde. enz.
Men laat het pull-overtje op den schou
der sluiten. Hals- en armgaten worden om-
gehaakt. Aan den voorkant borduurt men op
de schuine lijn. tusschen het rechte gedeelte
en de gaatjes, bloemetjes in vroolijke kleu
ren; op een donkergroene pull-over, b.v.
oranje, gele of ervjze bloemen. Oo een roode
of donkerblauwe: witte figuurtjes.
Dan op den verkeerden kant geperst en we
hebben weer een leuke aanwinst voor onze
garderobe.