VOOR DE VROU eirneri Bij van Alphen's Kindergedichten. De Mode van vandaag. ABR. MEIJER HAARLEM'S DAGBLAD APRIL 1933 HOEDEN. Met bont lint; allerlei aardige speldjes en sieraden; bloemenruikertjes en -ranken, worden de kleine hoedjes gegarneerd. Overdag, bij dén overgangsmantel, en het sport-costuum wordt het vlakke, rechte hoedje gedragen. De garneering bestaat uit een leuk geruit lint, waarvan ook de shawl vervaardigd is. Voor de oudere vrouw staat het eenvoudige hoedje met opgeslagen rand het beste. Het is modern; maar niet overdreven, en bedekt bovendien het haar beter, dan het kleine vlotte „Greta-Garbo kapje", dat voor de jeugd gereserveerd blijft. OM ZELF TE MAKEN! VOOS ONZE KLEINE MEISJES. We mogen wel vroeg beginnen met de voor- SJaars- en zomerkleeren voor onze kleine meisjes. Want niet zoodra worden de dagen warmer, of de dikke winterkleeren zijn te warm bij het spelen en ravotten. We maken de kleertjes van goed waschbare stof. Linnen in vroolijke kleuren en soorten: rood, blauw, lichtgroen, geel. enz. Onze afbeeldingen toonen eenige zeer ge makkelijk te vervaardigen modelletjes van: een overgooiertje en een blousje, een jurkje, en een schortje. Alle kleedingstukjes zijn gegarneerd met een gehaakt kantje. Zooals uit de afbeeldin gen te zien is, is dit heel gemakkelijk te ma ken. Het geheele kunststuk bestaat uit: drie lossen en vier stokjes. Ook het kantje in zig- zagvorm is heel gemakkelijk te maken. Onze meisjes zullen er in de jurkjes, die door Moeder zelf gemaakt zijn. snoezig uit zien. En u zult eens merken, hoe trots ze er op gaan, dat Mammie" zulke mooie dingen zelf kan maken.... MARIAN B, Keukenseti Jjhr ITTIil ifflTi 8 UTI *-TH ilTTi 'V V 9 1 Runderrolletjes (4 personen): 4 dunne magere runderlapjes van circa 1 ons, 1 ons varkensgehakt, zout. peper, nootmuskaat, melk, brood of beschuit. 75 gr. boter, azijn. Wasch en zout de lapjes, maak het ge hakt aan met wat in melk geweekt brood of beschuit, peper, zout en nootmuskaat; ver deel het in vier gelijke deelen. Leg op ieder lapje een rolletje gehakt, rol het vleesch ste vig op en bind er een draadje om. Zorg er voor, dat het gehakt niet buiten heti vleesch uitsteekt, want tijdens het braden krimpen de lapjes nog een weinig. Braad het vleesch bruin in de heete boter, maak de jus af met azijn en laat de rolletjes nog 1 1 2 uur zacht jes stoven. Verwijder de draadjes voor het opdienen. Chocolademaeroncn (15 stuks)50 gr. amandelen. 1 eiwit. 50 gr. witte suiker, 5 gr. cacaopoeder, ouwels. Zet de amandelen in een pannetje met koud water op en breng ze aan de kook. Pel de amandelen terwijl ze nog heet zijn en laat ze in de oven drogen. Neem S amandelen en halveer deze. maal de rest der amandelen in een amandelmolentje fijn. Klop het eiwit heel stijf, meng er de suiker, de gemalen amandelen en de cacaopoeder door. Leg van dit deeg kleine porties op een met ouwel be dekt bakblik. Plaats op elke macroori een gehalveerde amandel en bak de koekjes in een zeer matig warme oven ongeveer 15 mi nuten. Breek na eenige bekoeling de ouwel rondom vair de koekjes af. Gebruik in plaats van ouwels een dun met boter bestreken vel vetvrij papier en neem, na het bakken, de koekjes eraf, voordat zij bekoeld zijn. C. F. Een oude uitgave (uit 1787) komt mij in' handen van van Alpen's „Kleine gedichten voor kinderen", versierd met een aantal bui tengewoon mooie, geestige kopergravuretjes. en het oude boekje, serieus en deftig gebon den in een donkerbruin bandje, dat al van Alphen's kindergedichtjes bevat uit de oor spronkelijke drie kleine deeltjes, die hij van 1778 tot 1781 verschijnen liet in zijn voor kinderen onhandig klein formaat en gedrukt in een letter, die voor kinderen van vijf tot negen, wat toch de leeftijd is, waarvoor van Alphen zijn versjes schreef, door zijn kleine afmetingen vrij groote moeilijkheden op moet leveren is. niettegenstaande al het eigen wijs schouderophalen, waarmee tegenwoordig van Alphen s intusschen onsterfelijk gewor den versjes beschouwd worden, een curieus specimen van de kinderlitteratuur van onge veer honderd vijftig jaar geleden. Des te cu rieuzer. omdat van Alphen's gedichtjes, met hun wonderlijk gebrek aan begrip van. en in zicht in de behoeften van een kinderziel, toentertijd een daad van beteekenis waren en hij met zijn drie verzenbundeltjes de kinderen van heel Nederland en van de drie landen, waarvoor zijn versjes vertaald werden, aan zich verplichtte. Het succes, dat zijn werk had. verraste den dichter zelf wel het meest van alles, getuige de voorrrede bij de eerste uit gave: .De maker weet zeer wel, dat hij als dichter hiermee weinig roem zal behalen, doch zulks was ook zijn oogmerk niet. Hij bedoelde slechts eenige nuttige waarheden zoo in rijm voor te dragen, dat zij de kinderlijke vatbaar heid niet te boven gaan." Bij de uitgaven van 1786 kan hij al zeggen .,Het genoegen, dat mijne landgenooten in deze kleine gedigten voor kinderen betoond hebben, en de aanhoudende aftrek derzei ver. heeft mijnen Drukker bewogen, om de drie stukjes in een bundeltje saam te voegen, en in een kleinder formaat, zindelijk, op best pa pier te doen afdrukken, ten einde dezelve te geschikter mogen zijn voor kleine geschenken. Ik heb niets anders te zeggen bij deze uit gave; dan het weinige 't geen ik bij de uitgave der vorige stukjes gezegd hebben. Het kan een schrijver niet anders dan aangenaam zijn, wanneer zijn geschriften, ze mogen dan groot of klein zijn. boven zijne verwachting aan zijn oogmerk voldoen; en wanneer het nut. daar door veroorzaakt, hem van tijd tot t-ijd. in vele bijzonderheden, en aangename ontmoe tingen. voor oogen gesteld wordt. Het is toch een alleraangenaamste sensatie, blijken ontvangen, dat men iets op deze wereld heeft toegebragt tot vermaak, nut en stigting van zijne medemenschen; en hij is veel aan God verplicht, dien de oneindige Goedheid daar toe verwaardigt. Vaarwel, mijne, kleine lezers! leeft vroolijk en gezegend! God zij de leidsman uwer jeugd!" Zelfs uit deze kleine voorrede blijkt al duide lijk de eigenschap, die van Alphen voor een deel ongeschikt maakte voor het schrijven voor kinderen: hij is het typische voorbeeld van den Christen-wijsgeer, en wijsgeerigheid is iets. dat kinderen zoo volkomen vreemd is. dat het het beste uit alle litteratuur voor kin deren en zeker uit die voor hen, die nog tusschen de vier en negen zijn geweerd kan worden, en in den nadrukkelijken en opzette- 1 ij ken vorm. waarin van Alphen haar placht toe te dienen, zeker. Want ook in kinderlitte ratuur is het oordeel van hen, waarvoor zij geschreven werd. ten slotte het doorslaggeven de: en hoeveel kinderen zijn er zelfs nu nog niet, die de vlotte, aardige inleidingen van van Alphen's gedichtjes best waardeeren kun nen, maar die zeggen, als de paar laatste re gels. inhoudende de „moraal waarom alles begonnen is, aan de beiu"t komt: „Sla dat nou maar over. begin nou maar weer aan het volgende!" Want dat van Alphen niet dichten kon. en niet dichten kon voor kinderen een mee ning, waarin tegenwoordig de meesten ver- keeren is niet waar, en zal nooit waar wor den. Wie kan wat aanmerken op het vroolijk en vlot begin van Carel's brief aan zijn zusje Caatje: Zusje lief! Ik laat u weten, Dat ik sedert uw vertrek, In mijn kamer heb gezeten, Meid lief! met een stijven nek. 'k Dacht, ik zal u tog eens schrijven, Want het weder is zo guur. Dat ik steeds in huis moet blijven, En dat smaakt niet op den duur. Of op de ditmaal zelfs voor een kind te be grijpen nuchtere wijsgeerigheid uit het koste lijk verhaal van Jantje"met zijn konijn: Daar zie ik een konijn! Wat zou 'k gelukkig zijn. Had ik het om er mee in onzen tuin te loopen, Zei Jan; maar schoon 'k mijn geld, Al drie maal heb geteld. Ik heb te weinig om dat lieve dier te koopen; En schoon mij dit aan 't harte gaat, Ik weet geen raad! Wel! laat u dit geval dan leeren, Mijn lieve Jan. Dat een verstandig kind geen dingen moet begeeren. Die hij te voren weet. dat hij niet krijgen kan. En in dit verband is de Genestet's meening over van Alphen namelijk, da: er t-wes van Alphen's waren, de ééne de vroolijke vrien delijke kinderdichter, en de ander de zwaar op de hande vervelende betooger. wel de moeite van het aanhalen waard. De Genestet. die in jeugdige overmoed eens gepoogd haa. naar hij zelf zegt. „den dichter, die eerbied en liefde verdient, zij het dan ook niet on voorwaardelijk, met aardigheden, die gansch niet aardig waren, ridikuul te maken voor zijn landgenooten" maakt later, in een lezing die hij hield in de Hollandsche Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen rui terlijk amende honorable tegenover den baan breker van het NederSandsche kindergedicht: hoewel zijn oordeel ever van Alphen's ge breken. die hun grond hadden in zijn per soonlijkheid. zoowel als in den tijd, waarin hij leefde, vrij onbarmhartig blijft: „Hieronymus! daar ligt voor mij in dien naam iets deftigs, gemoedelijks, breeds, iets zwaars-op-de hands, iets, hoe zal ik het zeg gen, de naarstigheid, die kinderdeugd achtigs, dat bijzonder overeenstemt, met den persoon, beschouwd als den vervaardiger van allerlei uowe-mannetjesgedichtjes en allerlei onaangename, onnatuurlijke Jantjes en Pietjes, kleine Hierönymusjes. Het voor geslacht vergeve mijik ben terstond be reid toe te geven, dat er wel vier meen maar. er zijn er waarlijk meer dan vier' aardige kinderversjes in het beroemde bundeltje te vinden zijn. Maar vele kinderen van mijn kennis en ik vinden die gedichtjes in 't algemeen te wijs en te pedant voor ons en de zedelijke heldjes van die gedichtjes min of meer onuitstaanbaar! Wij hebben meer sympathie voor de Hollandsche jongens van Hildebrand Hildebrand. die. en passant van Alphen ook wel eens een stootje heeft gegeven! Van zoo één kan iets groeien, maar wat moet er worden van zoo'n zoet wijs geertje a la van Alphen? Zijn toekomst bezwaart mij. Arm kind. arme jongen, gij hebt uw eisch niet gehad! Uw spelen is leeren. En dat is de schuld van vader Hieronymus!" Maar den anderen van Alphen noemt hij zelfs ..den Vondel, den Apollo der Nederland- sche kinderwereld en hij haalt met bewon dering en eerbied van Alphen's eigen en zoo ernstig gemeende woorden aan: Mijn hart heeft steeds de kinde.rkens geschat, Wie hen niet eert, heeft nimmer lief gehad. Woorden, die in onze „Eeuw van het Kind" geuit hadden kunnen zijn, die Van Alphen eeren en die ieder, die de fout be gaat van van Alphen's kindergedichten an ders te zien dan in het kader van de per soonlijkheid van den dichter en den tijd, waarin hij leefde, beschamen. WILLY VAN DER TAK. SPORTIEVE KLEEDING. Dezen zomer zullen de kleeren met een sportieve noot een groote rol spelen. En daar ze leuk staan en practisch zijn, zal geen vrouw ze uit haar garderobe willen missen. Het materiaal, dat er voor gebruikt wordt zijn genopte stoffen, zooals: bouclé en co- telé. Deze stoffen zijn zeer aangenaam in het dragen, soepel en poreus en toch practisch door hun gedekte kleuren. Men propageert nieuwe klem-en, zooals mosterdbruin, beige, alle nuances roestrood, bruin en marineblauw. Geheel links op de bijgaande teekening, ziet men een wandel-costuum van mosterd- kieurige bouclé met dubbele kapjes aan de bovenmouw, en een doorgetrokken shawl van geruite zijde. Midden: een japon van roestrood cotelé met een kraagje van wit piqué en de mo derne, half-.lange pofmouwtjes. Rechts: een jeugdig wandelcostuum van bruine bouclé met een vestje van witte zijde, kleine kapjes op de bovenmouw, en een breede ceintuur van bruin leer. De rokken van deze toiletjes zijn korter, dan we het den laatsten tijd gewend waren. Het décolleté is, vooral voor de sportklee- ding, verdwenen. De blouses zijn alle hoog gesloten, hetzij met een kraagje. Dit geeft het geheel iets zeer jeugdigs. En jeugdigheid is één van de voornaamste eigenschappen van de nieuwe mode. Ook het Schotsche ruit, dat zoo aardig staat, is dit seizoen weer in trek gekomen. We dragen bij effen jurkjes shawls ei-van, garneeren er onze hoeden en mutsjes mee, enzoovoort. Een heel aardige vondst is het effen jurkje met pofmouwtjes, shawl, en kort jasje van geruite stof. Het matelotje, dat er bij gedra gen wordt, is ook gegarneerd met een lint van Schotsche ruit. Bent U een groote en nogal gezette vrouw, kies dan geen groot bloempatroon voor uw zomerjaponnen, zooals in liet komende sei zoen veel gedragen zal worden; dat legt nog eens extra den nadruk op uw grootte- Effen kleuren zijn voor U het allerbeste, en daar er veel niet te lichte tusschenkleuren zijn, zullen die u zeker wel goed staan. Bent u een klein propje, neem dan vooral iets dat grooter en slanker doet schijnen, dus geen schouderkapjes, pofmouwtjes of groote kragen, maar slanke, lange mouwen, een v-vormige halsuitsnijding, een lange ketting en over het geheel een verticale lijn in de toiletjes. Daarom ook een lange man tel en een hoedje met niet te breeden rand. Heeft u breede schouders en een breed ge zicht, draag dan geen vos op uw mantel of mantelpak, dat maakt nog breeder en geeft daardoor een opgedirkt uiterlijk. Treur ech ter niet, omdat dit nu eenmaal mode is, en het voor u niet is weggelegd, een mantel zonder kraag met een bijpassende shawl is zeker niet minder in de mode, en het zal u veel meer flatteeren. Denk eraan dat pofmouwtjes een dracht is voor zeer jonge meisjes, op enkele uit zonderingen na zal het aan ouderen een ge wild jeugdig uiterlijk geven, wat niet bij ze past. Kleed de heel jonge meisjes daarente gen niet in pelerientjes. schouderkapjes en alles wat de schouderlijn verbreedt: dat neemt het jonge, het aantrekkelijke van ze v/eg. Ook de matelots maken ouwelijk: niets is flatteuzer voor een jong ding dan de jolige muts op één oor en het frisch gekleurde, nauwe en korte blazertje. Men verbaast zich weieens over het feit-, dat de Hollandsche vrouwen met haar veel zwaarder figuur dan de Fran<;alses toch de mode uit Parijs zoo trouw blijven, terwijl die niet voor haar is gecreëerd. Het is juist ech ter de bijzondere verdienste van de Fran- sche modekunstenaars, dat zij een mode scheppen, die met enkele wijzigingen voor elk figuur is te gebruiken, en het moge dan al zijn, dat de echte „snufjesvoor talloos velen niet zijn weggelegd, er is altijd wel zooveel speling in wat de mode aangeeft, dat er voor elk figuur iets goeds uit te ha len is. Het is dan ook waarschijnlijker, dat de schuld van de onflatteuze kleeding meer bij de vrouwen zelf schuilt, omdat zij niet weten wat bij haar speciale type past. Daar door komen zij ertoe een ander na te doen, die er goed gekleed uitziet maar wier uiter lijk geheel anders is- En dan is het effect van de nagemaakte kleeding totaal bedorven Probeer uw eigen type te ontdekken en kies uw kleeding daarnaar uit, dan is u evengoed gekleed als die andere en ziet er toch "niet hetzelfde uit. E. E. J.—P. ITALIë'S MODE. De slanke lijn, die Parijs al jaren lang pro pageert. en die sindsdien hoogtij viert, geldt voor de dames van alle „beschaafde landen" als „ideaal". In Italië is sedert kort een sterke reactie tegen deze „hongerlijn'' ingetreden. De Ita- liaansche ..Bond van dames-kleermakers" px-edikt met alle middelen der propaganda den afkeer van de slanke lijn. Deze bond wil een zelfstandige Italiaansche mode; en laat dan ook niets onbeproefd de Parijsche dic tatuur op modegebied te breken. De Ita liaansche pers heeft zich bereidwillig in dienst van deze beweging gesteld. In de bladen verschijnen regelmatig cari- caturen, waarin de onwaarschijnlijk magei-e dames, gekleed naar de laatste Parijsche mode bespot worden. ..Dat zijn verfi-anschte Italiaansche vrouwen!" en dergelijke dingen staan er dan in den bijbehoorenden tekst. Daai-naast worden dan de modellen afge beeld, die ontworpen zijn door de Italiaan sche modehuizen. En tevens staat er dan bij, waarom men de voorkeur moet geven aan deze laatste. „De natuurlijke vorm van de vrouw is ge vulder" is het motief, dat telkens terugkeert. Het beste propaganda-middel heeft de bond in het zoogenaamde „Modepaleis" in Turijn. In dit huis worden de laatste modellen van de Italiaansche mode-kunstenaars tentoon gesteld. Aan bezoeksters zal het niet ont breken. Men vi-aagt zich alleen af, of de Italiaan sche dames hun lijn, die ze met veel moeite en vasten eindelijk verkregen hebben, zoo maar plotseling op zullen geven.,.. Het gebeurt nog al sens cuit kinderen met opgewonden verhalep aankomen over iets ge\v*-;.hv oi iets geweldig tragisch dat ie overkomen is. En wat dan ten slotte niets om het lijf blijkt te hebben. „We hebben zóó gelachen. Tinie trapte op mijn voet. En toen zei ik heel hard au. En toen vroeg zij: heb ik jc pijn gedaan? O, kind, we hebben zoo gelachen!" Of; „Nou, en ze keek zoo. hé? Toen vroeg ik: ben je mal? En toen zei zij: je bent zelf mal. En toen Ontzettend gewichtige verhalen zonder eenigen inhoud. Speciaal meisjes zijn er sterk in. Meisjes zijn nog eerder geneigd zich een beetje aan te stellen, groot te doen dan jon gens. Want aanstellerij is het ten slotte: ze hebben menschen dikwijls dergelijke verha len op gewichtigcn toon hooren doen. nu komen ze er zelf ook mee- Er zijn in dit opzicht inderdaad menschen die niet veel van deze kinderen verschillen, menschen die van muggen olifanten maken. Dat ze erg gauw iets grappig vinden en erg gauw moeten lachen, dat is tot daar aan toe; al pleit het niet voor hun geest. Want meest al zijn dergelijke menschen voor werkelijken humor ongevoelig. Maar erger is hun opdrij ven van nietige voorvalletjes tot gebeurte nissen van enormen omvang. Treurig voor hen zelf en ergerlijk voor hun omgeving. Bent u wel eens met de dame uitgeweest, die zich een heelen dag beleedigd voelde omdat ze ergens in een lunchroom een niet al te schoon lepeltje had gekregen? Heeft u wel eens de verhalen aan moeten hooren van: en toen zei ik en toen zei zij weer? Er is maar één benaming voor deze menschen te vinden en dat is kleinzielig. Overal over vallen, elke daad van een ander die niet heelemaal in orde is als een persoonlijke bc- lcediging opvatten. Wat een ellendig leven moeten die menschen hebben en wat is het deprimCcrcnd met hen om tc gaan. We moeten die malle verhalen van de kin deren dan ook maar niet stilzwijgend voorbij gaan. Misschien is het alleen naaperlj, maar ze apen dan niet het beste deel van de menschhcid na; kinderen willen nu eenmaal graag groot zijn en groot doen, laat ze dan groot doen naar een grooter voorbeeld dan dit. Misschien trekt hen dat voorbeeld juist aan omdat bedoelde volwassenen altijd zoo optreden, altijd het hoogste woord voeren en zich zelf voorstellen als persoonlijkheden die te kort worden gedaan. Aaix ons is het hen de domheid van deze menschen in te laten zien. Nu kunnen we zeggen, dat een kind wer kelijk de kleine dingen des levens grooter ziet dan wij. En dat is ook Inderdaad zoo. Een onaardig woord, een nonchalante behande ling treffen liet dikwijls veel meer dan ons; het vraagt niet Tiaar het waarom van zoo'n behandeling, het vraagt niet naar de omstan digheden waarin de tegenpartij op dat oogen blik verkeei't. Het voelt alleen maar dat men op dat moment niet erg op hem gesteld is. Maar dat gevoel uit zich bij een kind niet ln brallende woorden, het wordt dan juist stil, het verdriet is echt, Maar in die opschepperige verhalen schuilt niets dat echt is. Hel is aangeleerde, overga- nomen grootspraak. En we moeien dat „ge wichtig doen over niets" ook niet beschou wen als een grappige gewoonte, als iets kin derlijks dat wel overgaat. Want een gewoon te is een gevaarlijk iets en als het kind groo ter wordt zal er van het grappige niets meer over zijn. Drukte maken over niets, achter dochtig en kwalijknemend zijn. het zijn eigenschappen van bekrompen, kleinzielige menschen die zich zelf over-belangrijk vin den. Bij een kind dat deze eigenschappen bij voorkeur ovei-neemt is toch een kiem van deze domheid aanwezig. Laat het een kiem blijven! Ga deze malle opschepperij tegen, toon er alleen maar min achting voor. Kleinzielige, bekrompen men schen zijn een last voor zichzelf on hun om geving. Men kan kinderen die irriteerendc zelfingenomenheid niet vroeg genoeg afloeren BEP OTTEN. HET WEEKNIEUWS VAN CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM bericht dc ontvangstvan nieuwe fraaie beige-kleuren in dameskousen, van zeer mooie mat-zijden kousen, en van buitengewoon sterke kousen met zesdraadschen voet en met versterkten enkel, waardoor het steken-vallcn toordt voorkomen. Abram Meijer-kwaliteit Zeer matige prijzen. (Adv. Ingcz. Mcd.J

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 19