ICenk
JieTnten
UK»
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 30 MAART 1933
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Ditmaal brengen wij twee gekleede wan
deljurkjes, dlc juist echter door hun eenvoud
een gedistingeerden indruk maken. Beide
japonnen zijn zoo geknipt, dat ze de figu
ren op hun slankst doen uitkomen.
Voor de warme voorjaarsdagen zijn ze een
ware uitkomst, als de wintermantel al te
zwaar is en de zomer jas te „zomersch".
No. 134: is vervaardigd van soepele wollen
stof in een effen kleur gehouden; terwijl
garneering van een aardige streep is ge
maakt. De puntstukken op de heupen; de
punthals; het eenvoudige rechte mouwtje,
alles is er op berekend de moderne lijn te
volgen.
Benoodigd materiaal: 3 M. van 130 c.M.
breed.
No. 135: dit japonnetje is gemaakt van
een moderne diagonaal-stof.
Ook hier zijn de lengte-banen er op bere
kend het figuurtje, slank te doen schijnen. De
zakjes geven het geheel iets jeugdigs.
Benoodigde stof: 3 M. van 130 c.M. breed.
Beide patronen zijn in alle maten k 50 ets.
per stuk verkrijgbaar bij de „Afd. Knippatro
nen" van de Uitgeversmaatschappij „De Mijl
paal", postbus 175, Amsterdam. Het bedrag
kan worden voldaan per postwissel, in post
zegels of wel per postgiro 41632.
De lezeressen worden vriendelijk verzocht,
bij bestelling niet alleen het nummer van
]- patroon, maar ook de verlangde maat
(c..:t- heup- en taillewijdte) op te geven.
Gelieve verder naam en adres duidelijk te
vermelden, men voorkomt daardoor vertra
ging in de toezending.
€TM)e
Hamcroütons (4 personen)1 ons ham, 15
gram bloem, 20 gr. boter, V/2 d.L. melk, 1 ei,
peper, zout, nootmuskaat, 1 eetlepel gehakte
peterselie, 8 sneetjes oud brood, 50 gr. boter
oi Delfrite.
Verwarm roerende de boter met de bloem
tot een gelijk mengsel, voeg daarbij voorzich
tig de melk en laat alles samen even door
koken, tot een stevig sausje is gevormd. Roer
er het geklopte el dooi en laat het even mee
warm worden; neem de pan van het vuur en
vermeng het sausje met de gehakte ham, de
peterselie en zooveel zout, peper en nootmus
kaat als voor de smaak noodig is. Snijd van
de 1 c.M. dikke sneedjes brood den korst weg,
spreid er het hammengsel over uit. Maak in
de koekenpan de boter of het vet heet en bak
daarin de broodjes aan den onderkant knap
pend en goudbruin; schik ze dan op een
verwarmden schotel, waarjver een vinger
doekje of papieren servetje is gevouwen. De
sneetjes brood kunnen ook eerst aan beide zij
den bruin gebakken worden en daarna bedekt
met het hammengsel.
Spinazieschotel (4 personen)2 K.G. spina -
zoie, 20 gr. boter. 1 snee oud brood zonder
korst, 1 d.L. slagroom, zout. 2 hardgekookte
eieren, 8 driehoekjes gebakken brood.
Zoek de zaadjes en het onkruid uit de spi
nazie, wasch deze heel goed. zet ze op met
het aanhangende water en wat zout en laat
ze. zonder deksel op de pan (voor het behoud
van de groene kleur), smelten; laat ze, indien
noodig, uitlekken op een vergiet. Maal de spi
nazie door een vleeschmolen, stoof ze enkele
minuten met de boter en de broodkruimels.
Roer er op het laatst luchtig de stijfgeslagen
room door en plaats de groente op het mid
den van een verwarmden platten schotel;
garneer deze met vlerdepartjes hardgekookt
el en met driehoekjes in boter gebakken
brood of hamcroütons (waarvan het recept
hierboven is gegeven). Geef dezen groente
schotel op een ultgebreiden maaltijd als tus-
schengerecht, of bij een eenvoudiger maal
tijd als de groente in het gedrang komt, b.v.
na gekookte vlsch met gekookte aardappelen.
Vegetarische ragout in schelpen (4 schel
pen): 2 eieren, 1 d.L. lauwe melk, zout, pe
per. nootmuskaat, boter: voor de saus: 1 1 2
d.L. water met 12 theelepel Marmite of Po-
viet. bloem en boter, wat gehakte peterselie.
Klop voor liet vulsel dc eieren met wat
zout. peper en nootmuskaat door elkaar,
neem er een lepel vol af om later door de
saus te mengen. Giet de melk bij dc losge
klopte eieren, en laat het mengsel in een
met boter besmeerd kommetje, dichtgedekt,
in een pannetje kokend water stollen (30
minuten), maar zorg. dat het water tegen
de kook aan is. cn niet werkelijk kookt,
waardoor luchtbelletjes in de eiermassa zou
den komen. Verwarm lntusschen roerende
de boter met de bloem, giet langzamerhand
de bouillon erbij, laat het sausje even door
koken. voeg wat. zout en de gehakte peter
selie toe. en maak het. sausje af met de ach
tergehouden lepel losgeklopt ei. Roer er de
in blokies gesneden „eierkaas" door. laat
alles flink heet worden en vul er vlug de
schelpen mee. Presenteer de schelpen op een
schotel, die met een vingerdoekje of een pa
pieren servetje Is bedekt en geef er desver-
kiezendc partjes citroen bij.
VOLOP CENIETEN.
Hoor eens even, dat kan ik niet meer, volop
genieten! Dat was goed in den tijd toen de
zorgen ons niet zoo zwaar drukten, maar
in dezen crisistijd kan er van genieten ge
woonweg geen sprake meer zijn.
Zoo redeneeren op het oogenblik heel wat
menschen, en als zij het misschien niet
hardop doen, dan denken zij het toch en ge
dragen zich ernaar, wat tenslotte op hetzelf
de neerkomt.
Wie er zoo'n redeneering op nahoudt heeft
het toch bij het verkeerde eind, want waar
om zouden wij niet meer mogen genieten,
ook al drukken de zorgen zwaar, en al mee-
nen velen, dat verbetering van den toestand
nog ver in het verschiet ligt. Op dit oogen
blik schijnt de zon, alsof we al middenin het
voorjaar zijn in plaats van nog maar heel in
het begin. Buiten loopt alles uit, de vogels
hebben het meer dan druk met nesten bou
wen, en ik zie een spreeuw die een veel te
volle lading takjes wil mëesleepen, er iedere
keer de helft van verliest, en dan druk en
zenuwachtig hippend een nieuwe poging
waagt om alles tegelijk te vervoeren. Dit is
voorjaarsweertje dat het waard maakt om
alle zorgen eens even opzij te zetten en te
genieten van het mooie in de natuur.
Nu wij naar den zomer toe gaan, komen
er vele dagen zoo, die maken kunnen dat het
leven er gemakkelijker uitziet, en dat de
moeilijkheden tijdelijk op den achtergrond
worden gedrongen.
We moeten op dat genieten echter niet op
onzen stoel gaan zitten wachten, alsof er een
wonder zal gebeuren, want dan gebeurt er
niets. Wie met een somber gezicht in zijn
kamer gaat zitten, krijgt de vreugde van
lente en zomer heusch niet thuisgestuurd.
We moeten er op uit gaan, ze opzoeken en
dat zoeken ook al met vreugde doen, anders
gaat de mooie tijd voorbij zonder dat wij er
van hebben kunnen profiteeren. Het is ook
allerminst noodig om daarbij aan geld uit
geven te denken, want een wandeling of een
fietstocht in onze eigen omgeving kan
schoonheidsonthullingen brengen, die we
nooit hadden vermoed. Daarvoor behoeven
wij niet ver weg te gaan, wie er oog voor
heeft, kan zelfs vlak bij huis in dezen tijd
de mooiste lenteboden vinden, kan in zijn
eigen tuintje, op zijn eigen balcon genieten
van het voorjaar.
Hij behoeft daar maar één ding voor te
doen: het te willen zien, dan blijkt het
eene al meer te genieten te zijn dan het
andere.
E. E. J.—P.
NAMIDDAG-JURKEN
Als het dagwerk is gedaan, hebben we er
af en toe behoefte aan. 's avonds eens een
kleine afwisseling in de sleur te brengen.
Geen vrouw voelt zich echter behaaglijk, als
zij er dan niet goed uitziet.
Het namiddagkleedje brengt een prettige
oplossing. Lang en eenvoudig, maakt het
toch een eleganten indruk.
Hier volgen eenige bijzonder aardige mo
dellen:
No. 1: een modern bolero kleedje. De ja
pon is gemaakt van wijnroode Crêpe de
Chine, met kant (in dezelfde kleur) gegar
neerd. Het mouwtje heeft de moderne coupe.
No. 2: japon van donkerbruine crêpe
craquelé. Het bovendeel is van crèmekleu
rige kant. De ondermouw zit met elastiek los
onder de bovenmouw, zoodat ze, naar belie
ven. uit en aangedaan kan worden, wat voor
verschillende gelegenheden erg prettig is.
No. 3: is uit zwarte crêpe craquelé met
theekleurige kant gegarneerd.
No. 4: is een snoezig model eveneens van
crêpe craquelé. De kraag is geplooid en de
breede ceintuur sluit op den rug met een
strik.
DE BLOUSE.
Jarenlang was de blouse verdwenen. Zé
werd hoogstens nog in huis gedragen; maar
dadelijk als er bezoek kwam verwisseld voor
iets anders. Dat is tegenwoordig zeer veran
derd. We hebben zoo weinig' geld, dat we een
voudig gedwongen worden, heel weinig voor
onze kleeding te besteden. Van dag tot dag
werd onze kleerenvoorraad kleiner. Dit gold
evenzeer voor de getrouwde, als voor de bui
tenshuis arbeidende vrouw.
Madame Mode zag zich dus genoodzaakt
hiermee rekening te houden; er bleef niets
anders over. dan de blouse weer te voorschijn
te halen. Dit kleedingstuk is naar verhouding
veel goedkooper en maakt het dus mogelijk,
vaak te veranderen.
De rok is. bij de bijzonder mooie blouse
modellen, een weinig op den achtergrond ge
raakt. Hij is uit dikke geripte stof; heel nauw
geknipt. Het rokje van zwarte zijde, dat wij
voor thee- en theaterbezoek gebruiken, is
klokkend gemaakt en valt op den voet.
Nooit zijn de blouses van zoo verschillende
modellen geweest als juist nu. Zij kunnen
geheel glad zijn; met hemdkraagjes of slip
pen; zij kunnen schuin gesloten worden; zij
kunnen mouwen hebben, die uit de stof van
den rok gemaakt zijn; zij kunnen van kost
bare of eenvoudige stoffen gemaakt zijn; aan
't rokje geknoopt zijn of er in gedragen wor
den; ze kunnen gebreid, gehaakt of gebor
duurd zijn.
Met een weinig overleg is het voor iedere
vrouw mogelijk een heele collectie van de
meest verschillende blouses te bezitten. En
zoo kunnen we het nog meemaken, dat ze
met haar kleedgeld uitkomt en toch even
elegant is, als toen zij nog alleen „japonnen"
droeg.
.Moeder", zegt Gerrie, „ik heb vannacht
zoo gek gedroomd. Ik hoorde, dat vader zei:
hè, wat heb ik toch een honger, ili denk, dat
ik de plak chocola die Gerrie op haar ver
jaardag gekregen heeft maar eens op ga eten.
Maar toen riep ik: nee, vader, dat mag niet!
Die plak chocola ga ik aan Flip brengen, die
krijgt nooit wat lekkersNou, en toen
werd ik wakker. Gek, hè? Want nu ga ik
écht de plak chocola aan Flip brengen. Nu
doe ik écht verder wat ik gedroomd heb. Ik
had er eigenlijk niet aan gedacht die plak
aan Flip te brengen. Maar hij zal het wel fijn
vinden, Flip krijgt nooit iets lekkers".
Flip is het zoontje van een bakker. Maar
die bakker heeft in het dorp nu juist geen
goeden naam. Hij bakt ook koekjes en zand
taartjes, maar het is net of die al oud-bak
ken cn droog uit den oven komen. En Flip
krijgt op Zon- en feestdagen nooit iets an
ders te eten dan dat eigen baksel. Vandaar
dat de kinderen Flip beklagen, die nooit iets
„lekkers" krijgt. Het medelijden met het
zoontje is nu niet bepaald een reclame voor
den vader.
Als Gerrie dien morgen naar school gaat,
brengt ze eerst de plak chocola bij Flip. Dan
is dat afgedaan en ze spreekt er niet meer
over.
Een paar dagen later zegt ze: „Moeder, ik
ga al die arme werkloozen die eiken dag op
het plein staan een stuiver geven". Gerrie
heeft een spaarpotje met stuivertjes.
„Maar je hebt lang ;niét genoeg stuivertjes.
Gerrie".
„Dan ga ik sparen tot ik er genoeg heb".
En nu spaart Gerrie.
Er is tot nu toe gelukkig nog niemand ge
weest, die heeft gezegd: „Wat lief van je
Gerrie, om die chocola aan Flip te geven"
of: „dat is mooi van je, Gerrie, te sparen
voor arme menschen". Gerrie vindt het heel
gewoon, en ze laat er zich niet op voorstaan.
Zoo ver als Gerrie gaan de meeste kinde
ren niet; ze hebben zelf te veel trek in cho
cola, ze hebben zelf zooveel wenschen die
een vol spaarpotje verwezenlijken kan. Maar
er zijn toch genoeg kinderen die graag hun
lekkers deelen, die wat kunnen missen voor
een minder bedeeld of ziek vriendje. En die
dat heel gewoon vinden. Laten we dan alsje
blieft niet aankomen met onze „wat moois"
en „wat liefs" en met: „wat ben jij gul" of
„wat kan jij makkelijk iets missen". Want
dan gaat het kind zich een weldoener voelen,
dan gaat het opzichtig aan liefdadigheid
doen. Ik ken wel zulke kinderen; ik weet niet
of ze zoo gemaakt zijn of dat ze altijd zoo
zijn geweest. Maar ik heb er al eens meer
over geschreven dat al dat opzettelijke, voor
al in kinderen, onaangenamer aandoet dan
dat ze toegeven aan hun natuurlijk egoïsme.
Ik vind een kind dat bekent: „neen, jij krijgt
niets, ik wil alles zelf houden" nog heel wat
sympathieker dan éen die zegt: „neem maar
gerust hoor, ik kan best iets missen, ik gun
het je graag en daarbij triomfantelijk rond
kijkt of hij nu niet weer erg lief is. Zoo
kweekt men kleine huichelaars.
Natuurlijk zijn we geneigd het bijzonder te
vinden wat Gerrie doet. Het komt niet zoo
veel voor dat kinderen en volwassenen
zoo van zelf sprekend voor anderen zorgen.
Het is ook bijzonder helaas en juist
daarom moeten we het laten zooals het is.
We moeten de weinige Gerrie's onder ons
niet uit den droom helpen hen niet vertel
len dat ze uitzonderingen zijn. Als ze merken
dat andere menschen anders handelen, dan
moeten ze dat als uitzondering beschouwen;
ze zullen dat dan verkeerd van die andere
menschen vinden; het is ook verkeerd om te
jokken en te stelen, maar daarom ben je nog
niet goed als je niet jokt en niet steelt.
Van de Gerrie's in onze maatschappij moe
ten we het hebben, van menschen die het
deelen met elkaar „gewoon" vinden, die niet
uit. eenige overweging goed doen, maar die
goed zijn. Laten we hen zoo lang mogelijk
zuiver bewaren!
BEP OTTEN.
VOLANTS EN RUCHES VIEREN
HOOGTIJ!
Onze grootmoeders wisten ze al op waarde
te schatten: de coquette volants en ruches.
Een tijdlang in onbruik geweest, heeft Ma
dame Mode ze weer in cere hersteld; op de
strakke aangesloten japonnen maken ze een
jeugdig effect. Voor do middag- en avond
jurken van jonge meisjes en vrouwen zijn
ze de aangewezen garneering. Het geheel
krijgt meteen een feestelijk cachet, als aan
zoom of kraag van het dans jurk je kleine ru
ches zijn gezet.
Het japonnetje van verleden jaar, moder-
nlseercn we, door er mouwtjes van volants
in te zetten, in dezelfde of contrasteerend"
kleur.
Een zeer eleganten en jeugdigen indruk
maakt de kraag van strookjes, die gedragen
wordt over een eenvoudige toiletje.
Er is in de wereld niets, dat uitsterft
hoogstens wijzigt iets, waarvan men meen
de, dat het uitgestorven was, zijn karakter
wat, en komt veranderd onder den in
vloed van de tijdsomstandigheden veelal
terug. En ook het Fransche „chanson", hoe
wel het verdwijnt, en weer opduikt als een
iets veranderde uiting en weer verdwijnt, en
toch weer opduikt, sterft niet uit en zal
niet uitsterven. Hoevelen zijn er niet, die
geloofden, dat tegelijkertijd met de beroem
de Fransche chansonnier van de negentiger
jaren, Aristide Bruant, ook het echte Fran
sche chanson stierf? Hij is dood. zijn cabaret,
het „Dorado", waarheen in den goeden
tijd niet alleen „tout Paris", maar „tout ie
monde" trok, is verdwenen, en hijzelf en de
manier, waarop hij zong, zullen niet herle
ven. Maar het Fransche lied? Dat is niet
dood, want het volk, waarin het leeft en
waaruit het voortkomt, bestaat nog' en
zoolang de Franschen Franschen blijven,
hoeft, dunkt mij, niemand zich ongerust te
maken over het Fransche chanson, zelfs niet
de grootste bewonderaar ervan. Het zal blij
ven bestaan, en het zal steeds weer opduiken
en steeds weer gezongen worden: simpele
woorden op een simpel melodietje, maar
recht uit een Fransche ziel en met de onna
volgbare plastiek en het vuur waarover al
leen maar een Franschman beschikt.
Maurice Chevalier, die ook begon op de
geijkte manier: in kleine kroegjes, tot hij
„ontdekt" werd door Mistinguett, die hem,
deed belanden op de planken van het Casino
de Paris, waar hij optrad in revues, waarin
hij eigenlijk niet thuis hoorde, was tot voor
kort in de oogen van Frankrijk en de heele
wereld „de" chansonnier bij uitnemend
heid, zelfs toen nog niemand had ontdekt,
dat hij sex-appeal had, en toen zijn stem nog
goed in plaats van slecht was. Sedert hij
Frankrijk en het Fransche lied eraan gaf
voor Hollywood en de Amerikaansche film,
bleef er al was hij geen Aristide Bruant, na
zijn vertrek een onvermoed groote plaats
open: wie moest men nu in Parijs gaan
hooren zingen op de manier, waarop er in
Parijs gezongen behoort te worden? Men kan
zeggen, wat men wil, maar er hoort in Parijs
gezonden te worden, en anders is Parijs
Parijs, niet heelemaal.
Toen werd verleden jaar om dezen tijd
voor het eerst hier en daar de naam van
Lucienne Boyer gehoord. Het Fransche lied
sterft uit het komt terug, zij het op een wat
andere manier: Lucienne Boyer is geen Pa-
rijsche kwajongen en ze zingt niet het lied
van den leutigen Parijzenaar, maar ze is een
Fransch meisje en ze zingt oude en nieuwe
navrante Fransche liefdesliedjes. Ze zingt ze,
zooals het Fransche chanson gezongen hoort
te worden; met de plastiek en het vuur,
waarover alleen maar een Fran§aise beschikt
en niet alleen „tout Paris" maar „tout le
monde" trekt naar haar cabaret om haar te
hooren. Er is in Parijs weer iemand, die er
zingt, wat er gezongen hoort te worden er
is weer iemand, die doodeenvoudig op een
stoel of een piano gaat zitten zingen en zijn
publiek van de eerste minuut af pakt tot zij
het weer loslaat en het een beetje rijker te
ruggeeft aan zichzelf. Wonderlijk teeken des
tijds: ze zingt van de liefde zonder veel
kracht en zonder veel illusies en met veel
scepticisme, die tegenwoordig het mode-arti
kel is. Beter nog: ze zingt van de vrouw, die
tracht met die liefde tevreden te zijn. En ze
zingt het volmaakt.
lederen avond om een uur of één treedt
Lucienne Boyer in haar cabaret op. Van
twaalf uur af begint het er vol te loopen en
om één uur is er geen stoel onbezet. Ze komt
en ze zingt. Ze heeft een kinderlijk rond, wat
naief gezicht, het haar strak achterover, de
oogen rond en donker. Ze is een vrouw van
dezen tijd, allang niet meer de mannelijke
vrouw van een jaar of wat geleden, En ze
heeft een stem, waarmee ze alles kan: die
donker en hartstochtelijk en rauw kan zijn,
en naief en vertrouwend als van een kind;
ze kan er mee droomen. ermee aanklagen,
ermee lijden. Ze zingt iederen avond een
vijf, zes liedjes en gaat dan weg. En hoewel
voor een jaar niemand nog van haar ge
hoord had, staat ze op het oogenblik op het
punt de opvolgster van beroemde voorgan
gers te worden: de zangeres van het Fran
sche chanson.
In een tijd als de tegenwoordige kan min
der dan ooit voorspeld worden of ze zich
handhaven zal. en in dat geval, hoe lang' ze
zich zal handhaven. Misschien zal ze ons
nog voor groote dingen zetten, misschien zal
ze weer even ongemerkt verdwijnen als ze
verscheen. Uit het niet- in het niet. Op het
oogenblik echter is ze er, en wat ze geeft
is iets waarachtig moois, dat wel wat aan
dacht waard is.
Door haar gramofoonplaten kregen zij en
de liedjes, die ze zingt in het afgeloopen
jaar ook in Holland al bekendheid genoeg
overigens nog niet. Ja. wie zou haar niet lie
ver nog in werkelijkheid hooren? Wie dat
niet kan, late zich toch niet iets moois ont
nemen en hoore toch Lucienne Boyer haar
liedjes zingen: „Parlez-moi-d'amour", „La
barque d'Yves", „Ne dis pas toujours", „Dans
la fumée", en het aloude „L'amour,
toujours l'amour.
WILLY VAN DER TAK.
MEN DRAAGT TE PARIJS....
lichte jurken onder donkere mantels.
smalle bontkraagjes, die zoowel bij
mantel als japon gedragen worden.
matte crepestoffen en glanzende sa
tijnen stoffen, die soms zelfs gewast zijn.
avondmantels in drie verschillende
lengten; kort, driekwart en geheel lang.
's ochtends opengewerkte schoenen
met lage hakken.
,...'s middags hooggehakte schoentjes.
ER WORDT WEER GEHAAKT,
In den loop der tijden wordt alles weer te
voorschijn gehaald, dat eens, als te ouder-
wetsch zijnde, verbannen werd. Zoo nu: het
haakwerk.
We werken onze kraagjes en slippen af,
met kleine snoezige motiefjes, versieren er
de garnituren mee; vooral kinderjurkjes
worden allerliefst als langs mouwen en hals
een picotje of iets dergelijk gehaakt wordt.
Tafellakens, kleedjes, en zakdoeken, alles
wordt weer omgezoomd met gehaakte ran
den of gehaakte kant.
Om met de mode mee te gaan, zouden we
dus grootmoeders handwerkboek weer te
voorschijn moeten halen en er ijverig uit
studeeren....
DE EERSTE PARAPLU.
In het midden van de 18e eeuw kwam
iemand 't eerst op het idee, per uur para
plu's te verhuren aan de studenten in Ox
ford en Cambridge, teneinde hen zoo in de
gelegenheid te stellen, droog van 't eene col
lege naar 't andere te komen. Niemand an-f
ders kreeg het in zijn hoofd zich op straat
met zoo'n ding te vertoonen. Tot eindelijk
Jonas Hanway uit Londen den moedkreeg,
deze nieuwigheid in te voeren.
Hanway had op zijn reizen China bezocht,
waar paraplu's heel gewoon zijn Als curio
siteit had hij er een mee terug gebracht. Op
een goeden dag, of liever op een viezen re
gendag kreeg hij 't plotseling in zijn hoofd,
op zijn wandeling door de stad, van dit Chi-
neesche instrument gebruik te maken. Als
hij had kunnen vermoeden, hoe het publiek
hem zou uitlachen en hem zelfs zou lastig
vallen, zou hij zich tweemaal bedacht heb
ben en zich liever hebben laten doorweeken.
De menschen drongen om hem heen, ver
sperden hem den weg en scholden hem voor
„gek". Vrouwen klapten in de handen en
lachten luidkeels en de jeugd rende achter
hem aan, floot en schreeuwde, ondanks den
plasregen.
Maar Hanway was er niet de man naar,
om zich van zijn voornemen te laten afhou
den; in 't vervolg ging hij in 't geheel niet
meer uit zonder paraplue en het publiek
wende snel aan deze „vertooning".
Vaak moesten Hanway's vrienden, als hij
hen toevallig tegenkwam en bij regen liet
schuilen onder zijn paraplu, toegeven, dat
het toch eigenlijk een heel practisch idee
was. Evenwel duurde het drie volle jaren,
voor iemand anders dan Hanway gebruik
maakte van de paraplu. En dan waren het
nog de moedigste onder de menschen.
Jonas Hanway stierf in 1776. Gedurende de
laatste 30 jaren was hij nooit meer zonder
paraplu uitgegaan.
DOELMATIGE
BEROEPSKLEEDINC.
Niets is lastiger en onpraktischer, dan in
het beroep, op het kantoor, achter de toon
bank of waar ook te moeten werken met wel
mooie, maar voor het werk veel te besmet
telijke kleeren aan. Practische beroepsklee-
ding staat altijd goed. omdat ze in de eerste
plaats doelmatig is. En dat wil zeggen, dat ze
bescheiden in de kleurencombinatie moet
zijn, niet opdringerig en toch modern en
vriendelijk. Het eenvoudige kantoorjurkje,
glad en van boven tot beneden geknoopt, met
den modernen, breeden overslag, werkt toch
elegant, als het goed zit en de omslagen
sneeuwit zijn gehouden en 't geheel verle
vendigen. Van deze omslagen, die met knoop
jes en knoopsgaten worden gewerkt, maakt
men direct drie of vier stelletjes, zoodat het
ook voor het meisje of de vrouw, die het heel
druk heeft, geen bezwaar is er altijd goed uit
te zien.
De kantoorjas heeft zich eveneens zeer in
geburgerd. De moderne jas is zoodanig ge
maakt, dat ze zoowel naar links als naar
rechts kan worden overgeslagen En sommi
gen kunnen zelfs aan twee kanten worden
gedragen! Dat bereikt men natuurlijk door
er de zakken, knoopen, knoopsgaten en cein
tuur op in te richten.
En voor de huisvrouw, die nog altijd veel
zwaarder en in elk geval veelzijdige!- beroep
heeft, dan haar zusters, die in zaak of kan
toor werken, is doelmatige kleeding tijdens
haar werkzaamheden niet minder wensche-
lijk Het schort met afneembare mouwen kan
in een ommezien worden omgetooverd in een
eenvoudig huisjurkje. Voor vuil werk is nog
het gummi-schortje bij de hand, dat heel wat
kan verdragen en daarbij toch zoo goedkoop
is. Bij het koken mag eigenlijk nooit het witte
kapje ontbreken, dat uit een vierkant batist
doekje van zakdoekgrootte, met afgeknipte
punten is gemaakt en waardoor dan een
bandje is gehaald. Zoo'n practisch mutsje is
vlug gemaakt en het heeft niet alleen uit zin-
aelijkheidsoverwegingen voordeden. Want
den voortduren cl en waterdamp, die we nu
eenmaal in de keuken hebben, is allesbehalve
bevorderlijk voor ons haar. Het kapje voor
komt, dat het haar in directe aanraking met
de etensdampen komt.