sfteieu.
DE WENSCHENBRON.
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Vrijdag 19 Mei
1933
AAN ALLEN.
Weet j'e. wat altijd zoo heel goed is, als
je boos bent op 't weer? Je eens eventjes in
te denken, of de menschen die in een land
wonen, waar 't weer is. zooals jij je dat zoudt
wenschen, ook zoo de zegeningen van dat
mooie weer genieten. Wij hunkeren nu naar
zon en warmte. Zoo eens eventjes een tro
pisch klimaat hè? Als we nu bladeren in een
tijdschrift en een plaatje zien, van een In
disch landschap, waar zelfs de heeren der
schepping in 't wit gekleed zijn, dan moppe
ren we wat over ons kikkerland, waar je al
tijd om je regenjas en je paraplu moet
denken.
Weet je wel, dat de schitterendste natuur
ook de meest gevaarlijke dieren voortbrengt?
En nu denk ik aan die venijnige slangen,
wier bont geringeld en gekringeld jasje zoo
weinig verschilt van de mooie omgeving en
juist daarom al zoo verraderlijk is.
In ons land komt wel eens een klein slan
getje voor. maar 't behoort zoo tot de zeld
zaamheden. dat 't als een bijzonder nieuwtje
in de bladen vermeld wordt. Een slang kan
niet zonder zon. In de zonnigste omgeving
gedijen de slangen 't allerbest.
Men behoeft juist niet naar Indië té rei
zen om daar slangen te zien. In 't Zuiden
van Frankrijk komen vaak slangenplagen
voor. Een landarbeider is daar steeds voorzien
van een spuitje en wat serum om bij een
beet dadelijk tegengif te kunnen toedienen.
Dit is natuurlijk niets vergeleken bij een
stangenplaag in tropisch Zuid-Amerika. Per
jaar sterven daar ongeveer 50 duizend men
schen tengevolge van een slangenbeet. In
deze streken wordt daarom thans een se
rum verschaft, gratis of voor zeer geringen
prijs als tegengif voor de slangenbeet. Wordt
dit niet spoedig toegediend, dan volgt de
dood vaak binnen een paar uren.
In Siam, Britsch-Indië en verschillende
staten in Zuid-Amerika heeft men instituten
opgericht, waar systematisch dit serum wordt
bereid. Men zendt van daaruit gekristalli
seerd slangengif naar andere streken.
De werkwijze is deze: Er worden levende
slangen gevangen, wat natuurlijk lang geen
gemakkelijk werkje is. Deze lieve diertjes
brengt men in huisjes, die goed afgesloten
zijn van de buitenwereld. Tusschen twee
haakjes: als ik in de buurt van zoo'n slangen-
verblijf een villa cadeau kreeg, zou ik toch
maar vriendelijk bedanken voor deze aanbie
ding. En jullie?
Dagelijks worden de slangen opgepikt, of
met een bliksemsnelle beweging achter den
kop beetgepakt. Een ander houdt ze een gla
zen kommetje voor en ze spuwen hun gif
uit in deze kom. Dit is niet zoo heel weinig.
Meestal ongeveer twee theelepels. Na en
kele uren kan men deze proef herhalen.
Nu is er een pijnlijke geschiedenis aan
verbonden en wel deze: men moet paarden
als proefdieren gebruiken. Die stakkerds
moeten eerst een slangenbeet ondergaair,
en worden dan met het serum ingespoten. Nu
gebeurt het nog al eens, dat er in die stre
ken gebeten paarden zijn. zoodat het tot de
zeldzaamheden behoort, dat er een gezond
dier aan gewaagd wordt.
't Gaat in de eerste plaats om den mensch
en de uitvinding van een slangentegengif
behoort zeker tot een der zegenrijkste uitvin
dingen van dezen tijd.
Een slang is daarom zoo'n gevaarlijk dier,
omdat je nooit vooruit weet wat hij in den
zin heeft, 't Zijn vaak laffe dieren, die bij het
minste geritsel als bange wezels wegsluipen
om toch straks op verraderlijke wijze hun
beet toe te brengen.
Slangengif is niet zoo heel veel waard. Een
gram kost twee kwartjes. Een slangen jager
verdient per week niet meer dan f 3- Daar
voor waagt hij telkenmale zijn leven.
In Zoeloeland zijn reuze-slangen, de zoo
genaamde mamba's. Per maand sterven daar
ongeveer 20 menschen aan een slangenbeet.
De Kaffers zijn altijd voorzien van een pun-
tigen stok, wat potasch en verbandgaas.
In boomen, waarin veel vogels nestelen,
komen vaak ook veel slangen voor. Des
nachts hoort men dan doordringende vogel
kreten en 's morgens bedekken bont ge
kleurde veeren den grond.
Een slangenjager moet een man zonder
zenuwen zijn, want een kleine vergissing kan
zijn dood zijn. Daar er ook slangen zijn, die
alom gif spuwen, moet hij ook de oogen be
veiligen. Meestal zijn slangenjagers voor
zien van honden. Ook aan honden moet ge
leerd worden, hoe ze dee slangen moeten
aanvallen. Menige trouwe viervoeter heeft 't
dan ook met zijn leven moeten bekoopen.
't Is om van te rillen. Dan ril ik liever op een
kouden Meidag. En jullie?
W. B.—Z.
DOMME KINDEREN.
Kleine Willy heeft op zijn verjaardag een
jonge buldog gekregen.
Als Vader een paar dagen later thuis komt,
vindt hij zijn zoontje op den grond zitten,
terwijl hij gekke gezichten trekt tegen den
hond.
„Lieve hemel, Willy, wat ben jij aan het
doen?" roept Vader verbaasd
„De hond keek zoo treurig, Pappie, dat
ik dacht dat hij misschien heimwee had",
verklaart Willy. „Nu trek ik gekke gezichten,
dan denkt hij misschien, dat ik zijn broer
tje ben!"
Tom komt uit school en kijkt heel naden
kend.
„Wat is er aan de hand, jongen?" vraagt
zijn vader.
„Meester zei op school, dat we op de we
reld waren om elkaar te helpen," zegt Tom.
,JDat is ook zoo, Tom!" zegt Vader. „Daar
zijn we voor!"
Dan trekt Tom diepe rimpels in zijn voor
hoofd en vraagt'
_L „Maar waar zijn din anderen don voor?"
POSTZEGELRUBRIEK.
BEIEREN
IX
J
f
U
0
/r
ÏO
JS-
yr
iPö
'4 A O W V) h O
SA/
to
/f
JO
40
et
a.
et
s
ro
óo
e
se? y?/
1
Aan de opdrukken kwam nog geen einde.
Van de bekende Duitsche zegels met Germa-
nia kop verscheen in 1919 een serie met op
druk! „Freistaat Bayern" en wel in de waarden
2 1.2 pf. (grijs) 3 pf. (bruin), 5 pf. (groen),
71,2 pf. (oranje) 10 pf. (rood», 15 pf. (violet)
20 pf. (blauw). 25 pf. (rood en zwart op geel)
35 pf. (bruinrood) 40 pf. (karmijn en zwart)
75 pf. (groen en zwart'. 30 pf. irood en zwart
op rose). Grootte der vakjes 24 x 28.
Vervolgens met het Rijksdaggebouw in de
afmeting 28 en 40) 1 M. (karmijn) 2 M.
(blauw) 3 M. (violet) 5 M. (zwart en rood).
Eind 1920 verscheen een serie in geheel
nieuwe teekening. n.l. voorstellend een ploe
ger, a, de Nijverheid b, en een zaaier c. Deze
zegels hebben het watermerk B hori
zontaal en komen voor in de waarden 5 pf. a
(geelgroen), 10 pf. a (oranje) 15 pf. a (rood)
20 pf. b (violet) 30 pf. b (blauw) 40 pf. b
(bruin) 50 pf. c (vermiljoen) 60 pf. c (blauw
groen) 75 pf. c (wijnrood) De afmetingen
zijn 23 x 28.
Met Madonnabeeld verschenen 1 M- (kar
mijn en grijsi 1 1 4 M. (ultramar. en bruin')
112 M. (groen en grijs) 212 M. «sepia en
bruin) waarvan de grootte der vakjes 28 x 32
is. In groot formaat 35 x 40 verscheen een
serie 3 M. 'blauwgrijs) 5 M. (oranje) 10 M.
(groen) 20 M. (zwart).
Deze serie verscheen ook in 1920 nog met
opdruk ..Deutsches Relch" waaraan nog twee
zegels werden toegevoegd nl. 80 pf. (blauw c)
en 4 M. (geelrood).
Van de heeren H. uit Antwerpen en N. T.
Santpoort ontving ik zegels voor de rubriek,
waarvoor mijn dank. W. V. zond mooi dub
bel materiaal, dat reeds in de boekjes is ge
plakt cn dezer dagen met de zendingen rond
gaat.
Nieuwe deelnemers zijn:
68. Cor Wolzak, Karei v. Manderstr. 2 rood.
69. Kees de Wilde, Jordensstraat 43.
70. Henk v. d. Weide, Jordensstraat 55.
74. Balter Leppens, Brouwerskade 27 rood.
Leest vooral goed het reglement en zorg
voor vlugge doorzending der portefeuilles.
Rustenburgerlaan 23
Waarom slaapt de marmot
als een „marmot"?
Marmotten, dat weet ieder kind. versla
pen twee derde van hun leven en van het
jaar. Voor dit doel bouwen zij zich een win-
terhol. Dit hol ligt diep onder de aarde;
biedt plaats voor vijf tot vijftien marmotten;
is warm met hooi gevoerd en heeft lange
gangen, die soms meer dan tien meter lang
zijn. Daarin liggen de marmotten, zorgen
gezamenlijk voor 'n behoorlijke temperatuur
«elf tot vijftien graden), halen per uur vijf
tien maal adem en.... slapen! Slapen ge
durende acht maanden. Waarom zoo lar.g?
Zou vier maanden ook niet voldoende zijn?
Voor de marmot niet. Het -diertje woont
dicht bij de gletschergebieden en daar is de
temperatuur maar vier maanden van het
jaar aangenaam. Bovendien, wanneer men
zoo'n practische lichaamsinrichting heeft,
dat men tusschen de huid en den pels bijna
tweemaal het lichaamsgewicht aan vet kan
verzamelen, dan zijn vier maanden voldoen
de om de heerlijke alpenkruiden te eten
en op die manier het reservevoedsel te ver
zamelen. In het voorjaar verschijnt de mar
mot verjongd, slank, hongerJg en uitgesla
pen
Ik geloof, dat niemand, die over dezelfde
mogelijkheden beschikt, lang treuzelen zou
tusschen de keuze: acht maanden „marmot-
tenslaap" zonder zorgen, of acht maanden
lang strijd om het bestaan
Louki was zich aan het vervelen:
want niemand wilde met haar spelen.
Groote broer was al naar school
en zus speelde ijverig viool.
Mamaatje was aan 't stof afnemen,
Marie, het meisje, aan het ramen zeemen.
Papaatje was al naar de zaak,
dus Loukl zocht alleen vermaak-
De poppen kleedde ze eerst aan,
nu kon ze met ze wandelen gaan;
maar dan moesten ze weer naar bed
en uit was dus de poppenpret.
De eenige kleine kameraad,
is Tom. de hond, die te wachten staat,
totdat Louki met hém gaat spelen:
want ook hij is zich erg aan het vervelen.
„Zeg Tom. nu moet je het vrouwtje zoeken
door het heele huis. in alle hoeken.
Blijf hier dus staan, tot ik roep: Kom!
Dan mag je pas gaan zoeken, Tom!"
Zoo spelen zij een uur of wat.
en o. zoo goed bevalt hun dat!
Tot Moesje om twaalf uur roept:
„Kom eten!"
en zij hun spel weer zijn vergeten
JACQUITA.
WAT ONZE BELANGSTELLING
WEKT.
Chincesehe gewoonten. Als een Chinees
bijiemand op visite komt of dineert houdt
hij zijn hoed op.
Feestmaaltijden beginnen om 5 uur en
zijn om 9 uur afgeloopen. Na afloop komen
de muzikanten.
DE VLUCHTELING
lederen ochtend reed Ina Harrison op haar
kleine paardje naar het klooster op den
berg. waar zij les kreeg van de zusters; en
iederen avond reed zij denzelfden weg terug
naar de eenzame zilvermijn van San Michele,
waar haar vader ingenieur was.
Ina was een Engelsen njeisje, hoewel ze
altijd in Midden-Amevika gewoond had; haar
moeder, die ze zich niet meer kon herinne
ren, was een Spaansclie geweest.
Ze leek op haar moeder, zooals ze daar
reed, met haar schitterende zwarte oogen en
haar volle roode lippen even geopend op
haar paard Bella.
Ze was opgewonden.
Zuster Martha, die voor haar de tuinpoort
had geopend, had gezegd: „Je moet vlug
naar huis rijden, kleintje. De muitende sol
daten zijn hier in de buurt gezien. Het zijn
gevaarlijke lieden.
Eigenlijk zou het nog beter zijn, als je
vannacht maar hier bleef".
Ina had haar hoofd geschud.
„Nee, nee. zuster Martha, ik ben niets bang
Bovendien is vader vandaag naar San An-
gelo gegaan en hij heeft me beloofd een
nieuw zadel voor Bella mee te brengen. Daar
ben ik erg nieuwsgierig naar".
Zuster Martha had bedenkelijk haar hoofd
geschud. Ina was lachend weggereden.
Nu was ze al in het gezicht van de zil
vermijnen en ze had geen enkele rebel ge
zien. Vluk, haar hondje, kwam haar al tege
moet rennen.
„Nu zal er wel niets meer gebeuren!" zei
Ina bij zich zelf en er was een zweem van
spijt in haar stem te hooren.
Maar twintig meter verder bleef Vluk plot
seling stilstaan en begon onrustig te snuf
felen in het dichte struikgewas, dat aan den
kant van den weg groeide.
„Vluk", riep Ina. „Kom hier!"
Maar de hond luisterde niet. Hij begon
woedend te blaffen en verdween toen opeens
in de boschjes.
„Er moet daar iets zijn!" zei Ina, terwijl
zij van haar paard steeg.
„Misschien een konijn".
Haar rijzweep in de hand, voor het geval
het iets anders mocht zijn, ging ze de strui
ken in, achter Vluk aan.
Toen bleef ze verwonderd staan.
Want daar lag, nog probeerend zich te ver
bergen, een jongen. Geen dag ouder dan zij:
zijn donkere huid deed vermoedden, dat er
Spaansch bloed door zijn aderen stroomde-
Er was een verschrikte uitdrukking in zijn
oogen. die echter snel plaats maakte voor een
blik van verlichting, toen hij Ina's verwon
derd gezicht zag.
„Wat doe je daar?" vroeg ze in het
Spaansch.
Hij gaf niet dadelijk antwoord.
„Bent U alleen, senorita?" fluisterde hij,
en toen zij knikte „Zijn er geen soldaten, re
bellen, in de nabijheid?"
Ina schudde het hoofd.
„Ik heb er geen een gezien; maar zuster
Martha zei, dat zij in de buurt waren, Waar
om vraag je dat? Zitten ze je achterna?"
„Ja."
„Maar je bent nog maar een jongen!" zei
Ina verbaasd.
„Ja senorita. Maar ze zoeken me en als ze
me vinden.
Hij zweeg, in zijn oogen kwam weer die
blik van een opgejaagd dier, die Ina zoo ont
roerde.
„Ze zullen je niet vinden," zei ze. Luister.
Verder kwam ze niet; want toen hoorde
ze in de verte paardengetrappel en roepen.
De jongen had de geluiden ook gehoord.
„Dat zijn ze." fluisterde hij. „O, als ze me
te pakken krijgen, zullen ze me
Maar Ina luisterde al niet meer. vanuit
de boschjes keek ze naar den weg. Eén blik
was genoeg. In een wolk van stof kwamen
vier ruiters den weg afgedraafd, hun geweren
glinsterden in de zon.
In een tel was ze weer bij den jongen.
„Kom mee." fluisterde ze. terwijl ze hem
bij de hand greep en hem dieper in het
struikgewas trok.
„Hier is een put, hij is diep, maar in den
muur is een opening, waarin je je kunt ver
bergen. Pablo, onze huisknecht vertelde het
mij. Kijk, hier is de put- Glijd langs het touw
naar beneden."
Het hoefgetrappel was nu vlakbij. En even
later hield het op. Ina haalde diep adem.
toen zij tot de conclusie kwam, dat de rebel
len van hun paarden stegen en de boschjes
begonnen te doorzoeken.
„Vlug, vlug," fluisterde ze nog.
De jongen aarzelde niet langer, maar hij
klom op het lage muurtje, greep het touw en
daalde af in den put. Hij verdween in de don
kere diepte en toen het touw plotseling met
een hevigen schok strak getrokken werd en
daarna slap hing, wis Ina, dat hij veilig in de
opening was aangekomen. Het was net op
tijd: want toen zij zich omdraaide keek zij in
het donkere gezicht van een soldaat, die door
de struiken gedrongen was.
Hij scheen tamelijk teleurgesteld, toen hij
het meisje alleen zag.
Hij wist niet, hoe haar hart klopte in haar
keel.
„Bent U alleen, senorita?" vroeg hij.
Ina probeerde zich kalm te houden en haar
stem was heel rustig, toen zij antwoordde:
„Mijn hondje is bij mij!"
„Nee. wij zoeken een ander soort hond."
onderbrak de -soldaat haar. „Hebt U niets
gezien?" Hij keek Ina wantrouwend aan.
„Wat doet U bij dezen put?"
Ina's hersenen werkten bliksemsnel. Wat
moest zij hierop antwoorden? Plotseling her
innerde zij zich een sprookje, dat Pablo haar
verteld had. ze glimlachte zonder vrees tegen
de soldaten; er waren nog twee door de
boschjes naderbij gekomen.
„Het is een wenschbron, senors," zei ze.
..Men zegt, dat als je er een witte steen in
gooit en een wensch opzegt, de wensch uit
komt. Dus
..Maar we hebben geen tijd, om naar die
oude-wijvenpraai te luisteren", zei één van
de soldaten. ..Kijk eens naar dien put. Diego.
Dat lijkt wel wat op een schuilplaats. Of
nog beter, gooi een flink stuk rotssteen naar
beneden. Als de jongen zich daar verbergt,
zal hij er wel geweest zijn. Help me eens,
Pietro!"
Twee van de mannen tilden een zwaar
stuk rots op en gooiden het in de put. Ze luis
terden oplettend, maar hoorden niets anders
dan de plons in het water en de doffen echo
tegen de wanden. Meer niet.
„Hij is niet lner. Dat is zeker!" zei Pietro.
„Kom mee. amigos."
Ina durfde pas weer op te kijken, toen
zij het hoefgetrappel nog heel in de verte
hoorde.
En toen het geheel weggestorven was,
leunde zij over het muurtje van den Dut cn
riep zachtjes den jongen.
„Ze zijn weg. hoor," riep ze lachend. „Maar
het is toch beter, dat Je nog een poosje daar
blijft. Luister, ik heb een pracht plan. Ik zal
wat kleeren halen, wat kleeren van mij. Dan
kun je je als meisje verkleeden en niemand
zal je herkennen. Ik zal niet lang wegblijven.''
Ze liep weg, besteeg Bella en galoppeerde
naar huis.
Haar vader was nog niet teruggekeerd uit
San Angelo. er was dus niemand, die haar
vroeg wat ze uitvoerde. Haastig maakte ze
een bundeltje van een ouden rok. een jum
per en 'n breedgeranden stroohoed. Toen reed
zij terug naar den put.
Een voorzichtige roep en de jongen kwam
te voorschijn.
„Het is geweldig van U, senorita, dat voor
mij te doen." zei hij, toen hij het pakje zag,
„Misschien heb ik nog eens de gelegenheid
het U te vergelden."
In een tel had hij het rokje over zijn broek
getrokken, de jumper deed hij over zijn
jasje. De breedgerande hoed op zijn hoofd
en werkelijk, hij leek op een meisje.
„Je ziet er fijn uit!" zei Ina, terwijl zij in
haar handen klapte.
„Nee, bedank me nu maar niet. Ga maar
gauw naar San Angelo. Daar zijn de gouver
nementstroepen. Ga nuen veel geluk."
Ze keek hem na. toen hij wegliep. Toen
zocht ze heel ernstig naar een witten steen,
en toen ze er één gevonden had, gooide ze
hem in den put.
„Laat hem veilig aankomen!" wensch te ze
..En ik zou hem zoo graag nog eens willen
ontmoeten....".
(Slot volgt.)
Chineesche visitekaartjes zijn rood van
kleur en 2 d.M. lang.
In Chineesche boeken staat de eerste blad
zijde achteraan; de Chinees leest dus van
achter naar voren: bovendien wordt eikc
bladzijde .van onder naar boven en van
rechts naar links gelezen.
Eigenaardige apen. Rolapen zijn liefheb
bers van koffie, thee, alcohol en een pijp
tabak.
Een oude kastanjeboom. Op den berg
Etna staat een kastanjeboom, die naar schat
ting ongeveer 4000 jaar oud is. Dc stam is
geheel hol en zoo groot, dat men er een
huis ingebouwd hcel't.
Wat dc dieren in ecu dierentuin kosten.
Een flink nijlpaard kost f 21.000. een jonge
olifant f 3 a 400ü; een tijger f 25O0. een
leeuw f 2000. een groote pythonslang f 500.
kleinere f 2 a 300, een krokodil f 50.
Uien als weerprofeten. In sommige stre
ken van Frankrijk hebben de boeren voor ge
woonte om op den len kerstdag 12 mooie
gave uien op een droge plaats op een rü te
zetten. Op elke ui wordt een lepeltje zout
gestrooid. Op driekoningen dus op 6 Januari
wordt het zout onderzocht. De uien. waarop
het zout droog gebleven is. worden geacht
droge maanden te zullen worden, terwijl die.
waarop het zout vochtig geworden Is, be
schouwd worden als de natte maanden. Of
't uitkomt?
Wist ge dat? De harmonica is in 1829
door den Weener Damian uitgevonden.
Anders dan nu. Koningin Elisabeth van
Engeland vaardigde in 1580 een besluit uit,
waarbij het verboden werd In Londen nieu
we hulzen te bouwen: ze was bang dat de
stad te groot zou worden.
BONT ALLERLEI.
DE TELEFOON
Tante maakt haar heele huis schoon.
Ze zegt dan tegen Plet, haar zoon:
„Speel jij nu zoet met neefje Jan,
zoodat ik rustig werken kan!"
Maar Jan bedenkt een prachtig plan,
waarmee hij Pietje plagen kan.
Een kachelpijp, nog vol met roet.
ligt daar, omdat Tante 'm nog poetsen moet.
Hij zegt dan tegen dommen Piet:
„Zeg. luister nu eens. vind jc niet,
dat wij ons toch zijn aan 't vervelen?
We zullen telefoontje spelen.
Hallo, met wie? Dat is toch raar!
Alweer verkeerd verbond! Klaar!!"
Wat heeft die Jan dan een plezier.
Lang duurt het niet, kijk maar eens hier;
Pietje is zwart als een Moor,
maar Tante grijpt Jan bij 't oor
Hij komt er niet gemakkelijk af:
want Tante zegt: „Dat 's voor je straf!"
JACQUITA,