HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
TEXEL, ONS GROOTSTE EILAND
H.D. VERTELLING.
EEN HISTORISCHE BERG BIJ PARIJS.
Hoe het eens was.
Hoe hei geworden is.
Het Vrouwenhek.
Waar driekwart van Nederland's
natuurschoon is geconcentreerd.
DE FRIESCHE VARKENMARKT.
De eerste teekening met het Vrouwenhek
dateert van 1769. Dit deel der stad is in den
loop der eeuwen wel zeer veel veranderd.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIU
Wij willen het niet wagen om aan het oor
deel van iemand als Dr. Thijsse ook maar een
letter toe te voegen. Zoo iets spreekt voor
zich zelf. Texel is een gezegend plekje grond,
dat wij in eere dienen te houden, dat wij bij
ons bezoek, bij ons veelvuldig bezoek, die
nen te behandelen als een kostbaar kleinood,
welker waarde wij nooit hoog genoeg kunnen
schatten. Het besef dat eigen bodem schoon
heid biedt, die voor het buitenland niet on
der doet, doch het eerder kan overtreffen,
moet tot een ieder doordringen. Zij die hier
van niet overtuigd zijn, moeten Texel bezoe
ken; zij die wel overtuigd zijnbezoeken
het reeds jarenlang.
De „Lampies"-markt in den Burg op Texel.
De ware nafuurliefhebber
is welkom.
Texel. Dat is een eiland, ten Noorden
van den Helder, waar veel vogels zijn en wei
nig menschen. Verder is het onbelangrijk.
Dat is de voorstelling die de meesten van ons
grootste eiland hebben. Dit spruit voort uit
onbekendheid en onbekend maakt onbemind.
Wat weerhoudt zoo velen een bezoek te
brengen aan Texel? Is het de „zeereis" of
schaamt men zich den vacantietijd in eigen
land (en wat voor stukje land is Texel!) door
te brengen?
Texel, dat ongeveer even groot is als de
Haarlemmermeer, is inderdaad een vogel
broedplaats die wel eenig in Europa genoemd
mag worden, zoo niet uniek op de geheele
wereld. Doch dit is lang niet alles. Behalve
de 94 vogelsoorten wier aanwezigheid dooi
den bekenden ornitholoog J. Drijver zijn
vastgesteld, bezit Texel een belangrijke vee
teelt, land- en tuinbouw en visscherij. En de
Texelbezoeker kan hier mede van genieten.
De visschers zullen hem gaarne een dagje in
hun visscherspink medenemen.
De veeteelt (en in het bijzonder de scha
penteelt) biedt den vacantiegangèr menig
schilderachtig tooneeltje. Wij noemen slechts
de lammeren- en schapenmarkt in den Burg,
die eiken Maandag wordt gehouden en waar
iedere week eenige duizenden exemplaren
van eigenaar verwisselen, die door de expor
teurs naar de markten op Noord-Holland
worden verkocht.
De specifiek Texelsche „tuinwalletjes"
(aarden wallen om het erf) trekken reeds di
rect na aankomst aan Oude Schild de aan
dacht en de weilanden met de dartele wol-
dieren zijn een lust voor de oogen.
Doch velen zullen moeten bekennen dat zij
niet 'geweten hebben dat Texel ook aan
bloembollencultuur doet. De narcissen van
dit eiland (speciaal de soorten Dubbel Sion
en Golden Spur) genieten bij vakmenschen
een bijzondere vermaardheid, en het is den
Texelaars een groote grief, dat zij door de
saneeringsplannen van de overheid ge
dwongen worden de helft van hun produc
ten, waarvoor nog loonende prijzen worden
verkregen, te moeten inleveren.
In het museum in den Burg treft men een
uitgebreide collectie schelpen en vogels aan,
die (zooals deskundigen ons de verzekering
gaven) een zeer vooraanstaande plaats op
die gebied inneemt. De schelpen en andere
voorwerpen zijn langs de kust van het eiland
gevonden.
De bosschen van het Staatsboschbeheer,
met 35 jaar oude dennen, vormen weer een
attractie op zichzelf. Het is verbazingwek
kend hoe op een betrekkelijk klein grondge
bied als het eiland is, een zoo groote ver
scheidenheid van natuur kan worden aange
troffen. Er is letterlijk „voor elck wat wils".
In en bij deze bosschen vinden de ongeveer
200 werkloozen die het eiland telt (doordat
de arbeiders, die destijds werkzaam waren
aan het verhoogen der dijken, wat in ver
band stond met de drooglegging van de Zui
derzee, nu die werken gereed zijn gekomen,
zonder werk zijn) een emplooi, door wegen
aanleg en boschaanplanting.
De vacantieganger, die Texel als verblijf
plaats heeft uitgezocht, is vrij te gaan en te
staan waar hij wil, te genieten van de rijk
dom van de natuur en van de gezegende rust
der bosschen, weiden en strand. Enkele
plaatsen die tijdens den broeitijd der vogels
niet toegankelijk zijn, worden ontsloten voor
hen die dit aan de vereischte adressen aan
vragen, welke adressen ieder Texelaar ter
stond kan meedeelen.
Gaan we ..nu eens even nader in op de bij
zondere plaatsen "van het eiland
Na aankomst dus aan Oude Schild met zijn
vriendelijk haventje, waar de boot van de
Texelsche Eigen Stoomboot Onderneming
meert, leidt een breede weg naar de hoofd
plaats den Burg, waar de zooeven genoem
de karakteristieke lammerenmarkt is. Het
dorpje zelf is om den ouden burg heenge
bouwd en bestaat uit talrijke kronkelstraat
jes en -weggetjes dat de aantrekkelijkheid
zeker verhoogt.
Van den Burg loopt weer een breede we;
naar De Waal, waar in directe nabijheid (in
den Waalenburg) een vechtplaats is voor.
kemphanen. Sedert jaren reeds komen de
kemphanen (die des winters in Afrika ver
blijven) naar Texel en steeds weer op den-
zell'den landweg in den Waalenburg komen
zij samen om vooral des morgens den strijd
aan te binden. Tot vlak bij kan men hen
naderen en hun vechtlust gadeslaan.
Ten Westen van De Waal en den Bui-
liggen de zooeven genoemde bosschen en ge
bieden van de Vereeniging voor het Behoud
van Natuurmonumenten. Ook hier zijn tal
rijke vogelsoorten te bewonderen, die hun
nesten vaak verborgen, vaak op den vlakken
grond bouwen en de eieren uitbroeden. Het
mooiste is echter wel dat er nagenoeg geen
plekje duingrond is waar men niet vrij mag
loopen, zoodat men nooit bevreesd behoeft
te zijn voor een afgerasterd gebied te komen.
Meer Noordelijker komt men in het pol
derland bij uitnemendheid. Niet voor niets
is er een waterschap dat genaamd is: „De 30
gemeenschappelijke polders". Langs alle we
gen, j,n de weilanden, vindt men de vogel
nesten, van de sjuut en de tureluur, de kie
vit en hoe ze verder mogen heeten. Voor den
vogelkenner en -liefhebber een waar para
dijs.
Het zou ons inderdaad te ver voeren om
alle schoonheid van Texel op te sommen.
Bovendien.... wil men Texel's pracht genie
ten. dan moet men het zelf gaan zien: een
andere wijze bestaat er niet. Toch willen wij
nog even de jeugdherberg „Panorama" noe
men die plaats biedt voor een 80-tal trekkers
en die op het hoogste punt van het eiland is
gelegen.
„Toch is Texel niet meer wat het vroeger
was", zei de heer J. Drijver, secretaris van
de Ned. Ver. tot Bescherming vap Vogels",
er is reeds veel verloren gegaan, doch voor de
Vereeniging voor het Behoud van Natuurmo
numenten is hier een grootsche taak wegge
legd. Men moet vooruitzien, en voor de toe
komst behouden wat er nog van 'schoonheid
is gespaard gebleven. Toch was hij niet ge
heel gerust over Texel's toekomst.
De ware natuurliefhebber kome
naar Texel.
De echte liefhebber van de vogels en de
duinlandschappen, kortom der natuur, moet
naar Texel komen. Voor hem staat alles
open, doch bespaar ons het bezoek van hen
die dancings en vermakelijkheden zoeken.
Zij zijn den Texelaars en zich zelf op dit
eiland tot last, en indien er teekenen van
vandalisme bemerkt zouden worden (zooals
het helaas maar al te vaak in sommige bos
schen op het „vaste land" voorkomt), dan
zou men genoodzaakt zijn de duinen en de
bosschen te sluiten.
Het was vooral Dr. Jac. P. Thijsse. waaraan
Texel geweldig veel heeft te danken, die in
woord en geschrift steeds den natuurliefheb
bers op ons schoone plekje Nederland heeft
gewezen en die Texel beschouwt als „het"
plekje van Nederland. „Boven alles blinkt
toch ons heerlijk Texel uit. Ja. wien het hee-
le land te groot en te druk wordt, zou zich
tot Texel kunnen beperken, waar stellig
minstens driekwart van ons Nederlandsch
levend natuurschoon is geconcentreerd".
Het verboden schot.
De man voelde zich allerminst op z'n ge
mak, want de vrouw keek hem dreigend aan.
Hij poogrïe wel een deuntje te fluiten, maar
het klonk zoo valsch, dat hij er maar mee
ophield en haar woordenstortvloed over zich
heen liet gaan.
Jaar, zei de vrouw, je moet het natuur
lijk zelf weten, maar als je nu al op jacht
gaat, terwijl de jachttijd nog niet geopend
is, dan gebeuren er ongelukken, dat zul je
zien
Jaap liep in het huis heen en weer, ter
wijl hij zijn vrouw nog hoorde praten. Maar
intusschen kon hij niet nalaten af en toe een
schuinschen blik te werpen op zijn jachtge
weer. Dat wapen hing aan een roestigen
spijker en het kwam Jaap voor, alsof die spij
ker niet lang in staat zou zijn het gewicht
van dat geweer te torsen. Hij moest het van
den wand nemen, alleen al omdat het im
mers ieder oogenblik kon vallen. En daarbij
wou hij het geweer eens even nakijken, want
het kon best zijn dat het gerepareerd moest
worden.
Jaap pas op! waarschuwde zijn vrouw
opnieuw. Op een goeien dag gebeurt er een
ongeluk. Daar noumoet je dat geweer nu
beslist in je handen hebben?
Ik moet het toch schoonmaken, verde
digde Jaap zich. En ik geloof, dat ik het toch
eens moest gaan probeeren. Wat is daar nu
voor gevaar bij? Ja, ik kan hier midden in
Novag-gio niet gaan schieten, maar als ik nu
een half uurtje loop
Als jij een half uurtje met dat geweer
loopt, zei zijn vrouw, dan begint dat jou zoo
in je handen te jeuken, dat jij niet voor
van avond terugkomt.
Maar misschien met een lekkeren haas,
zei Jaap gauw, omdat hij geloofde daar een
goeden zet te doen. Laat mij nu mijn gang
eens gaan. Ik ga probeeren of dat niet lukt.
De vrouw zuchtte.
Ga je gang, zei ze somber, wij vrouwen
kunnen dat een man, niet beletten. Wij kun-
«nen alleen maar waarschuwen en dat heb ik
nu gedaan. Als er een ongeluk gebeurt, denk
dan aan mij. Als je in de gevangenis zit, zal'
ik je toch komen opzoeken en ik zal een
pakje tabak meenemen van den winkel op
den hoek, omdat jij die tabak zoo lekker
vindt en omdat ik een goede vrouw voor je
wil zijn. Maar denk niet dat het mij verwon
deren zal, als je er dan niet eens trek in hebt,
als je tenminste in de gevangenis mag rooken
wat ik niet eens geloof. In ieder geval weet je
nu, dat je een arme vrouw ongelukkig gaat
maken. Ga nu maar.
En Jaap ging. Het geweer onder zijn arm.
Wacht, nu moest ie oppassen, want daar
in de verte kwam de veldwachter aan. Die
mocht hem niet met zijn geweer aantreffen,
want dat was toch al zoo'n achterdochtige.
Dit zijpaadje in. Net bijtijds. Nu maar wach
ten totdat de veldwachter voorbij was en
dan op pad. Hij wist het ook immers wel, als
je maar voorzichtig' bent, dan gebeurt er niets
maar oppassen moest je natuurlijk, want die
veldwachter.
Zoo Jaap, vanmiddag eens aan den
kuier?
Hij schrok geweldig, want de veldwachter
stond pal voor hem.
Ja, zei Jaap, terwijl hij een sigaar uit
zijn broekzak opdiepte, ja, ik ben net op weg
naar Hermsen, den geweermaker, want deze
spuit kan ik zoo niet gebruiken. Ik weet maar
niet wat daar aan mankeert
Wil ik eens even kijken?
Welnee, zei Jaap direct, terwijl hij het
geweer vaster onder zijn arm klemde, laat
Hermsen nu ook wat verdiénen. Je weet al,
dat er eergisteren een tweeling gekomen is?
En steek nu deze sigaar eens op. Een bijzon
der sigaartje! En nu moet je me niet kwalijk
nemen, dat ik doorloop want mijn vrouw
heeft me ook nog uitgestuurd voor anderhalf
de vrouw van Hermsen. Och, je moet wat
pond suiker. Ze wil ee,n taart bakken voor
doen, is niet zoo?
Een deuntje fluitend, dat hij van de radio
had afgeluisterd, liep hij verder, totdat hij
aan het bosch kwam. Hier moest hij zijn.
Hij floot niet meer, maar hij loerde.
Reeds vijf minuten later klonk een schot.
Direct daarop volgde een gil van een men-
schelijk wezen.
Toen Jaap een kwartier later naar huis liep
dacht hij aan de woorden van zijn vrouw:
als er een ongeluk gebeurt, denk dan aan
mij
Blijf maar kalm, moedertje, zei een uur
later de veldwachter tegen 'n oud vrouwtje,
dat geheel overstuur bij hem gekomen was.
Drink nu eerst dit glaasje cognac eens leeg
en vertel me daarna maar, wat er gebeurd is.
Maar kalm aan rrlaar, je leeft immers nog.
Ja, veldwachter, zei de oude Nel, ja ik
leef nog! En jij staat me daar zoo doodkalm
aan te gapen! Je moest eerst maar eens on
dervonden hebben, wat mij vandaag overko
men is, dan zou je wel anders praten. Nu was
ik net van mijn rheumatiek af en zei gisteren
nog tegen Gerrit, dat is mijn zoon, veldwach
ter. ik zei gisteren: dat is me nou in geen
jaren gebeurd, dat ik geen pijn meer voelde,
bedoelde ik. Maar nou zit het me weer in al
mijn leden. En dat wilde zwijn is er de schuld
van.
Je bedoelt Jaap?
De hemel bewaar me dat ik zooiets zon
digs zeggen zou. Nee, laat me dat nou regel
matig vertellen, dan begrijp je het immers
veel beter.
De veldwachter schudde zijn hoofd. Hij
dreigde zijn geduld te verliezen.
Begin er dan toch mee. drong hij aan.
Ik ben er toch mee bezig. Als jij me
maar niet telkens in de reden viel, dan wist:
je het al. Jullie mannen zijn allen hetzelfde.
Waar nu de Friesche Varkensmarkt is.
Mont Trouillet, waar Cyrano stierf
(Van onzen Parijschen correspondent).
Het reisseizoen is begonnen, 's Avonds, aan
de Gare du Nord arriveeren stampvolle
treinen uit België en Nederland, koffers
worden afgeladen en alles wijst er op dat de
bezoekers voor min of meer langen tijd
zullen vertoeven in de Fransche hoofdstad.
Baedekers en Guides Diamant zijn uit de
boekenkasten te voorschijn gehaald en de
groote tochten langs beroemde historische
monumenten beginnen; zij, die ze reeds
vroeger zagen, willen toch weer eens de ken
nismaking hernieuwen en de andere geluk
kigen, die voor 't eerst van hun leven in de
Ville Lumière komen, zullen er zich aan ver
gapen. Het is geenszins onze bedoeling om
in deze kolommen nog eens te gaan opsom
men wat men per sé moet hebben gezien,
want de reisgidsen voorzien uitstekend in
deze behoefte. Maar we willen hier wijzen
op een nouveauté: de autobussen die van de
Place de la Concorde vertrekken. Tot nu toe
was het voor de meeste vreemde bezoekers
een karwei om gedurende die enkele dagen
of weken van vacantie weer in een be
nauwd treintje te gaan zitten om ook iets
van de omstreken van Parijs te gaan zien;
Mijn man is net zoo.
Ik wil maar zeggen, dat ik vanmiddag in
het bosch zat en dat het toen gebeurde. Ik
zat rustig op een steen, die er toevallig lag;
ja, hoe die steen toevallig op die plek kwam,
dat weet ik ook niet, en ik geloof, dat ik zoo'n
beetje dutte. Dat doet me zoo goed als ik
'geen rheumatiek heb. Maar ineens was ik
klaar wakker en je moet niet denken, dat ik
het maar gedroomd heb, al komen droomen
dikwijls uit. In de verte zie ik Jaap stilstaan
en hij hield zijn geweer gereed.Ik wilde hem
precies goedendag roepen, want hij zag me
niet, daar kan ik een eed op doen. maar voor
dat ik roepen kon gebeurde het. En geef me
nu nog eens een.slokje cognac, want het zit
me in mijn beenen en dan kan ik zoo moei
lijk uit mijn woorden komen. Dank je, veld
wachter, en nu zeg ik het maar in eens. Het
was een wild zwijn dat op me aanvloog. Mijn
hart draaide drie keer om en toen stond het
stil. Ik gilde vreeselijk en tegelijk ging een
schot af. Als ik het precies mag zeggen, wat
ik er van denk, dan geloof ik dat, Jaap het
kwade oog heeft. Hij schoot het zwijn mid
den in het hart en toch heeft hij het beest
niet gezien, daar kan ik weer een eed op
doen. Misschien heb ik nog een keer gegild,
maar dat weet ik niet zeker en daar doe ik
géén eed op. En weet je nou wat zoo vreese
lijk akelig was, veldwachter? Dat Jaap, zon
der verder om te kijken, ineens wegholde.
Hij zag eruit als een doode. Hij heeft mij
hooren gillen, natuurlijk. Hij zal toch niet
denken?
Ik zal eens gaan kijken, zei de veldwach
ter, want het was een wetsovertreding, toen
hij schoot.
Dat kan wel, zei oude Nel, maar hij heeft
er mij het leven door gered.
De wet dient gerespecteerd, verklaarde
de veldwachter. Zooals gezegd, ik ga er heen.
Jaap's vrouw was druk bezig allerlei zaken
in te pakken, terwijl Jaap versuft op een
stoel zat. Af en toe keek ze meewarig naar
hem en dan schudde zij haar hoofd.
Laat ik nu eens even nadenken, zei ze
eindelijk, of er nu niet meer bij kan. Ver
schooning voor drie weken, een paar extra-
warme pantoffels en vier pakjes tabak van
den winkel om den hoek en je Zondagsche
pijp. dat zit er nu allemaal in. Ik hoop toch
maar, dat je daar in de gevangenis rooken
mag, want daar kun je eenvoudig niet bui
ten." Nu heb ik boven nog drie lekkere peren
voor je. Die ga ik even halen, want die zul
len je smaken, als je niet anders krijgt als
brood.
Laat maar zitten, zei Jaap dof. Ik heb er
toch geen trek in.
Ik ben maar benieuwd, wanneer die
veldwachter komten als je over den
duivel spreekt daar is ie.
Jaap stond op. Het uur der vergelding
was aangebroken. Zijn vrouw had weer gelijk
gehad: het ongeluk was gebeurd, hij had een
mensch gedood
Je weet zeker wel waarvoor ik kom?
vroeg de veldwachter.
Ja, hij wist het. ze moesten hem maar op
pakken. Alleen had zijn vrouw nog het ver
zoek of hij dat pakje dat daar op den stoel lag
en dat de veldwachter mocht contröleeren,
kon meenemenEn als het niet te astrant
was, zou hij willen vragen, wie hij eigenlijk
had doodgeschoten? Een man, een vrouw,
een kind misschien?
Een wild zwijn, zei de veldwachter.
Jaap sprong op. Hij huilde en hij lachte en
hij danste.
Een wild zwijn
Ja. lachte de veldwachter, jij bent de
moordenaar van een wild zwijn. En nu je
naam en je voornaam voluit. En wanneer
ben je geboren? Want het was wetsovertre
ding zie je. en de wet dient gerespecteerd.
Natuurlijk, zei Jaap's vrouw. Vooruit,
lummel, geef je namen op. En wat ik vragen
mag. veldwachter, dat wild zwijn mogen wij
toch zeker wel hebben? Hij heeft het toch
eerlijk doodgeschoten
TON RUYGROK.
hoewel men beloond werd met iets onge
woon schoons en interessant, werd een
tocht naar Versailles en Fontainebleau toch
zooiets als 'n corvée. Het schitterende 11e
de France, de vallée de Chevreuse, de
prachtige tocht naar Normandië, Chantilly,
dat alles leek zóó ver en was ook zóó onbe
reikbaar, dat de reizigers er maar vanaf-
zagen. En nu is dat alles héél makkelijk te
bereiken want elk kwartier, voor een miniem
bedrag gaat er in elke richting een comfor
tabele autocar van de Place de la Concorde.
En als ge dat nu allemaal hebt gezien en
dat alles reeds kent, dan blijft er voor de
moedige excursionnisten toch nog een plaat
sje over dat ze stellig niet kennen, een
plaatsje waarover nooit in reisgidsen wordt
gesproken: den Mont Trouillet. Ik zelf moet
bekennen dat ik er enkele dagen geleden
voor 't eerst van mijn leven ben geweest,
maar 't is zoo overweldigend mooi en im
posant dat ik geen oogenblik aarzel om van
de tallooze prachtige plaatsen uit den naas
ten omtrek dezen berg als het non plus ultra
aan te wijzen.
Waarom de Mont Trouillet zoo onbekend
en weinig bezocht is? Waarschijnlijk omdat
hij van uit Parijs vrij moeilijk te bereiken
is. Men moet aan de Gare Saint Lazare eerst
een treintje nemen naar Argenteuil en daar
overstappen naar Sannois. En van dat ver
foeilijke dorpje, leelijk en haveloos zooals
bijna, alle banlieueplaatsjes begint dan de
groote klauterpartij. Dat lijkt nu allemaal
wel héél erg, maar op stug van zaken is men -
maar vijftien kilometers van Parijs, zoodat
'de tocht toch makkelijk kan worden ónder-'
nomen. In Sannois zelf, (het stadje, waar in
stille afzondering de laatste telg van het
Huis Bourbon woont), kan ieder u den weg
wijzen naar den Moulin de Sannois, de
molen die boven op den berg ligt. Kleine
en nauwe slingerpaadjes voeren ons drie
honderd meter hoog, naar den top van de
Mont Trouillet.
De molen is een historisch monument. Het
is daar dat
Ie cadet de Caseogne,
Bretteur, menteur sans vergogne
(de cadet van Gascogne, Vechtersbaas, leuge
naar zonder schaamte
Cyrano de Bergerac den 28sten Juli 1655
overleed. Edmond Rostand laat den held
weliswaar in den kloostertuin sterven, maar
de historische waarheid vertelden we hier
boven: hij stierf in Sannois, dat toentertijd
Centnoix heette. Ruim een eeuw later vinden
we in de schaduw van den ouden molen
een stillen peinzenden man, een philosoof,
die droomend uitstaart over de vlakte. Jean
Jacques Rousseau, die hier zijn meest in
tieme gedachten opschrijft. De jaren gaan
voorbij: in gedachte zien we den kreupelen
de Chateaubriand moeizaam optornen tegen
den berg om daar te werken „en contem-
plant la bassesse de ce monde" („de laagheid
van deze wereld beschouwende"). We zijn in
1815: enkele dagen geleden is in Waterloo
het lot der wereld beslecht. Het Fransche
leger is verslagen en uiteen gejaagd, de keizer
is gevlucht en Bliicher trekt op, aan het
hoofd van de geallieerde legers. Parijs ligt
open. Daar, in den ouden molen, met het
verre uitzicht, het silhouet van Parijs voor
zich, zit Bliicher gebogen over zijn staf
kaarten. Op dolle paarden stormen ordon
nansofficieren tegen de berghelling op om
orders te ontvangen en over te brengen van
het hoofdkwartier. Dan keert weer voor en
kele tientallen jaren de rust terug, maar, in
'70 naderen andermaal de Duitschers de
Fransche hoofdstad. In Parijs wemelt het
van spionnen. In den nacht worden van den
Mont Trouillet lichtsignalen gegeven en van
de Butte, van het hooggelegen Montmartre
of van de Mont Valérien wordt geantwoord,
geeft men aan den vijand alle inlichtingen
omtrent de verdediging en de stemming.
En laten we nu even aannemen dat al die
charme van het verleden u ontgaat, dat ge
er volmaakt onverschillig voor blijft welk»
beroemdheden hier kwamen en welke histo
rische feiten er zich afspeelden. Dan blijft
er toch nog iets anders dat volkomen een
tocht naar Sannois rechtvaardigt. En dat is
het onvergetelijk mooie panorama. Want de
300 meter hooge Mont Trouillet ligt, geheel
afzonderlijk, in een enorme vlakte. Naar alle
kanten, naar alle windstreken heeft men daar
van héél uit de hoogte een uitzicht van tien
tallen kilometers. Parijs. Saint Cloud, de
bosschen rondom, de Seine in haar grillige
kronkelingen, de honderden voorstadjes de
behuizingen van millioenen en nog eens mil-
lioenen menschen. dat alles ligt daar open
voor ons. Van geen punt, van geen monu
ment, ja zelfs niet van een vliegtuig uit,
heeft men zulk een schitterend uitzicht en
krijgt men zulk een overweldigenden indruk
van ,,'t hart van Europa", zooals van hier. Als
ge dan hier, in een eenvoudige gelegenheid,
aan een ruw houten tafel, onder statige kas-
tanjeboomen het avondeten gebruikt en als
't dan wil dat op een zomerschen dag een
bloedroode zon ondergaat over dat mach
tige landschap, dan oningewijde vreemde
ling, zult ge begrijpen wat Parijs is.
HENRY A. TH. LESTURGEON.