HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. De oorsprong van den Tango. Hoe het eens was. Hoe het geworden is. De Groote Markt omstreeks 1850. Over Palmpaschen, Schortelwoensdag, Witte Donderdag, Goede Vrijdag en den Zaterdag vóór Paschen. De Zondag, die aan het Paaschfeest voor- af gaat. waarmee de Stille Week in Vlaan deren Goede, hooge en pijne week, in Duitsch land Karwoche geheetcn, elders ook Heilige, Pilatus of Judas-week genoemd begint, draagt den naam van Palmzondag, Groene Zondag of Bloemendag. Naam en gebruiken op dien dag zijn niet zooals die op het Paaschfeest zeil', van heidenschen maar van christelijken oorsprong. Die Zondag was oud tijds de herinneringsdag aan den feestelijken intocht van Jezus te Jeruzalem. Eertijds werd die intocht ook in ons vader land in processies voorgesteld; thans bepaalt men er zich toe om de altaren in de kerken met palmtakken te versieren, die vóór den aanvang van den eeredienst door den priester worden gezegend. Die palmtakken prijken in Duitschland soms met een appel. Een ander gebruik nog op Palmzondag vooral op 't platteland ln zwang, brengt mee, dat de kinderen dien dag met z.g. Palmpa- se heit al zingende langs den weg loopen. Ze ker is, dat de palmtakken op Zondag vóór Paschen in sommige streken van ons land en ook van Vlaanderen, een gewichtige rol spelen. Het volk hecht aan die gewijde tak ken in Limburg en Vlaanderen veel waarde. Zoo steken o.a. de plattelandsbewoners in die streken deze takken in de vier hoeken van ieder met koren bezaaid bouwland, teneinde dit voor hagel te behoeden en tevens de hek sen te beletten, de vruchten kwaad te doen. Als het op Palmzondag schoon en helder is, zegt het gezegde in Vlaanderen, dan zal het jaar goed en vruchtbaar zijn. Palmtakken. De boom. die bij ons algemeen met den naam van palm bestempeld wordt, is de buksboom (buxus sempervirens), en 't zijn de takken van dezen boom, welke met Palm zondag in de kerken gewijd worden. Ook in het Noorden van Frankrijk gebriukt men bukstukken (buis). In Provence bezigt men olijf- en lauriertakken er voor. In Vaz is het de myrt die het altaar versiert; in de Zwit- sersche Jura zijn het de jonge scheuten van den beukenboom die hiertoe dienen, terwijl men, op de groote eilanden van de Middel- landschc Zee, in Italië en op de zuidkusten van Spanje en Portugal de echte palmtakken gebruikt. Op de kusten van Ligurië wordt de palmboom gekweekt voor dit gebruik en te Rome wordt jaarlijks een geheele scheeps lading daarvan tegen Palmzondag aange voerd. De asch, die op Aschwoensdag bij ons zinnebeeldig gebezigd wordt, is de asch van bufcsbc omtakken Waarom de „grooteweek"? „Wij noemen deze week", aldus Chrysosto- mus, „de Groote Week", niet omdat zij meer uren bevat, of omdat zij meer dagen omsluit, maar omdat ons in deze week onuitspreke lijke weldaden zijn ten deel gevallen. In haar werd de langdurige strijd beëindigd, de dood vernietigd, de vloek opgeheven, de dwinge landij van den satan verbroken, zijn mede helpers verstrooid, de verzoening van God met de menschen bewerkt, de hemel voor menschen geopend, engelen met menschen in betrekking gebracht, het gescheurde verbon den, de scheidsmuur weggenomen, de gren del weggeschoven, daar de koning des vre- des in hemel en op aarde vrede stichtte. Daarom noemen wij haar „De Groote Week". In deze week der genade viel dan allereerst Palmzondag, die reeds in de vierde eeuw in de Gricksche kerk gevieixl werd. Verschillend is de wijze, waarop die viering plaats had. doch overal werden palmen gewijd, kerken versierd, al wat zij schoons en kostbaars be zaten, er in uitgestald. Er gingen statige pro cessies uit kerken, kloosters en gildehuizen met palmtakken in de hand rond en reed de houten ezel met het Christusbeeld er op dooi de stad. Doch ook dat feest was gelijk vele christenfeesten met heidensche gewoonten vermengd. Thans zijn er nog een paar merkwaardige gebruiken od dezen dag bekend. Zoo o.m. in het stadje Kelbra in den Kreis Sangerhau- sen van het Pruisische Regierungsbezirk Merseburg (prov. Saksen). Daar wordt op Palmzondag een z.g. .liefdesmarkt" gehouden. Een ionee man treedt als marktmeester op en „verhandelt" de jonge mannen en meis jes, waarna de „verhandelde Paren" samen een wandeling in de omgeving maken. In Hessen worden om de zeven jaren de dorps meisjes „geveild"; de ingekomen gelden zijn bestemd om de kosten van de Grootsch op gezette „ridderdans" op den Tweeden Paaschdag te dekken. Schortelwoensdag. Op Palmzondag volgde in ons land eertijds de viering van Schortelwoensdag een dag van rouw en strenge vasten, want op dien dag werd, volgens de traditie, Jezus door Judas verkocht. Hij werd genoemd naar het schorten van het gelui der klokken, waarvan de klanken van Woensdagavond tot Paasch- morgen zwegen, en vervangen werden door het geluid van den ratel of van een houten tafel, waarop met een hamer geslagen werd. In het zwijgen der kerkklokken was een sym bool van het ophouden der prediking dei- Apostelen te zien, maar de ratel moest ge hoord worden. Jarenlang is de benaming Schortelwoens dag blijven bestaan Oorspronkelijk heette hij Schorselwoensdag, aldus genoemd, om dat op dien clag alle werk. ook het klokken luiden geschorst wordt. Schorten is afkom stig van het middelnederlandsche schorten, „opschorten". Onze voorouders spraken b.v. nog in de achttiende eeuw van „schorteldaagsche vas- tenkoecken en brooden" of wel: ,,'t Was Schortel-Woensdag, kynd! toe 'k met uw vaeder trouwde". Witte Donderdag. Na den Schortelwoensdag kwam de Witte Donderdag, ook wel Groen Donderdag gehee- ten, door de Engelschen Maundy Thursday en door de Duitschers „der grüne Donners- tag" genoemd. Wat den oorsprong van Wit ten Donderdag betreft meenen sommigen, dat de naam afkomstig is van het witte brood, dat op dien dag aan de armen werd uitgedeeld. Anderen daarentegen merken op, dat die dag zoo genoemd is. omdat de pries ters, in den vastentijd gewoonlijk in het paars gekleed, op dien dag in een plechtig wit gewaad de mis deden. Op dezen dag werden de boetelingen, aan wie men op Palmzondag vrijspraak van kerkelijke straf fen had geschonken, weer geheel in de ge meenschap der christenen hersteld en tot het avondmaal toegelaten. Volgens sommigen had sedert den tijd der apostelen op dezen dag ook de plechtige voet- wassching plaats aan het Hof te Weenen en te Rome. In sommige kloosters werden de voeten der leekebroeders, zusters, of wel der armen uit den omtrek gewasschen. Zij ontvingen bij die gelegenheid een caritaat, bestaande uit kloosterbrood, kleederen of geld. In Enge land geschiedde de voetwassching langen tijd door den koning. Een ander gebruik op Witten Donderdag was wel het volgende: In Themar, en ver der in de meeste plaatsen van het Coburg- sche, aten de kinderen in de vorige eeuw op dezen dag violetkleurige eieren. Zij zochten op de bergen zekere paarse bloempjes, die, als de eieren gekookt worden, daaraan een violetkleur geven. Deze eieren worden dan in een groot vogelnest gelegd, waarbij de moeder van een der kinderen zit. Zij boot ste het geklepper van den ooievaar na, de kinderen liepen er naar toe, en de moeder vertelde hun, dat de ooievaar de bode der lente gekomen was, en voor hun die eieren gelegd had! In de omstreken van Thorn en Weert eet men op dezen dag soep van twaalfderlei groente; deze soep wordt discipelen- of apos telsoep genoemd. En hij, die het eerst den lepel in den schotel steekt, noemt men Judas. Goede Vrijdag. In „De Openbare eeredienst der Ned. Herv. Kerk in de 16e, 17e, en 18e eeuw" van Dr. Schotel (waaraan in het voorgaande ook eenige bijzonderheden zijn ontleend), wordt opgemerkt, dat in enkele gemeenten van ons vaderland op Goeden Vrijdag gepredikt werd. Naar de orde der teksten predikte men den tweeden Woensdag vóór Paschen over den dood en sloot men den eersten Woensdag vóór Paschen de passie-prediking met de be grafenis, waarna den volgenden Zondag het Paaschfeest volgde. Als de passie verkondigd werd. namen onze voorouders geen deel aan eenigerlei vermakelijkheid, en evenmin richt ten zij huiselijke feesten aan: zij leefden zeer ingetogen. De Stille Week was geheel aan de voorbereiding van het Paaschfeest gewijd. Men onthield zich van alle overdaad DE GROOTE MARKT. Links geven wij een teekening van de Groote Markt omstreeks 1850. Alleen het ge bouw van de Hoofdwacht is blijven staan. In het groote gebouw met het ijzeren hek was vroeger de sociteit de Kroon, gevestigd. On geveer 30 jaren geleden is dit gebouw afge broken om plaats te maken voor het café de Kroon. Ook het bovendeel van de gevel van het vroegere restaurant Brinkmann (het geboortehuis van Bilderdijk) is gespaard ge bleven, maar wel geheel gerestaureerd. aan spijs en drank, en er waren velen die slechts het allernoodigste voedsel gebruik ten. Velen kleedden zich ook in rouwgewaad. In sommige gemeenten werd in die week ook geen orgelspel gehoord. Op Goeden Vrijdag rust het werk ook thans nog bij zeer velen. Deze dag is voor vele christenen een dag van groote wijding gebleven. Dat komt vooral sterk tot uiting in de protestantsche (evan gelische) streken in Duitschland. Alle lawaai-verwekkende of zware arbeid was dien dag verboden. De smid mag geen hamer en spijker gebruiken, want dit zijn lijdenswerktuigen. De visschers gaan niet naar zee, want de vischvangst zou niet sla gen. Men nam ook iederen jongen zijn zak mes af, want elk spaandertje, dat door snij den ontstaat, zou den dader na zijn dood kwellen. Geen dier mocht men ook op dezen dag dooden, zelfs geen vlieg, omdat men an ders het geheele jaar door zulke dieren ge kweld zou worden. Bijzonder streng verbo den was ook het drinken, omdat zoo men zegt, Christus deze dagen aan het kruis dorst leed. Zelfs het vee moest vaak op Goe den Vrijdag vasten, daar het anders niet groeien zou. Daarentegen is het op dezen dag gebakken brood heilig, en groote kracht bezit een. bepaald soort gebak, de z.g. Goede Vrijdag-koeken, waardoor men het geheele jaar tegen koorts beschermd heette. Daar Goede Vrijdag dikwijls nog als het begin van de lente geldt, is hij voor het ver richten van menige handeling ook van "oe- teekenis. Het oude volksgeloof wilde b.v., dat men zich dan de nagels moest knippen. Het gevolg daarvan zou zijn. o wonderlijke combinatie! dat men het geheele jaar van kiespijn bevrijd zou zijn! Hij. die aan hoofd pijnen leed. moest het haar op Goeden Vrij dag zeer sterk uitkammen; dan zou hij van deze pijn voortaan bevrijd blijven. Een eigenaardige en sterke kracht wordt op dezen dag aan bloemen, gewassen en wor tels toegekend. Een hagedoornstruik dient voor het verdrijven van booze geesten, een hazelaar als wichelroede. Ook voor het vee werden allerlei voorzorgs maatregelen genomen. Het wordt met asch bestrooid, de stallen worden uitgerookt, en men gaf het een bepaald soort brood (soms „martelbrood'' genoemd) te eten, dat op Goeden Vrijdag gebakken was. Fruitboomen werden geslagen of geschud, ook wel met stroo omwonden en met gewijd water overgoten, teneinde ze vruchtbaar te maken. Zij zouden dan veel ooft schenken. Alles wat in de aarde werd gezet, zou ge dijen. ardappelen konden zoo werd aan genomen op geen gunstiger dag gepoot worden, en evenzoo was het gesteld met het' zaaien van bloemen en kruiden. Wie b.v. violier zaaide, zou dubbele bloemen krijgen. De Goede Vrijdag werd ook bijzonder gun stig geacht voor talrijke genezingen. De ge nezende kracht van vele wortels werd groo- ter, als men ze op deze ndag uitgroef, en dan bij voorkeur vóór zonsopgang. Voor de weersgesteldheid is deze dag voorts van zeer groote beteekenis. Wanneer het hel der weer is, dan zal er een goede zomer ko men; wanneer het regent, een slechte. Als het vriest, hoopt men op een goed voorjaar. Een geheel bijzondere macht schreef men aan het ei toe, dat op Goeden Vrijdag ge legd was. Men mag zoo wilde het volks geloof zulke eieren wel weggeven, maar niet verkoopen, daar ze dan hun werkzaam heid en kracht zouden inboeten. Eieren, op dezen dag gelegd, zijn goede broedeieren, zij beschermen tegen ziekten en de meisjes schenken ze aan hun geliefden, die daar door hechter aan haar gebonden zijn. Voorts beschermen zij tegen den bliksem, en in het zaadkoren gemengd, zijn ze een voorbehoed middel tegen het „zwart". Op stille en rustige wijze schepten meisjes en jongens vóór zonsopgang water, dat dik wijls in de kerk gewijd werd. Dit water bezit op dezen dag groote kracht en heiligheid. Tenslotte had ook de morgendauw van den Goeden Vrijdag een groote kracht; men ge loofde, dat men dan van zomersproeten be vrijd bleef. Wie op dezen dag vóór zonsop gang zijn handen in dauw waschte. moest daarbij zeggen: „Ik wasch mijn handen met heiligen Goeden Vrijdagdauw; wat ik aan raak, breekt «n scheurt niet!" Goede of stille Zaterdag. Bekend is het geloof, dat op Goeden of Stillen Zaterdag vóór de Gloria de klokken uit Rome terugkeeren en de paascheieren meebrengen. Men stuurde de kinderen bui ten de deur, om de schorten op te houden en de eieren, die wel eens uit de lucht kwa men vallen, op te vangen. Li verschillende plaatsen wordt het Paaschvuur reeds op dezen dag gebrand. En evenals aan het water van Goeden Vrijdag, hecht men in vele streken ook aan het wa ter van den Paaschnacht nog bijzondere waarde; het kan de schoonheid verhoogen en het bezit ook een heilzame werking. Op vele plaatsen in Duitschland wordt des avonds de „Paaschman" verbrand, oorspron kelijk het zinnebeeld van den winter. Dit geschiedde met allerlei plechtigheden en ce remoniën. Schrijnwerker en... dramaturg. Tegenwoordige toestand. Geen Spaansche, geen Argentijnsche, maar een negerdans. Dit is de TischlenncisterAugust Hinrich uit Oldenburg, die een drama heejt geschre ven, genaamd ..Ruim baan voor den onder- jiemendcn''. Het zal door een Berlijnsch ge zelschap ten tooneele icord.cn gebracht. In ,.De Groene Amsterdammer" wijdt Lou Lichtveld (Albert Helman) een artikel aan het boek van den Argentijn Vicente Rossi, dat onder den titel van Cosas de Negros (Dingen over Negers) het mysterie van de oorsprong van den tango oplost, dat twintig jaar gele den, vlak voor het uitbreken van den wereld oorlog, zulke wolken stof opwierp, dat voor velen het dreigend oorlogsgevaar er tot op het laatste oogenblik achter verborgen bleef, en waarover zelfs nu de meesten nog in vol komen foutieve veronderstellingen verkeeren. In de jaren 1913 en 1914 was de tango nog „nieuw", nieuw voor Europa althans, en hij werd er indertijd ontvangen met denzelfden storm van protesten, waarmee in latere jaren de charleston en de black bottom o.a. be groet werden. Over al die verontwaardiging zegt Albert Helman zeer terecht het volgende „Dat het ten slotte niet om den tango als dans ging, maar dat deze benaming een slag woord werd voor allerlei licenti'es. die in de jaren na den oorlog bijna met de grootste vanzelfsprekendheid zou - worden aanvaard; beantwoordt aan den gewonen gang van- za ken; men maakte zich druk met het bestrij den van een verschijnsel, terwijl men feite lijk al zijn verontwaardiging had moeten richten, tegen den toestand, waarin zulk een verschijnsel bestaanbaar is. Dit geldt ook van daag nog voor hen, die moord en brand schreeuwen over de neger-invasies in onze degelijke Westersche cultuur, en die volko men vergeten, dat zulk een invasie nooit mo gelijk zou zijn, wanneer die cultuur niet op elk gebied voos en aantastbaar was". Het schijnt dat de Argentijnsche gezant te Parijs tevens romanschrijver. Enrique Rodriguez La- retta, de eerste was, die protesteerde tegen het in de mode raken van een dans, die volgens hem nooit werd gedanst in de salons of bij de nette menschen van zijn land; de keizers van Duitschland en Oostenrijk spiegelden zich aan zijn woorden en de tango werd ver boden bij alle hoffeesten en aan alle officie ren. Zooals het meer gaat. had al deze tegen werking hetzelfde effect als volgens sommi gen het trekken-aan-den-st-aart bij een var ken: namelijk precies het omgekeerde van het gewenschte. De wereld splitste zich in twee kampen: de conservatieve anti's en de vooruitstevende pro's en iedereen maakte zich bezorgd over den tango, tot Paus Pius X toe, die zich door twee Romeinsche patriciërs een modeltango liet voordansen, en ten slotte verklaarde dat hij de tango „onschuldig tot op het onnoozele af" vond. Intusschen wordt de toen zoozeer omstreden dans tot op den huidigen dag met veel entrain gedanst en niemand, die de tango niet als iets volkomen vanzelfsprekends aanvaardt. Het terrein van den strijd heeft zich achtereenvolgens ver plaatst naar jazz, charleston, black bottom en rumba; en niemand weet. of het hiermee uit zal zijn of dat er morgen aan den dag weer een nieuwe twistappel zal opduiken, waarover de meeningen zich met het zich steeds herha lend fanatisme van felle pro's en felle anti's verdeelen zullen. Intusschen dansen wij tango, en verkeeren veelal in de meening, dat de tango een dans van Argentijnschen oor sprong is. Vicente Rossi heeft met zijn boek blijkbaar de knuppel in het hoenderhok geworpen, en mogelijk, dat bij gebrek aan wat anders op h.et oogenblik de strijd om den tango zich nog eens hernieuwen zal. Want de tango, zoo goed als charleston, black bottom en rumba, blijkt o schrik een negerdans te zijn, al heeft hij, op zijn tocht van de binnenlanden van den Congo naar de hoofdsteden van Europa, die een eeuw duurde, wel een aantal tusschenhavens aangedaan, waar hij uiter lijk en innerlijk wel eenige veranderingen onderging. De negers namelijk, die ongeveer een eeuw geleden het grootste deel uitmaakten van het slavenbezit van de rijke Argentijnsche plan ters langs den Rio de la Plata, waren voor het grootste deel afkomstig uit de Congohaven Angola, en zij plachten onder elkaar bij fees telijke gelegenheden, zooals de wederzijdsche bezoeken, die de slaver.bezitters elkaar gaven, muziek- en dansuitvoeringen te organiseeren, die „toca tango's" heeten en dus volkomen Afrikaansch van origine waren: de feesten raakten langzamerhand in misbruik, maar de naam „tangó" bleef bestaan en werd op den duur voor alles gebruikt, voor alles wat neger- muziek betrof. Zoowel de negerdans als de negermuziek bleven echW bestaan in de vele populaire dansgelegenheden, die er toentertijd in de Ar gentijnsche havens waren, en later, in de 80- en 90ter jaren van d° vorige eeuw, toen de negerbemanning van de vele schepen, die van de Antillen op Argentinië voeren, de habanc- ramuziek meebrachten, die dus ook van zui vere negerafkomst was, vermengden op vrij wonderlijk wijze de twee aldus in Argentinië ontstane negerproducten zich, en kwamen vooral in Buenos Aires en Montevideo buiten gewoon in de j ode. onder den nog steeds be- staanden naam van „tango", waarmee men alle negermuziek en negerdansen was blijven aanduiden. Het accent alleen verhuisde van de laatste naar de eerste lettergreep, en daar mee verkreeg de „tango" Argentijnsch bur gerrecht. en kwam als „Argentijnsche" dans naar Europa- En Europa danste hem. en danst hem nog en tallooze vele malen werd de opmerking ge lanceerd, dat een tango, als men het goed be schouwde, toch ook een veel mooiere dans was dan „die negerdansen" charleston en rumba. Wat doet Europa nu? Wijzigt het zijn opinie, past h.et er een mouw aan, of trekt het zich van de onthullingen omtrent zijn tango maar niets aan? Het laatste zal wel 't geval zijn. Want na de ver-Argentijnsching is .de tango al weer ver-Europeescht, en veel zal er van de oorspronkelijke negerdans wei niet over zijn, in tegenstelling met charles ton en black bottom, die vrij regelrecht ge ïmporteerd werden al „leden" ze ook onder de Westersche beschaving, die dansen adopteer de' die niet bij haar thuis hoorden. En wat bij de negers oorspronkelijk een kunstuiting was, wordt hier een paskwil. WLLY VAN DER TAK. VAN PLANTENSAP TOT AUTOBAND. Iets over rubber. In het oerwoud van het Amazone-gebied groeit de hevea brasiliensis. een hooge, veel- vertakte boom met een lichtgrijs gevlekte bast. Deze hevea is de belangrijkste onder een aantal boomen en struiken, welker melk achtig sap, aan de lucht blootgesteld, stolt en een kleverige, elastische massa vormt. De Bra- ziliaansche Indianen kennen deze merkwaar dige eigenschap der caoutchoucboomen (kau- oetsjoe is het woord in de taal der Toepi's) reeds sinds onheugelijke tijden. Maar ze wis ten er niet veel mee te beginnen: slechts nu en dan dompelden zij hun voeten in het sap, om zich zoo te voorzien van een practische gummischoen. Ook de eerste Europeanen, die het caout chouc leerden kennen, gebruikten haar hoofdzakelijk voor het vervaardigen van schoenen. Spoedig echter ging men trachten, het caoutchouc aan te wenden bij de fabrica ge van wijnzakken, duikerpakken en andere waterdichte producten. Het eerste radeer- gummi werd omstreeks 1770 gemaakt. In 1832 vond de chemicus Hayward, dat caoutchouc zijn kleverigheid verloor, wanneer men het met bloem van zwavel bestrooide. Dit was de eerste stap op den weg naar het tegenwoordige vulcanisatie-proces, zonder het welk ae productie van rijwiel- en autobanden nauwelijks denkbaar is. Sedert twintig jaar wordt de productie van Braziliaansche caoutchouc of rubber op den achtergrond gedrongen door de Engelsch- Nederlandsche rubberplantages. Maar vroeger was het moerassige Amazonegebied het dora do der rubberhandelaren. Overal hadden zij hun arbeiders. In de rubbennelk werden stokken gedoopt en de laag die zich zoo vormde werd bij een open vuur geroosterd. Zoo ontstonden de caoutchoucblokken, be staande uit vele lagen op elkaar, tot een hal ven nieter dik. In dien tijd namen ook de ontdekkingsrei zen in het Amazone-gebied een groote vlucht; de woeste en ongezonde gebieden waren tot de groote Braziliaansche rubberkracht van 1907 tot in de verste uithoeken drukker be woond dan op het oogenblik. Sedert die ca tastrofe heeft men weinig belangstelling meer voor de Braziliaansche caoutchouc. De nederzettingen aan de Amazone en de zijri vieren vielen terug in eenzaamheid en verla tenheid. Gedurende de laatste jaren heeft Henry Ford groote concessie-gebieden in deze stre ken verworven. Maar de verbouwing van rub ber niet op plantages is thans niet" meer ra tioneel, en voordat een nieuwe plantage iets opbrengt, verloopen minstens zeven jaren. Maar de Vereenigde Staten en haar auto mobielindustrie willen zich tot iederen prijs onafhankelijk maken van de Engelsch-Neder- landsche rubberproductie. De situatie is dan ook eenigszins paradoxaal: Engeland en Ne derland bezitten vier vijfden van de rubber interessen der geheele wereld, terwijl de Ver eenigde Staten vier vijfden van de wereldpro ductie noodig hebben, waarvan zij zelf maar een gering deel voortbrengen, zoodat zij dus afhankelijk zijn van Nederlandsch-Indië. de ^traits Settlements en Ceylon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 16