VOOR DE VROUW. i In liet holst van den nacht, HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 27 MAART 1933 HET TOONEEL CYSBERT JAPICX. „DRiICJENDE LEECHTE.' Er is in de voorstellingen van Gysbert Ja picx voor mij altijd weer iets bekorends. Er is iets eigens, iets heel aparts in deze Friesche opvoeringen, dat men bij andere vereenigin- gen tevergeefs zal zoeken. Ik zou niet durven beweren, dat andere dilettanten dikwijls niet beter komediespelen, maar wat zij missen, is het levensware, het echte in de milieuschil dering, waardoor de Friezen zich onderschei den, wanneer zij menschen van hun eigen volksaard kunnen uitbeelden. Dan leven de menschen daar voor ons op het tooneel. zon der dat zij er blijkbaar moeite voor doen. Als een Fries zijn eigen taal maar kan spreken, dan komt eigenlijk alles vanzelf; zijn houding, zijn gebaar en zijn dictie, dan is hij al thans, wanneer het type hem verwant is van een merkwaardige natuurlijkheid. Ik heb herhaaldelijk boerenstukken door dilettanten en ook door artisten van beroep zien spelen, maar bijna altijd bleven die boe ren en boerinnen op het tooneel voor mij ko- mediespolende stadsmenschen, die alle moeite deden anders te schijnen dan zij in werke lijkheid waren. Maar heel zelden zag ik op de planken een echte boer. Zie nu echter zoo'n Harke Miedema in ..Driigjende Leechte", Spel geeft hij nauwelijks, hij ontwijkt het zelfs stelselmatig, maar hij is van zijn voet zolen tot zijn haarwortels een boer. Daaraan twijfelt memand! En daar is Melle, de „keapman fen alles", in wien alle Friezen onmiddellijk het zuivere, het ras-echte her kennen. Dat zou althans in de eerste twee bedrijven geen beroepsspeler hem kunnen verbeteren, ja zelfs niet kunnen benaderen, omdat hem dat type onbekend is. Elke Fries geniet van dien keapman, omdat hij er iets van zijn eigen land in herkent. Ik noem deze twee spelers, omdat die in hun typeering zoo zuiver weergaven, wat ik bedoel. Maar ook enkele anderen waren van een opmerkelijke natuurlijkheid. Ik geloof, dat ik nooit zuiverder een haaïe- baai van een vrouw en een pantoffelheld op het tooneel heb gezien dan ..frou" Fluitstra en haar man. Daar was nu niets kluchtigs in, niets opzettelijk lachwekkends en toch hebben wij een innerlijke en ook uitbun dige pret gehad om dit menschenpaar, 'n stel, zooals wij ettelijke malen ill ons leven hebben ontmoet. Men moet in Friesland hebben gewoond, om deze juffrouw uit Sneek, die zoo scherp van tong was en haar lobbes van een man in hun kostelijke typeering te kunnen waardee- ren. Dat was voor ons geen komediespel meer; die menschen lééfden. En wat waren die door de schrijvers Geertsema en Eppinga ook raak geteekend. Welk een uitstekende vondst reeds om de vroifw Stads-Friesch en de man het zoogenaamde ,.boeren-Friesch" te laten spreken. Niet allen hadden in hun spel dat levens- ware en natuurlijke als de vier door mij ge noemden. Vader en moeder Miedema bijvoor beeld moesten zich meer geweld aandoen om 'n oude boer en boerin te schijnen. Abe Mie dema werd dan ook een cliché-boertje en Afke was weinig overtuigend en herinnerde te veel aan de boerin van het gewone dilettanten- tooneel. Froukje en Teatske waren weer veel beter en Marten, hoewel onloochenbaar een Fries, overdreef het vooral voor '11 pienter boek houder, die in de stad carrière had gemaakt wel wat erg in het linksch onhandige. Opmerkelijk was -het, dat het spel na de pauze veel zwakker was dan voor de pauze. Dit kwam voornamelijk, doordac er toen van de spelers meer gevraagd werd dan typee ring en milieuschildering alleen. Toen moest er ook komedie worden gespeeld, moesten er scènes worden gemaakt en daarin schoten deze Friezen weer meer tekort dan gerouti neerde, sterke dilettanten. Zelfs Melle, van wien ik in de eerste twee bedrijven zoo op recht genoten had, was niet meer de Frie sche, levende keapman fen alles, toen hij in het witte pakje van den ijsco-man verscheen en innerlijke spanning en droefheid moest geven. „Driigjende Leechte", het „toanielstik" van Geertsema en Eppinga zou als een voorbeeld van een Friesch stuk kunnen gelden. De schrijvers geven meer milieuschildering dan handeling en wanneer in het derde bedrijf eindelijk de handeling komt, dan zijn ze op hun zwakst en toonen zij duidelijk, dat het echt-dramatische hen niet goed ligt. De laatste acte met al die telegrammen en telefoontjes en het ontijdig vertrek van de Miedema's is erg onhandig geschreven. Het is duidelijk, dat de schrijvers tegen de uiterste consequenties hebben opgezien en voor sterk-dramatische scènes uit den weg zijn gegaan. Vandaar het wat zoete, goed- eindigende slot. Maar vóór de pauze heb ik ondanks het gebrek aan handeling zeer veel kunnen waardeeren. Het Friesche milieu was uitstekend geteekend, er waren prach tige types, zooals Melle en het echtpaar Fluitstra, en in de realistische, komische drastiek toonden deze Friesche auteurs zich op hun beste. Maar ook het leed der werk loosheid hebben zij in dat tweede bedrijf in eenvoud overtuigend gegeven, zonder holle woorden en zonder pathetiek, zuiver en echt. En ook hierin gaven zij het bewijs ras-echte Friezen te zijn. „Driigjende Leechte" heeft in de opvoe ring van Gysbert Japicx die door de schrijvers werd bijgewoond een zeer groot succes gehad. Veel bijval vond ook de zang van het „Sjongselskip Frisia", dat nu weer onder zijn ouden directeur den heer J. Post staat. Vooral „Fredeklanken" waarin de sopraansolo heel verdienstelijk door een der leden werd gezongen en Dr. Schepers' „De ünréstige Sielen" en Redbads geest ge toonzet door mevrouw A. Komter-Kuipers werden luide toegejuicht. Het was als geheel weer een ouderwetsch gezellige avond, deze „bütengewoane gear- komste" van Gysbert Japicx, waarop alle Friezen zich even terug voelden in het „Heitelan". J. B. SCHUIL. MUZIEK. Concert der H. O. V. Soliste: Ans Stroïnk. Tegenover de lokkende kracht van den gouden lenteglans, die tot buiten toeven noodde, kon die eener concertzaal niet groot heeten, en het zal wel aan de weersomstan digheden toegeschreven moeten worden, dat het bezoek aan het Zondagnamiddag-concert der H.O.V. zoo dun was. Voor ons orkest, dat onder Frits Schuur- man's leiding met entrain speelde was de concurrentie van het weer teleurstellend en voor de zangeres mevr Ans Stroïnk, die hier debuteerde zeker niet minder.- Van de instrumentale werken waren de g min. symphonie van Mozart en de deelen uit „Impressions d'Italie" van Charpentier ook op het laatstvoorafgegane ledenconcert ge speeld en de Ouverture „Le Carnaval romain" van Berlioz behoort tot de vaste repertoire- werken van ons orkest. Een bespreking zou dus slechts herhalingen brengen. Wat het debuut van mevr. Ans Stroïnk betreft wilde het mij voorkomen dat de zan geres niet in alle opzichten een gelukkigen middag had. Reeds de eerste inzet van het Arioso van Handel was Iets te laag. een te kortkoming, 'die ook in het verdere verloop meermalen voorkwam en die door het krach tige en klankvolle der stem niet opgewogen werd. Bovendien scheen het fortamento, het opdrijven van den toon bij den aanzet, niet de bij uitstek geschikte wijze van zingen voor Handels muziek, die meer standvastigheid van den toon verlangt. Voor de muziek van Moussorgsky. die zelfs in het ..Wiegelied van den Dood" een meer dramatisch dan lyrisch karakter heeft, bleek de zang van mevr. Stroïnk zich beter te leenen, en, al was ook hier de intonatie niet steeds volmaakt, zoo kon zij toch èn van het „Wiegelied" èn van het „Lied van Khivria" (uit de opera „De Kermis van Sorotchinsi") een vertolking ge ven die zich bij den zin der Hollandsche tekstvertalingen aansloot. Ik zeg: „bij den zin", want de Russische teksten, die mevr. Stroink zong, waren natuurlijk voor het overgroote meerendeel onzer Nederlandsche ooren onverstaanbaar. Het bleek nu dubbel jammer dat de zaal zoo slecht bezet was. want de daardoor heerschende resonantie verdoezelde de scherpte der tegenstellingen eenigszins. Tenslotte hebben we in aanmerking te ne men, dat het solistisch optreden van mevr. Stroïnk een vrij onverwacht invallen voor een ander beteeken de. We hopen dus deze (Adv. Ingez. Mcd.) zangeres, die reeds een succesvolle tournee door Ned.-Indië achter zich heeft binnen kort eens onder gunstiger conditiën te mo gen hooren. K. DE JONG SONATENAVOND. Dat mocht met recht een sonatenavond heeten, wat Jan Hoeben en Roelof Rlphagen Zaterdagavond in de muziekzaal van Hotel Brinkmann gaven. Vijf volledige sonates, negentien afzonderlijke deelen. waarbij zeer omvangrijke: excusez du peu! Het was een krachtproef voor de uitvoerenden, een krachtproef, die zij op 'eerbiedwekkende wijze doorstaan hebben maar het was te veel! De vertolking der Kreutzersonate, die als no. 5 achteraan kwam, vertoonde naast mooie momenten bedenkelijke inzinkingen, zoowel wat de zuiverheid der technische uit voering als wat het samenspel betreft. Wat al was er dan ook niet voorafgegaan! Een Sonate van Gior. Platti. een van J. S. Bach, een van Germaine Tailleferre en een van Er- win Schulhoff: klassiek en modern, zooals u ziet. Van de Sonate van Platti was vooral het geestige slotdeel, het Allegro molto merkwaardig; bij Bach bewonderden we het schier ongeloofelijke contrapuntische mees terschap. dat ons in het Andante un poco een tweezang doet genieten, die als een vrije lyrische ontboezeming, als een ..unendliche Melodie" klinkt en in werkelijkheid een strenge canon tusschen viool en klavier is; een meesterschap, dat met de motieven van het presto jongleert, zonder dat ooit de wel luidendheid verstoord wordt: alles past, alles komt goed terecht. Bij de moderne sonates kon men niet hetzelfde beweren. Do Sonate van Tailleferre begint mooi en veelbelovend, maar belandt al gauw in een bitonaliteit die voor vele ooren onaangenaam is. Op het in elk geval gedeeltelijk goed klinkende eer ste hoofddeel volgt een bizar Scherzo, waar van het gedempte coloriet wel vermag te boeien, dan een afgrijselijk langzaam stuk en een evenzeer afstootende Final. Schul hoff legt er in zijn Sonate zoo mogelijk nog een schepje bovenop wat wanklankmogelijk heden betreft en vergast den hoorder op een reeks combinaties, die in 't begin kippe- vel veroorzaken, maar waartegen men ten langen leste immuun wordt, zoodat alleen een gevoel van verveling overblijft. Het deed werkelijk vreemd aan na het ge raas van Schulhoff een zuivere drie klank als inzet van Beethovens Kreutzersonate te hooren; het was alsof iemand uit een be nauwde verwarde droom ontwaakte door de koestering van een zonnestraal! En in dit opzicht mochten we blij zijn dat Beetho vens werk het besluit van den avond vormde. Al heb ik dus van de twee nieuwerwetsche werken weinig kunnen genieten, wil ik toch den beiden jongen kunstenaars hulde brengen voor de moeite die zij zich getroost hebben om ons met deze veeleischende muziek te doen kennismaken. Dat zij ons het contra- puntisch weefsel van Bach in zoo groote klaarheid boden, dat elk détail tot zijn recht kwam is ook geen geringe verdienste, vooral van den klavierspeler die in het Presto een zeer lastige partij had. Maar het ensem ble dezer beide kunstenaars is toch geen ar tistieke homogeniteit: de muzikale persoon lijkheid van Riphagen schijnt me veel ster ker dan die van Jan Hoeben. De eerste weet door zijn spel veel meer overtuigend te wer ken dan de laatste. Bovendien maakt Hoe ben zijn trillers verkeerd, zoodat ze alle zon der onderscheid als secundaire toon de kleine bovenseconde krijgen, en dit werkt in al die gevallen waar de groote secunde vereischt wordt, zeer onaangenaam. Ik raad hem in gemoede, dit technisch gebrek te herzien. Er was tamelijk veel belangstelling voor dezen Sonatenavond: de muziekzaal van Brinkmann was grootendeels gevuld. K. DE JONG. De administratie vindt het bijzonder prettig als een groot aantal abonnés het verschuldigde abonnementsgeld per post- of bankgiro voldoet. Men bedenke evenwel dat het een nog grootere tijdsbesparing geeft als men gireert vóór de kwitanties bü de incas seerders zijn. Formulieren voor automatische giro verstrekken wij gaarne en gratis. Uilvoering door Leerlingen van Mevr. Ruth Tobi en Els Keezer. Wat was de Stadsschouwburg Zaterdag middag goed bezet en wat leefden de toe schouwers mee met de kleine en minder klei ne uitvoerders aan de andere zijde van het voetlicht. Het enthousiasme op het tooneel en de intense belangstelling in de zaal geven wel weer wat meer vertrouwen in deze perio den van stilstand en soms zelfs afbraak. Al krijgt men wel eens het gevoel, dat In ons land geen werkelijk groote belangstelling voor lichamelijke opvoeding bestaat (wed- strijdbezoek zegt ons hieromtrent niets) en wordt dit gevoel gesteund door de in de mees te gemeenten van ons land bestaande ver houding op de lagere school voor het uren- tal lichamelijke en intellectueeiC opvoeding n.l. één tegen 25. terwijl in tal van platte landsgemeenten in het geheel geen lichame lijke opvoeding in de lagere school bestaat, zoo'n middag als Zaterdag j.l. geeft weer troost. Men ziet dan weer eens duidelijk dat bij kinderen zelf en de ouders, althans bij velen van hen. de beteekenis van de licha melijke opvoeding, hoog wordt aangeslagen. En dat niet alleen, maar ook. dat zij bereid zijn, zich voor dat doel offers te getroosten, offers, die tevens een aanklacht inhouden tegen de overheid omtrent de stiefmoeder lijke behandeling van de lichaamsoefeningen in het schoolplan. Wij hebben gelukkig nog een particulier initiatief, dat iets tot stand weet te brengen. Zoo mochten wij dan Zaterdagmiddag ge tuige zijn van het beleven van ..vreugde aan het eigen lichaam, aan natuurlijke gracieuse beweeineen. aan een lichten veerkrachtieen gang". Zoo definieeren namelijk mevr. Tob! en Els Keezer het doel van haar statiseh- harmonlsch onderwlis. Voor de meesten dei- leerlingen en zeker de ouderen, is dit bereikt en omtrent de overigen laat het. gezien de toewijding van de leiding zoowel alp van de leerlingen, geen twijfel. De uitvoering begon met een 5-mïnuten- llchaamstraining door meisjes. De hierbij uit gevoerde bewegingen waren vol afwisseling, alzijdig en dus van omvangrijken invloed op het lichaam. Het ziet er allemaal zoo een voudig uit. maar wie nog dagelijks ziin kwar tiertje gymnastiek pleegt toe te passen, weet wel beter. En wij zouden dan ook aan ieder, die meent dat de uitvoering van zulke een voudig schijnende oefeningen toch vrij ge makkelijk en weinig vermoeiend is, den raad willen geven: probeer het maar eens. Als altijd hadden de kleuterklassen een groot succes. Het is dan ook steeds weer een vreugde die kleine peuters met zooveel ernst bezig te zien. Hun spontane bewegingen, die door ieder naar eigen individualiteit en aan leg. dus eigenlijk door allen verschillend, worden uitgevoerd, zijn een voortdurende bekoring voor het oog. Ook de kinderklassen zetten haar bes''"- beentje voor en het is opmerkelijk, wat de leidsters, zoowel wat den stijl der oefenin gen betreft als de groepeering der leerlin gen, reeds met deze jeugdige leerlingen hebben weten te bereiken. Na de pauze werd onze aandacht uitslui tend gevraagd voor de solodansen van mej Els Keezer. haar jeugdige partner en de groepdansen door de oudere meisjes. Hier stonden wij dus aan het hoogtepunt in de bewegingsschool. de dans, die uitdruk king is van een geestelijken inhoud door middel van rhvtmische beweging van het lichaam, de dans. die als zoodanig verbon den, is aan de twee-eenheid lichaam-2iel. die er in tot een volmaakte eenheid wordt. Mej. Eis Keezer is een danseres van ras. want zij heeft ons deze eenheid op ondub belzinnige wijze gedemonstreerd, zoowel in haar Menuet, de ij dele Gavotte als de Tarantella. Vooral in de laatste, op de zoo verdienstelijke muziek van Heinz Tobi, heeft zij ons ten volle van haar groot talent doen genieten. Doch ook in haar overige prestaties mochten wij haar techniek, plastiek en uit drukking om het zeerst bewonderen. Haar fijn afgestemde bewegingen en houdingen blijven steeds natuurlijk en vrij van alle opzettelijkheid. Mej. Keezer genoot haar opleiding In de Loheland Schule in het Rhön-gebergte en in de Laban Schule in Hamburg; haar werk draagt evenwel steeds een eigen stempel. Wij verwachten nog veel van haar en zijn er van overtuigd in die verwachting niet teleur gesteld te zullen worden. Als tweede nummer na de pauze werden door de oudere meisjes twee kindergroep- dansen gegeven, waarvan vooral de laatste mooi van samenstelling was en met veel tem perament werd vertolkt. Mej. Keezer werd uistestekend ter zijde ge staan door een jeugdige danseres, die blijk baar veel aanleg voor den dans bezit, er het juiste en natuurlijke gevoel voor heeft, doch daarbij ook aan anderen al weer op ver dienstelijke wijze leiding weet te geven. Naar mij werd medegedeeld, heeft zij den dans, dien zij met een paar jongere leer lingen uitvoerde, geheel zelfstandig samen gesteld en ingestudeerd. Een woord van hulde komt deze jongere danseres daarvoor zeker KRUISSTEEKi'ATRONEN. AAAA'WVWV\M .i ■;>1 vt* toe. Maar het moet gezegd, dat haar leer- lingetjes er veel toe hebben bijgedragen haar werk goed te doen uitkomen. Els Keezer danste met haar. tot slot van den zoo ge slaagden middag, een Pavane en een Wals, die bijzonder in den smaak vielen. De piano begeleiding was goed verzorgd door Betsy Nedcrkoren en Wolfgang Wijdcveld. Tot slot zouden wij gaarne vermelden, dat mevr. Tobi en mej. Keezer vele welverdiende bloemstukken in ontvangst hadden te nemen. H. L. WARNIER. „RATIONEELE VOEDING". In het gebouw ..Theosophia" sprak Zater dagavond voor de afdeelingen Haarlem en Omstreken der Nederl. Vcreeniglng voor Na tuurgeneeswijze en den Nederl Bond tot be strijding der Vivisectie. Dr. W. F. Hessellnk uit Arnhem, directeur van den keuringsdienst voor waren aldaar, over het onderwerp „Ra- tioneele Voeding". De heer C. Baay heette de aanwezigen en den spreker welkom, waarna Dr. Iiessclink zijn voordracht aanving die na de pauze met lichtbeelden werd geïllustreerd. Spr. verge leek de voeding van het tegenwoordige ge slacht met die van onze voorouders, en con cludeerde dat de natuurlijke voeding onzer voorouders een veel heilzamer invloed op het gestel heeft dan de z.g.n. verfijnde voeding, die men tegenwoordig kent. Statistieken too nen aan. dat ondanks een laag sterftecijfer in Nederland, de algemcene gezondheidstoe stand toch nog veel te wenschen overlaat. Kanker bijvoorbeeld, is voor 13 pc*,, de doods oorzaak van de sterfgevallen in Nederland, ri.i. evenveel als die door ouderdom, geweld- dadigen dood. en dood met onbekende oor zaak. te zanten. Als oorzaak van het veel vuldig voorkomen dezer gevreesde ziekte, noemde spr. de civilisatie, waardoor de voe dingswijze haar natuurlijk karakter verliest. Met voorbeelden uit binnen- en buitenland zette spr. uiteen hoe schijnbaar ongenees lijke ziektegevallen werden genezen, zoodra ren natuurlijker voeding werd toegepast. Vaak echter treedt dan aanvankelijk een schijnbare verslechtering in. De meening dat eiwit zoo buitengewoon goed voor het geste', zou zijn. weerlegde spr. eveneens mot verschillende voorbeelden. Men dient zooveel eiwit tot zich te nemen als noo- dig is voor den herbouw van het celsysteem. Dr. Hesselink legde zijn stellingen met inge wikkelde. voor den leek moeilijk te volgen, chemische eigenschappen van de diverse voedselstoffen. uit. waarbij hij vooral duide lijk liet uitkomen, dat het zwaartepunt in dc voeding ligt. of het voedsel als een zuur of als een base reageert. In de pauze was er gelegenheid een kleine tentoonstelling te bezichtigen die veel inte ressante brochures op het gebied der na tuurlijke voeding bevatte. WIELRIJDSTER TE WATER GEREDEN. Heden, Maandagmorgen te half negen had aan den Spaarndammerweg bij de pont een juffrouw het ongeluk met haar rijwiel in het water van het Spaarne te rijden, doordat zij moest uitwijken voor een wiel rijder die op zij beurt in het nauw werd gebracht door een auto. De juffrouw, die niet kon zwemmen en ongeveer 4 meter van den kant in het wa ter lag werd door den heer Wcber, wonende aan den Spaarndammer weg. die onmiddel lijk te water sprong, naar den kant ge bracht. waar beide door toegeschoten voor bijgangers door handreiking op het droge werden gehaald. Het rijwiel werd later door den bewoner van een woonschuit opgevischt FEUILLETON Naar het Duitsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. 7) (Nadruk verboden). „De eenige mogelijkheid is dan, dat Beiers- dorf voor zijn dood nog eens uit zijn bed is gekomen. Misschien heeft hij buiten een of ander geluid gehoord, en wilde hij zich, ang stig als hij was, overtuigen, of er iemand in dc woning L«rnnengekomen kon zijn. En bij die gelegenheid kan hij heel goed zelf het fleschje het pakket van tafel genomen en opgeborgen hebben. Zij zullen bij het ordenen van zijn bezittingen ongetwijfeld gevonden worden. En ik sta er als medicus voor in. dat zijn dood een gevolg van natuurlijke oorzaken is. Wanneer u van een andere meening bent, Is het aan u, om aangifte bij de politie te doen. Maar ik vrees dat u zich enkel onnoo- dige moeite op den hals haalt. Bovendien, zal de overledene naar alle waarschijnlijkheid ook nog wel door den politiedokter geschouwd worden, ofschoon dat volgens mij volkomen overbodig is". De zelfverzekerde, eenigszins laatdunkende toon, waarop Römhild sprak, begonnen Rog- genbach langzamerhand zoo te ergeren, dat hij niets liever wilde, dan aan dit onverkwik kelijke gesprek een einde te maken. Hij had zijn plicht gedaan, door aan den dokter mede te deelen. wat hij wist. Beiersdorf was een wild-vreemde voor hem geweest en hoe min der hij verder met de zaak te maken had, hoe aangenamer het hem was. „Wanneer, zooals u verzekert, de doods oorzaak aan geen twijfel onderhevig is", ver klaarde hij koel, „bestaat er voor mij geen enkele reden aangifte te doen. Ik laat het heelemaal aan u over, om al of niet gebruik van mijn mededeelingen te maken. Daar u zich toch in ieder geval met de autoriteiten in verbinding moet stellen, is het misschien verstandig, u voor alle eventualiteiten mijn adres te geven". Roggenbach schreef met potlood zijn adres op een visitekaartje en de dokter nam het aan zonder dat de verstolen glimlach, waar mee hij de mededeelingen van den privaat docent had aangehoord, en beantwoord, van zijn lippen en uit zijn diep-donkere, haast mysterieuze oogen verdwenen. Ernstig ontstemd, door de wijze waarop de geneesheer hem bejegend had, verliet Erich Roggenbach de woning, maar hij putte troost uit de overweging, dat hij, nu Römhild zoo overtuigd was dat Beiersdorf een natuurlij ke dood was gestorven, niets meer van deze onplezierige geschiedenis hooren zou. Deze gedachte nam hem zoo in beslag, dat hij boven aan de trap haast in botsing kwam met een jongeman, die blijkbaar juist op het punt had gestaan, aan te bellen. Met een beleefde verontschuldiging nam de onbeken de, wiens knap gezicht zonder veel uitdruk king. opvallend bleek was, zijn hoed af. ..Kunt u mij misschien ook zeggen of me neer Beiersdorf thuis is?" vroeg hij. Roggenbach. die een gunstigen indruk kreeg van het uiterlijk van den eleganten jongeman, gaf vriendelijk bescheid. „U zult meneer Beiersdorf niet meer onder de levenden vinden, meneer! Hij is vannacht aan hartzwakte overleden". Met groote verschrikte oogen, staarde de ander hem aan. „Dood? Is hii gestorven0" hijgde hij. „Dat is verschrikkelük voor me!" De ontsteltenis van den jongeman was zoo oprecht, dat Erich Roggenbach medelijdend vroeg: ..Hebt u meneer Beiersdof goed gekend?" Maar de jongeman, nadat hij. met een wan hoopsgebaar de hand door zijn vlasblond haar gestreken had, schudde heftig van neen. „Neen, neen, heelemaal niet. Ik had alleen maar een buitengewoon belangrijke aan gelegenheid met hem te bespreken. Hart zwakte, zegt u? En is het vannacht gebeurd?" „Ja, enkele uren geleden. Als u misschien nadere inlichtingen hebben wilt, de dokter is er nog." Ten tweede male schudde hij ontkenned het hoofd. „Dat helpt mij niets. Ik hoef verder niets te weten. Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u lastig heb gevallen". Hij liep snel de trappen af en toen de jonge geleerde, die hem in langzamer tempo ge volgd had, op straat kwam, zag hij hem met haastige schreden juist een hoek omslaan. m. De naam van den bankier Falkenhayn was een der eersten op de lange lijst van be zoekers, die Dr. Erich Roggenbach in het be gin van zijn verblijf te Berlijn had opge maakt. Dat hij dezen naam erop had ge plaatst, was eigenlijk alleen geschied op wensch van zijn vader, die regeeringspresl- dent in de hoofdstad van een der Westelijke provincies van Pruisen was. Falkenhayn, een der kopstukken van de Duitsche bankwereld, was een oud vriend van Erich's vader en deze laatste was overtuigd dat zijn zoon slechts voordeel kon hebben van den om gang met den grooten financier, die in de eerste kringen van Berlijn verkeerde en een belangrijke plaats innam in het sociale leven van de rijkshoofdstad. Sinds zijn avontuur waren nu reeds een dag en nacht verlooper., maar de indrukken van wat hij dien nacht beleefd had. waren nog allerminst in zijn bewustzijn uitgewischt. Overigens had noch de politie, noch een of ander particulier hem om informaties lastig trevnllen. zoodat hij, vooral na de geruststel lende verklaringen van den dokter omtrent dc doodsoorzaak, meende te mogen aanne men, dat wat hem betrof, de aangelegenheid uit de wereld was. Maar toch liet de herin nering aan de dramatische en geheimzinnige gebeurtenissen hem niet los, en het gaf hem een onbehaaglijke gewaarwording, toen de taxi. waarmede hij zich naar de woning van den bankier had laten rijden, stopte, voor het paleisachtige huis. dat het tooneel van de nachtelijke tragedie was geweest. Daar hij den dag te voren het huisnummer van Beiersdorf's verblijf niet had genoteerd, en de straat tamelijk lang was, was geen oogenblik de mogelijkheid bij hem opgeko men, dat het adres van den bankdirecteur en van den zieligen zonderling identiek zou den kunnen zijn en toen hij ontdekte dat dit wel het geval was, voelde hij een sterke nei ging bij hem opkomen het bezoek uit te stel len. Maar het volgende moment schaamde hij cr zich al over, wat hij zelf als kinder achtige zwakheid veroordeelde; hij betaalde den chauffeur en drukte op den knop van de electrische bel. Even later werd een bleek kindergezicht voor het kleine venster van de portiersloge zichtbaar en daarop werd de breede voordeur voor hem geopend. Hij her kende ieder detail van de luxieuze vestibule, die hij met zijn zieken metgezel was binnen gegaan, maar ditmaal leidde zijn weg niet over de binnenplaats naar het armelijke ach terhuis. Het kleine meisje, dat hem had opengedaan, verwees hem naar dc met een dikken Smyrnalooper belegde hoofdtrap, die Franz Beiersdorf zeker nooit betreden had. Op de eerste étage las Erich Roggenbach op een sierlijke koperen plaat den naam Fal kenhayn en enkele minuten later stond hij in een modern en smaakvol ineerlchten salon tegenover den ver buiten de Duitsche grenzen bekerden bankdirecteur. Ludwig Falkenhayn, een groote, forsch- gebouwae, statige man. stak met werkelijk- gemeende. of goed-geveinsde hartelijkheid zijn bezoeker de hand toe en Erich Roggen bach. die hem voor het eerst ontmoette, stelde vast. dat hij in zijn hecle verschijning en in iederen trek van zijn intelligent, fijn gesneden en wat streng gezicht met den grijzenden puntbaart het volmaakte type van den voornamen, modernen koopman in groo- ten-stijl was. De bankier uitte zijn uitbundige vreugde kennis te maken met den zoon van zijn ouden vriend; hij verzocht zijn gast in een haast al te gemakkelijke clubfauteuil plaats te nemen, presenteerde hem een kistje met ac allerfijnste Havana's en informeerde met zooveel belangstelling naar het werk en dc plannen van den jongen geleerde, dat het bijna leek, of hij geen andere zorg ter wereld had. „Natuurlijk reken Ik erop. dat wij u hier heel dikwijls zullen zien", verklaarde hij, „wij geven wel geen groote partijen z'ooals vroe gerdaartoe voel ik mij sedert den dood van mijn vrouw, nu anderhalf jaar geleden, niet gestemd, maar ik ben toch voornemens gedurende de wintermaanden enkele goede kennissen en vrienden te inviteeren. een of twee maal per week. en het zou mij bijzonder genoegen doen. als u tot dezen kleinen intie- men kring zoudt gaan behooren. Mag Ik u vragen, of u plan hebt. hier een eigen huis houding op te zetten?" „Ik heb een kleine Jonggezellenwonlng in de Schlüterstrassc Ingericht cn woon daar met een ouden vertrouwden bediende, dlc Jarenlang in mijn ouderlijk huis in betrek king is geweest. En daar ik niet aan trouwen denk, voor ik eventueel een professoraat krijg, zal het voorloopig wel daarbij blijven". „Dan hoop ik alleen al daarom, dat u niet lang op uw professorstitel zult behoeven te wachten", lachte dan bankdirecteur. „En nu wilt u mij zeker wel töctaan. u aan de dames hier in huis voor te stellen: mijn dochter en een Jonge dame. die sinds den dood van mijn vrouw meer haar vriendin, dan een gesala rieerde gezelschapsdame is." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7