LETTEREN EN KUNST
Een VELO wascht electrisch voor 6 ets.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
K
HET TOONEEL,
ALIDA TARTAUD-KLEIN.
Bij haar zestigsten verjaardag.
Heden wordt Alida Tartaud—Klein
zestig jaar. Mevrouw Tartaud heeft
laten weten, dat zij zich aan alle openlijke
huldiging zal onttrekken, maar dat ontslaat
ons niet van onze plicht om te getuigen van
onze groote dankbaarheid voor het vele, dat
zij ons in haar rijke loopbaan van kunstena
res heeft geschonken.
Amsterdamsche van geboorte, is zij Rotter-
damsche „par droit de conquête". Reeds als
heel jong meisje, nauwelijks 16 jaar en pas
van de tooneelschool, is mevrouw Tartaud -
toen nog Alida Klein te Rotterdam geko
men. Haar tooneelloopbaan was vooral in
het begin wel heel voorspoedig; wAnige
actrices hebben zoo vlug carrière gemaakt
als Alida Tartaud-Klein. Spelend in het ge
zelschap van Le Gras en Haspels, naast Derk
en Jaap Haspels, Willem van Zuylen. Rosier
Faassen. Chrispijn, Jan C. de Vos. Catharina
Bcersmans, Philomene Kerckhoven-Jonckers,
Frits Tartaud, Marie Vink allen artisten
van den eersten rang, die eens den roem
uitmaakten van het Rotterdamsch tooneel
werd zij al heel gauw de lieveling van het
publiek.
Nu moet gezegd worden, dat zij veine had
als geen andere. Het was op een avond in
1893 te 's-Hertogenbosch, dat haar geluks-
ster onverwachts opging. Men zou er Multa-
tuli's Vorstenschool spelen, maar des mid
dags was Catheïina Beersmans plotseling
ziek geworden en omdat men niemand an
ders had voor de rol van Koningin Louise,
moest de 17-jarige Alida Klein plotseling
voor de beroemde tragedienne invallen. Het
leek voor een zoo jong meisje in zulk een
ensemble een bijna onmogelijke opgaaf en
een heel gevaarlijk waagstuk, maar Alida
Klein overwon. De opvoering werd een sen
sationeel succes en de avond was van groo
ten invloed voor haar verdere carrière. Want
van toen af stond het voor de directie van
het Rotterdamsch tooneelgezelschap vast, dat
„Alida" zooals zij genoemd werd ook
andere rollen dan die van ingénue kon spe
len en dat zij een sterk ontwikkeld drama
tisch talent bezat, een talent, dat door zijn
vorstelijke voornaamheid haar voorbestemd
deed zijn voor tragedienne van groote, aristo
cratische allure. In de rol van een koningin
heeft zij het eerst éclat gemaakt; koninklijk
is zij ook als actrice in haar kunst gebleven.
Zij was de aangewezen actrice voor Maria
Stuart, Maria Antoinette en Medea en nie
mand heeft haar ooit in de rol van Koningin
Louise meer overtroffen. Zij bracht het ko
ninklijke voor deze rollen mee in haar
vorstelijke gestalte, het edel profiel van haar
klassiek mooi gelaat en vooral in haar rijk,
groot talent. Want Alida Tartaud was en
is nog altijd een der geestelijk meest ont
wikkelden onder onze actrices.
Misschien zou het voor haar kunst nog
beter zijn geweest, wanneer zij in een mi
lieu had gestaan, dat zich meer aan klas
siek werk had gewijd dan het Rotterdamsch
tooneelgezelschap deed. Want hoe superieur
de tooneelspeelkunst der Rotterdammers
ook in dien tijd was, het repertoire was min
of meer eenzijdig. Aan de klassieken werd
zoo goed als geen plaats ingeruimd en vele
„koninklijke" rollen ik bedoel niet alleen
van koninginnen zijn hierdoor Alida Tar
taud ontgaan. Ik denk aan een Lady Mac
beth en Portia zoowel in Julius Caesar als
in De Koopman van Venetië een Bade-
loch in den Gysbreght een Julia in haar
jongen tijd in Romeo en Julia, de Ko
ningin in Hamlet, Maria Stuart in Vondel's
tragedie. Yocaste in Oedipus en zoovele an
deren. Maar ook zonder deze rollen die voor
haar talent als aangewezen waren vooral
ook. omdat zij zoo prachtig verzen zegt
heeft zij ons zooveel schoons geschonken, dat
wij haar carrière te Rotterdam met recht
„koninklijk" mogen noemen.
Wat een lange reeks van' groote vrouwen
figuren hebben wij haar te danken! Was zij
niet onze beste Ibsen-speelster? Nora, me
vrouw Alving in Spoken Hedda Gabler,
Rebecca West in Rosmersholm Ellida
Wangel in De Vrouw van de Zee 't noemen
van deze rollen is al voldoende om de be
langrijke plaats aan te geven, die zij als
actrice in ons land heeft ingenomen. En ik
wil hier de moeder in Dr. Hellmuth Unger's
Moederlegende aan toevoegen, een der mooi
ste rollen door mevrouw Tartaud, ja zelfs
ooit op het Nederlandsch tooneel gespeeld.
Het talent van mevrouw Tartaud is altijd
zeer veelzijdig geweest. Haar scherp analy
seerend verstand ik heb zelden een boeien
der. geestiger vrouw dan deze actrice ont
moet en haar synthetizeerend tempera
ment maakten, dat zij zoowel voor de fijne
comedie, de scherp-psychologische zeden-
stukken als de tragedie geschikt was. Zij
wist vooral het diep menschelijke en het in
nig vrouwelijke in haar figuren naar voren
te brengen en zij is in haar kunst daardoor
meer verwant aan een Eleonora Duse dan
aan een Sarah Bernhardt. Wie Marguerite
Gauthier van deze drie actrices heeft mo
gen zien, zal deze uitspraak zeker onmiddel
lijk beamen.
Laat ik hier nog enkele rollen noemen om
Jiaar veelzijdigheid in het helderste licht te
plaatsen. In haar jeugd Aleid van Multatuli,
met sprankelend vernuft en fijnen geest ge
speeld, later Mathllde in Het laatste Stadium
van mevrouw IJsel de Schepper-Beckers en
Gilberte Boulanger in Verneuil's Fauteuil 47,
drie blijspelrollen, waarin zij telkens in een
ander tijdvak toonde, welk een voortreffe
lijke comedienne zij was en nog steeds is.
Welk een geestige, puntige en fijne dictie
heeft mevrouw Tartaud. die wij een onzer
beste discuses mogen noemen. En hoe licht
en prachtig genuanceerd kan haar spel soms
zijn!
Dan als bewijs van haar veelzijdigheid
Flora Tosca. Marie Antoinette, Maria Stuart
van Schiller en Medea in het drama
van Legouvé, zwaar geladen en breed ge
speelde romantische rollen, die wel zeer ver af
staan van het lichte blijspelgenre. Daartus-
schen in liggen de vele rollen van het reper
toire uit het midden van haar loopbaan, in
de stukken van Bernstein o.a. Het Af
scheid Lavedan onvergetelijk blijft
voor mij haar hertogin de Chailles in Het
Duel met naast haar de indrukwekkende
pastoor van Frits Tartaud Willem Schür
mann hoe mooi was haar Therèse Quarles
in Paddestoelen van Jan Fabricieus
haar Djieuwke in De Rechte Lijn en de jonge
vrouw in Met den handschoen getrouwd.
En in de laatste jaren hier maken wij een
heele sprong Kniertje in Op Hoop van Ze
gen, de innig-gespeelde grootmoeder in De
Scheepsbouwer van John Ervine en de ont
roerend mooie oude juffrouw Dowey Ir De
Medailles van de Oude Vrouw. Deze drie rollen
gaven het bewijs, dat. mevrouw Tartaud niet
zooals een Sarah Bernhai'dt haar suc
ces op ouderen leeftijd in jonge rollen zal
zoeken, maar dat zij met het klimmen der
jaren ook een ander emplooi dat der moe
der- en zelfs der grootmoederrollen durfde
aanvaarden. Daar behoort moed toe, maar me.
vrouw Tartaud bezat dien moed, omdat zij
niet haar persoon maar haar kunst altijd het
hoogst heeft gesteld. En zij kon tot dit zoo
heel ander emplooi gemakkelijk overgaan,
juist omdat haar talent zoo veelzijdig is. Want
ook in deze rollen gaf zij onmiddellijk iets
superieurs.
En nu kom ik tot een zeer pijnlijk Iets. Is
het niet een bewijs van den door en door on
gezonden toestand van ons tegenwoordig too
neel, dat wij een actrice van een zoo groot
en rijk talent als mevrouw Tartaud tegen
woordig niet meer op de planken zien? En
dat, terwijl .er een zoo schreeuwend gebrek
aan actrices is, vooral aan „moederrollen".
Wij zien tegenwoordig herhaaldelijk jeugdige
tooneelspeelsters alle moeite doen met grijze
pruiken, pieperige, hoogc stemmen en hoe
kige gebaartjes oude dames te spelen en wij
schrikken soms van de mislukkingen. En dat
gebeurt, terwijl Nederland in mevrouw Tar
taud een eerste rangs moederrol bezit, die
zulke prachtige kunst nog zou kunnen ge
ven. O, niet alleen in moederrollen, want deze
60-jari'ge actrice heeft altijd nog haar vorste
lijke houding, haar klassiek mooi gelaat, haar
voortreffelijke dictie, haar vernuft en haar
geest, haar jeugdige vitaliteit. Maar zelf heeft
zij ons geheel vrijwillig laten zien, welk
een ruim arbeidsveld er ook later nog voor
haar open ligt.
Welk een gevoelige, fijne grootmoeder zou
zij zijn in La belle Avonture"; welk een gees
tige hertogin in De Wereld, waarin men zich
verveelt, welk een lieve, gemoedelijke oude
mevrouw Rothschild in De Vijf Frankforters!
Maar ook, welk een sterk levende, kleurige
Mrs. Warren in Mrs. Warren's Profession! Zou
de opvoering van Elisabeth van Engeland niet
op een nog veel hooger niveau hebben ge
staan, wanneer Alida Tartaud in dat stuk van
Bruckner de titelrol had gespeeld?
Wat de oorzaak mag zijn, dat mevrouw
Tartaud in de laatste jaren niet aan een on
zer gezelschappen verbonden is, weet ik ni'et.
maar zeker is het, dat dit ons tooneel meer
schaadt dan haar. Want een actrice van zoo
groote begaafdheid en van zoo vorstelijke dis
tinctie als mevrouw Tartaud missen wij noo-
de. Zij is nog in de volle kracht van haar ta
lent op haar zestigsten verjaardag. Laten wij
daarom hopen vooral voor ons nationaal
tooneel dat wij haar spoedig weer op onze
planken de plaats zullen zien innemen, welke
haar krachtens haar roemrijke carrière en
haar groot talent toekomt.
J. B. SCHUIL.
Vereeniging voor Huisvrouwen
JACQUELINE ROYAARDS-SANDBERC
Voor de Vereeniging voor Huisvrouwen
heeft mevrouw Jacqueline RoyaardsSand-
berg gisteren in den Stadsschouwburg een
voordracht-matinee gegeven, waarvoor de
belangstelling minder groot was dan het be
stuur zooals de voorzitster, mevrouw Co-
hen Tervaert in haar openingswoord zeide
had verwacht. Mevrouw Cohen Tervaert
sprak als haar vermoeden uit, dat die min
der goede opkomst aan de Willem de Zwij
gerfeesten geweten moest worden. Zou dit
wel zoo zijn? Zou men de oorzaak niet moe
ten zoeken in het aangekondigde program
ma?
Mevrouw Royaards droeg na de pauze
fragmenteen voor uit Sofokles' Elektra in de
vertaling van P. C. Boutens met ondersteu
nende muziek van Alph. Diepenbrock, welke
op den vleugel werd gespeeld door mej. Die
penbrock. Het zijn. meen ik. dezelfde frag
menten, welke mevrouw Royaards eenige
jaren geleden in het Concertgebouw te Am
sterdam met het orkest onder Willem Men
gelberg heeft voorgedragen. Maar daar in
het Concertgebouw was het voornamelijk te
doen om de voor Elektra door Diepenbrock
voor de opvoering onder Royaards gecom
poneerde muziek nog eens te doen hooren en
nam men louter om dat doel met 't uit
eenrafelen van Elektra in deze uit den aard
zeer fragmentarische voordracht genoegen.
Hier echterr was het anders, kwam men
in de eerste plaats om de voordracht van
mevrouw Royaards, niet om de muziek van
Diepenbrock. welke trouwens geheel orkes
traal is gedacht en bij het reproduceeren op
een vleugel al te veel in waarde moest in
boeten. Met allen eerbied voor de dikwijls
magistraal klinkende voordracht van me
vrouw Royaards, meen ik. dat zulke frag
menten uit Elektra een gewoon publiek
maar heel weinig voldoening kunnen schen
ken. Het drama van Sofokles wordt al te
veel uit elkaar gehaald en ik vraag mij af.
wat de zeer velen, die Elektra niet lazen,
wel aan deze voordracht hebben gehad.
Want de inleiding van mevrouw Royaards,
E.l.
(Adv. lngcz. lied.)
waarin zij den inhoud van het drama in hot
kort weergaf, was toch niet voldoende om
vol op van deze zeker niet gemakkelijk
te volgen brokstukken te kunnen genie
ten. Er was nauwelijks eenig verband tus-
schen deze fragmenten en het slot werd met
zulke coupures gegeven, dat er van Sofocies
toch feitelijk heel weinig ovcrbleef.
De keuze van deze fragmenten van Elektra
voor een voordrachtmiddag kan ik dan ook
moeilijk gelukkig noemen, al heb ik persoon
lijk er dan ook zeer van genoten.
De voordracht op zichzelf, breed, gedragen
en in klassieken stijl was superieur en bracht
mij de prachtige voorstelling van Royaards
weer in herinnering. Klankrijk en voi klonk
de stem van mevrouw Royaards in Elektra's
klacht en zij was volkomen èèn met Die-
penbrock's muziek. Trouwens het muzikale
in de voordracht heeft mij heel den middag
zeer getroffen. Mevrouw Royaards ontwik
kelde soms een kracht, die werkelijk impo
neerde, zooals bijvoorbeeld in de versregels:
Moog' hun de groote god, de Olympiër,
Leed. leed om leed, te lijden geven:
Mogen zij nimmer de vreugde des leven»
genieten,
Die zulk een daad bestonden!
Dit werd voor mij wel het hoogtepunt in
haar Elektra-voordracht. Ontroerend mooi
en innig muzikaal was ook het teer gespro
ken:
Aal, aal mij!
O kommerlijk aanschijn! Wee!
O gij op schrikkelijkste reize Aai aai my,
Mij toegezonden, liefste, hoe bracht gij mij
en prachtig, met innig gevoel sprak zij de
slotregels van Elektra's klacht over Orestes'
dood.
Vóór de pauze droeg mevrouw Royaards
guitig en licht Potgieter's „Wijs Klaartje op
het ijs" voor en daarna fragmenten uit Huy-
gens' gezond en frisch Voorhout, waarvan
mij wel het meest het kloek en breed voor
gedragen slot heeft getroffen.
Er was na elke voordracht hartelijk ap
plaus, maar er was toch niet die warme
geestdrift als op den middag, toen mevrouw
Royaards in denzelfden kring de Gretchen-
tragedie uit Faust heeft gegeven.
Het was duidelijk te merken, dat het pu
bliek tegenover deze fragmenten van Elek
tra wat vreemd stond, hetgeen mij aller
minst verbaasde.
J. B. SOHUTL.
JACOB VAN LENNEP.
EEN PATIJTJE POKER.
Amerika Is tegenwoordig In de mode bij
de dilettanten. Nu de stukken van Fabrlclus
Van Wermeskerken en de andere Neder-
landsche tooneel schrijvers zoo langzamer
hand zijn afgespeeld en er In de laatste ja
ren geen nieuwe Hollandschc producten meer
verschijnen, maken de liefhebberij gezel
schappen gretig gebruik van de import uit
het land van Uncle Sam, waarvan Constant
van Kerckhoven de voornaamste vertegen
woordiger ls.
Ook nu kregen wij bij Jacob van Lennep
een van die bekende Amerikaansche artike
len, Een Partijtje Poker, dat wij al verschil
lende malen op het dilettanten-tooneel heb
ben gezien, nadat Comoedia voor de eerste
opvoeringen in ons land heeft gezorgd. Dat
het zoowel voor de spelers als het publiek een
dankbare klucht is, heeft de opvoering van
gisteren weer bewezen. De lach was niet uit
de zaal en het succes blijkens het lang
durige en warme applaus zeer groot, zoo
dat Van Lennep den oudejaarsavond van
haar vijfde lustrum op wel heel vroolijke en
gelukkige wijze heeft gevierd.
De x-egisscur, de heer Visca, had voor een
zeer vlot tempo gezorgd en heeft daarmee
aan de eerste voornaamste voorwaar
de voldaan, die voor een goede opvoe
ring noodig was. Er zat een flinke vaart
in deze voorstelling en dat dient te meer ge
prezen, omdat verschillende werkende le
den, die anders doorgaans op het tweede plan
blijven, thans hoofdrollen vervulden. En laten
wij het maar dadelijk zeggen, dat zij het er
zeer verdienstelijk hebben afgebracht. Den
regisseur komt alle eer toe, dat hij juist met
deze krachten dit resultaat heeft bereikt. Het
spel der spelers greep goed in elkaar, het
was levendig en opgewekt en er was op het
tooneel de vroolijke stemming, welke voor
deze klucht verlangd wordt.
Van de spelers noem ik allereerst den heer
Theo Kruyt en mevrouw Jo Bennik. Ik wil
allerminst zeggen, dat zij de besten waren,
maar zij tweern stonden voor den eersten
keer in groote rollen en hebben zich beiden
er kranig door heen geslagen. Vooral de heer
Kruyt, die met bijzonder veel animo speelde
en dan ook in niet geringe mate heeft bijge
dragen tot het succes. Hij had blijkbaar ple
zier in zijn rol, wat vooral uitkwam in het
derde bedrijf, waar hij het kluchtige wel 'n
tikje overdreef. Maar dat kan deze klucht
wel verdragen en hij kreeg er de lachers door
op zijn zij. Jo Bennik heb ik nooit beter ge
zien dan gisteren en al moest zij het in alle
opzichten afleggen bij de gast uit IJmuiden.
zoo mogen wij niet vergeten, dat mevrouw
Roza-Peek haar routine van 10 jaar spelen
in hoofdrollen medebracht. Met deze gast
was Van Lennep wel bijzonder gelukkig. Me
vrouw Roza speelde Miss Florence pittig en
kwiek en niet zonder charme. Zij bewees in
dit milieu overtuigend, welk een voortreffe
lijke dilettante zij is- In haar waardeer ik
vooral, dat zij altijd geheel in haar spel op
gaat en er nooit „uit" is. Een zeer conscien-
tieuse actrice met aangeboren talent.
Ook de heer Van den Borg had als Boggs
een heel gelukkigen avond. Hij was in zijn
spel veel losser en soepeler dan anders en al
had uit de rol nog wel meer gehaald kunnen
worden zoo kon de knecht in II best wat
meer char&c verdragen en vergat Boggs in
III te veel den raad van Florence, dat hij al
tijd moest „glimlachen" deze rol was toch
een zeer goede prestatie van Van den Berg.
En in zijn uitspraak won hij het verre van
zijn compagnon George.
Twee zeer goede bijrollen waren Coddles en
Krome. Jo van der Laan heeft misschien van
allen wel het meest uitbundige lachsucces ge
had en zij was dan ook zeer vermakelijk als
de negermeid, die eens bij de eerste opvoe
ringen door Greet Lobo gespeeld is ge
worden. Wie verleden week de voorstelling
van Een Oudejaarsavond te Volendam heeft
bijgewoond, zal zeker in het gracicuse danse
resje, dat toen de Augustusmaand danste,
met moeite dc zwarte en mal-verliefde vogel
schrik van gisteren hebben herkend. Dc heer
Geels verkreeg zijn succes met fijner midde
len. Deze boekhouder was qua typeering het
beste van allen. Zijn grime met dien groo-
ten bobbel op het voorhoofd was reeds
prachtig en hij speelde dat kleine rolletje vol
komen uit. Kostelijk was bijvoorbeeld telkens
zijn telefoneeren en niet minder goed het
verlegen, schuchter zitten op zijn stoel als
getuige met dat zenuwachtig wrijven van
zijn handje over zijn knieën bij het spelle
tje poker van zijn twee patroons.
Van Zandbergen zorgde voor een zeer snel
tempo in zijn rol van den advocaat en hielp
daardoor vooral mee aan den goeden gang
van deze klucht. Jammer, dat dc kapper hem
geen betere pruik had gegeven. Do Bouw
meester speelde bescheiden en lief de glche-
lende typiste en haar broer Benno Bouw
meester was een kwieke kantoorjongen.
Zoo is Van Lennep op den vooravond van
haar zilveren feest zeer goed voor den dag ge
komen en kan zij in bloeienden, gezonden
staat het vijf en twintig jarig jubileum tege
moet gaan. Van de plannen der viering van
dit jubileum, heeft de voorzitter, de heer
Marls, in een der entre-actes iets verteld. Het
belooft heel wat te worden met een interna
tionalen wedstrijd van blijspelen, een recep
tie. gevolgd door een gemeenschappelijken
maaltijd op 24 September en nog vele andere
feestelijkheden. En reeds nu kon de heer
Maris mededoelen, dat de commissaris der
Koningin, Jhr. Röell en de burgemeester, de
heer Maarschalk het eerc-voorzitterschap,
en het voorzitterschap van het te vormen
eere-comité op zich hebben genomen.
Zoo wacht de leden van Jacob van Lennep
dus een belangrijk en veel belovend seizoen
bij de viering van het 25-Jarig bestaan.
J. B. SCHUIL.
dooi KAREL DE JONG.
De Brahmsherdenking is natuurlijk nog In
vollen gang. Behalve zijn „Deutsches Re
quiem", dat Dinsdagavond te Amsterdam
uitgevoerd zal worden vinden we in de pro
gramma's als koorwerken nog vermeld de
Alt-Rhapsodie (Hulzen, Vrijdag en de
Nanie(klaagzang naar oud-Gricksch voor
beeld. Berlijn, Zaterdag); verder het Ave
Maria voor vrouwenkoor met orkest op. 12
en de zangen voor vrouwenkoor met begc
leiding van twee hoorns en harp op. 17 (beide
Hilversum, Woensdag; het eerste met piano
begeleiding). Op deze werken uit zijn jongen
tijd (1858'60) die veel zeldzamer uitge
voerd worden dan zijn latere koorcomposi
ties, mag in 't bijzonder de aandacht geves
tigd worden. Meerdere werkjes voor vrou
wenkoor heeft hij in dien tijd geschreven;
trouwens het op. 17 bevat 12 nummers. De
aanleiding tot zijn tijdelijke belangstelling
voor vrouwenkoor was een toevallige. Hij
had lil. bij een bruiloftsfeest te Hamburg
een door den als componist bekenden musi
cus Gradener gedirigeerd dameskoor aan het
orgel begeleid; na het feest bleek het dat de
dames de kooroefeningen wilden voortzetten.
Zoo ontstond het Hamburgsche vrouwen
koor, waarvoor Brahms heel wat geschreven
heeft: oorspronkelijke stukken en arrange
menten. Dat hij er pleizier in had zien we
uit zijn schrijven aan zijn vriend Grimus:
„Een kleine kring meisjes zingt steeds bij
mij heel aardig en prettig 's avonds: Duit-
sche volksliederen en wat ik zooal schrijf.
„Mijn meisjes moeten zelf alle stemmen uit
schrijven" enz. Dc jonge dames moesten hun
verlegenheid tegenover hun dirigent over
winnen en omgekeerd, maar ze hadden een
groote vereering voor hem. Geen wonder dat
deze en gene ook een beetje verliefd werd,
zoodat er in het koor een wedijver ontstond
om hem aangenaam te zijn. Deze wedijver
uitte zich o.a. in het uitschrijven van een
hoofdelijken omslag, teneinde den dirigent
een financieelc tegemoetkoming te geven.
Maar Brahms wilde die niet aannemen: geld
zou hem zijn genoegen vergald hebben. Toen
later zijn plichten hem elders riepen en hij
dus Hamburg moest verlaten, schonken de
dames hem een zilveren inktkoker, die hem
26 Sept. 1859 bij de laatste uitvoering in de
Petrikirche overhandigd werd. Brahms be
dankte met een officielen brief. En toen hij
weer Ln Detmald teruggekeerd was, ontvin
gen twee Hamburgsche dames vandaar een
schrijven van zijn hand, waarin hij niet al
leen nog eens zijn blijdschap met het ge
schenk te kennen gaf. maar ook die met zijn
terugkeer naar de mooibegroeide heuvels:
hij had een jaar lang dc heerlijke natuur ge
mist. Doch de passage: „ik ben verliefd op
de muziek; ik denk aan niets dan aan haar.
en aan andere dingen alleen, wanneer de
muziek ze mooier maaktAls dat zoo door
gaat kan ik tot een accoord vervluchtigen en
in de lucht wegzweven...." doet ons wel zien
dat de verliefdheid der Hamburgsche jonge
meisjes geen wederkeerige gevoelens had ge
wekt. Brahms is tot zijn dood toe ongetrouwd
gebleven; we willen hopen dat aan zijn Ham
burgsche bewonderaarsters een ander lot be
schoren geweest is. al werden ze dan geen
van allen Frau Brahms.
Dc gelukkige gemoedsstemming, die in be
doelden brief tot uiting komt. werd zelve ook
tot muziek, nl. in de Serenade op. 1G, die
Woensdag door Fx-ankfort uitgezonden zal
wordexx. Zij is een twee jaar jongere zuster
van de Serenade voor groot orkest op. 11,
teerder, inniger en dieper gevoeld dan deze
en voor een kleiner orkestensembic bestemd.
Merkwaardigerwijze ontbreken in het ge-
heele op. 16 de violen, zoodat de alten de
aanvoerders van het strijkorkest zijn.
Brahms voorliefde voor de donkere klank-
registers is hier duidelijk te bespeuren. Het
werk heeft vijf hoofddeelen: een Allegro mo
derato in A gr. t.. een Scherzo (Nivace) in C.
gr. t„ een Adagio in a. kl. t., een Quasi Me-
nuetto in D gr. t. en Rondo (Allegro) in A
gr. t.
Liefelijke stemming heerscht ook meeren-
deels in de Sonate voor piano cn viool op. 100
die in 1886 geschreven werd en wegens de
overeenkomst van de eerste drie noten met
die van Walthers Preislied uit ..Die Meister-
singer von Nürnberg" wel „Meistci'slngc-r-
sonate" genoemd werd. Reeds de bekende
Weensche criticus Hanslick maakte omtrent
tie gelijkenis een opmerking, en daar hij een
vriend van Brahms en een heftig antl-Wag-
neriaan was kunnen we die opmerking niet
beschouwen als een beschuldiging van melo
dische onmacht aan Brahms' adres.
Hanslick had in dit geval nog verder kun
nen gaan: met het in het Adagio optredend
Scherzo heeft Brahms waarschijnlijk een
saluut aan Grieg willen brengen; in elk ge
val gelijkt het thema buitengewoon veel op
dat van het tweede deel van Grieg's tweede
vioolsonate. Maar Hanslick vond ook woor
den vaxx warme bewondering: „de drie hoofd
deelen vormen een zuivere drieklank van in
hun eenheid, weldadige stemmingen, een
vredig zelf genieten cn blij uitrusten van het
gemoed".
In de drie pianosonates op. 1. 2 en 5 die
Daventry deze week zal uitzenden heerscht
zulk een eenheid nog allerminst; zij toonen
nog een worsteling met de stof. Cyclische
principes doen zich ln den bouw der eerste
twee gelden. Thematisch verraadt de eerste
den invloed van Beethoven: de tweede cn
derde sluiten zich meer bij Schumann aan.
De uitzendingen brengen Dinsdag weer
samenvattingenom 4 u. 50 zendt Königs-
wusterhausen de sonate op. 5 uit en een uur
later begint Daventry met het derde deel.
De vioolsonate op. 100 zal om pl.m. 4 uur door
Langenberg en om 8 u. 05 door Rome uitge
zonden worden. Men heeft dus keuze. De
Huizer-mlcrofoon brengt Vrijdagavond een
Brahms-avond, die gerust kan aanbevolen
worden. De namen der solisten doen uitste
kende verwachtingen koesteren.
Voor Zaterdag blijft dan nog die van Heils
berg over. waardoor men het eenlgszins
stroeve, maar toch wel mooie dubbelconcert
zal kunnen volgen. En dan zal men langza
merhand wel van Brahms verzadigd zijn,
want ook van het goede kan men teveel krij
gen.
Een heel ander terrein betreden we met
„La Boite ii Joujoux" van Debussy. Zondag
avond door Hilversum uit te zenden. liet
geestige kinderballet, waarvan de naam ten
onrechte als „Speeldoos" vertaald is Speel
goeddoos" ware juister) levert het bewijs dat
de geniale Fransche meester zonder zich /.el
ven ontrouw te worden muziek kon schrijven
die tot de verbeelding van het kind spreekt.
Zijn liefde voor het kinderlijke had zich te
voren reeds in „The Chlldrens Corner" ge
openbaard; de later geschreven Boite a J.
geeft zijn stijl nog juister en zuiverder. Goe
den, techxxisch-paraten spelers kan ik aanra
den de klavierultgave met de kostelijke ge
kleurde illustraties aan te schaffen; vooral
wanneer er kinderen in huls zijn zal het
spelen een bron van genot voor den huise
lijke n kring worden, waarvan ze nauwelijks
genoeg kunnen krijgen, Jammer dat de prijs
nogal hoog is. Wat de heer Ketting er voor
de microfoon aan bewerkt heeft, kan ik na-
tuurlljk niet beoordeclen.
MUZIEK.
Buitengewoon Concert der
H. O. V.
Het concert dat de H.O.V. Vrijdagavond gar
was buitengewoon, niet alleen wijl het na de
beëindiging van de gewone reeks der leden-
of abonnementsconcerten plaats had, maar
ook doordat het kennismaking vergunde met
't vioolconcert van Louis Zimmermann. waar
van de eerste uitvoering dezen winter ln het
Concertgebouw te Amsterdaixi. plaats had.
Rondom dit concert waren repcrtolrenum-
mers van ons ox'kest geplaatst en dus concen
treerde de belangstelling zich van zelf op
het werk van den Amsterdamschen Concert
meester. die als solist zich reeds vaak ln onze
Concertzaal deed hooren en steeds, hetzij bij
Bachvereeniging, orgelconcert of H.O.V. een
gaarne geziene gast was, maar van wiens
compositorisch talent we tot dusver geen
specimen hadden leeren kennen.
Zimmermann's vioolconcert is In tien loon
van vele jaren gegroeid tot de gedaante die
het nu bezit. Het is ln de allereerste plaats
een vioolstuk. Het is uit vlolistischt bewust
zijn en meesterschap ontstaan cn deze fac
toren zijn ook voor dc uitvoering noodig. Wat
in de klassieke en romantische litteratuur,
wat in de etudes van Kreutzcr, Rode. Fiorillo,
Gaviniés tot Paganlni cn anderen toe aan
technische opgaven bestaanbaar was. daar
van schijnt dit concert een compendium te
bevatten. De muzikale behandeling doet den
invloed van Vicuxtemps, Bruch. Salnt-Sa-ms
gevoelen. Aan experimenten op het gebied
van modieuze a- en polytonaliteit heeft Zim
mermann zich gelukkig niet gewaagd, en
dit was ook niet te verwachten en niet noo
dig. Hij heeft alles gehouden binnen de
grenzen van welluidendheid en uitvoerbaar
heid. Geen oogenblik wordt de natuur van
het solo-Instrument geweld aangedaan. Dc
orkestpartij verraadt de hand van den er
varen concertmeester. Tal van mooikllnkende
instrumentale combinaties, tal van goed ge
vonden en goed aangebrachte orkestrale
tegenstemmen, streden hot oor of boeien het
verstand van den hoorder.
Dit zijn allemaal goede kwaliteiten van het
werk. Als minder goede zou ik willen noemen
dc overlading met figuraties en de daardoor
ontstane rusteloosheid cn dc althans bij een
eerste auditie gewekte indruk van minder
streng logische gedachteontwikkeling cn op
bouw in den zin der klassieken. Wat Zimmer
mann aan figuraties en passages geeft zou,
naar het me schijnt, voor twee concerten
ruimschoots genoeg geweest zijn. Niet alleen
in het eerste Allegro doet zich de overdaad
gevoelen: ook in het Lento wordt de aanvan
kelijk rustige cantilene al spoedig schier be
dolven onder brillante figuren, die het melo
dieuze karakter onrustig maken. Ook met het
spiekende thema van het Intermezzo gaat
het zoo. Het meest overzichtelijk en een
voudig blijft eigenlijk de tarentelle-achtige
finale.
Het zijn slechts de indrukken van een eerste
kennismaking, die ik geven kan: zij zouden
doen verlangen naar meerdere beperking bij
een eventueele herziening. ïntusschen hebben
wc van menig mooi moment en van de ontel
bare staaltjes van virtuoziteft bij de voor
dracht kunnen genieten en het zal wel daar
om zijn. dat den componist-virtuoos zoowel
van dc zijde van het publiek als van die van
orkest en dirigent een huldiging gebracht
werd, die ook „buitengewoon" mocht heeten.
In dc Ouverture „Ouillaume Teil" was de
prachtige vertolking der solo-cello-part ij door
Cor de Wilde opmerkelijk. Becthovens Tweede
werd met entrain en kleur gespeeld; slechts
scheen het tsmpo van het Allegra con brio
sneller dan met een duidelijke uitvoering
vereenigbaar was. Liszt's ..Les Préludes"
vormden een schitterend gedirigeerd en ge
speeld slot, Schuurman's leiding bracht ook
in het vioolconcert de noodzakelijke band
tusschen solist en orkest, en die was zóó
solide, dat de componist er zich ten hoogste
over voldaan toonde.
Dit buitengewone concert, het eerste der
z.g. steunconcerten en voor houders van
steunkaarten toegankelijk, was vrij goed be
zocht.
K. DE JONG,