VOOR DE VROUW.
i
In liet holst van den nacht,
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 27 MAART 1933
HET TOONEEL
CYSBERT JAPICX.
„DRiICJENDE LEECHTE.'
Er is in de voorstellingen van Gysbert Ja
picx voor mij altijd weer iets bekorends. Er is
iets eigens, iets heel aparts in deze Friesche
opvoeringen, dat men bij andere vereenigin-
gen tevergeefs zal zoeken. Ik zou niet durven
beweren, dat andere dilettanten dikwijls niet
beter komediespelen, maar wat zij missen, is
het levensware, het echte in de milieuschil
dering, waardoor de Friezen zich onderschei
den, wanneer zij menschen van hun eigen
volksaard kunnen uitbeelden. Dan leven de
menschen daar voor ons op het tooneel. zon
der dat zij er blijkbaar moeite voor doen. Als
een Fries zijn eigen taal maar kan spreken,
dan komt eigenlijk alles vanzelf; zijn houding,
zijn gebaar en zijn dictie, dan is hij al
thans, wanneer het type hem verwant is
van een merkwaardige natuurlijkheid.
Ik heb herhaaldelijk boerenstukken door
dilettanten en ook door artisten van beroep
zien spelen, maar bijna altijd bleven die boe
ren en boerinnen op het tooneel voor mij ko-
mediespolende stadsmenschen, die alle moeite
deden anders te schijnen dan zij in werke
lijkheid waren. Maar heel zelden zag ik op
de planken een echte boer. Zie nu echter
zoo'n Harke Miedema in ..Driigjende Leechte",
Spel geeft hij nauwelijks, hij ontwijkt het
zelfs stelselmatig, maar hij is van zijn voet
zolen tot zijn haarwortels een boer.
Daaraan twijfelt memand! En daar is Melle,
de „keapman fen alles", in wien alle Friezen
onmiddellijk het zuivere, het ras-echte her
kennen. Dat zou althans in de eerste twee
bedrijven geen beroepsspeler hem kunnen
verbeteren, ja zelfs niet kunnen benaderen,
omdat hem dat type onbekend is. Elke Fries
geniet van dien keapman, omdat hij er iets
van zijn eigen land in herkent.
Ik noem deze twee spelers, omdat die in
hun typeering zoo zuiver weergaven, wat ik
bedoel. Maar ook enkele anderen waren van
een opmerkelijke natuurlijkheid.
Ik geloof, dat ik nooit zuiverder een haaïe-
baai van een vrouw en een pantoffelheld op
het tooneel heb gezien dan ..frou" Fluitstra
en haar man. Daar was nu niets kluchtigs
in, niets opzettelijk lachwekkends en toch
hebben wij een innerlijke en ook uitbun
dige pret gehad om dit menschenpaar, 'n
stel, zooals wij ettelijke malen ill ons leven
hebben ontmoet.
Men moet in Friesland hebben gewoond, om
deze juffrouw uit Sneek, die zoo scherp van
tong was en haar lobbes van een man in
hun kostelijke typeering te kunnen waardee-
ren. Dat was voor ons geen komediespel
meer; die menschen lééfden. En wat waren die
door de schrijvers Geertsema en Eppinga
ook raak geteekend. Welk een uitstekende
vondst reeds om de vroifw Stads-Friesch en
de man het zoogenaamde ,.boeren-Friesch" te
laten spreken.
Niet allen hadden in hun spel dat levens-
ware en natuurlijke als de vier door mij ge
noemden. Vader en moeder Miedema bijvoor
beeld moesten zich meer geweld aandoen om
'n oude boer en boerin te schijnen. Abe Mie
dema werd dan ook een cliché-boertje en Afke
was weinig overtuigend en herinnerde te veel
aan de boerin van het gewone dilettanten-
tooneel.
Froukje en Teatske waren weer veel beter
en Marten, hoewel onloochenbaar een Fries,
overdreef het vooral voor '11 pienter boek
houder, die in de stad carrière had gemaakt
wel wat erg in het linksch onhandige.
Opmerkelijk was -het, dat het spel na de
pauze veel zwakker was dan voor de pauze.
Dit kwam voornamelijk, doordac er toen van
de spelers meer gevraagd werd dan typee
ring en milieuschildering alleen. Toen moest
er ook komedie worden gespeeld, moesten er
scènes worden gemaakt en daarin schoten
deze Friezen weer meer tekort dan gerouti
neerde, sterke dilettanten. Zelfs Melle, van
wien ik in de eerste twee bedrijven zoo op
recht genoten had, was niet meer de Frie
sche, levende keapman fen alles, toen hij in
het witte pakje van den ijsco-man verscheen
en innerlijke spanning en droefheid moest
geven.
„Driigjende Leechte", het „toanielstik" van
Geertsema en Eppinga zou als een voorbeeld
van een Friesch stuk kunnen gelden. De
schrijvers geven meer milieuschildering dan
handeling en wanneer in het derde bedrijf
eindelijk de handeling komt, dan zijn ze op
hun zwakst en toonen zij duidelijk, dat het
echt-dramatische hen niet goed ligt. De
laatste acte met al die telegrammen en
telefoontjes en het ontijdig vertrek van de
Miedema's is erg onhandig geschreven.
Het is duidelijk, dat de schrijvers tegen de
uiterste consequenties hebben opgezien en
voor sterk-dramatische scènes uit den weg
zijn gegaan. Vandaar het wat zoete, goed-
eindigende slot. Maar vóór de pauze heb ik
ondanks het gebrek aan handeling zeer
veel kunnen waardeeren. Het Friesche milieu
was uitstekend geteekend, er waren prach
tige types, zooals Melle en het echtpaar
Fluitstra, en in de realistische, komische
drastiek toonden deze Friesche auteurs zich
op hun beste. Maar ook het leed der werk
loosheid hebben zij in dat tweede bedrijf in
eenvoud overtuigend gegeven, zonder holle
woorden en zonder pathetiek, zuiver en echt.
En ook hierin gaven zij het bewijs ras-echte
Friezen te zijn.
„Driigjende Leechte" heeft in de opvoe
ring van Gysbert Japicx die door de
schrijvers werd bijgewoond een zeer groot
succes gehad. Veel bijval vond ook de zang
van het „Sjongselskip Frisia", dat nu weer
onder zijn ouden directeur den heer J. Post
staat. Vooral „Fredeklanken" waarin de
sopraansolo heel verdienstelijk door een der
leden werd gezongen en Dr. Schepers' „De
ünréstige Sielen" en Redbads geest ge
toonzet door mevrouw A. Komter-Kuipers
werden luide toegejuicht.
Het was als geheel weer een ouderwetsch
gezellige avond, deze „bütengewoane gear-
komste" van Gysbert Japicx, waarop alle
Friezen zich even terug voelden in het
„Heitelan".
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
Concert der H. O. V.
Soliste: Ans Stroïnk.
Tegenover de lokkende kracht van den
gouden lenteglans, die tot buiten toeven
noodde, kon die eener concertzaal niet groot
heeten, en het zal wel aan de weersomstan
digheden toegeschreven moeten worden, dat
het bezoek aan het Zondagnamiddag-concert
der H.O.V. zoo dun was.
Voor ons orkest, dat onder Frits Schuur-
man's leiding met entrain speelde was de
concurrentie van het weer teleurstellend en
voor de zangeres mevr Ans Stroïnk, die hier
debuteerde zeker niet minder.-
Van de instrumentale werken waren de g
min. symphonie van Mozart en de deelen uit
„Impressions d'Italie" van Charpentier ook
op het laatstvoorafgegane ledenconcert ge
speeld en de Ouverture „Le Carnaval romain"
van Berlioz behoort tot de vaste repertoire-
werken van ons orkest. Een bespreking zou
dus slechts herhalingen brengen.
Wat het debuut van mevr. Ans Stroïnk
betreft wilde het mij voorkomen dat de zan
geres niet in alle opzichten een gelukkigen
middag had. Reeds de eerste inzet van het
Arioso van Handel was Iets te laag. een te
kortkoming, 'die ook in het verdere verloop
meermalen voorkwam en die door het krach
tige en klankvolle der stem niet opgewogen
werd. Bovendien scheen het fortamento, het
opdrijven van den toon bij den aanzet, niet
de bij uitstek geschikte wijze van zingen voor
Handels muziek, die meer standvastigheid
van den toon verlangt. Voor de muziek van
Moussorgsky. die zelfs in het ..Wiegelied van
den Dood" een meer dramatisch dan lyrisch
karakter heeft, bleek de zang van mevr.
Stroïnk zich beter te leenen, en, al was ook
hier de intonatie niet steeds volmaakt, zoo
kon zij toch èn van het „Wiegelied" èn van
het „Lied van Khivria" (uit de opera „De
Kermis van Sorotchinsi") een vertolking ge
ven die zich bij den zin der Hollandsche
tekstvertalingen aansloot. Ik zeg: „bij den
zin", want de Russische teksten, die mevr.
Stroink zong, waren natuurlijk voor het
overgroote meerendeel onzer Nederlandsche
ooren onverstaanbaar. Het bleek nu dubbel
jammer dat de zaal zoo slecht bezet was.
want de daardoor heerschende resonantie
verdoezelde de scherpte der tegenstellingen
eenigszins.
Tenslotte hebben we in aanmerking te ne
men, dat het solistisch optreden van mevr.
Stroïnk een vrij onverwacht invallen voor
een ander beteeken de. We hopen dus deze
(Adv. Ingez. Mcd.)
zangeres, die reeds een succesvolle tournee
door Ned.-Indië achter zich heeft binnen
kort eens onder gunstiger conditiën te mo
gen hooren.
K. DE JONG
SONATENAVOND.
Dat mocht met recht een sonatenavond
heeten, wat Jan Hoeben en Roelof Rlphagen
Zaterdagavond in de muziekzaal van Hotel
Brinkmann gaven. Vijf volledige sonates,
negentien afzonderlijke deelen. waarbij zeer
omvangrijke: excusez du peu! Het was een
krachtproef voor de uitvoerenden, een
krachtproef, die zij op 'eerbiedwekkende
wijze doorstaan hebben maar het was te
veel! De vertolking der Kreutzersonate, die
als no. 5 achteraan kwam, vertoonde naast
mooie momenten bedenkelijke inzinkingen,
zoowel wat de zuiverheid der technische uit
voering als wat het samenspel betreft. Wat
al was er dan ook niet voorafgegaan! Een
Sonate van Gior. Platti. een van J. S. Bach,
een van Germaine Tailleferre en een van Er-
win Schulhoff: klassiek en modern, zooals
u ziet. Van de Sonate van Platti was vooral
het geestige slotdeel, het Allegro molto
merkwaardig; bij Bach bewonderden we het
schier ongeloofelijke contrapuntische mees
terschap. dat ons in het Andante un poco
een tweezang doet genieten, die als een vrije
lyrische ontboezeming, als een ..unendliche
Melodie" klinkt en in werkelijkheid een
strenge canon tusschen viool en klavier is;
een meesterschap, dat met de motieven van
het presto jongleert, zonder dat ooit de wel
luidendheid verstoord wordt: alles past, alles
komt goed terecht. Bij de moderne sonates
kon men niet hetzelfde beweren. Do Sonate
van Tailleferre begint mooi en veelbelovend,
maar belandt al gauw in een bitonaliteit
die voor vele ooren onaangenaam is. Op het
in elk geval gedeeltelijk goed klinkende eer
ste hoofddeel volgt een bizar Scherzo, waar
van het gedempte coloriet wel vermag te
boeien, dan een afgrijselijk langzaam stuk
en een evenzeer afstootende Final. Schul
hoff legt er in zijn Sonate zoo mogelijk nog
een schepje bovenop wat wanklankmogelijk
heden betreft en vergast den hoorder op
een reeks combinaties, die in 't begin kippe-
vel veroorzaken, maar waartegen men ten
langen leste immuun wordt, zoodat alleen
een gevoel van verveling overblijft.
Het deed werkelijk vreemd aan na het ge
raas van Schulhoff een zuivere drie klank
als inzet van Beethovens Kreutzersonate te
hooren; het was alsof iemand uit een be
nauwde verwarde droom ontwaakte door de
koestering van een zonnestraal! En in dit
opzicht mochten we blij zijn dat Beetho
vens werk het besluit van den avond vormde.
Al heb ik dus van de twee nieuwerwetsche
werken weinig kunnen genieten, wil ik toch
den beiden jongen kunstenaars hulde brengen
voor de moeite die zij zich getroost hebben
om ons met deze veeleischende muziek te
doen kennismaken. Dat zij ons het contra-
puntisch weefsel van Bach in zoo groote
klaarheid boden, dat elk détail tot zijn
recht kwam is ook geen geringe verdienste,
vooral van den klavierspeler die in het Presto
een zeer lastige partij had. Maar het ensem
ble dezer beide kunstenaars is toch geen ar
tistieke homogeniteit: de muzikale persoon
lijkheid van Riphagen schijnt me veel ster
ker dan die van Jan Hoeben. De eerste weet
door zijn spel veel meer overtuigend te wer
ken dan de laatste. Bovendien maakt Hoe
ben zijn trillers verkeerd, zoodat ze alle zon
der onderscheid als secundaire toon de kleine
bovenseconde krijgen, en dit werkt in al die
gevallen waar de groote secunde vereischt
wordt, zeer onaangenaam. Ik raad hem in
gemoede, dit technisch gebrek te herzien.
Er was tamelijk veel belangstelling voor
dezen Sonatenavond: de muziekzaal van
Brinkmann was grootendeels gevuld.
K. DE JONG.
De administratie vindt het bijzonder
prettig als een groot aantal abonnés
het verschuldigde abonnementsgeld
per post- of bankgiro voldoet. Men
bedenke evenwel dat het een nog
grootere tijdsbesparing geeft als men
gireert vóór de kwitanties bü de incas
seerders zijn.
Formulieren voor automatische giro
verstrekken wij gaarne en gratis.
Uilvoering door Leerlingen van
Mevr. Ruth Tobi en Els Keezer.
Wat was de Stadsschouwburg Zaterdag
middag goed bezet en wat leefden de toe
schouwers mee met de kleine en minder klei
ne uitvoerders aan de andere zijde van het
voetlicht. Het enthousiasme op het tooneel en
de intense belangstelling in de zaal geven
wel weer wat meer vertrouwen in deze perio
den van stilstand en soms zelfs afbraak. Al
krijgt men wel eens het gevoel, dat In ons
land geen werkelijk groote belangstelling
voor lichamelijke opvoeding bestaat (wed-
strijdbezoek zegt ons hieromtrent niets) en
wordt dit gevoel gesteund door de in de mees
te gemeenten van ons land bestaande ver
houding op de lagere school voor het uren-
tal lichamelijke en intellectueeiC opvoeding
n.l. één tegen 25. terwijl in tal van platte
landsgemeenten in het geheel geen lichame
lijke opvoeding in de lagere school bestaat,
zoo'n middag als Zaterdag j.l. geeft weer
troost. Men ziet dan weer eens duidelijk dat
bij kinderen zelf en de ouders, althans bij
velen van hen. de beteekenis van de licha
melijke opvoeding, hoog wordt aangeslagen.
En dat niet alleen, maar ook. dat zij bereid
zijn, zich voor dat doel offers te getroosten,
offers, die tevens een aanklacht inhouden
tegen de overheid omtrent de stiefmoeder
lijke behandeling van de lichaamsoefeningen
in het schoolplan. Wij hebben gelukkig nog
een particulier initiatief, dat iets tot stand
weet te brengen.
Zoo mochten wij dan Zaterdagmiddag ge
tuige zijn van het beleven van ..vreugde aan
het eigen lichaam, aan natuurlijke gracieuse
beweeineen. aan een lichten veerkrachtieen
gang". Zoo definieeren namelijk mevr. Tob!
en Els Keezer het doel van haar statiseh-
harmonlsch onderwlis. Voor de meesten dei-
leerlingen en zeker de ouderen, is dit bereikt
en omtrent de overigen laat het. gezien de
toewijding van de leiding zoowel alp van de
leerlingen, geen twijfel.
De uitvoering begon met een 5-mïnuten-
llchaamstraining door meisjes. De hierbij uit
gevoerde bewegingen waren vol afwisseling,
alzijdig en dus van omvangrijken invloed op
het lichaam. Het ziet er allemaal zoo een
voudig uit. maar wie nog dagelijks ziin kwar
tiertje gymnastiek pleegt toe te passen, weet
wel beter. En wij zouden dan ook aan ieder,
die meent dat de uitvoering van zulke een
voudig schijnende oefeningen toch vrij ge
makkelijk en weinig vermoeiend is, den raad
willen geven: probeer het maar eens.
Als altijd hadden de kleuterklassen een
groot succes. Het is dan ook steeds weer een
vreugde die kleine peuters met zooveel ernst
bezig te zien. Hun spontane bewegingen, die
door ieder naar eigen individualiteit en aan
leg. dus eigenlijk door allen verschillend,
worden uitgevoerd, zijn een voortdurende
bekoring voor het oog.
Ook de kinderklassen zetten haar bes''"-
beentje voor en het is opmerkelijk, wat de
leidsters, zoowel wat den stijl der oefenin
gen betreft als de groepeering der leerlin
gen, reeds met deze jeugdige leerlingen
hebben weten te bereiken.
Na de pauze werd onze aandacht uitslui
tend gevraagd voor de solodansen van mej
Els Keezer. haar jeugdige partner en de
groepdansen door de oudere meisjes.
Hier stonden wij dus aan het hoogtepunt
in de bewegingsschool. de dans, die uitdruk
king is van een geestelijken inhoud door
middel van rhvtmische beweging van het
lichaam, de dans. die als zoodanig verbon
den, is aan de twee-eenheid lichaam-2iel.
die er in tot een volmaakte eenheid wordt.
Mej. Eis Keezer is een danseres van ras.
want zij heeft ons deze eenheid op ondub
belzinnige wijze gedemonstreerd, zoowel in
haar Menuet, de ij dele Gavotte als de
Tarantella. Vooral in de laatste, op de zoo
verdienstelijke muziek van Heinz Tobi, heeft
zij ons ten volle van haar groot talent doen
genieten. Doch ook in haar overige prestaties
mochten wij haar techniek, plastiek en uit
drukking om het zeerst bewonderen. Haar
fijn afgestemde bewegingen en houdingen
blijven steeds natuurlijk en vrij van alle
opzettelijkheid.
Mej. Keezer genoot haar opleiding In de
Loheland Schule in het Rhön-gebergte en
in de Laban Schule in Hamburg; haar werk
draagt evenwel steeds een eigen stempel. Wij
verwachten nog veel van haar en zijn er
van overtuigd in die verwachting niet teleur
gesteld te zullen worden.
Als tweede nummer na de pauze werden
door de oudere meisjes twee kindergroep-
dansen gegeven, waarvan vooral de laatste
mooi van samenstelling was en met veel tem
perament werd vertolkt.
Mej. Keezer werd uistestekend ter zijde ge
staan door een jeugdige danseres, die blijk
baar veel aanleg voor den dans bezit, er het
juiste en natuurlijke gevoel voor heeft, doch
daarbij ook aan anderen al weer op ver
dienstelijke wijze leiding weet te geven.
Naar mij werd medegedeeld, heeft zij den
dans, dien zij met een paar jongere leer
lingen uitvoerde, geheel zelfstandig samen
gesteld en ingestudeerd. Een woord van hulde
komt deze jongere danseres daarvoor zeker
KRUISSTEEKi'ATRONEN.
AAAA'WVWV\M
.i
■;>1
vt*
toe. Maar het moet gezegd, dat haar leer-
lingetjes er veel toe hebben bijgedragen haar
werk goed te doen uitkomen. Els Keezer
danste met haar. tot slot van den zoo ge
slaagden middag, een Pavane en een Wals,
die bijzonder in den smaak vielen. De piano
begeleiding was goed verzorgd door Betsy
Nedcrkoren en Wolfgang Wijdcveld.
Tot slot zouden wij gaarne vermelden, dat
mevr. Tobi en mej. Keezer vele welverdiende
bloemstukken in ontvangst hadden te nemen.
H. L. WARNIER.
„RATIONEELE VOEDING".
In het gebouw ..Theosophia" sprak Zater
dagavond voor de afdeelingen Haarlem en
Omstreken der Nederl. Vcreeniglng voor Na
tuurgeneeswijze en den Nederl Bond tot be
strijding der Vivisectie. Dr. W. F. Hessellnk
uit Arnhem, directeur van den keuringsdienst
voor waren aldaar, over het onderwerp „Ra-
tioneele Voeding".
De heer C. Baay heette de aanwezigen en
den spreker welkom, waarna Dr. Iiessclink
zijn voordracht aanving die na de pauze met
lichtbeelden werd geïllustreerd. Spr. verge
leek de voeding van het tegenwoordige ge
slacht met die van onze voorouders, en con
cludeerde dat de natuurlijke voeding onzer
voorouders een veel heilzamer invloed op het
gestel heeft dan de z.g.n. verfijnde voeding,
die men tegenwoordig kent. Statistieken too
nen aan. dat ondanks een laag sterftecijfer
in Nederland, de algemcene gezondheidstoe
stand toch nog veel te wenschen overlaat.
Kanker bijvoorbeeld, is voor 13 pc*,, de doods
oorzaak van de sterfgevallen in Nederland,
ri.i. evenveel als die door ouderdom, geweld-
dadigen dood. en dood met onbekende oor
zaak. te zanten. Als oorzaak van het veel
vuldig voorkomen dezer gevreesde ziekte,
noemde spr. de civilisatie, waardoor de voe
dingswijze haar natuurlijk karakter verliest.
Met voorbeelden uit binnen- en buitenland
zette spr. uiteen hoe schijnbaar ongenees
lijke ziektegevallen werden genezen, zoodra
ren natuurlijker voeding werd toegepast.
Vaak echter treedt dan aanvankelijk een
schijnbare verslechtering in.
De meening dat eiwit zoo buitengewoon
goed voor het geste', zou zijn. weerlegde spr.
eveneens mot verschillende voorbeelden. Men
dient zooveel eiwit tot zich te nemen als noo-
dig is voor den herbouw van het celsysteem.
Dr. Hesselink legde zijn stellingen met inge
wikkelde. voor den leek moeilijk te volgen,
chemische eigenschappen van de diverse
voedselstoffen. uit. waarbij hij vooral duide
lijk liet uitkomen, dat het zwaartepunt in dc
voeding ligt. of het voedsel als een zuur of als
een base reageert.
In de pauze was er gelegenheid een kleine
tentoonstelling te bezichtigen die veel inte
ressante brochures op het gebied der na
tuurlijke voeding bevatte.
WIELRIJDSTER TE WATER GEREDEN.
Heden, Maandagmorgen te half negen
had aan den Spaarndammerweg bij de pont
een juffrouw het ongeluk met haar rijwiel
in het water van het Spaarne te rijden,
doordat zij moest uitwijken voor een wiel
rijder die op zij beurt in het nauw werd
gebracht door een auto.
De juffrouw, die niet kon zwemmen en
ongeveer 4 meter van den kant in het wa
ter lag werd door den heer Wcber, wonende
aan den Spaarndammer weg. die onmiddel
lijk te water sprong, naar den kant ge
bracht. waar beide door toegeschoten voor
bijgangers door handreiking op het droge
werden gehaald.
Het rijwiel werd later door den bewoner
van een woonschuit opgevischt
FEUILLETON
Naar het Duitsch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
7)
(Nadruk verboden).
„De eenige mogelijkheid is dan, dat Beiers-
dorf voor zijn dood nog eens uit zijn bed is
gekomen. Misschien heeft hij buiten een of
ander geluid gehoord, en wilde hij zich, ang
stig als hij was, overtuigen, of er iemand in
dc woning L«rnnengekomen kon zijn. En bij
die gelegenheid kan hij heel goed zelf het
fleschje het pakket van tafel genomen en
opgeborgen hebben. Zij zullen bij het ordenen
van zijn bezittingen ongetwijfeld gevonden
worden. En ik sta er als medicus voor in. dat
zijn dood een gevolg van natuurlijke oorzaken
is. Wanneer u van een andere meening bent,
Is het aan u, om aangifte bij de politie te
doen. Maar ik vrees dat u zich enkel onnoo-
dige moeite op den hals haalt. Bovendien,
zal de overledene naar alle waarschijnlijkheid
ook nog wel door den politiedokter geschouwd
worden, ofschoon dat volgens mij volkomen
overbodig is".
De zelfverzekerde, eenigszins laatdunkende
toon, waarop Römhild sprak, begonnen Rog-
genbach langzamerhand zoo te ergeren, dat
hij niets liever wilde, dan aan dit onverkwik
kelijke gesprek een einde te maken. Hij had
zijn plicht gedaan, door aan den dokter mede
te deelen. wat hij wist. Beiersdorf was een
wild-vreemde voor hem geweest en hoe min
der hij verder met de zaak te maken had,
hoe aangenamer het hem was.
„Wanneer, zooals u verzekert, de doods
oorzaak aan geen twijfel onderhevig is", ver
klaarde hij koel, „bestaat er voor mij geen
enkele reden aangifte te doen. Ik laat het
heelemaal aan u over, om al of niet gebruik
van mijn mededeelingen te maken. Daar u
zich toch in ieder geval met de autoriteiten
in verbinding moet stellen, is het misschien
verstandig, u voor alle eventualiteiten mijn
adres te geven".
Roggenbach schreef met potlood zijn adres
op een visitekaartje en de dokter nam het
aan zonder dat de verstolen glimlach, waar
mee hij de mededeelingen van den privaat
docent had aangehoord, en beantwoord, van
zijn lippen en uit zijn diep-donkere, haast
mysterieuze oogen verdwenen.
Ernstig ontstemd, door de wijze waarop de
geneesheer hem bejegend had, verliet Erich
Roggenbach de woning, maar hij putte troost
uit de overweging, dat hij, nu Römhild zoo
overtuigd was dat Beiersdorf een natuurlij
ke dood was gestorven, niets meer van deze
onplezierige geschiedenis hooren zou.
Deze gedachte nam hem zoo in beslag, dat
hij boven aan de trap haast in botsing kwam
met een jongeman, die blijkbaar juist op het
punt had gestaan, aan te bellen. Met een
beleefde verontschuldiging nam de onbeken
de, wiens knap gezicht zonder veel uitdruk
king. opvallend bleek was, zijn hoed af.
..Kunt u mij misschien ook zeggen of me
neer Beiersdorf thuis is?" vroeg hij.
Roggenbach. die een gunstigen indruk
kreeg van het uiterlijk van den eleganten
jongeman, gaf vriendelijk bescheid.
„U zult meneer Beiersdorf niet meer onder
de levenden vinden, meneer! Hij is vannacht
aan hartzwakte overleden".
Met groote verschrikte oogen, staarde de
ander hem aan.
„Dood? Is hii gestorven0" hijgde hij. „Dat
is verschrikkelük voor me!"
De ontsteltenis van den jongeman was zoo
oprecht, dat Erich Roggenbach medelijdend
vroeg:
..Hebt u meneer Beiersdof goed gekend?"
Maar de jongeman, nadat hij. met een wan
hoopsgebaar de hand door zijn vlasblond
haar gestreken had, schudde heftig van neen.
„Neen, neen, heelemaal niet. Ik had alleen
maar een buitengewoon belangrijke aan
gelegenheid met hem te bespreken. Hart
zwakte, zegt u? En is het vannacht gebeurd?"
„Ja, enkele uren geleden. Als u misschien
nadere inlichtingen hebben wilt, de dokter
is er nog."
Ten tweede male schudde hij ontkenned
het hoofd.
„Dat helpt mij niets. Ik hoef verder niets
te weten. Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u
lastig heb gevallen".
Hij liep snel de trappen af en toen de jonge
geleerde, die hem in langzamer tempo ge
volgd had, op straat kwam, zag hij hem met
haastige schreden juist een hoek omslaan.
m.
De naam van den bankier Falkenhayn
was een der eersten op de lange lijst van be
zoekers, die Dr. Erich Roggenbach in het be
gin van zijn verblijf te Berlijn had opge
maakt. Dat hij dezen naam erop had ge
plaatst, was eigenlijk alleen geschied op
wensch van zijn vader, die regeeringspresl-
dent in de hoofdstad van een der Westelijke
provincies van Pruisen was. Falkenhayn, een
der kopstukken van de Duitsche bankwereld,
was een oud vriend van Erich's vader en
deze laatste was overtuigd dat zijn zoon
slechts voordeel kon hebben van den om
gang met den grooten financier, die in de
eerste kringen van Berlijn verkeerde en een
belangrijke plaats innam in het sociale leven
van de rijkshoofdstad.
Sinds zijn avontuur waren nu reeds een
dag en nacht verlooper., maar de indrukken
van wat hij dien nacht beleefd had. waren
nog allerminst in zijn bewustzijn uitgewischt.
Overigens had noch de politie, noch een of
ander particulier hem om informaties lastig
trevnllen. zoodat hij, vooral na de geruststel
lende verklaringen van den dokter omtrent
dc doodsoorzaak, meende te mogen aanne
men, dat wat hem betrof, de aangelegenheid
uit de wereld was. Maar toch liet de herin
nering aan de dramatische en geheimzinnige
gebeurtenissen hem niet los, en het gaf hem
een onbehaaglijke gewaarwording, toen de
taxi. waarmede hij zich naar de woning van
den bankier had laten rijden, stopte, voor het
paleisachtige huis. dat het tooneel van de
nachtelijke tragedie was geweest.
Daar hij den dag te voren het huisnummer
van Beiersdorf's verblijf niet had genoteerd,
en de straat tamelijk lang was, was geen
oogenblik de mogelijkheid bij hem opgeko
men, dat het adres van den bankdirecteur
en van den zieligen zonderling identiek zou
den kunnen zijn en toen hij ontdekte dat dit
wel het geval was, voelde hij een sterke nei
ging bij hem opkomen het bezoek uit te stel
len. Maar het volgende moment schaamde
hij cr zich al over, wat hij zelf als kinder
achtige zwakheid veroordeelde; hij betaalde
den chauffeur en drukte op den knop van
de electrische bel. Even later werd een bleek
kindergezicht voor het kleine venster van de
portiersloge zichtbaar en daarop werd de
breede voordeur voor hem geopend. Hij her
kende ieder detail van de luxieuze vestibule,
die hij met zijn zieken metgezel was binnen
gegaan, maar ditmaal leidde zijn weg niet
over de binnenplaats naar het armelijke ach
terhuis. Het kleine meisje, dat hem had
opengedaan, verwees hem naar dc met een
dikken Smyrnalooper belegde hoofdtrap, die
Franz Beiersdorf zeker nooit betreden had.
Op de eerste étage las Erich Roggenbach op
een sierlijke koperen plaat den naam Fal
kenhayn en enkele minuten later stond hij
in een modern en smaakvol ineerlchten salon
tegenover den ver buiten de Duitsche grenzen
bekerden bankdirecteur.
Ludwig Falkenhayn, een groote, forsch-
gebouwae, statige man. stak met werkelijk-
gemeende. of goed-geveinsde hartelijkheid
zijn bezoeker de hand toe en Erich Roggen
bach. die hem voor het eerst ontmoette,
stelde vast. dat hij in zijn hecle verschijning
en in iederen trek van zijn intelligent, fijn
gesneden en wat streng gezicht met den
grijzenden puntbaart het volmaakte type van
den voornamen, modernen koopman in groo-
ten-stijl was.
De bankier uitte zijn uitbundige vreugde
kennis te maken met den zoon van zijn
ouden vriend; hij verzocht zijn gast in een
haast al te gemakkelijke clubfauteuil plaats
te nemen, presenteerde hem een kistje met
ac allerfijnste Havana's en informeerde met
zooveel belangstelling naar het werk en dc
plannen van den jongen geleerde, dat het
bijna leek, of hij geen andere zorg ter wereld
had.
„Natuurlijk reken Ik erop. dat wij u hier
heel dikwijls zullen zien", verklaarde hij, „wij
geven wel geen groote partijen z'ooals vroe
gerdaartoe voel ik mij sedert den dood
van mijn vrouw, nu anderhalf jaar geleden,
niet gestemd, maar ik ben toch voornemens
gedurende de wintermaanden enkele goede
kennissen en vrienden te inviteeren. een of
twee maal per week. en het zou mij bijzonder
genoegen doen. als u tot dezen kleinen intie-
men kring zoudt gaan behooren. Mag Ik u
vragen, of u plan hebt. hier een eigen huis
houding op te zetten?"
„Ik heb een kleine Jonggezellenwonlng in
de Schlüterstrassc Ingericht cn woon daar
met een ouden vertrouwden bediende, dlc
Jarenlang in mijn ouderlijk huis in betrek
king is geweest. En daar ik niet aan trouwen
denk, voor ik eventueel een professoraat
krijg, zal het voorloopig wel daarbij blijven".
„Dan hoop ik alleen al daarom, dat u niet
lang op uw professorstitel zult behoeven te
wachten", lachte dan bankdirecteur. „En nu
wilt u mij zeker wel töctaan. u aan de dames
hier in huis voor te stellen: mijn dochter en
een Jonge dame. die sinds den dood van mijn
vrouw meer haar vriendin, dan een gesala
rieerde gezelschapsdame is."
(Wordt vervolgd).