DRAG HARLAN
na de officieeee opening der Fordfabriek™ bij amsterdam werd door de .otoriteften em rooi. DE WERELDBESCHOUWING van vier Jeugdige vogeltjes, die zoo juist let nest hellen verlatea
Bang gemaakt. V.l.n.r. Burgemeester de Vlagt, de directeur G* J. Both en haeenmeeeter van der Polk et* Onder Ouderlijk toezicht de eerste vlucht ~UllcTl 1Vegen.
!L™Jgev?„BL™ l?ldVo"«etfl a" fegoo™- "reSSf j£? R^om^lsari, dS DE INTERNATIONALE LUCHTVAARTCONFERENTIE TE ROME is door den haUoonscben minister van
Koningin in Noord Holland. Luchtvaart Balbo officieel geopend. - Generaal Balbo tijdens zijn openingsrede.
MR. 7- DRAAYER, refe
rendaris bij het departe
ment van Waterstaat, is
benoemd tot directeur van
den Rijkswaterstaat,
EEN ERAAIE SPRONG van den heer B. Pes-
sers uit Tilburg tijdens het Concours Hippiquc
der Rij- en Jachtvereeniging 's-Hertogenbosch»
dat dezer dagen te Vught werd gehouden»
JN DE TREINEN, die Ioopen van Amsterdam
naar Maastricht zijn bar-wagena aangebracht,
die Maandag in gebruik genomen zijn. De
belangstelling van de zijde van het publiek
voor deze nieuwigheid is groot*
HET WILLEMSPARKSTATION TE AMSTER
DAM is van naam veranderd en heet thans
Station Haarlemmermeer. Ook de richting
borden van lijn 16 te Amsterdam hebben in
verband daarmee een wijziging ondergaan.
DE ROERMONDSCHE Winkelweek en Bal-
Ionncndag. Dc kinderen in afwachting van het
opgaan van hun ballonnen.
FEUILLETON
door CHARLES ALDEN SELTZER
Naar het Amevikaansch door
HENRI VAN DE WEG.
6)
Een bediende van het restaurant had haar
paard weggeleid ze wist niet waarheen;
een slonzige vrouw, wier loerende oogen
schenen te dreigen, bracht haar maaltijden.
Zij hoorde de vrouw spreken met andere
vrouwelijke bedienden en eens hoorde zij zich
zelf betitelen als: „dat opgedirkte Morgan-
kalf
Het meisje walgde van den ruwen lach en
de nog ruwer taal en vermeed hen zoo veel
mogelijk.
Het was voor 't eerst, dat zij hier 's nachts
vertoefde, al was ze dikwijls in Lamo geweest.
Het was er niet, zooals ze gewend was op
Rancho Seco; het was er niet eens zooals
men van een hotel mocht verlangen maar
zij had immers geen keus in dit geval
Het meisje voelde zich in de schamele
kamer allerminst op haar plaats; ze rilde
zoo dikwijls ze keek naar het vuile versleten
karpet op den vloer; de verfomfaaide prenten
tegen den kalen mum: vervulden haar met
weerzin.
De kunst werd vertegenwoordigd door een
lithografie in helle kleuren, een Indiaan voor
stellend, bezig een blanke te scalpeeren. Op
den voorgrond was een vrouw zichtbaar, de
haren los, die krankzinnig van angst naar
den Indiaan keek.
Een wankele tafel, een gebroken spiegel,
een stoel en een bed vormden al het meubi
lair.
Het meisje, in keurig rijkostuum, het haar
in sierlijke vlechten het slanke figuurtje vol
jeugd en kracht, deed in deze omgeving even
vreemd aan, als leven in de woestijn. Haar
eerlijke oogopslag had de slons, die haar be
diende. aanstonds tegen haar ingenomen.
De uitdrukking van haar oogen werd on
rustiger toen de schemering daalde over het
land, en de horizon vervaagde tot zwarte
lijnen, vol mysterie
Zij zuchtte, nu ze ten laatste den muur
van donkerte niet langer kon doordringen,
stond op en plaatste haar stoel voor een
van de vensters waar zij uitzicht had op de
eenige straat van Lamo. De lampen begonnen
te glimmen. In de huizen ontwaakte het
rumoer van het avondleven. In de onmid
dellijke nabijheid klonk het krassen van een
viool, die de weinig harmonische zangstem
begeleidde: van de overzijde klonk geroeze
moes, waarboven een valsche piano trachtte
uit te klinken. Heesche vloeken en welwillend
lachen van vrouwen drong tot haar door.
Zij had het ook den vorigen avond gehoord,
maar ditmaal scheen het luider te zijn. En
evenals den vorigen avond, bleef zij voor het
venster zitten; het was alles zoo nieuw en
zoo vreemd en vooral zoo onaangenaam. Doch
de afschuw overmande haar tenslotte zoo
dat ze venster sloot, in de hoop de drukkende
hitte te kunnen verduren.
Toen zij een half uur later geheel gekleed
op bed lag, hoorde zij voor de deur van haar
kamer praten: „Het is niet bepaald elegant",
zeide de stem, „maar als je niet beter hebt,
moet het natuurlijk".
Het meisje richtte zich op, doodsbleek.
,.Dat is Luke Deveny!" steunde zij notsteld.
Een vrouw antwoordde zacht, vroolijk: het
meisje kon haar woorden niet onderscheiden.
Maar de man sprak weer, in een heesche
fluistering, die tot haar doordrong.
„Zoo! Is Barbara Morgan binnen", zeide
hij. Het meisje stelde zich voor, hoe hij wees
in de richting van haar kamer. Ditmaal ver
stond zij, wat de vrouw ten antwoord gaf.
„Ja, daar is ze, het opgedirkte spook!"
Het was de stem van de slons.^.t
De man lachte spottend.
„Ben je jaloersch?", riep hij. ..Ik geef toe,
ze ziet er altijd alleraardigst uit".
Daarbij bleef het. Het meisje hoorde Deve-
ny een kamer binnengaan, naast de hare; zij
hoorde zijn zware schoenen vallen, toen hij
die uittrok.
Een tijd lang luisterde zij, leunend op
haar elleboog maar in de kamer van Dèveny
was niets te hooren. Toen bevend van angst
stond zij op en sloop naar de deur.
Een zwakke grendel vormde de eenige
sluiting; huiverend bedacht ze, hoe onbe
trouwbaar die was. Een man als Deveny zou
het weinig moeite kosten de deur te forcee-
ren. Eén duw van zijn reusachtigen schouder
en de grendel zou bezwijken.
Sluipend, muisstil en met inspanning van
al haar krachten sleepte zij de tafel tot voor
de deur om deze te barricadeeren. Nog niet
tevreden met het resultaat, sleepte ze ook
haar bed er heen.
Zelfs nu nog angstig, bleef zij het grootste
deel van den nacht op den rand van het
ledikant zitten, kijkend naar de deur. Want.
Deveny had dingen tegen haar gezegd, die zij
niet had durven herhalen tegenover haar
vader; hij had haar aangekeken op een wijze
die niet kon worden misverstaan. Zijn rustig
optreden was een masker, waarachter hij
verborg de klauwen van het beest dat hij in
werkelijkheid was.
HOOFDSTUK IV.
VOORUITGEWORPEN SCHADUWEN
Tegen tien uur den volgenden morgen
zaten Luke Deveny en twee anderen in een
kamei van „De Eerste Kans", de herberg
tegenover het restaurant aan een speeltafel
met flesch en glazen bij zich. Een venster
gaf hun vrij uitzicht over de woestijn en
langer dan een half uur keken zij naar buiten
terwijl zij speelden en dronken.
Een zwaargebouwd man met licht gebogen
neus, lichtblauwe oogen die een harde uit
drukking droegen, zwart haar en een zwart
snorretje boven den cynischen mond, die ook
wreedheid üitdrukte, was zoo gaan zitten, dat
hij voortdurend kon uitkijken. Zijn glimlach,
toen hij uitstaarde over de woestijn, trok de
aandacht van Deveny, die rechts van hem
zat.
„Een man, met een paard aan den teugel.
Het lijkt Laskar wel".
Deveny, groot, gladgeschoren, met donkere,
staalharde oogen. keek uit het raam naar de
bewegende stip, die in hun richting scheen
te komen. Deveny had reeds eerder gekeken,
maar nu zag hij twee stippen waar hij te
voren er slechts een zag. Hij kon een uitdruk
king van woede niet weerhouden, toen hij
den spreker aankeek.
„Je hebt gelijk. Rogers", antwoordde hij.
..De kerel is alleen. Zeker weer gevochten".
Deveny vulde zijn glas en dronk in lange
teugen. Zijn gezicht was niet prettig om te
zien. Een ruwe, niets ontziende natuur; de
zware nekspieren getuigden van kracht, van
geestkracht ook— een man, die zich niet af
hankelijk voelde van een ander.
Hij was knap, maar brutaal, iemand die
leefde om zich te laten beheerschen door zijn
hartstochten Dat had Barbara Morgan bij
intuïtie gevoeld.
Deveny was in Lamo koning over alles wat
zich stelde buiten de wet. De macht van zijn
persoonlijkheid; de arrogantie van zijn koel
en zelfverzekerd' optreden de heerschzucht,
welke al zijn daden kenmerkte en de snel
heid waarmede hij handelde als hij tot verzet
werd geprikkeld of wanneer zijn hulp werd
ingeroepen, plaatsten hem als vanzelf aan
het hoofd van de elementen, die de omgeving
van Lamo teisterden.
Deveny was oppermachtig, maar zijn
macht was een doorn in het oog van Strom
Rogers, den man tot wien Deveny zoo juist
gesproken had. Terwijl Deveny dronk, sloeg
Rogers hem heimelijk gade, een felle uit
drukking in de oogen, waarin jalousie, haat,
verachting en spot te lezen stonden.
Toch was er ook vrees in de oogen van
Rogers. Toen Deveny zijn glas neerzette en
Rogers strak aankeek, was het die vrees,
welk een onoprcchten glimlach op zijn lippen
bracht.
„Het meisje nog gezien?" vroeg Rogers.
Deveny begon te lachen. Klaarblijkelijk
had hij niets gemerkt van den gloed in de
oogen van Rogers maar als Rogers scherp
had toegezien, zou hij ontwaard hebben, dat
de lippen zich klemden op elkaar terwijl hij
den ander aankeek.
„Ik had vannacht een kamer naast de
hare. Ik hoorde hoe ze haar bed voor de
deur sleepte. Ze wist bepaald, dat ik er was!"
Deveny lachte. „Ze weet eigenlijk te veel.
Lolly Kaye haat haar ik denk omdat Bar
bara er aardig uitziet. Zoo zijn vrouwen!
Lolly zou Barbara levend laten verbranden
zonder een hand uit te steken".
„Lolly is bepaald teleurgesteld in de liefde",
lachte Rogers ruw. En weer keek Deveny hem
aan.
„Je hebt haar zeker nog met rust gelaten,
Barbara bedoel ik?" vroeg Rogers luchtig.
„Dat spreekt", grinnikte Deveny, „ik moet
nog even wachten. Het komt gauw genoeg. Ik
heb Lolly gezegd, dat ze op haar moet letten;
Engle, Barthman en Kelmer zorgen er voor.
dat Barbara niet naar Rancho Seco kan ont
snappen. Ze mag niet weg voor morgen
ochtend. Dan kan ze met mij mee naar het
eind van Sunset Trail. Shorty Mallo is naar
Widow's Wells om den priester te halen".
„Weet Barbara, wat er aan de hand ls?" De
stem van Rogers klonk zacht en schor.
Deveny gluurde wantrouwend naar hem.
„Waarachtig niet!", klonk het scherp. „Het
gaat haar niets aan! Haar noch iemand
anders". Hij lachte kwaadaardig, toen Rogers
bleek werd.
(Wordt vervolgd);