LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
SLAPELOOS
BIOSCOOP.
JO SPIER.
Litteraire Fragmenten.
I
door KAREL DE JONG.
Een der belangrijkste uitzendingen, waar
van de aankondiging bij een vluchtig door
lezen der radioprogramma's mijn aandacht
trok is wel die van Mahler's Achtste sympho-
nie, Woensdagavond uit Weenen. De uitvoe
ring van de z.g. „Symphonie eer Tausend" be-
hoort zoowel wegens de groote moeilijkheden
als wegens het enorme apparaat dat er voor
noodig is altijd nog tot de evenementen op
muzikaal gebied. Ik wil in 't midden laten of
er indertijd bij de rekenkundige naamgeving
(„Symphonie der 1000") niet eenige door
marcantiele overwegingen ingegeven recla-
mezucht in 't spel geweest is. Indien dit zoo
was werd in elk het doel bereikt: de nieuws
gierigheid der muzikale wereld was al ge
spannen vóórdat nog een noot van het werk
weerklonken had. En aangezien er een kwart
eeuw geleden nog geen radio bestond moes-
ten we hier in Nederland geduld oefenen tot
1 het voorjaar van 1912, toen de eerste uitvoe
ring der Achtste in ons land plaats had door
het Concertgebouworkest en het Toonkunst
koor te Amsterdam onder Mengelberg's lei
ding. De uitvoering te Weenen staat onder
leiding van Bruno Walter,
Wat Walter
ais Mahlerdirigent beteekent hebben we nog
kort geleden kunnen zien en hooren, toen hij
hier de Vijfde uit het hoofd dirigeerde. De
radioluisteraars zijn natuurlijk van het ge
zicht daarop verstoken gebleven, maar zij
zullen me wel willen gelooven als ik zeg dat
het enorm was, al verkondigde, naar ik ver
nam, onlangs een ander Mahlerdirigent dat
men Mahler niet uit het hoofd moet dirlgee-
ren. De heeren moeten dat maar onder el
kaar uitvechten; in Duitschland wordt het
duelleeren weer toegelaten en zelfs aange
prezen. Om op Mahler's Achtste terug te ko
men: na de voorafgegane trits der 5de, 6de
en 7de Symphonie, die uitsluitend orkestrale
middelen vereischen en waarin de pessimis
tische grondtoon slechts door een tot het
krampachtige gespannen levenswil tijdelijk
overstemd wordt, klinkt ons uit de Achtste
een geheel andere toon tegen. Mahler wilde
dat ook; hij bestemde zijn Achtste tot een
geschenk aan de geheele wereld, als een ge
weldige muzikale nalatenschap. En de mid
delen waarvan hij zich bediende zijn geëven-
redigd aan de geweldigheid zijner bedoelin
gen. Een ontzaglijk orkestraal apparaat, ver
sterkt door orgel, klavier, harmonium en ce-
lesta, een groot gemend dubbelkoor, een
j jongenskoor en acht vocale solisten. De 1000
j behoeft men natuurlijk niet letterlijk te ne
men, maar een half duizend medewerkenden
zijn voor een reproductie die eenigszïns aan
de eischen van het klankevenwicht moet vol
doen toch wel noodig. Vraagt men of de uit
werking, d.w.z. de indruk op het gemoed dei-
hoorders evenredig aan die geweldige bezet
ting is, dan moet het antwoord eenigszins
twijfelachtig luiden.
De klankverscheidenheid Is, zooals van
Mahler te verwachten was, wonderbaarlijk
ën schier onbegrensd; de acoutische werking
der tutti is wat de Duitschers noemen, „nie-
derschmettrend", maar het zou toch kunnen
zijn dat een Mattliaus-Passion van Bach, een
9de Symphonie of Missa solomnis van Beet
hoven op het ontvankelijk gemoed van vele
hoorders dieper en blijvender indruk maken
dan Mahlers Achtste. Misschien komt de'
ten deele althans daardoor dat Mahlers werk
ondanks de reusachtige dimensies der beide
hoofddeelen, ondanks de hechte thematische
'eenheid en de duizelingwekkende contrapun-
tische verwerking en combineeren van het
thematische materiaal toch een mozaiek-
achtigen indruk maakt. Velen althans mis
sen er de ontwikkeling en de groote lijn in,
die in vele andere hoofdwerken der toon
kunst waar te nemen zijn. Bij oppervlakkige
1 beschouwing schijnt ook de vereeniging van
de oude kerkelijke hymne aan den H. geest
..Veni Creator Spiritus" en de slotscène van
Goethe's Faust in één werk vreemd en on
gemotiveerd. „Bij oppervlakkige beschou
wing" zeg ik, want. zooals ik vroeger al eens
vermeld heb. zag Mahler in beide één lei
dende gedachte: de verheerlijking van de al
macht der goddelijke liefde, die alles schept,
alles tot ontwikkeling brengt, alles heelt,
alle vijandschap in vrede doet verkeeren en
alles vergeeft. Met het oog daarop zou men
voor Duitschland een dagelijksclie uitvoering
der Achtste niet onwenschelijk kunnen ach
ten en in den Nederlandschen aether zou
misschien een wekelijksche geen kwaad doen.
Jammer maar dat die uitvoeringen zoo duur
zijn!
We wenden ons nu een oogènblik tot Ne-
öerlandsche uitzendingen en vinden dan die
van Woensdagavond te Hilversum, neen te
Huizen, neen toch te Hilversum. Het is me
eens gebeurd dat ik me in de notitie vergist
heb, (wat bij de snelheid waarmee de pro
gramma's moeten worden doorgelezen om
deze overzichten nog op tijd gereed te hebben
licht gebeuren kan) en dat ik Hilversum voor
Huizen of Huizen voor Hilversum, precies
weet ik het niet meer, geschreven heb. Maar
o wee, dat is me duur te staan gekomen:
reeds een dag later had ik een brief vol be
schuldigingen van partijdigheid en opzet in
de brievenbus. Enfin, 't is dan Hilversum,
waar Jaap Stotijn met assistentie van zijn
vrouw en van den pianist Vredenburg Ne-
derlandsche muziek van onzen tijd zal spe
len. Het spel van Stotijn te hooren is op zich
zelf een genot, maar de liederen van o.d.
Sigtenhorst Meyer voor hobo en zang heb
ben me toch geen bevredigenden indruk ge
geven. De meiismen der hobo konden het
ontbreken van een harmonische basis niet
vergoeden. Het programma dier uitzending
'doorlezend moet ik voorts opmerken dat het
mij eenigszins voorbarig lijkt om reeds nu
een Menuet als „in den stijl van Ravel" te
betitelen. Ravel leeft en componeert nog en
beteekent zeker nog niet een afgesloten pe
riode, want zijn stijl zou zich nog kunnen
wijzigen, evenals b.v. die van Strawinsky
dat al meermalen gedaan heeft en nog doet.
Indien de Reger-herdenkingen van onlangs
proselieten, in dit geval dus Regerianen ge
maakt mochten hebben, zullen dezen Dins
dagavond hun hart kunnen ophalen aan de
door Motala uit te zenden vioolsonates. Die
voor soloviool herinnert vaak aan Bach's
•muziek; de andere natuurlijk heelemaal niet.
Onrustig en Overspannen. Gebruik hiertegen
de Zenuwstillendc en Zenuwsterkende
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
(Adv. Ingcz. Med.)
Warner Baxter.
LUXOR-THEATER.
Haar gevangene.
Kinder vor Gericht.
In het Luxor-Theater draaien deze week
twee hoofdfilms. Na een interessant reis-
filmpje, dat de wondere schoonheden van
Tropische Eilanden in beeld brengt met
fraaie opnemingen, komt Leila Hyams als
Axelle naar het boek van Pierre Benoit in
de Fox-film getiteld Haar Gevangene (sur
render) de aandacht vragen met Warner
Baxter als sergeant Dumaine.
De film behandelt
.de geschiedenis van
Axelle, een Duitsch
meisje verloofd met
een Duitsch militair
.Dietrich, die in den
grooten oorlog gaat.
Bij het kasteel, waar
Axelle woont, is een
kr ij gsgevangenkamp
.Een Fransch inge
nieur, als sergeant
Dumaine gevangen
.genomen krijgt op
dracht in het kasteel
elect rische verlich
ting aan te brengen en raakt zoo in contact
met Axelle. Als Dietrich dan met verlof komt,
ziet hij, hoe hij Axelle verloren heeft en hij
vertrekt weer naar het front, dat voor hem
het einde moet beteekenen. Dumaine ziet
het afscheid en in blinde jalouzie doet hij
met vier kameraden een poging om te ont
vluchten, die mislukt. Zij zullen gefusilleerd
worden. Axelle weet den commandant van
het kamp echter te bewegen, het vonnis te
wijzigen.
Het is jammer, dat de dialoog hier en daar
v/at gerekt is, want overigens bezit de film
uitmuntende kwaliteiten. Regisseur William
K. Howard schiep meermalen een zeer sug
gestieve sfeer en koos sprekende typen. Voor
al het slot is beklemmend sterk. Ralph Bel
lamy en C. Aubrey Smith vervullen goede
rollen.
Het Orion journaal geeft o.a. een afstands-
marsch, een veldloop, en een allerbelangwek
kendst kijkje in de klompenindustrie.
En dan de film Kinder vor Gericht. (Een
zestienjarige voor den rechter). Een minder
jarig meisje, door haar vader, een straat
koopman, gestraft, verlaat het huis. Aan de
politie vertelt ze, dat haar vader haar ern
stig mishandeld heeft en haar vervolgens op
straat zette. De man komt voor de rechtbank
en de getuigenissen tegen hem zijn van dien
aard, dat hij veroordeeld wordt. Tot zijn
dochter tenslotte de waarheid zegt, dat het
anders is gegaan dan zij getuigd heeft. „Jetzt
wird's wieder gut", zegt dan de cipier tegen
Sehulze. Maar hij, gebroken door de houding
van z'n dochter en versuft door het onschul
dig verblijf in de cel, schudt zijn hoofd en
zegt: Es ist zu spat. En in zijn cel terugge
bracht slaat hij de hand aan zichzelf.
Oorspronkelijk gold deze film een zeden
misdrijf, d.w.z. dat het meisje haar vader
valschelijk beschuldigde van een zedendelict.
Vermoedelijk heeft de censuur er de hand in
gehad, dat deze opzet veranderd werd in
mishandeling, waardoor coupures moesten
worden aangebracht. Ontegenzegelijk heeft
de film daaronder geleden, doch zooals ze
nu wordt vertoond, is het toch een geheel
gebleven en zijn er uitstekende gedeelten in
aan te wijzen. Zoo bijv. het verhoor der ge
tuigen, wier verklaringen verdachte's schuld
suggereeren. Een buurvrouw, gevraagd, wat
ze vertellen kan over verdachte, zegt onge
veer: „Ik zeg niets, maar ik zou veel kunnen
vertellen
Meesterlijk is het spel van Herman Speel-
mans als de vader, de welbespraakte straat
koopman, in zijn. geleidelijk geestelijk verval.
En goed ook is Ellen Schwannecke als de
dochter.
Vooraf gaat een proloog over de waarde
van getuigenverklaringen vooral van die van
minderjarigen in de puberteitsjaren.
De film is Duitsch-sprekend met wel wat
weinig Hollandsche tekst.
REMBRAXDT-THEATER.
Watt en Half-Watt.
Onze twee trouwe Denen zijn in langen
tijd niet te Haarlem geweest. Inmiddels
hebben zij weer allerlei avonturen beleefd.
Watt en Half-Watt vormen een tweetal van
twaalf ambachten en dertien ongelukken.
In hoeveel hoedanigheden hebben zij al niet
hun diensten aan de maatschappij aange
boden! Er is wel geen betrekking, welke ze
niet hebben bekleed. Kleermaker, manne
quin, wolvenjager, waarom zouden ze nu
niet eens een autobus-exploiteeren?
Het is gelukkig, dat de Londensche ver
keerspolitie, althans op de film geen zware
eischen stelt aan materiaal en chauffeurs.
Want de bus, waarmee deze dilettant-wa
genbestuurder en dilettant-conducteur een
dienst openen, is al evenmin op peil als het
personeel, dat haar bedient. Als we het een
tweede- of derdehands wagen noemden,
zouden we het nog veel te mooi maken.
Dit stuk oud-roest hoort natuurlijk ook
niet thuis in een behoorlijke garage. Watt
en Half-Watt stationneeren op een tiende
of twintigste rangs Begijnenhof. Het is er
alles even vermolmd en vies, de menschen
zoo goed als de dingen. Maar dit hindert
onze twee ondernemende vrienden geen
zier.
Nu ja, ze krijgen wel eens ruzie met de
ruwe klanten uit het buurtje, maar ze we
ten van zich af te slaan. En ze hebben een
eigen werkplaats, waar ze hun oude karkas
af en toe opkalefateren met kapotte werk
tuigen, waarmee ze den toestand eer erger
maken dan beter. Natuurlijk bezeeren ze
in hun ijver zichzelf om den haverklap.
Vol hoop blijven ze. ook al daagt er voor
hun vehikel geen enkele klant op. Als ze op
een van de vele kwade dagen eens een heel
erge panne hebben en zich door 'n heusche
auto naar huis moeten laten sleepen, kost
hun dit hulpbetoon meer dan ze tijdens de
heele exploitatie aan inkomsten hebben
ontvangen.
Watt,
Half Watt.
Tcekeningen van Jo Spier. Uit
gegeven bij An dries Blitz, te
Amsterdam.
In betrekkelijk korten tijd heeft deze jour
nalistieke teekenaar zich een plaats veroverd
zóó uitzonderlijk in ons Hollandsch kunstle
ven, dat een gebundelde uitgaaf van een
deel van zijn werk der laatste jaren niet al
leen gerechtvaardigd lijkt, doch vermoede
lijk een succes zal blijken. Teekenaars van
zijn gehalte zijn zeldzaam, zeker in onze
naaste omgeving, waarin persoonlijkheden
op dat terrein toch al niet overmatig talrijk
zijn. Spier's werk heeft naast nog andere
qualiteiten een eigen kant, een eigen stijl,
die wel nagevolgd kan en zal worden en
het reeds wordt doch die toch onverbid
delijk van hem zal blijven.
Wanneer wij ons gaan afvragen wat het
bijzondere in dit werk is, en waardoor het
ontstaan kon, dan zullen wij een aantal con
dities spoedig ontdekken zonder dewelke het
zeker niet geboren kon worden en in de ge
lukkige combinatie waardoor Spier's spoe
dig en verdiend succes te verklaren valt.
Hand en geest zijn in de eerste plaats gelij
kelijk bij dezen nog jongen artist vaardig.
Hij beheerscht het métier en beschikt over
humor, en in de uiting van beide past hij
een bewonderenswaardige economie toe, die
hem apart zet van andere, ook wel knappe,
ook wel geestig teekenaars. Het oude axio
ma, dat de grootste kunst door de eenvou
digste middelen bereikt wordt en door het
spaarzaamst gebruik dier middelen gesanc-
tionneerd, vindt in Spier een zoo noodig
nieuw bewijs. Doch eer men zoover is, zijn
heel wat inspanningsarbeid en oefening voor
afgegaan al laat het getoonde resultaat dat
niet vermoeden. Die dingetjes zien er soms
zoo eenvoudig uit, dat ge meent ze ook wel
zoo te kunnen maken, doch het is daarmee
als met een handbeweeg. een grimas van een
kunstenaar als Buziau: die zijn doordacht en
overwogen vóór dat ze als improvisatie-schij
nende beweging ons in verrukking brengen.
Een artist van den rang van Spier voelt de
kern, de essentie aan van de dingen, die hij
observeert, en als hij het in beeld gaat bren
gen toont hij zijn economie door het weg
laten meer dan door het afbeelden.
Het was Max Liebermann die dat al zóó
formuleerde: teekenen is weglaten. Wij be
hoeven slechts enkele van Spier's teekeningen
te bekijken om te gevoelen dat Liebermann's
inzicht hem van nature niet vreemd kan
zijn.
Doch er zijn nog meer groote mannen te
noemen wier kunst op soortgelijken, slechts
de essentie-gevenden vorm gericht bleef:
men denke aan Whistier aan wiens ragfijne
Vcnetiaansche etsen Spier's teekeningen
vaak doen denken. Ik maak mij sterk dat
Maar waarom heet hun avontuur ditmaal:
de „vliegende" omnibus? De aanvang van
de vertooning verplaatst ons in een heel
andere omgeving dan die. waarin wij ge
wend zijn Watt en Half-Watt te ontmoeten.
We zijn aangeland in het fantastische rijk
van de Duizend cn één Nacht. De Kalief in
het Rijk van de Maan is overstuur, omdat
bij ongeluk het toovertapijt naar beneden
is gevaiien en op aarde in de wereld dei-
stervelingen is terechtgekwomen. Hij stuurt
een toovenaar (of is het zijn grootvizier?)
uit om het kostbare voorwerp terug te ha
len. Gehikt hem dit niet, dan is hij een kind
des doods.
Waar zou zoo'n toovertapijt anders
neervallen dan juist onder het bereik van
Watt en Halfwatt? Aanvankelijk hebben
zij geen vermoeden, van welken aard het
kleedje is, dat ze zoo best in hun wagen
kunnen gebruiken om een gat in den wrak
ken vloer te bedekken, waar Watt juist met
zijn eene been doorheen is gezakt. Maar
langzamerhand krijgen zij wonderlijke er
varingen met dit tapijt, dat begrijpelijker
wijze dikwijls in verkeerde handen ver-
waalt en dan met angst teruggezocht wordt,
vooral als de Turksche toovenaar. als ge
wone sjappetouwer vermomd, het op het
spoor is gekomen.
Na een wel wat al te lang uitgesponnen
inleiding bereikt de historie haar hoogte
punt, als het verdienstelijk tweetal in het
land der Turken verzeild raakt, waar ze met
hun vliegende omnibus den vader van een
lief meisje van den marteldood moeten red
den. We zien Watt cn Halfwatt hier gelijk
hun even onsterfelijke voorgangers Prikkie
en Dikkie, die de filmspelers ongetwijfeld
hebben geïnspireerd, zelf als Turken „met
de tulband op den kop".
Na in dit slotbedrijf >een ongelooflijke
hoeveelheid list en krijgshaftigheid ten
beste te hebben gegeven, keeren de vrien
den tenslotte weer tot hun vredig bestaan
terug. Watt. die als mannequin destijds
reeds aan den .huwelijken staat is gewend
geraakt, neemt ais bruidegom afscheid van
ons, maar Halfwatt schijnt van zijn manne
quins-huwelijk dergelijke onprettige ei-va-
ringen te hebben overgehouden. dat hij
maar blij is, er ditmaal zonder stadhuisbe-
loften af te komen en zich als huwelijks-
getuige aan de bruiloftsversnaperingen te
goed te mogen doen.
De vliegende omnibus is, hoewel ze ons
met de bekende snakerijen wel weer ver
maakt, niet de beste Watt en Halfwatt-film
die we gezien hebben. Men zegt wel, dat als
twee menschen lang met elkaar omgaan, ze
op elkaar gaan gelijken. Van Watt en Half
watt zijn hier de scherpe kantjes wat afge
slepen: ze vormen niet meer de markante
tegenstelling van vroeger. Het is. of we
thans met twee Driekwartswatten te doen
hebben, die vrijwel gelijk op elkaar en op de
omstandigheden reageeren.
Onze Haarlemsche schilders zullen met
een zonderlinge schildermethode kunnen
kennismaken, welke Otar met het draaiende
palet tijdens de pauze op het tooneel de
monstreert. Aan de naderende Paschen her
innert Polygoon met de Paaschveetentooiv
stelling te Schagen. Maandag krijgen wij
den voetbalwedstrijd BelgiëNederland in
het journaal te aanschouwen.
H. G. CANNEGIETER.
Dwars door Afrika.
Het Rembrandt Theater zet haar reeks
populair-wetenschappeüjke voorstellingen
op Zondag 9 April voort met cie nog niet
in Haarlem vertoonde expeditiefilm Dwars
door Afrika.
Men ziet de fraaie bouwwerken in steden
die aan Venetië doen denken, men vaart
per boot de groote en minder groote rivieren
op, men maakt, jachten mee op nijlpaarden,
krokodillen en buffels. Bij ondersoheidene
negerstammen wordt een kijkje genomen en
hun doen en laten wordt getoond. Wonderlijk
vreemd zien sommigen hunner hun eigen
beeltenis in een spiegeltje aan, omdat ze
nog nooit spiegels zagen!
Het is een film, die het publiek met genoe
gen zal zien.
CINE>L\ PALACE.
Lilian Harvey, Willy Fritsch en
Willi Forst in Een blonde Droom.
Deze week komt Cinema Palace met een
reprise van de bekende film „De blonde
onze Hollandsche teekenaar voor dien Pa-
rijschen Amerikaan wel wat voelen zal,
evenals voor de litho's van Pennell, Whist
ler's leerling.
Dat wil nu natuurlijk niet zeggen dat Spier
en Whistier gelijkwaardige grootheden zou
den zijn; alleen dat de sfeer van Spier's
werk aan die van Whistler's werk verwant
is. En ik zou bijna niet weten hoe ik onzen
DE-» LNT KOLON «TL_ KRe&G
FTEIN EXTe^A PLOlMpj EZ-' VAN
H, M, OE- KOMftvlGl N
Hollander een fijner compliment maken kan
Men ondergaat bij het doorbladeren van
dit royaal uitgegeven platen album een sug
gestie, die verwant is aan die welke van de
verfijndste impressionisten als Whistier uit
gaat. Ook Spier suggereert veel meer dan
hij eigenlijk op papier zet, daartoe is een
intellect noodig dat veel schilders missen of
buiten gebruik laten. Spier is scherpznnig,
en zijn scherpzinnigheid wordt nergens hin
derlijk door de groote charme, waarmee hij
ze te werk stelt. Om hem echter echt geheel
te genieten moet men een weinig getraind
zijn in het zien en het waardeeren van een
lijn, van een handschrift. En alweer, het
is zulk speelsch-sterk teekenwerk dat zelfs
de ongetrainde in het kunst-kijken onder
den invloed van de expressiviteit ervan komt.
Zie hoe hij alleen van de ruggen zijner fi
guurtjes geheele karakteristieken der voor
gestelde personen maakt. Alleen al in het
simpele staan van zijn modellen de schil
ders Van Raalte, Simon Maris, den littera
tor Van Deyssel, het zielige vrouwtje, de
baanwachteres voor de rechtbank, den mu
seumdirecteur Baard, en zoovelcn meer
uit hun ruglijnen kunt ge bijna een karak
ter construeeren. Hij heeft niet eens altijd
een grapje noodig als van den militair die
een extra pluimpje krijgt, om ons te interes
seeren, hij is steeds van een kostelijke raak
heid en met niets dan zijn handschrift.
Hij is de geboren teekenaar, daarmee is
eigenlijk alles gezegd. Zooals er zoo nu en
dan opduiken: in Punch een enkele. Lautrec
was er zoo één, Georg Grosz op een andere
manier.
Wilt ge het nog duidelijker gevoelen, ver
gelijk het dan met het werk van andere, in
hun soort ook zeer populaire Hollandsche
teekenaars: met Braakensiek die alles ver
telt wat er te vertellen valt, doch wiens hand
schrift van een egale levenloosheid is. al is
het constructief niet te misprijzen, met Louis
Raemaekers, die plastisch vaak sterk is. doch
waarin ge altijd meer den schilder dan den
teekenaar ziet en die juisi geheel de econo
mie van een Spier mist. en vaak door een
flodderige nonchalance den schijn der eco
nomie slechts wekken kan. Wat niet weg
neemt dat hij prachtige bladen gemaakt
heeft laten wij dat niet vergeten.
Wat, ten slotte. Spier maakt van landschap
pen waarbij dus de interesse voor het bij
schrift geheel wordt uitgeschakeld is al
van een voor Holland even groote bijzonder
heid. Hij attrapeert de „sfeer'' van de bol
lenstreek. van een plaats als Zandvoort, van
het Vondelpark, van een Parijsche woon-
straat, zóó spiritueel en beeldt ze dan met
een enkel object zoo amusant uit dat ge niet
weet, wat meer te waardeeren: zijn observa
tie, zijn vaardigheid of zijn humor. En daar
zijn we dan weer, waar we begonnen zijn: het
is de zeldzame combinatie van die drie ga
ven. die Spier tot die bijzondere verschijning
in ons kunstwereldjc maken die hij ongetwij
feld is. In zijn soort een „gros bonnet".
J. H. DE BOIS.
4 April 1933.
Droom". Onbegrijpelijk, dat het Vrijdagavond
niet voller was in Cinema. De twee Willy's,
Lilian Harvey en Paul Hörblrger. die or cie
hoofdrollen in spelen, behooren tot de meest
geliefde filmsterren, de inhoud van de film
is alleraardigst en heerlijk eenvoudig, terwijl
de muziek heel populair is. Wie kent of zingt
of fluit niet:
„Irgendwo auf der Welt
Gibt's ein kleines bischen Glück
Und ich traum' davon in jedem Augenblick.
Irgendwo auf der Welt
Gibt's ein bischen Scligkcit
Und ich traum' davon schon lange Zeit.
Wenn ich wüsst'
Wo das 1st,
Ging ich in die Welt hlneln
Denn ich mocht' einmaal recht
So von Herzen glücklich seinl
Irgendwo auf der Welt
Fiingt mein Weg zum Himmel an
Irgendwo. irgendwie, irgendwannl"
of die andere schlager uit de film het ..Lau-
benüed". dat begint met: „Wir zahlen kelne
Miete mehr!"
Lilian Harvey is een snoesje en Willy
Fritsch en Willi Forst zijn mij. als gewone gla-
zenwasschers, sympathieker en menschelijker,
dan als prins So and So, of vorst Von zu Von.
Paul Hörbigcr, nu als de „Vogelverschrikker"
bekoort als altijd door zijn mooie stem en
zijn goede typeering.
Daar deze film bij dc vorige vertooning in
Haarlem al uitvoerig besproken Is, willen we
volstaan met Een blonde droom van harte
aan te bevelen.
Willy Forst.
Alex de Haas zingt liedjes aan den vleugel.
Hij heeft een beschaafde voordracht, zijn
liedjes zijn soms scherp, maar dan helaas ook
raak. Hij heeft o.a. het „snoezige, honne-
ponnige, izooals hij het noemt) „Grootmoe,
wat zal je mij gevenvan mevrouw de
Wijs—Mouton, dat mooie fijne liedje van
misschien een vijftien jaar geleden, pasklaar
gemaakt voor den tegenwoordigen tijd en
het is een feit, zooals hij het nu geparodieerd
heeft, hoort het, met uitzondering van de
yo-yo. die ook al weer uit den tijd is. beter
in het kader van het gezegende heden, dan
het teere oorspronkelijke „Grootmoe, wat
zal je mij geven
Alex de Haas zouden we graag wat meer
op het podium zien, want wat hij geeft, is
uitstekend.
Uit „Ik en mijn Speelman"
door Aart van der Leeuw.
In de feestzaal waren alle kaarsen aange
stoken, en deden hun lichtjes in het kristal
van de spiegels, in de juweelen van kapsels,
keurzen en de gevesten der degens weertin-
telen. Vijf vrienden, vijf vrouwen. Dc komst
van mijn speelman werd mot handgeklap en
gejubel begroet. „Het is maar gemakkelijk",
werd er geroepen, „om Je vioolkist aan je
vastgegroeid bij je te dragen, zoodat er geen
kans is. dat je hem ooit zult vergeten", cn
een ander vroeg hem, of hij op het hoofd
kon staan als de nar van den koning. La
chend zette hij zich op een lage Laboerct in
een hoek van de kamer, en stemde zijn gi
taar.
Ik schudde de kaarten. Ik zou de bank hou
den. De winst moest ons. den bezoekers, in
kussen worden uitbetaald, ons verlies zou
betaald worden in gouden dukaten.
Wij lieten den muzikant van dc wijn bren
gen. en wierpen hem, zoeals je een hond een
brok geeft van den maaltijd, af en toe een
geldstuk voor de voeten. Daarvoor zong hij
met een heesch geluid de gebruikelijke lied
jes, ze op zijn instrument begeleidend. Som
migen neurieden het refrein mee, anderen
riepen kwinkslagen, óf namen schaterend de
bestraffing in ontvangst voor hun vrijpostig
heden. Somtijds, plotseling, viel een stilte ln,
zoo een, die je weemoedig maakt en verlegen,
en waarbij vergeten dingen in je herinnering
komen: een groene bank onder een linde,
kinderen, en het jubelend roepen van je
naam in dc verte. Wij schertsten dit weg, of
we een lastig insect van ons afsloegen.
Het word warm in do kamer. Wij gaven den
speelman een teeken. Hij opende een venster;
meteen sprong dc deur uit het slot; een voch
tige windvlaag voer binnen cn dc kaarsen
doofden uit. Wij zaten in het duister. Uit den
nacht werd een klacht over ons gesproken,
een kreet van een vogel, een ruischen. een
zuchten. Toen zong de man dat lied. Eerst
deed hij de snaren donker dreunen, en dan
zwol een klank aan, dien wij niet meer her
kenden, zoo vol en schoon was die stem. Wij
zaten in roerlooze stilte te luisteren. Bij het
einde hoorde ik snikken, en een van mijn
vrienden vloekte, of hem een wond was toe
gebracht. Ik voelde een hand op mijn schou
der.
Een oogènblik later stond ik op straat
naast don speelman. Mijn draagstoel was er
nog niet. Geen ster ontbrak er aan den stra-
lenden hemel. Ik volede mijn geleider door
buurten, waar ik nooit tevoren was geweest.
Flambouwgloed over wemclcnd water, nacht
gespuis, dat zich om vuren had gelegerd, de
dreunende stap van de wacht, met de haak
bus geschouderd, ccn mompelend man voor
zich uit langs de huizen: krotten, bouwvallige
puien en een vrouw voor ccn drempel, die in
een donker trapgat wees. Ook eenzame ste
gen, waar wij haastig achter twee schaduwen
aansnelden, ccn slanke en zwierige cn een,
die door een spotvogel op het plaveisel scheen
te zijn geschetst. Alles, wat ik tegemoet trad,
maakte mij licht en gelukkig: het scheen me
of mij lang geleden een belofte gedaan was,
welke nu eindelijk werd ingelost.
Bij een omhoog rankende kerk, die aan
het lied van daareven deed denken, nam hij
de muts in de rechterhand, de gitaar droeg
hij mee in de linker, en dan maakte hij een
buiging, waarbij zijn bult boven zijn hoofd
rees. als de koepel boven de domkerk daar
naast. Zoo nam hij afscheid.
Spoedig verloor ik'hem uit het gezicht ln
het warnet der straten. Mijn huls was niet
ver.