H.P. Vertelling j
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S
u*i dahsfezst fee eccc van <k- (vvzmjimxs.
Dat is Willy Fritsch
■Zoowat 250 jaar geleden voer het eens
scllip na het andere met een lading zwart
ivoor, zooals de negerslaven toen genoemd
werden, de Suriname rivier op. De behande
ling der slaven aan boord het alles te wen-
schen over. Ze warden bij opbod verkocht en
moesten door hard werken hun koopprijs
weer verdienen. De plantagehouders in dien
tijd waren ruw, zooals de tijden zelve en
dus is het geen wonder, dat vele slaven,
die de kans schoon zagen, ontvluchtten, de
wijde, dichte bosschen in. Voor hem was de
wildernis niet vijandig. De groote rivieren
van Suriname boden hen een tweede vader
land. Boven de stroomversnellingen, die de
blanke haast niet kon passeeren was de
Djoeka meester van het land. Steeds talrijker
werden de ontvluchtingen en steeds stout
moediger. De eene plantage na de andere
werd aangevallen en geplunderd. Straf
expedities, die het bosch werden ingezonden
verloren den strijd met de wildernis en wer
den dan nog dor de boschnegers overvallen.
Ons Gouvernement moest om vrede vragen,
moest dien vrede koopen. En het salaris van
den grauman, van den boschnegerkapitein is
eigenlijk nog de koopsom waarmede de vrede
werd betaald. Toch zijn de toestanden met
de tijden veranderd. De Djoeka staat niet
meer tegenover, maar naast ons. Niet onder
ons. Wij hebben boven de vallen nog weinig
te vertellen. En dat hoeft ook niet. Zoo is het
goed. Behalvemaar daarover la/ter. De
Dj oe ka's leven in en van de wildernis. Hun
gewoonten en zeden zijn .nog vrijwel die
hunner Afrikaansche voorouders. Hun gods
dienst ook nog gedeeltelijk. Hun kleeding
is de oude. hun geweren zijn ook oud en
daarnaast zijn pijl en boog nog in volle
eere. Een merkwaardig volk. En wij gaan ze
bezoeken.
Wij stoornen langzaam on over de breede,
door de zon helderverlichte rivier. Aan weers
kanten zwaar bosch. waar enkele reuzen
boomen bovenuit steken. Aan den wallekant
zijn de boomen en struiken en takken zóó
van onder tot boven behangen met slinger
planten, dat een muur van groen ontstaat.
Landen zonder kapmes in de hand is alleen
mogelijk, wanneer een ander er vóór u ge
weest is. En dat is op dit traject hier en
daar gebeurd. Een stukje zanderige oever,
een tunnel in het bladerbosch, soms daarach
ter wat ruimte, wat licht. Daar is een grond je
een terrein waar het bosch gekapt is en
verbrand om er wat voedergewassen te plan
ten. Soms ook is het slechts de ingang van
een boschpad, bijv. naar een rijk vrucht
dragende boomgroep, dat door jagers gere
geld wordt gebruikt. Weer een bocht en nu
wordt een breede aanlegplaats zichtbaar,
waar een 20 tal koralen bijeen ligt. Even
daarvoor staan huisjes in een pisangtuin
boven een steilen wallekant en in het mid
den daarvan is een trap gemaakt, uitgegra
ven in het leem van den oever. Bovenaan een
eerepoort van palmbladeren en twee Neder-
landsche vlaggen. Het is al lang bekend, dat
de Grauman der blanken, de Gouverneur,
komit en de trommen hebben de boodschap
reeds doorgegeven aan de andere dorpen
hooger op. Bovenaan de trap ziet het nu
werkelijk eens zwart van de menschen in
den meest letterlijken zin des woords. Daar
staat de eerewacht* in schilderachtige wan
orde. Groote zware kerels in hun mooisten
dos: nog zwaardere vrouwen, die zich zeker
nog geen tijd hadden zich te „kleeden" voor
de feestelijke ontvangst.
Daar knallen de geweren; geen salvo. Neen.
elk op zijn beurt, opdat men goed kan hooren
wiens oude donderbus het meeste lawaai
maakt. Ik geloof dat de oude voodaders het
winnen, maar zie, dat men er ook zoowat
een dubbele hoeveelheid kruit in stopt. Dat
is niet erg gevaarlijk, want een boschneger
vertrouwt zijn geweer toch nooit heelemaal
en houdt het altijd met twee handen stijf
voor zich uitgestrekt als hij schiet. En weet
ei' dan nog heel goed mee te raken ook.
Wij gaan aan den wal. De oude kapitein
drukt ons allen de hand en heet ons welkom,
maar verdwijnt dan weer in de menigte. Wij
wandelen het dorp in. dat een netten indruk
maakt. Keurige huisjes met wanden van ge
vlochten bamboe op palmblad, een hoog op
loopend dak. ook met palmbladen gedekt en
een deur. die er wezen mag. Laag. zoo dat
men bukkend binnengaat, maar uit. breede
planken gemaakt en meestal met. houtsnij
werk versierd. De vloer bestaat uit gestampte
leem, een schot van palmbladen scheidt
slaapruimte van woonruimte. Koken, bakken,
voedselbereiden geschieden meest onder een
afdak of in de open lucht.
Wfj zijn blijkbaar te vroeg, reeds op den
steiger stonden een paar vrouwen het. haar
te kammen met prachtige houten kammen,
met snijwerk versierd van een voet lang en
•tanden van t:en cM. Voor kroeshaar, dat
nauwelijks een decimeter lang is. maar het
ideaal is het haar zoo veel mogel'jk uit den
krul te krijgen in stijve vlechtjes, waar tus-
schen vier of vijf scheidingen, ideale luize-
paadjes, overblijven. De meeste dames zijn
nog thuis voor de open deur aan haar
toilet bezig, "aan het haar dan. Verder kost
het weinig moeite. Een doek, die om de len
den geslagen wordt en tot de knieën reikt.
Soms weer de geknoopte schouderdoek der
Indianen, een paar gevlochten banden om
enkels en knieën en klaar is Keetje. O, neen.
Magdalena of Mirjam of noem maar op. er
zijn zeer veel bijbelsche namen ook onder
deze heidenen.
Gouverneur en Commissaris onderhouden
zich wat met de notabelen van het dorp. Ik
zwerf wat om de greep heen en dwaal aan
verder af. Probeer een praatje te maken,
maar het lukt niet hard. Dan vlucht een
kom. Als hst kind in de deurpost komt kijken,
geef ik het een kralen kettinkje en daar
komt moeder ook aan. Legt het kettinkje
op eigen bruine huid en zegt: Moi. grau-
dankie. Ik geef er haar zelf ook een en vraag
naar de kam, waarmee zij haar kreeskop
bewerkt. Me buy? Ik koopen? Ja do Bank
note. Twee banknote. Dat is te veel (Een
banknote is een halve gulden in de Djoeka-
taal) en het lukt mij een kwartje af te din
gen. Nu w*_t ik hoe ik de vrouwen vangen
moet. Een aaardig jong ding had voortdurend
gegluurd van hier en van daar, maai' holde
telkens weg als ik met mijn camera die rich
ting uitkeek. Ze werd dan braaf uitgelachen
door de mannen en kwam schoorvoetend
terug, maar een kettinkje hielp. Aarzelend
steeds klaar om te vluchten, tot een als bevel
klinkenden roep van een der mannen haar
moed gaf. Een kettinkje verhuist van blanke
in zwarte handen. Nog een komt te voor
schijn. Give me? Met haar verleidelïjksten
glimlach. Me makie poe tret. Heftig neen
schudden. Stampvoeten. Dan weer allerliefst:
Menirr portret, give me kwartje. Nu. dat is
haar schoonheid wel waard. Menirr buy
mooy? Wil meneer mooie dingen koopen?
Ja. En daar ben ik al gauw het middelpunt
van een verkoopluriigen kring. De boschneger
weet ook, dat kleine geschenken de vriend
schap onderhouden en besteedt veel van zijn
ruimschoots voorhanden zijnden vrijen tijd
aan het maken van houtsnijwerk voor zijn
geliefde of vrouw. Groote haarkammen, roer-
spatels, rijstlepels, kleerenkloppers, zitbank
je, vlakke houten schotels om de rijst in te
warmen, allemaal voorwerpen van dagelijksch
gebruik, maar werkelijk vaak kunstig ver
sierd, diep uitgesneden, soms met rijen in
gebrande punten, met kettingen van vier tot.
zes schakels, alles uit één stuk hout gesne
den. Ook roeiriemen, parels zeggen ze hier,
zijn vaak mooi besneden en aardig van vorm.
En zoo komt van alles los. Er wordt geboden
en gesjacherd. Een zeldzaam vroohjk en ver
trouwelijk volkje. Ook de mannen laten zich
nu rustig fotografe eren en filmen. Hun'klee
ding is eenvoudig en toch keurig. Eén lapje
van een voet breed en een meter lang, dat
tusschen de beenen door gehaald wordt en
dan voor en achter 'over een rond den buik
gebonden touwtje afhangt. Waarschijnlijk
waren dit vroeger kleurige producten van
eigen handweefwerk, maar daarvan is hier
geloof ik niets meer te vinden. Kleeren, kruit
en lood worden gekocht van wait zij verdienen
met houtkappen, uit het bosch sleepen en
omlaag vlotten naar de stad.
Als ik weer moeite doe een vrouwtje met
aardigen kleurigen omslagdoek te fotogra
feeren, dat mij telkens ontloopt, hoor ik
plotseling naast mij: wat wil menirr van
die? Een groote zware negermeid staat naast
mij in een rokje en kort jakje. Het blijkt
Magdalena te zijn, Kapiteins dochter, die in
Groningen heeft school gegaan, heel goed
Hollaardsch spreekt, maar verder weer heele
maal Djoekavrouw is geworden en haar kin
deren oppast met de hulp van haar broer.
Ook weer een der eigenaardigheden van dit
volk. Als een maar en vrouw het eens wor
den, bouwt de man een hut en zij trekt
er in. Hij blijft in eigen huis wonen, maar
helpt haar grondje bebouwen, brengt, jacht
wild enz. Over haar kinderen heeft, hij niets
te zeggen, die zijn van haar. behooren tot
haar familie en het vaderschap zooals wij dat
kennen wordt uitgeoefend door haar broer.
Hij be vadert de kinderen van zijn zuster
en die erven ook zijn kano, zijn wapens en
wat er verder te erven valt, zijn hut niet.
•Die wordt verlaten, moet vervallen. Geen
ander zal daar in gaan wonen. Oorzaak van
deze gewoonte is waarschijnlijk wel dat de
huwelijksband zeer los is. En wat is er tegen
die regeling? Ze werkt heel goed in de prak
tijk. Dat men bij de boschinegers weinig
kinderen vindt, heeft een andere oorzaak.
De kindersterfte is verbazend groot. Ik ken
gevallen van moeders, die tien of twaalf
kinderen ter wereld brachten, waarvan er
twee in leven bleven. Voor een groot deel is
de malaria daar schuld van. Dat is niet. goed.
Daarop doelde mijn „behalve" in de inleiding
tot dit hoofdstuk. Om d:e malaria te bestrij
den zou de Djoeka ons eigenlijk noodig heb
ben. Maar wij kunnen hei óók niet Hier staat
het Gouvernement machteloos, kinine alleen
helpt niet. Men moet de mug ook vervolgen.
Maar hier wonen nu 200 menschen bijeen,
langs de heele Coppename misschien duizend
Maar dat heele terrein van millioenen hec
taren is één muskieten broeiplaats vol ri
vierarmen en kreeken en poelen en plassen,
waar tusschen de bladeren der orchideeën
genoeg water blijft staan voor de muskieten
om zich te ontwikkelen. Dat is de doods
vijand van den Djoeka. Velen vallen, maair
wie overblijven, worden pracht kerels. Een
en al spier, vroolijkheid en levenslust. Heer
lijk volk om mee te werken, als ze willen
tenminste, want als ze geen zin hebben, kan
geen macht ter wereld hen dwingen. Ze zijn
vrij! Daar hebben hun. vaderen voor ge
vochten. Nog meer dan tachtig jaar lang.
Maar ze zijn ook vrijer dan wij. Vrij van
conventie en vooroordeel, van zorgen en van
fatsoen, van belasting en van huwelijks
banden. Vrij in den volsten zin des woords.
Dat zijai ze en dat zullen ze blijven. Ze zijn
weggeloopen uit Kaaimanstone toen daar de
school kwam en een onderwijzer de kinderen
wou dwingen. Ze zijn vrij en genieten er
van.
Wij gaan door naar Kaaimanstone, het
oudere dorp, dat een kwartier varen hooger
op ligt. Daar is de schoolmeester baas. com
mandeert en wacht ons met de schoolkinde
ren (van 5 tot 20 jaar oud, in totaal 10 stuks'
bij de aanlegplaats. Wilhelmus en een psalm.
Dan naar de school, waar een der leerlingen
een zegewensch voor den Gouverneur uit
spreekt. Dan weer zingen en nog eens zingen,
maar gelukkig heeft de school een achter
deurtje en kan ik er stilletjes tusschen uit
piepen. Het is hier wat geciviliseerder, maar
naast de Kottamissies in hun typische klee
ding is toch nog menigeen tevreden met de
bedekking, die de natuur hem of haar ge
geven heeft, behalve natuurlijk de nooit
mankeerende lendenlapjes of doeken. Velen
brabbelen wat Hollandsch en er wordt weer
druk gesjacherd en gelachen. Onder een
groote boom is een stelletje aan het dam
men onder groot debat over elke zet natuur
lijk. Gezellig ongedwongen volk. dat even
naar ons kijkt en dan weer rustig aan eigen
bezigheden en plezier gaat.
's Middags zakken wij weer af naar Wita-
gro, waar 's avonds ter onzer eere zal worden
gedanst. Zoodra het donker wordt begint he.,
getrommel, af en toe door gezang begeleid
maar het geluid is nog zwak. de kinderen
oefenen maar een beetje. Tegen een uur of
acht komt er meer gang in en gaan wij
naar den wal. Het is stikdonker bij de aan
legplaats en niemand denkt er aan ons te
komen afhalen. Wel wordt er dadelijk ruimte
voor ons geihaakt en bankjes aangesleept
zoodat wij in halven cirkel geschaard rustig
kunnen genieten. Want te genieten valt er
altijd, al moet Je van Djoekadansen geen
schoonheidsin drukken verwachten. Begin
maar weer eens met die mooie kerels met-
hun mooiste lendelapje en elegantste schou
derlap, nu bovendien met een mooie kralen
ketting, met arm en kuitbanden en enkel
banden van trossen droge zaad hulsen in
twee toonaarden gestemd, die bij het stamp
voeten een rammelend geluid maken. De
vrouwen hebben geen bijzonder tenu ge
maakt, maar prachtig zijn de trommelslagers
in hun vervoering. Ze zitten op hun bankje
achter hum -instrument-, een uitgeholde
boomstam met een slangenvel er over ge
spannen. Zij slaan met- vingers en duim,
met bolle of gestrekte handpalm op het hout.
soms zelfs met stekjes. Variatie genoeg dus.
En dan rhythme, rhythme en nog eens
rhythme. Er is een soort voorzanger, maar
dat beteekent. toch weinig. Meer een uitnoo-
digmg ten dans en een aanmoediging voor
den trommelaar om goed te spleen Dan
komen de eerste dansers naar voren. Ze
stampen op den grond, buigen het lichaam
voorover en zwaaien met de armen, in steeds
wilder tempo stampende. Dan komen vrou
wen hen tegemoet, ook rammelstampend met
gebogen romp en aaiende en strijkende
handbewegingen. Vooruit en achteruit en
weer vooruit. Dun zingt het, publiek een lied,
dat volgens Magdalena. die verwoed mee
danst en haar jakje er bij heeft uitgetrokken,
niet voor vertaling geschikt is. Plotseling
zwijgt dan de muziek en menigeen komt uit
het publiek naar voren om de dansers en
danseressen even zachtjes te omarmen als
stille hulde voor hun prestaties. Dan begint
opnieuw het eentonig gezang bij de flikke
rende olielichtjes. De trommels vallen in.
Debat wie beginnen zal en dan herhaalt zich
hetzelfde tooneel tot in het oneindige. En
toch blijft het boeien. De wisselende kleuren
en het flikkerende licht, de gevels der huis
jes afstekende tegen den donkeren bosch-
rand. waarboven een prachtige sterrelucht
prijkt, het is een tooneel uit het leven van
een natuurvolk, zooals de reizigers het tegen
woordig slechts zelden te zien krijgt.
Wij gaan om elf uux naar bed. Dansers en
trommels werken door. Tot het daglicht een
eind maakt aan het festijn en de dansers
van den nacht plonsen even in de rivier om
op te frisschen en melden zich bij ons als
roeiers voor een anderen langen dag.
VAN DER SLEEN.
UIT DE WERELD VAN DE FILM.
door Alfred Beierle
Voor zoover ik weet, heeft hij geen vijan
den! Hij gaat door de ateliers van Babels-
berg als door den tuin van zijn verlangen. Al
tijd met een lachend gezicht.
Willy Fritsch, die als ingenieur en sport-
leeraar begon, ging op de Seebachschool. Hij
zakt voor het examen en gaat zonder beden
ken als figurant, later voor kleine rolletjes
aan het Duitsche theater. Dan zal hij naar
Bremen gaan aan het Stadttheater, maar
door verschillende toevalligheden valt Erich
Pominer's' oog op hem, die hem dadelijk voor
een contract van een jaar bij dc Decla en
gageert. welke firma later door de Ufa werd
overgenomen.
Erich Pommer, de geniale Duitsche produc
tieleider, waaraan vele filmsterren het begin
van hun roem te danken hebben, ziet In den
knappen jongeman, de bekoring van onver-
valschte en onbevangen natuurlijkheid.
Fritsch werd al gauw de he'd van vele films,
totdat Ludwig Berger hem in 1923 voor zijn
beroemd geworden enscenee.ing van „Wals
droom" overneemt, en met het enorm succes
dezer film, welke over de gansche wereld ver
toond is, boekt Willy Fritsch zijn eerste groote
wereldsucces.
Later komt dan de ontdekking van Lilian
Harvey, die eveneens met een vast contract
aan de Ufa verbonden wordt. In haar vindt
Willy Fritsch zijn geestverwante partnerin.
Fritsch speelt in „Spion", „Hongaarsche
Rapsodie", „De laatste wals", en steeds na
tuurgetrouwer worden de finesses van zijn
uitbeeldingsgave.
Nu komt het geluid in de film. het spreken.
Willy Fritsch heeft het gemakkelijk. Hij
hoeft zich niet te veranderen. De frlssche trek
Het Zilveren Servies.
„Juist nu zou ik u een bijzonder gunsfcigen
prijs voor antiek zilver kunnen geven, me
vrouw". zei Harrison. „Natuurlijk kan ik voor
een enkel bord. dat u me hier aanbiedt, niet
veel betalen; maar als u mij het geheele ser
vies wilt verkoopen, kan ik u er misschien wel
drieduizend gulden voor geven".
„Dat zou heel mooi zijn", antwoordde de
oude dame aarzelend. „Maar neen", ging ze
voort, „ik heb mijzelf al verwijten gemaakt
dat ik ook maar een enkel stuk uit de nala
tenschap van mijn grootmoeder wil verkoo
pen. En het zilveren servies was haar pronk
stuk. Neen, het gaat werkelijk niet".
Harrison kende zijn klanten. Vooral bij oude
dames was altijd overredingskunst noodig
voordat ze van erfstukken afstand deden
Maar een goede zaak is wel wat inspanning
waard. „Ik begrijp u volkomen, mevrouw zei
hij. „Maar ik heb in mijn loopbaan al dik
wijls gezien, dat menschen hun kostbaarhe
den stuk voor stuk voor een appel en een ei
verkochten, die als een geheel veel meer zou
den hebben opgebracht. Als u nog van ge-
dachter verandert, laat u het mij dan weten"
Harrison was niet verwonderd, toen hij den
y rouwt je met een kind in huis als ik er aan volgenden morgen een briefje kreeg, waarin
de oude dame hem verzocht de collectie te
'romen zien. Een half uur later was hij aan
het opgegeven adres; niet wachten nu. de
oude dame mocht eens op het genomen be
sluit terugkomen.
De kamer, waarin Harrison werd gelaten,
was precies, zooals hij zich die had voorge
steld. ..Verarmde middenstand", mompelde
hij. Op een klein tafeltje stond een hooge
stapel prachtig zilver. Met de bewondering
van een kenner keek Harrison er een tijd
lang zwijgend naar. Toen onderzocht hij ieder
stuk nauwkeurig. Er was niet veel voor noo
dig om te zien, dat dit een prachtig, zwaar,
antiek servies was, dat zeker een vijftiendui
zend gulden waard was. Wat een vondst! Een
geluk dat niemand hem was voor geweest.
„Daarvoor kan ik u vierduizend gulden be
talen"'. zei hij eindelijk: blijkbaar had de
oude dame geen notie van de werkelijke
waarde van zulke pracht stukken.
„Dat is heerlijk", antwoordde ze, „eindelijk
zullen de zorgen dus voorbij zijn. En ik ge
loof, dat grootmoeder er niet boos om zou
zijn, dat ik in deze vreeselijke tijden het zil
ver verkoop".
„Ik zal u een chèque schrijven", zei Harri
son. „dan kan mijn chauffeur het zilver in de
auto brengen".
Terwijl Harrison de cheque schreef, ging de
deur open en een heer kwam binnen. „Dit is
mijn broer, kolonel Fenton", zei de oude
dame. „Beste Karei, mijnheer hier geeft me
vierduizend gulden voor het servies Ik ben
zoo dankbaar". „Wat is dat?" zei de kolonel
„Verkoop je het servies, zonder mij om raad
te vragen? Voor vierduizend gulden! Mijn-
ieerl'' wen(^e hij zich tot Harrison, „hoe
durft u het wagen, een oude vrouw zoo te be-
dilegen? Het servies is wel viermaal zooveel
waard'.
„Ik heb met u niets te maken'", zei Harri
son. „Het servies is verkocht en daar ligt de
cheque".
„Jij zwendelaar", brulde de Kolonel. „Ik zal
je laten zien, wat met kerels als jij gebeurt"
Hij rukte zijn zuster de chèque uit de handen,
scheurde haar aan stukken en wierp haar in
de haard. „En nu oogenblikkelijk de deur
uit „Gaat u maar. meneer", fluisterde de
oude dame. „Het zilver is van mij en ik zal
het u morgen komen brengen".
Harrison voelde er weinig voor. tot handtas
telijkheden over te gaan en verliet het ver
trek.
Een uur later zette een heer een blijkbaar
zware koffer in het net van een coupé van
den sneltrein.
„Nu, zie je", zei hij tot zijn begeleidster, „dit
is toch veel beter. Het servies niet verkocht
en toch vierduizend gulden verdiend".
„Ik was toch een oogenblik bang, dat het
mis zou gaan", zei de dame. „Maar ik moet
zeggen, ik bewonder je handigheid. Ik heb
niet gezien dat je de chèque wegmoffelde en
een gewoon stuk papier van dezelfde kleur in
stukken scheurde".
„Dat is allemaal oefening", zei de kolonel
„Als oude kaartspeler, weet je
KAREL VAN WEST
van zijn heele wezen is ook zijn stem eigen.
Zijn warm geluid en zijn natuurlijke, be
schaafde spreekwijze zijn nieuwe mogelijkhe
den voor zijn kunstenaarsschap.
Na den triomf van ..Het congres danst",
staat hij in de voorste rij der Duitsche films
als vertegenwoordiger van liefdeshelden, waar
om de geheele film draait.
Maar achter dit steeds lachende gezicht ver
bergt zich een grcot kunstenaar, met een
ijzerstelken wil. Willy Fritsch. die met groote
toewijding voor zijn filmarbeid leeft, oen ac
teur met eindelooze vlijt, en met groote ar
tistieke gaven, wilde ook graag de groote ver
langens van zijn kunstenaarshart bevredigd
zien. Dc film „In geheimen dienst" gaf hem
de kans. waarmee hij bewijzen kon. hoe zijn
middelen in tien jaar gerijpt waren, hoe de
knappe jongeling tot man geworden is. HU
wilde graag eens niét in rok acteeren. Hij wou
graag eens als „Fedja" in Tolstoi's ..Leben
der Leichnam" spelen. Maar hij wil niet alleen
passieve menschen uitbeelden, die door het
noodlot gedreven worden of zich laten drij
ven, hij wil graag de actieve held van heden
zijn. die de lotgevallen beheerscht.
Wij hebben hem kunnen zien als „Frech-
dachs" van Verneuil, en zagen hoe fijn zijn
humor den clou van deze komedie brengt.
En thans zien wij hem in Een blonde
Droom.
STUDIO SNUFJES.
De bekende Duitsche sportvlieger Ernst
Udet. die reeds in verschillende Duitsche films
is opgetreden, is voor het komende seizoen
door de U.F.A. geëngageerd om mee te wer
ken aan een vroolijke vlieger-comedie. waarin
Heinz Rühmann de hoofdrol zal vervullen.
Wist u dat er in Buenos Aires o.a. oen groo
te boulevard is. waaraan links en rechts groo
te bioscooppaleizen staan en dat het me•■■ron
deel dezer luxe theaters des zomers 's avonds
zoodra het donker is. hel dak wegschuiven
en het publiek dan heerlijk frisch zit? Ge
zien dc bijna tropische hitte gedurende de zo
mermaanden in Argentinië is dit voor het
publiek een ware uitkomst.
Anna Sten, de vermaarde Russisch-Duitsche
actrice, vertoeft reeds meer dan een jaar In
Amerika onder Metro-contract, doch tol he
den kreeg ze nog geen film te spelen. Zij voert
thans onderhandelingen met de Duitsche
Terra Film voor het spelen van eenigc films.
Ramon Novarro vertelt, dat hij In zijn ge
heele loopbaan geen gevaarlijker scène mee
maakte. dan die voor de rennen in Ben Hur.
Tientallen camera's waren op hem gericht en
er was veel moed voor noodig een jongen
Romein tusschen de gevaren van rennen met
schichtige paarden uit te beelden.
William K. Howard, de regisseur van Haar
Gevangene, heeft ook dc film „Dc Bende van
de Transatlantic" geregisseerd. Hij is een
man met groote litteraire kennis, voor wien
behalve zijn filmwerk, de studie der letteren
een groot deel van zijn leven in beslag neemt.
Hij studeerde aan dc Universiteit van Harvard
waar hij den doktorsgraad in de letteren be
haalde.
EEN GROOT WERK.
Beteugeling der
Colorado-rivier.
De Colorado-rivier Is bekend door zijn
geweldige oversti-oomingen, die steeds weer
groote verwoestingen aanrichten. Thans zal
deze tot dusverre vernielende kracht nuttig
gemaakt worden door den bouw van een
reusachtigen stuwdam, den Hoover-dam. Het
opbouwen zelf van dezen dam Is een prach
tig stuk werk. Natuurlijk moest allereerst dc
rivier worden afgeleid. Daartoe werd een
nieuw kunstmatig rivierbed geschapen; in dc
rotsen aan weerszijden werden twee tunnels
van 19 meter doorsnee geboord.
Wanneer de dam. die de hoogste ter wereld
zal zijn, is voltooid, za! aan de overstroomin
gen een einde gemaakt zijn, de Colorado-
rivier zal bevaarbaar zijn en vier millioen
morgen woestijn zullen vruchtbaar zijn ge
maakt. Bovendien zal door de waterkracht
een energie von 12.200.000 P.K. opgeleverd
kunnen worden.
INDUSTRIEëN BEDERVEN DE
LUCHT.
Schadelijk voor plant, dier en mensch
Bij den voortgang van de industrieele ont
wikkeling in alle landen kon het niet uitblij
ven, dat de lucht, waarin wij leven, steeds
meer wordt verontreinigd door schadelijke of
althans lastige stoffen, zooals afvalgassen en
stof. Wetenschap en techniek, die deze on
aangename verschijnselen grootendeels heb
ben te voorschijn geroepen, moeten thans
zelf cr naar streven, dat de last zoo gering
mogelijk wordt en dat in ieder geval organi
sche beschadigingen worden voorkomen.
Want de wetenschap heeft herhaalde ma
len vastgesteld, dat hier Inderdaad menschen
zoowel als dieren en planten door gevaren
worden bedreigd. Verschillende gassen, van
welke ieder voor zich in een zekere verdun
ning onschadelijk mag zijn. kunnen in een
bepaalde vermenging tezamen een zeer on
gunstige werking uitoefenen. Aandoeningen
door afvalgassen. kalk, metaalstof. rook enz.
behooren niet tot dc zeldzaamheden. Verder
zij vermeld dat de tallooze vaste deeltjes, die
afkomstig zijn van vuren en andere stof-
bronnen ook verantwoordelijk worden ge
maakt voor het verlies aan radio-actieve
straling in de atmosfeer.
Aan de verontreiniging van de lucht, wel
ker oorzaken en soorten overigens velerlei
zijn, hebben natuurlijk de fabrieken, in wel
ke een chemisch proces wordt gevolgd, oen
groot aandeel. Ook de afweermiddelen, die
reeds vaak met succes zijn toegepast, zijn
grootendeels van chemlschen aard. Meestal
berusten deze methoden hierop, dat schade
lijke of hinderlijke gassen door behandeling
met water, of zekere oplossingen, overgaan
in andere, onschadelijke vormen, waarbij ook
de onaangename reuk in vele gevallen ver
dwijnt of belangrijk vermindert. Voor dit
proces worden gebruikt: ozon. waterstofsu-
peroxyd. kalk enz.; filters van de verschci-
denstc soorten en werkingswijze vormen het
gereedschap. Daarmee bereikt men dc af
scheiding van vaste deeltjes uit gassen of
vloeistoffen.