Willem de Zwijger herdenking te Apeldoorn - Uitdeeling te Berlijn In het holst van den nacht... NA EEN AFWEZIGHEID VAN VEERTIEN MAANDEN is deaviateur Bertram van zijn Aziè-expeditie per vliegtuig te Berlijn teruggekeerd. OP DE WILDE-ZWIJNENJACHT. - Olifanten mct'dc deelnemers aan de jaarlijksche wilde-swijnenjacht om de Kadir-cup in Centraal Indië, passecrcn Shcrpur. JEEN AANWINST VOOR ARTIS TE AMSTERDAM. Een witte Javaan- 4iap, albino-aapje met zijn oppasser in den Amsterdamschen dierentuin. MET DE UITDEEtrNG van geschenken ter gelegenheid van Hitler's verjaardag had men reeds Woensdag een aanvang gemaakt. Duizenden wachten voor de uitdeeling-bureaux te Berlijn op bun beurt. UERRIOT aan boord van de „llc de France" op weg naar Amerika, waar by tc Washington besprekingen met president Roose velt zal voeren. TER GELEGENHEID VAN de Willem de Zwijgcrherdenkïng heeft men Woensdag tc Apeldoorn een Willem de Zwijger-eik geplant. In feestelijken stoet werd de boom naar het Marktplein gereden, waarna de burgemeestersdochter Mevr. Roosmale Nepveu de boomplanting verrichtte. DE 12 KLOKKEN bestemd voor de Sint Nicolaastoren te Utrecht zijn Woensdag aan bet Gemeentebestuur overgedragen. FEUILLETON Naar het Duitsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). 26) „Er is mij verteld, dat er een vriendschap tusschen U en mijnheer Meuven bestaat en ik zie niet in welke aanleiding er kan zijn, dat dit voor mij verborgen moest blijven. Zal ik me tot hem wenden, juffrouw Falken- hayn? Wilt U, dat ik hem verzoek U voor moeilijkheden te behoeden?" Met een ruk hief ze het donkere hoofd op en keek hem uitdagend aan. Haar oogen schoten vuur en uit de klank van haar stem sprak de trots van de tot in het diepst van haar wezen beleedigde vrouw. „Neen, dat wil ik niet!" Onbarmhartig wer den de woorden hem in het gezicht geslin gerd. „En ik ontzeg U het recht, U verder met mijn zaken te bemoeien", ging ze op denzelf den toon van beleedigde majesteit voort. „Wij hebben niets meer met elkaar te bespreken, mijnheer Jloggenbach. niets. En ik verzoek 17. mij nu alleen te laten." Hij deed een stap achteruit en nam zwij gend zijn hoed af. Zij beantwoordde zijn groet niet en met vlugge voeten, schichtig als een ongejaagd hert, spoedde zij zich voort langs de bladerlooze boomen, met den triesten, grij zen wintermiddag als een kleed van droefe nis om haar pathetisch-eenzaam figuurtje. XIII. „Hallo, U spreekt met dokter Römhild. Met wie?" „Met Lizzy; ben je alleen?" „Ja, wat is er?" „Je moet zoo gauw je kunt hier naartoe komen. Neem een zenuwstillend middel mee!" „Voor wie. Toch niet voor Traute?" „Ja, voor haar. Ze ligt al zoowat een kwar tier in een huilkramp, zooals ik nog nooit bij gewoond heb". „Hoe komt ze in vredesnaam daaraan? En waar zit je eigenlijk op het oogenblik? Als je thuis bent, vind ik je mapier van spreken nog al onvoorzichtig". „Zie je me nu voor heelemaal mal aan? Ik zit in de telefooncel van ons buurtpost- kantoor. Traute zou het bovendien absoluut niet hebben toegestaan, dat ik je opbelde „Nu hoe komt het dat ze zoo overstuur is?" Is er soms weer iets met dien Meuven?" „Neen, ik ben overtuigd dat die allang bij haar heeft afgedaan. Dat was maar een be vlieging; geen werkelijke liefde. Neen, er is iets veel bedenkelijkers. Ze heeft vanmiddag met dien Roggenbach een samenkomst gehad in de Tiergarten". „Weet je dat zeker? Heeft ze je dat ver teld?" „Neen, het bedenkelijke is juist dat ze dat niet heeft gedaan. Ze begint geheimen voor mij te hebben. Maar toen ze weg was vond ik zijn brief in haar schrijfbureau. Hij schrijft dat hij haar mededeelingen van net grootste gewicht heeft te doen en bezweert haar let terlijk te komen. Nu, wij tweeën kunnen ons wel zoowat voorstellen, wat dat voor gewich tige mededeelingen zijn, die die idioot op het hart heeft". „Ja. maar dat is nu niet bepaald een onder werp voor een telefoongesprek. Ze heeft dus gehoor gegeven aan zijn uitnoodiging? En na haar thuiskomst kreeg zij een huilaanval?" „Ja, het moet grappig toegegaan zijn tus schen die twee gelieven. Zij zag eruit als een wandelend lijk en wilde alleen blijven. Toen ik mij niet liet afschepen en haar op een vriendelijke manier probeerde uit te hooren, barstte de bom, hoewel zij de grootste moeite deed zich te beheerschen. Ik had mij, kwasl heel toevallig den naam Roggenbach laten ontvallen. Toen stoof zij op als een wilde. Nooit meer mocht ik in haar tegenwoordig heid dien naam uitspreken, nooit, nooit meer. En daarop volgde een vloed van tranen, het leek warempel wel een wolkbreuk. Als je ooit een kans gehad hebt, jongenlief, dan is het op het oogenblik! Eeigenlijk begin ik er meer dan genoeg van te krijgen om zoo onbaat zuchtig de weldoende engel voor jou te spe len. Maar ik hoop dat je me, als je eenmaal Traute's bruidegom bent, niet heelemaal zult vergeten". „Moeten we elkaar door de telefoon mis schien liefdesverklaringen doen?" klonk het geprikkeld. „Ik kom direct naar jullie toe". Tien minuten later belde hij aan de flat van de familie Falkenhayn. Lizzy deed ielf open en fluisterde hem toe: ,Jk moet je onaangekondigd naar haar toe brengen, want als ik haar vooruit zeg, dat je er bent. weigert ze positief je bij zich te laten komen". Dr. Römhild volgde Lizzy naar Traute's schemerdonkere kamer. Ze lag op den diven. het hoofd in de handen verborgen. Als zij nog schreide, was dit in elk geval niet te hooren, maar van tijd tot tijd schokte haar lichaam alsof ze huiverde van koorts. Op haar teenen sloop Lizzy naar haar toe en legde haar arm om haar schouders. „Daar is Dr. Römhild, Traute. Ik heb me zoo ongerust over je gemaakt, dat ik hem in mijn angst geroepen heb". Traute maakte een beweging alsof ze Lizzy's liefkoozineen wilde afschudden, maar zij hief haar hoofd niet op. „Laat hem weggaan. Ik kan hem niet ont vangen. Ik voel me niet In staat op het oogen blik met iemard te spreken." De dokter beduidde Lizzy zich terug te trekken. Toen liep hij behoedzaam naar den divan en ging op den rand zitten. „Juffrouw Falkenhajm!" zei hij zacht en met een innigheid, waarin zich een wereld van liefdevolle deelneming scheen te open baren. „Wilt U mij heusch wegsturen, mij, uw besten, trouwsten en onbaatzuchtigsten vriend?" Met een ruk draaide zij haar hoofd naar hem toe; haar gezicht stond verstoord en haar roodbehuilde oogen schitterden. „Spreekt u mij alstublieft niet over vriend schap en onbaatzuchtigheid", viel zij uit. „Ik kan die afschuwelijke woorden niet meer hooren. Ik begrijp niet waar de eerste de beste de moed vandaan haalt mij zijn vriend schap op te dringen". Dr. Römhild was misschien een beetje blec- ker geworden bij deze uiting van onwil, maar noch de deelnemende uitdrukking in zijn ge laat noch de weeke vleiende stem waren merkbaar veranderd toen hij op een smarte- lijk-verwijtenden toon zei: „De eerste de beste, juffrouw Falkenhayn? Ben ik werkelijk dan niets anders voor u dan de eerste de beste? Scheert u mij misschien over een kam met menschen, die onder het een of andere voorwendsel trachten uw ver trouwen te winnen, omdat, zij daarop hopen macht over u te krijgen?" Een diepe rimpel teekende zich tusschen Traute's wenkbrauwen af. „Wat weet u daarvan? Van wie kunt u ge hoord hebben, dat Iemand mijn vertrouwen trachtte te winnen. Ben ik dan door spion nen omringd?" „Neen. maar er is geen spion voor noodig om de verborgen bedoelingen van zeker iemand te raden, die mij van het moment af. dat ik hem heb leeren kennen, in meer dan een opzicht verdacht voorkwam. Maar ver telt u 't mij liever niet. Juffrouw Falkenhayn tenminste nu niet Voor alles moeten uw ze nuwen tot rust komen. Ik heb een paar ta bletten meegebracht, die U. Heftig weerde Traute hem af. „Gaat U toch alstublieft weg met uw pillen en poeders! Ik ben toch geen kind. dat men mij tegen mijn wil als een zieke kan behande len! Ik heb noch medische, noch andere hulp noodig, doktori En ik heb evenmin behoefte aan troost ten koste van iemand, die men zonder bezwaar zwart kan maken, omdat hij niet tegenwoordig is en den kwaadspreker dus geen rekenschap kan vragen". Ze was buiten zichzelf van opwinding. Dat Lizzy, niettegenstaande haar uitdrukkelijk bevel, de onbeschaamdheid had gehad iemand in haar kamer toe te laten, had haar al haar zelfbeheersching doen verliezen en het had er veel van, dat Dr. Römhild een heel onge lukkig middel had aangewend om haar te kalmeeren. Maar hij scheen zich daardoor niet te laten weerhouden om op den ingesla gen weg voort te gaan. „Als het uw bedoeling is mij van laster te beschuldigen, juffrouw Falkenhayn. dan moet ik u met nadruk verzekeren dat niets zoozeer met mijn natuur in strijd is als kwaadspreken. Maar ik stel mij op het stand punt tegenover u hoogere plichten te hebben dan tegenover dien mijnheer Roggenbach. Er. ik zal mij door niets of niemand van de ver vulling dezer plichten laten afbrengen, zelfs niet door u". Zijn fleemende teederheid van zooeven had nu plaats gemaakt voor een vertoon van nobelen, waardigen ernst en eerst thans scheen Lizzy, die bij de deur was blijven staan, zich omtrent het verdere verloop van het onderhoud gerust te voelen, want zy sloop de kamer uit en deed de deur zoo voor zichtig achter zien dicht, dat ze nauwelijks eenig gearuisch maakte. Traute had ten minste niets van haar gemerkt misschien ook niet. omdat haar hersens ingespannen bezig waren. Ze had haar voeten van den divan laten afglijden, streek haar verwarde haren naar achteren en steunde toen haar kin in haar handen, terwijl ze de ellebogen op haar knieën liet rusten. Een pijnlijke stilte volgde, waarin zc den ongewenschten bezoeker strak aankeek: toen hernam ze: (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13