ICenk JieTnten UK» HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 30 MAART 1933 ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Ditmaal brengen wij twee gekleede wan deljurkjes, dlc juist echter door hun eenvoud een gedistingeerden indruk maken. Beide japonnen zijn zoo geknipt, dat ze de figu ren op hun slankst doen uitkomen. Voor de warme voorjaarsdagen zijn ze een ware uitkomst, als de wintermantel al te zwaar is en de zomer jas te „zomersch". No. 134: is vervaardigd van soepele wollen stof in een effen kleur gehouden; terwijl garneering van een aardige streep is ge maakt. De puntstukken op de heupen; de punthals; het eenvoudige rechte mouwtje, alles is er op berekend de moderne lijn te volgen. Benoodigd materiaal: 3 M. van 130 c.M. breed. No. 135: dit japonnetje is gemaakt van een moderne diagonaal-stof. Ook hier zijn de lengte-banen er op bere kend het figuurtje, slank te doen schijnen. De zakjes geven het geheel iets jeugdigs. Benoodigde stof: 3 M. van 130 c.M. breed. Beide patronen zijn in alle maten k 50 ets. per stuk verkrijgbaar bij de „Afd. Knippatro nen" van de Uitgeversmaatschappij „De Mijl paal", postbus 175, Amsterdam. Het bedrag kan worden voldaan per postwissel, in post zegels of wel per postgiro 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht, bij bestelling niet alleen het nummer van ]- patroon, maar ook de verlangde maat (c..:t- heup- en taillewijdte) op te geven. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden, men voorkomt daardoor vertra ging in de toezending. €TM)e Hamcroütons (4 personen)1 ons ham, 15 gram bloem, 20 gr. boter, V/2 d.L. melk, 1 ei, peper, zout, nootmuskaat, 1 eetlepel gehakte peterselie, 8 sneetjes oud brood, 50 gr. boter oi Delfrite. Verwarm roerende de boter met de bloem tot een gelijk mengsel, voeg daarbij voorzich tig de melk en laat alles samen even door koken, tot een stevig sausje is gevormd. Roer er het geklopte el dooi en laat het even mee warm worden; neem de pan van het vuur en vermeng het sausje met de gehakte ham, de peterselie en zooveel zout, peper en nootmus kaat als voor de smaak noodig is. Snijd van de 1 c.M. dikke sneedjes brood den korst weg, spreid er het hammengsel over uit. Maak in de koekenpan de boter of het vet heet en bak daarin de broodjes aan den onderkant knap pend en goudbruin; schik ze dan op een verwarmden schotel, waarjver een vinger doekje of papieren servetje is gevouwen. De sneetjes brood kunnen ook eerst aan beide zij den bruin gebakken worden en daarna bedekt met het hammengsel. Spinazieschotel (4 personen)2 K.G. spina - zoie, 20 gr. boter. 1 snee oud brood zonder korst, 1 d.L. slagroom, zout. 2 hardgekookte eieren, 8 driehoekjes gebakken brood. Zoek de zaadjes en het onkruid uit de spi nazie, wasch deze heel goed. zet ze op met het aanhangende water en wat zout en laat ze. zonder deksel op de pan (voor het behoud van de groene kleur), smelten; laat ze, indien noodig, uitlekken op een vergiet. Maal de spi nazie door een vleeschmolen, stoof ze enkele minuten met de boter en de broodkruimels. Roer er op het laatst luchtig de stijfgeslagen room door en plaats de groente op het mid den van een verwarmden platten schotel; garneer deze met vlerdepartjes hardgekookt el en met driehoekjes in boter gebakken brood of hamcroütons (waarvan het recept hierboven is gegeven). Geef dezen groente schotel op een ultgebreiden maaltijd als tus- schengerecht, of bij een eenvoudiger maal tijd als de groente in het gedrang komt, b.v. na gekookte vlsch met gekookte aardappelen. Vegetarische ragout in schelpen (4 schel pen): 2 eieren, 1 d.L. lauwe melk, zout, pe per. nootmuskaat, boter: voor de saus: 1 1 2 d.L. water met 12 theelepel Marmite of Po- viet. bloem en boter, wat gehakte peterselie. Klop voor liet vulsel dc eieren met wat zout. peper en nootmuskaat door elkaar, neem er een lepel vol af om later door de saus te mengen. Giet de melk bij dc losge klopte eieren, en laat het mengsel in een met boter besmeerd kommetje, dichtgedekt, in een pannetje kokend water stollen (30 minuten), maar zorg. dat het water tegen de kook aan is. cn niet werkelijk kookt, waardoor luchtbelletjes in de eiermassa zou den komen. Verwarm lntusschen roerende de boter met de bloem, giet langzamerhand de bouillon erbij, laat het sausje even door koken. voeg wat. zout en de gehakte peter selie toe. en maak het. sausje af met de ach tergehouden lepel losgeklopt ei. Roer er de in blokies gesneden „eierkaas" door. laat alles flink heet worden en vul er vlug de schelpen mee. Presenteer de schelpen op een schotel, die met een vingerdoekje of een pa pieren servetje Is bedekt en geef er desver- kiezendc partjes citroen bij. VOLOP CENIETEN. Hoor eens even, dat kan ik niet meer, volop genieten! Dat was goed in den tijd toen de zorgen ons niet zoo zwaar drukten, maar in dezen crisistijd kan er van genieten ge woonweg geen sprake meer zijn. Zoo redeneeren op het oogenblik heel wat menschen, en als zij het misschien niet hardop doen, dan denken zij het toch en ge dragen zich ernaar, wat tenslotte op hetzelf de neerkomt. Wie er zoo'n redeneering op nahoudt heeft het toch bij het verkeerde eind, want waar om zouden wij niet meer mogen genieten, ook al drukken de zorgen zwaar, en al mee- nen velen, dat verbetering van den toestand nog ver in het verschiet ligt. Op dit oogen blik schijnt de zon, alsof we al middenin het voorjaar zijn in plaats van nog maar heel in het begin. Buiten loopt alles uit, de vogels hebben het meer dan druk met nesten bou wen, en ik zie een spreeuw die een veel te volle lading takjes wil mëesleepen, er iedere keer de helft van verliest, en dan druk en zenuwachtig hippend een nieuwe poging waagt om alles tegelijk te vervoeren. Dit is voorjaarsweertje dat het waard maakt om alle zorgen eens even opzij te zetten en te genieten van het mooie in de natuur. Nu wij naar den zomer toe gaan, komen er vele dagen zoo, die maken kunnen dat het leven er gemakkelijker uitziet, en dat de moeilijkheden tijdelijk op den achtergrond worden gedrongen. We moeten op dat genieten echter niet op onzen stoel gaan zitten wachten, alsof er een wonder zal gebeuren, want dan gebeurt er niets. Wie met een somber gezicht in zijn kamer gaat zitten, krijgt de vreugde van lente en zomer heusch niet thuisgestuurd. We moeten er op uit gaan, ze opzoeken en dat zoeken ook al met vreugde doen, anders gaat de mooie tijd voorbij zonder dat wij er van hebben kunnen profiteeren. Het is ook allerminst noodig om daarbij aan geld uit geven te denken, want een wandeling of een fietstocht in onze eigen omgeving kan schoonheidsonthullingen brengen, die we nooit hadden vermoed. Daarvoor behoeven wij niet ver weg te gaan, wie er oog voor heeft, kan zelfs vlak bij huis in dezen tijd de mooiste lenteboden vinden, kan in zijn eigen tuintje, op zijn eigen balcon genieten van het voorjaar. Hij behoeft daar maar één ding voor te doen: het te willen zien, dan blijkt het eene al meer te genieten te zijn dan het andere. E. E. J.—P. NAMIDDAG-JURKEN Als het dagwerk is gedaan, hebben we er af en toe behoefte aan. 's avonds eens een kleine afwisseling in de sleur te brengen. Geen vrouw voelt zich echter behaaglijk, als zij er dan niet goed uitziet. Het namiddagkleedje brengt een prettige oplossing. Lang en eenvoudig, maakt het toch een eleganten indruk. Hier volgen eenige bijzonder aardige mo dellen: No. 1: een modern bolero kleedje. De ja pon is gemaakt van wijnroode Crêpe de Chine, met kant (in dezelfde kleur) gegar neerd. Het mouwtje heeft de moderne coupe. No. 2: japon van donkerbruine crêpe craquelé. Het bovendeel is van crèmekleu rige kant. De ondermouw zit met elastiek los onder de bovenmouw, zoodat ze, naar belie ven. uit en aangedaan kan worden, wat voor verschillende gelegenheden erg prettig is. No. 3: is uit zwarte crêpe craquelé met theekleurige kant gegarneerd. No. 4: is een snoezig model eveneens van crêpe craquelé. De kraag is geplooid en de breede ceintuur sluit op den rug met een strik. DE BLOUSE. Jarenlang was de blouse verdwenen. Zé werd hoogstens nog in huis gedragen; maar dadelijk als er bezoek kwam verwisseld voor iets anders. Dat is tegenwoordig zeer veran derd. We hebben zoo weinig' geld, dat we een voudig gedwongen worden, heel weinig voor onze kleeding te besteden. Van dag tot dag werd onze kleerenvoorraad kleiner. Dit gold evenzeer voor de getrouwde, als voor de bui tenshuis arbeidende vrouw. Madame Mode zag zich dus genoodzaakt hiermee rekening te houden; er bleef niets anders over. dan de blouse weer te voorschijn te halen. Dit kleedingstuk is naar verhouding veel goedkooper en maakt het dus mogelijk, vaak te veranderen. De rok is. bij de bijzonder mooie blouse modellen, een weinig op den achtergrond ge raakt. Hij is uit dikke geripte stof; heel nauw geknipt. Het rokje van zwarte zijde, dat wij voor thee- en theaterbezoek gebruiken, is klokkend gemaakt en valt op den voet. Nooit zijn de blouses van zoo verschillende modellen geweest als juist nu. Zij kunnen geheel glad zijn; met hemdkraagjes of slip pen; zij kunnen schuin gesloten worden; zij kunnen mouwen hebben, die uit de stof van den rok gemaakt zijn; zij kunnen van kost bare of eenvoudige stoffen gemaakt zijn; aan 't rokje geknoopt zijn of er in gedragen wor den; ze kunnen gebreid, gehaakt of gebor duurd zijn. Met een weinig overleg is het voor iedere vrouw mogelijk een heele collectie van de meest verschillende blouses te bezitten. En zoo kunnen we het nog meemaken, dat ze met haar kleedgeld uitkomt en toch even elegant is, als toen zij nog alleen „japonnen" droeg. .Moeder", zegt Gerrie, „ik heb vannacht zoo gek gedroomd. Ik hoorde, dat vader zei: hè, wat heb ik toch een honger, ili denk, dat ik de plak chocola die Gerrie op haar ver jaardag gekregen heeft maar eens op ga eten. Maar toen riep ik: nee, vader, dat mag niet! Die plak chocola ga ik aan Flip brengen, die krijgt nooit wat lekkersNou, en toen werd ik wakker. Gek, hè? Want nu ga ik écht de plak chocola aan Flip brengen. Nu doe ik écht verder wat ik gedroomd heb. Ik had er eigenlijk niet aan gedacht die plak aan Flip te brengen. Maar hij zal het wel fijn vinden, Flip krijgt nooit iets lekkers". Flip is het zoontje van een bakker. Maar die bakker heeft in het dorp nu juist geen goeden naam. Hij bakt ook koekjes en zand taartjes, maar het is net of die al oud-bak ken cn droog uit den oven komen. En Flip krijgt op Zon- en feestdagen nooit iets an ders te eten dan dat eigen baksel. Vandaar dat de kinderen Flip beklagen, die nooit iets „lekkers" krijgt. Het medelijden met het zoontje is nu niet bepaald een reclame voor den vader. Als Gerrie dien morgen naar school gaat, brengt ze eerst de plak chocola bij Flip. Dan is dat afgedaan en ze spreekt er niet meer over. Een paar dagen later zegt ze: „Moeder, ik ga al die arme werkloozen die eiken dag op het plein staan een stuiver geven". Gerrie heeft een spaarpotje met stuivertjes. „Maar je hebt lang ;niét genoeg stuivertjes. Gerrie". „Dan ga ik sparen tot ik er genoeg heb". En nu spaart Gerrie. Er is tot nu toe gelukkig nog niemand ge weest, die heeft gezegd: „Wat lief van je Gerrie, om die chocola aan Flip te geven" of: „dat is mooi van je, Gerrie, te sparen voor arme menschen". Gerrie vindt het heel gewoon, en ze laat er zich niet op voorstaan. Zoo ver als Gerrie gaan de meeste kinde ren niet; ze hebben zelf te veel trek in cho cola, ze hebben zelf zooveel wenschen die een vol spaarpotje verwezenlijken kan. Maar er zijn toch genoeg kinderen die graag hun lekkers deelen, die wat kunnen missen voor een minder bedeeld of ziek vriendje. En die dat heel gewoon vinden. Laten we dan alsje blieft niet aankomen met onze „wat moois" en „wat liefs" en met: „wat ben jij gul" of „wat kan jij makkelijk iets missen". Want dan gaat het kind zich een weldoener voelen, dan gaat het opzichtig aan liefdadigheid doen. Ik ken wel zulke kinderen; ik weet niet of ze zoo gemaakt zijn of dat ze altijd zoo zijn geweest. Maar ik heb er al eens meer over geschreven dat al dat opzettelijke, voor al in kinderen, onaangenamer aandoet dan dat ze toegeven aan hun natuurlijk egoïsme. Ik vind een kind dat bekent: „neen, jij krijgt niets, ik wil alles zelf houden" nog heel wat sympathieker dan éen die zegt: „neem maar gerust hoor, ik kan best iets missen, ik gun het je graag en daarbij triomfantelijk rond kijkt of hij nu niet weer erg lief is. Zoo kweekt men kleine huichelaars. Natuurlijk zijn we geneigd het bijzonder te vinden wat Gerrie doet. Het komt niet zoo veel voor dat kinderen en volwassenen zoo van zelf sprekend voor anderen zorgen. Het is ook bijzonder helaas en juist daarom moeten we het laten zooals het is. We moeten de weinige Gerrie's onder ons niet uit den droom helpen hen niet vertel len dat ze uitzonderingen zijn. Als ze merken dat andere menschen anders handelen, dan moeten ze dat als uitzondering beschouwen; ze zullen dat dan verkeerd van die andere menschen vinden; het is ook verkeerd om te jokken en te stelen, maar daarom ben je nog niet goed als je niet jokt en niet steelt. Van de Gerrie's in onze maatschappij moe ten we het hebben, van menschen die het deelen met elkaar „gewoon" vinden, die niet uit. eenige overweging goed doen, maar die goed zijn. Laten we hen zoo lang mogelijk zuiver bewaren! BEP OTTEN. VOLANTS EN RUCHES VIEREN HOOGTIJ! Onze grootmoeders wisten ze al op waarde te schatten: de coquette volants en ruches. Een tijdlang in onbruik geweest, heeft Ma dame Mode ze weer in cere hersteld; op de strakke aangesloten japonnen maken ze een jeugdig effect. Voor do middag- en avond jurken van jonge meisjes en vrouwen zijn ze de aangewezen garneering. Het geheel krijgt meteen een feestelijk cachet, als aan zoom of kraag van het dans jurk je kleine ru ches zijn gezet. Het japonnetje van verleden jaar, moder- nlseercn we, door er mouwtjes van volants in te zetten, in dezelfde of contrasteerend" kleur. Een zeer eleganten en jeugdigen indruk maakt de kraag van strookjes, die gedragen wordt over een eenvoudige toiletje. Er is in de wereld niets, dat uitsterft hoogstens wijzigt iets, waarvan men meen de, dat het uitgestorven was, zijn karakter wat, en komt veranderd onder den in vloed van de tijdsomstandigheden veelal terug. En ook het Fransche „chanson", hoe wel het verdwijnt, en weer opduikt als een iets veranderde uiting en weer verdwijnt, en toch weer opduikt, sterft niet uit en zal niet uitsterven. Hoevelen zijn er niet, die geloofden, dat tegelijkertijd met de beroem de Fransche chansonnier van de negentiger jaren, Aristide Bruant, ook het echte Fran sche chanson stierf? Hij is dood. zijn cabaret, het „Dorado", waarheen in den goeden tijd niet alleen „tout Paris", maar „tout ie monde" trok, is verdwenen, en hijzelf en de manier, waarop hij zong, zullen niet herle ven. Maar het Fransche lied? Dat is niet dood, want het volk, waarin het leeft en waaruit het voortkomt, bestaat nog' en zoolang de Franschen Franschen blijven, hoeft, dunkt mij, niemand zich ongerust te maken over het Fransche chanson, zelfs niet de grootste bewonderaar ervan. Het zal blij ven bestaan, en het zal steeds weer opduiken en steeds weer gezongen worden: simpele woorden op een simpel melodietje, maar recht uit een Fransche ziel en met de onna volgbare plastiek en het vuur waarover al leen maar een Franschman beschikt. Maurice Chevalier, die ook begon op de geijkte manier: in kleine kroegjes, tot hij „ontdekt" werd door Mistinguett, die hem, deed belanden op de planken van het Casino de Paris, waar hij optrad in revues, waarin hij eigenlijk niet thuis hoorde, was tot voor kort in de oogen van Frankrijk en de heele wereld „de" chansonnier bij uitnemend heid, zelfs toen nog niemand had ontdekt, dat hij sex-appeal had, en toen zijn stem nog goed in plaats van slecht was. Sedert hij Frankrijk en het Fransche lied eraan gaf voor Hollywood en de Amerikaansche film, bleef er al was hij geen Aristide Bruant, na zijn vertrek een onvermoed groote plaats open: wie moest men nu in Parijs gaan hooren zingen op de manier, waarop er in Parijs gezongen behoort te worden? Men kan zeggen, wat men wil, maar er hoort in Parijs gezonden te worden, en anders is Parijs Parijs, niet heelemaal. Toen werd verleden jaar om dezen tijd voor het eerst hier en daar de naam van Lucienne Boyer gehoord. Het Fransche lied sterft uit het komt terug, zij het op een wat andere manier: Lucienne Boyer is geen Pa- rijsche kwajongen en ze zingt niet het lied van den leutigen Parijzenaar, maar ze is een Fransch meisje en ze zingt oude en nieuwe navrante Fransche liefdesliedjes. Ze zingt ze, zooals het Fransche chanson gezongen hoort te worden; met de plastiek en het vuur, waarover alleen maar een Fran§aise beschikt en niet alleen „tout Paris" maar „tout le monde" trekt naar haar cabaret om haar te hooren. Er is in Parijs weer iemand, die er zingt, wat er gezongen hoort te worden er is weer iemand, die doodeenvoudig op een stoel of een piano gaat zitten zingen en zijn publiek van de eerste minuut af pakt tot zij het weer loslaat en het een beetje rijker te ruggeeft aan zichzelf. Wonderlijk teeken des tijds: ze zingt van de liefde zonder veel kracht en zonder veel illusies en met veel scepticisme, die tegenwoordig het mode-arti kel is. Beter nog: ze zingt van de vrouw, die tracht met die liefde tevreden te zijn. En ze zingt het volmaakt. lederen avond om een uur of één treedt Lucienne Boyer in haar cabaret op. Van twaalf uur af begint het er vol te loopen en om één uur is er geen stoel onbezet. Ze komt en ze zingt. Ze heeft een kinderlijk rond, wat naief gezicht, het haar strak achterover, de oogen rond en donker. Ze is een vrouw van dezen tijd, allang niet meer de mannelijke vrouw van een jaar of wat geleden, En ze heeft een stem, waarmee ze alles kan: die donker en hartstochtelijk en rauw kan zijn, en naief en vertrouwend als van een kind; ze kan er mee droomen. ermee aanklagen, ermee lijden. Ze zingt iederen avond een vijf, zes liedjes en gaat dan weg. En hoewel voor een jaar niemand nog van haar ge hoord had, staat ze op het oogenblik op het punt de opvolgster van beroemde voorgan gers te worden: de zangeres van het Fran sche chanson. In een tijd als de tegenwoordige kan min der dan ooit voorspeld worden of ze zich handhaven zal. en in dat geval, hoe lang' ze zich zal handhaven. Misschien zal ze ons nog voor groote dingen zetten, misschien zal ze weer even ongemerkt verdwijnen als ze verscheen. Uit het niet- in het niet. Op het oogenblik echter is ze er, en wat ze geeft is iets waarachtig moois, dat wel wat aan dacht waard is. Door haar gramofoonplaten kregen zij en de liedjes, die ze zingt in het afgeloopen jaar ook in Holland al bekendheid genoeg overigens nog niet. Ja. wie zou haar niet lie ver nog in werkelijkheid hooren? Wie dat niet kan, late zich toch niet iets moois ont nemen en hoore toch Lucienne Boyer haar liedjes zingen: „Parlez-moi-d'amour", „La barque d'Yves", „Ne dis pas toujours", „Dans la fumée", en het aloude „L'amour, toujours l'amour. WILLY VAN DER TAK. MEN DRAAGT TE PARIJS.... lichte jurken onder donkere mantels. smalle bontkraagjes, die zoowel bij mantel als japon gedragen worden. matte crepestoffen en glanzende sa tijnen stoffen, die soms zelfs gewast zijn. avondmantels in drie verschillende lengten; kort, driekwart en geheel lang. 's ochtends opengewerkte schoenen met lage hakken. ,...'s middags hooggehakte schoentjes. ER WORDT WEER GEHAAKT, In den loop der tijden wordt alles weer te voorschijn gehaald, dat eens, als te ouder- wetsch zijnde, verbannen werd. Zoo nu: het haakwerk. We werken onze kraagjes en slippen af, met kleine snoezige motiefjes, versieren er de garnituren mee; vooral kinderjurkjes worden allerliefst als langs mouwen en hals een picotje of iets dergelijk gehaakt wordt. Tafellakens, kleedjes, en zakdoeken, alles wordt weer omgezoomd met gehaakte ran den of gehaakte kant. Om met de mode mee te gaan, zouden we dus grootmoeders handwerkboek weer te voorschijn moeten halen en er ijverig uit studeeren.... DE EERSTE PARAPLU. In het midden van de 18e eeuw kwam iemand 't eerst op het idee, per uur para plu's te verhuren aan de studenten in Ox ford en Cambridge, teneinde hen zoo in de gelegenheid te stellen, droog van 't eene col lege naar 't andere te komen. Niemand an-f ders kreeg het in zijn hoofd zich op straat met zoo'n ding te vertoonen. Tot eindelijk Jonas Hanway uit Londen den moedkreeg, deze nieuwigheid in te voeren. Hanway had op zijn reizen China bezocht, waar paraplu's heel gewoon zijn Als curio siteit had hij er een mee terug gebracht. Op een goeden dag, of liever op een viezen re gendag kreeg hij 't plotseling in zijn hoofd, op zijn wandeling door de stad, van dit Chi- neesche instrument gebruik te maken. Als hij had kunnen vermoeden, hoe het publiek hem zou uitlachen en hem zelfs zou lastig vallen, zou hij zich tweemaal bedacht heb ben en zich liever hebben laten doorweeken. De menschen drongen om hem heen, ver sperden hem den weg en scholden hem voor „gek". Vrouwen klapten in de handen en lachten luidkeels en de jeugd rende achter hem aan, floot en schreeuwde, ondanks den plasregen. Maar Hanway was er niet de man naar, om zich van zijn voornemen te laten afhou den; in 't vervolg ging hij in 't geheel niet meer uit zonder paraplue en het publiek wende snel aan deze „vertooning". Vaak moesten Hanway's vrienden, als hij hen toevallig tegenkwam en bij regen liet schuilen onder zijn paraplu, toegeven, dat het toch eigenlijk een heel practisch idee was. Evenwel duurde het drie volle jaren, voor iemand anders dan Hanway gebruik maakte van de paraplu. En dan waren het nog de moedigste onder de menschen. Jonas Hanway stierf in 1776. Gedurende de laatste 30 jaren was hij nooit meer zonder paraplu uitgegaan. DOELMATIGE BEROEPSKLEEDINC. Niets is lastiger en onpraktischer, dan in het beroep, op het kantoor, achter de toon bank of waar ook te moeten werken met wel mooie, maar voor het werk veel te besmet telijke kleeren aan. Practische beroepsklee- ding staat altijd goed. omdat ze in de eerste plaats doelmatig is. En dat wil zeggen, dat ze bescheiden in de kleurencombinatie moet zijn, niet opdringerig en toch modern en vriendelijk. Het eenvoudige kantoorjurkje, glad en van boven tot beneden geknoopt, met den modernen, breeden overslag, werkt toch elegant, als het goed zit en de omslagen sneeuwit zijn gehouden en 't geheel verle vendigen. Van deze omslagen, die met knoop jes en knoopsgaten worden gewerkt, maakt men direct drie of vier stelletjes, zoodat het ook voor het meisje of de vrouw, die het heel druk heeft, geen bezwaar is er altijd goed uit te zien. De kantoorjas heeft zich eveneens zeer in geburgerd. De moderne jas is zoodanig ge maakt, dat ze zoowel naar links als naar rechts kan worden overgeslagen En sommi gen kunnen zelfs aan twee kanten worden gedragen! Dat bereikt men natuurlijk door er de zakken, knoopen, knoopsgaten en cein tuur op in te richten. En voor de huisvrouw, die nog altijd veel zwaarder en in elk geval veelzijdige!- beroep heeft, dan haar zusters, die in zaak of kan toor werken, is doelmatige kleeding tijdens haar werkzaamheden niet minder wensche- lijk Het schort met afneembare mouwen kan in een ommezien worden omgetooverd in een eenvoudig huisjurkje. Voor vuil werk is nog het gummi-schortje bij de hand, dat heel wat kan verdragen en daarbij toch zoo goedkoop is. Bij het koken mag eigenlijk nooit het witte kapje ontbreken, dat uit een vierkant batist doekje van zakdoekgrootte, met afgeknipte punten is gemaakt en waardoor dan een bandje is gehaald. Zoo'n practisch mutsje is vlug gemaakt en het heeft niet alleen uit zin- aelijkheidsoverwegingen voordeden. Want den voortduren cl en waterdamp, die we nu eenmaal in de keuken hebben, is allesbehalve bevorderlijk voor ons haar. Het kapje voor komt, dat het haar in directe aanraking met de etensdampen komt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14