Het afgeloopen Tooneelseizoen
Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
Nieuwe Uitgaven.
De Gezelschappen en het Repertoire.
Van de zes belangrijkste tooneelgezelschap'
pen, welke in het begin van het seizoen aan
de „start" verschenen, hebben er drie het
gezelschap Saalborn, het gezelschap Verkade
en Het Schouwtooneel de „finish" niet kun
nen halen. Een vrij droevig resultaat, te
meer, omdat men moeilijk kan beweren, dat
deze gezelschappen niet ernstig hebben ge
werkt.
Saalborn was wel het minst fortuinlijk. Hij
zette het seizoen al heel ongelukkig in met
De Blauwe Engel, dat een totaal fiasco werd
en elke nieuwe poging, die hij daarna deed,
faalde. Het publiek toonde weinig of geen
belangstelling, zelfs niet voor Egmond en De
Vrede van Versailles, twee groote voorstel
lingen, die toch waarlijk beter lot hadden
verdiend. In deze twee opvoeringen heeft
Saalborn weer getoond, dat hij èn als speler
èn als regisseur van groot werk over voor
treffelijke eigenschappen beschikt.
Wat er verder door Saalborn is gespeeld
'(zooals ,,'n Lot. 'n Nacht, 'n Millioen", Z. M.
het- Publiek, Het Joodsche Bruidje. De Sa-
bijnsche Maagdenroof en Een Koninkrijk
voor de Vrouw) was vrij onbelangrijk. Zoo
is het niet te verwonderen, dat Saalborn het
moest afleggen tegen de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging, die dit seizoen juist zoo
gelukkig is geweest.
Ik behoef niet voor eenige tegenspraak te
vreezen, wanneer ik hier schrijf, dat Van
Dalsum en Defresne dit seizoen verreweg het
belangrijkste werk in de sterkste opvoeringen
hebben gebracht. Reeds dadelijk de eerste
vertooning van De Groene Papegaai en
Blanco Posnet's Ware Gedaante trof door
prachtig samenspel en zuivere sfeer en bijna
elke nieuwe voorstelling De Reis van Noach
op de Wateren, Circus Knie en Eindexamen
en de reprise van L'Affaire Dreyfus werd
zoowel een artistiek als een finantieel succes.
Men voelt bij de opvoeringen van de
Amsterdamsche Tooneelvereeniging, dat al
deze meest jonge acteurs en actrices
spelen met een zelfde liefde en geestdrift, dat
voor hen het tooneel niet enkel is een „vak"
maar een roeping, dat zij allen met een tota
le overgave opgaan in het geheel. Deze
artisten hebben nog het ongeschokte, volle
geloof in hun kunst en het is daardoor vooral,
dat zij de overwinning hebben behaald.
Dat geloof hadden de acteurs en actrices
van het kleine, dappere gezelschap Verkade
ook wel, maar die hebben onder zoo veel
moeilijker omstandigheden moeten werken,
Reeds in Augustus kwam de voor hen zoo
groote tegenslag, dat de kapitein zijn schip
verliet, voordat het nog onder zeil was. Zoo
moest het gezelschap zonder Verkade spelen
in een theater, dat door zijn ligging alleen
maar publiek trekt, wanneer er een „Schla
ger" wordt gespeeld. En wij weten nu wel, dat
Schlagers tot de hooge uitzonderingen behoo-
ren. Onder de artisten van het gezelschap
Verkade waren eerste rangs krachten zoo
als Paul Huf, Frits van Dijk en de jonge,
talentrijke Ank van der Moer en zij vorm
den tezamen ook een homogeen, mooi op el
kaar Ingespeeld geheel, maar de stukken
zooals Liefde in den Sowjet-Staat, De Moord
zaak Yorck, Diplomaten spelen tooneel. De
Markiezin, De Duivel in de Vrouw bleken,
ondanks de goede vertooningen, niet genoeg
aantrekkingskracht te bezitten om het tot een
blijvend succes te brengen. En zoo is dit
voornamelijk uit jonge, enthousiaste krachten
bestaande kleine gezelschap een stillen dood
gestorven zonder dat het publiek er iets van
gemerkt heeft.
Dat Het Schouwtooneel ter ziele is gegaan
na een bestaan van 14 jaar. heeft meer opzien
gewekt. Het Schouwtooneel heeft ongetwijfeld
een belangrijke en ook een heel eigen plaats
onder de Nederlandsche tooneelgezelschappen
ingenomen, maar het is toch moeilijk te ont
kennen, dat het zijn beste dagen had gehad.
Al sinds eenige jaren toonde het gezelschap
van Adriaan van der Horst in zijn repertoire
een merkbare inzinking en de successen,
waarop het finantieel moest steunen zooals
van Elias weet het beter en De Baas in Huis
waren nu niet bepaald artistiek van den
eersten rang. Het burgerlijk repertoire van
Het Schouwtooneel was 'n beetje uit den tijd
en wij hadden reeds al te lang op verfris-
sching en vernieuwing ook van de spelers
- gewacht. Wanneer wij de stukken van het
afgeloopen seizoen overzien o.a. Het Raad
selachtige Huis, De Doofpot, Masker en
Mensch, De Opgaande Zon, De Wijze Kater.
Tropenadel, Peggy m'n kind, De Eerlijke Vin
der, De Sweepstake, Jean de la Lune. De
Kingford-School, De weggeloopen Bruid
dan is het eigenlijk niet te verwonderen, dat
Het Schouwtooneel het tegen de zware con
currentie van de jongere gezelschappen en
van het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel moest
afleggen. De voorstelling van Gijsbreght van
Aemstel met Jan Musch, Ko van Dijk en
Jacqueline Royaards-Sandberg in de hoofd
rollen herinnerde aan de roemrijke dagen
van weleer. En in de zeer gave opvoering van
het artistiek niet zoo heel hoogstaande ..In
den Nacht van 17 April" waarin Else Mauhs
als gast zoo ontroerend mooi de vrouwelijke
hoofdrol speelde toonde Het Schouwtooneel
nog eens voor de laatste maal, wat het als en
semble vermocht.
In het Centraal Theater kwam met de
leiding van Cees Laseur een geheel nieuwe
geest. Laseur zocht zijn heil niet in de ge
makkelijke min of meer goedkoope
lachsuccesen van Amerïkaansche en Duit-
sche klucht- en blijspelen, maar greep naar
beter. Hij bracht salon-stukken, die artistiek
op hoog niveau stonden en het is een ver
heugend verschijnsel, dat deze stukken in
het Centraal Theater hun publiek mochten
vinden. Ook het peil der voorstellingen steeg
aanmerkelijk onder zijn intelligente regie en
Laseur wist van het Centraal Tooneel in zeer
korten tijd een der beste ensembles van
Nederland te maken.
Domino en vooral dank zij het ontroe-
rend, innig menscheijke spel van Tilly Lus
Mademoiselle en In ieder Huwelijk sloegen
onmiddellijk in en werden voor het gezel
schap groote successen. In de tweede helft
van het seizoen was Laseur niet zoo geluk
kig. De Kus voor den Spiegel heeft het bij
bij het publiek niet gedaan, evenmin als Mol-
nar's jongste blijspel Harmonie. Maar in het
vermakelijke „Als de Wijn is in den Man"
konden wij toch weer het geacheveerde spel
van dit ensemble bewonderen.
Het Rotterdamsche-Hofstad Tooneel heeft
onder de beproefde leiding zijn plaats onder
de Nederlandsche gezelschappen weten te
handhaven. Malaise en tooneelcrises.. hebben
op dit gezelschap blijkbaar geen. vat. .Van der
Lugt gaat rustig of beter is het misschien
te zeggen „rusteloos" zijn gang en weet
zijn schip tusschen rotsen en klippen door en
ondanks de hevigste stormen om hem heen
elk jaar weer in veilige haven te brengen. Bij
geen enkelen tooneeltroep wordt zoo hard
gewerkt als bij dit Haagsch ensemble en het
aantal nieuwe stukken, dat hij elk jaar
brengt, overtreft dan ook verre dat van de
andere gezelschappen. Wij krijgen hier te
Haarlem slechts een gedeelte van dit
repertoire, maar wij hebben Van der Lugt
dankbaar te zijn, dat hij met uitzondering
van Verhaeren's Het Klooster ons de voor
naamste stukken Voor Zonsondergang,
Vader des Vaderlands en Te mooi om waar
te zijn niet heeft onthouden. Wat Het
Hofstad Tooneel hier verder voor nieuw.'
speelde Amor in de Pastorie, Graaf X. als
ouders slapen. Er was eens, Intimiteiten. Pas
op de verf en Jaloezie behoorde voor
namelijk tot de „Vergnügungsmarkt".
Vlot gespeeld, amuseerden zij het publiek,
maar blijvende indrukken lieten deze voor
stellingen niet na. Wij herinneren ons dan
ook belangrijker seizoenen van dit gezel
schap, dat groote veranderingen zal onder
gaan en na September Rotterdam niet meer
geregeld zal bespelen. Maar met Annie van
Ees als „eerste actrice" en Cor van der
Lugt als leider behoeft Het Hofstad Tooneel
de toekomst niet donker in te zien. Van al
onze gezelschappen geef ik het Haagscne
ensemble ook in zijn nieuwe samenstel
ling voor het komende seizoen weer de
meeste kans.
Ook een goede kans geven wij Cor Ruys,
die in dit seizoen zijn koperen jubileum als
tooneelleider vierde. Het gezelschap van
Ruys isRuys, want om hem komt het
publiek zijn voorstellingen zien. Het kan niet
worden ontkend, dat zijn populariteit den
kunstenaar die Ruys ontegenzeggelijk is
er dikwijls toe brengt aan het publiek
offers te brengen en daarom doet het ons
zoo'n genoegen te kunnen constateeren, dat
hij dit jaar weer eens in twee rollen heeft
getoond, ook meer dan enkel clownesk te
kunnen zijn. Als Grompie gaf hij voortref
felijk karakterspel. De Dokter beveelt, werd
één der grootste successen van dit seizoen
niet alleen door het geraffineerde, geestige,
rijk gevariëerde spel van Else Mauhs, maar
ook door Ruys, die in de rol van den echt
genoot van een natuurlijke oer-komische
kracht was. Ruys had een zeer fortuinlijk
repertoire ook zijn Mr. Rosenfeld mogen
wij in dit verband noemen waardoor
hij zonder subsidie of financieelen steun
wederom ongehavend als onafhankelijk,
zelfstandig directeur de eindpaal mocht be
reiken.
Louis de Vries beproefde het ook weer eens
maar hij was minder gelukkig. De Vries wil
maar niet begrijpen dat de tijden veranderd
zijn en de vele teleurstellingen, welke hij
telkens ondervindt zooals dit jaar weer
met Davi'd Golder en Hendrik IV zijn
dan ook voornamelijk aan hem zelf te wij
ten. Wanneer zal hij eens verstandig worden
en inzien, dat zijn ontegenzeggelijk rijk
talent nog zoo veel andere mogelijkheden
biedt dan de zwaar-dramatische, meestal
afgespeelde rollen, waarmee hij telkens weer
komt.
Wanneer wij ten slotte de balans opma
ken, dan mogen wij zeggen, dat wij ondanks
de crisis een aan goede", sterke voorstellingen
rijk tooneelseizoen hebben gehad. In de
groene Papegaai, Blanco Posnet's Ware
Gedaante, Circus Knie. De Reis van Noach
op de Wateren, Eindexamen, Egmond. De
Vrede van Versailles. Vader des Vaderlands.
Het Klooster, Voor Zonsondergang, Domino,
Mademoiselle, In ieder Huwelijk, In den
Nacht van 17 April, De Dokter beveelt, Liefde
in den Sovjet-Staatwaarlijk, wij mogen
tevreden zijn. Er is nog leven, er is nog
kracht in ons tooneel en wij behoeven nog
niet te wanhopen aan de toekomst, al maken
de tooneelspelers en tooneelspeelsters dan
ook moeilijke tijden door.
J. B. SCHUIL.
SCHILDERKUNST.
ENCELSCHE KUNST IN ARTI.
Tot en met Zondag 4 Juni kan men op het
Spui in Amsterdam een verzameling Engel-
sche schilderkunst bezichtigen, die weliswaar
geen keurcollectie van hetgeen in Engeland
gepresteerd wordt, genoemd kan worden,
maar die men toch niet ongezien moet laten
voorbijgaan. Wij kennen hier die prestaties
meestal slechts uit reproducties in de tijd
schriften en het is nuttig en noodig onze
daarin opgedane indrukken zoo nu en aan
weer eens aan de orgineelen te toetsen.
Het is immers bekend dat van een mid
delmatig schilderij dikwerf een flatteerende
reproductie mogelijk is en dat een werkelijk
kunstwerk vaak bij de reproductie zijn bc-
teekenis ziet verdwijnen.
Als wij nu bijvoorbeeld op het hier gebo-
dene zouden afgaan, moeten wij een schilder
als Maurice Greiffenhagen voor een zeer be
langrijken factor in de Britsche kunst houden
In de groote zaal zijn niet minder dan vijf,
zes groote portretsiukken van dezen schil
der met Franschen vóórnaam, Duitschen fa-
miiienaam en Engelsche allure opgehangen.
Ziet men die zaken in een tijdschrift dan
leest men er gemakkelijk de technische
teekenknaphetd uit, maar van de qualiteii
der kleur blijkt niets.
Zijn kleur nu is droog en hard, maar wel
juist, en op effect berekend. Een oude Judge
met den rooden rechtermantel om de
schouders, is ook in den kop van een scherpe
karakteresiiek en als in hout gesneden en
ongetwijfeld van een treffende gelijkenis.
Gelijken doen al deze portretten, dat is
buiten quaestie; de voordracht is voort
durend knap, maar koel, het werk heeft een
zekere hooghartigheid dieeigenlijk door
niets gemotiveerd wordt. Als men dit soort
portretschilderkunst scherp bekijkt krijgt men
onwillekeurig den indruk dat men met den
bode van den minister spreekt, doch dat de
staatsman zelf niet thuis is. Het is yreemd
1 maar waar 'dat juist deze gekleede jassen in
de kunst in de society het hoogste opgeld
doen. Men schijnt in die kringen nu eenmaal
meer voor den bode dan voor den baas zelf
te voelen. Alleen het dorre is Engelsch aan
Greiffenhagen, maar in zijn harde knapheid
bereikt hij meer dan veel portrettisten bij
ons.
Doch er zijn een paar echt Engelsche
schilders ook in deze zaal. zij het dan minder
overvloedig, vertegenwoordigd, waarvan men
zonder reserve genieten kan. Dat zijn
Clausen en Orpen. (Wij laten de titels van
deze heeren nu maar rustig ter zijde: ze zijn
bekend genoeg).
"Van Clausen is er een square bij maanlicht
en met brandende lantarens waarin het
blauw-wit en oranje-achtig licht zoo subtiel
verweven zijn en de sfeer zóó doordringend
Engelsch is. dat ge onmiddellijk de direct
heid voelt van des schilders aandoening. Er
is nog een landschap van hem, even on
middellijk ontroerend door groote zuiverheid.
Even Engelsch ook. Er loopen wat schapen
in fel zonlicht in de grijsgroene landen
die men in Engeland en nergens anders ziet.
Er boven een wolkenlucht met veel blauw er
in. Fel is het licht, toch proeft men meer het
zout in de lucht dan de hitte van den zomer
dag. Clausen blijkt hier een nobel artist, vol
eenvoud, maar vol grootsche houding voor
dezen tijd. Orpen is ook de bestudeering
waard. Hij. Clausen en nog een paar weten
wat schilderen is, schilderen zooals een ander
praat, met die steeds te herkennen natuur
lijkheid die geen behoefte heeft aan opzich
tig onderwerp of curieuse opvatting.
Er is van Orpen hier een Slapend vrouw
tje, waarin ge de muziek van een Watteau
of Fragonard meent te hooren. ook een
schets voor een vrouwenportret heeft herin
nering aan achttiende-eeuwsche elegantie.
John Lavery bezit niet ten onrechte een
groote reputatie in de republiek der schilder
kunst. De drie schilderijen die hier zijn ma
ken zijn roem begrijpelijk al heeft hij er wel
belangrijker gemaakt. Niet zoo sterk als Clau
sen geeft ook Lavery toch dit typisch ath-
mospherische in het Engelsche landschap. Er
is hier een wijde duinpan, vlak aan zee, met
veel figuratie heel geestig gevuld, er is ook
een grasveld met golfspelers. Men kent die
sujetten waarin hij gelukkiger is dan in een
studeerkamerinterieur, waarin een oude heer
die op G. B. Shaw lijkt, zit te lezen.
De invloed van Anton van Dijck op de
groote Engelsche figuurschilders der acht
tiende eeuw, werkt ook nu nog na. Er is hier
een Mr. Frederic Whitins met een levens
groot portret eener jonge dame in rijbroek
en met twee honden aan haar voeten, waar
uit die „houding" der groote Engelsche mees
ters te herkennen is- Zulk werk is buitenge
woon knap geschilderd, men moet veel in
zijn mars hebben om dat te presteeren; men
zie er de geniale wijze maar eens op aan,
waarop het zittende hondje geschilderd werd
en dan worden de regimenten van bloem-,
kruik en vruchtstilleven-schilders die over
de wereld heerschen, al licht wat bescheide
ner. Van denzelfden schilder valt er nog een
ander groot werk een modelleur of beeld
houwer voorstellend, te waardeeren.
Nog enkele namen noemen wij ten slotte.
De vermakelijke voorstellingen van Spurrien
trekken uw aandacht. Echt Engelsche joke,
deze zaken, waarin baardige matrozen met
gelaatstrekken als engeltjes van De Wit en
ontbloote borsten in een kleur als van pas
gekookte garnalen een glimlach oproepen.
Toch een apart soort humor, die nog nader
te definieeren zou zijn.
Geheel buiten onzen smaak valt een schil
der als Zinkeisen. Serieus te nemen zijn o.a.
Dunlop en de weer geheel anders geaarde
Dickey (de laatste met landschappen). In de
kleine zaal valt ons oog op de eenigszins ex
travagante peinture van Cedric Morris, die
echter qualiteiten vertoont die hem buiten
het middelmatige houden.
Er zijn een aantal knappe, groote compo
sities van Brangwyn, en een groot aantal
teekeningen en aquarellen die interessant
zijn en bewijzen dat ook over het Kanaal de
jongste Parijsche productie werd opgemerkt.
En natuurlijk evenals overal op de wereld,
schilderijen die in de verte op Cézanne, Mo
net en hun tijdgenooten lijken- Doch wat
eigens en opmerkelijk was, meen ik in het
voorafgaande voor mijn lezers genoteerd te
hebben.
25-5-33. J. H. DE BOIS.
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Van de beide werken, die het „Concertge
bouw-Trio" Zondag zal spelen, mogen we het
eerste, het Trio op. 70 no. 1 van Beethoven
als bij vele luisteraars bekend onderstellen.
..Geister-Trio" of „Gespenter-Trio" wordt
het vaak genoemd. De (niet van Beethoven
afkomstige) benaming heeft zijn ontstaan te
danken aan den indruk die het tweede hoofd
deel, het Largo assai bij den hoorder wekt.
Dit Largo is wellicht, het somberste, meest
pessimistische stuk. dat Beethoven geschre
ven heeft. Een vergelijking met het Largo
uit de pianosonate op. 10 no. 3. met het
Adagio van het strijkkwartet op. 18 no. 1 en
dat der cello sonate op. 102 no. 2 ligt voor
de hand, dringt zich zelfs op. Ook deze drie
staan, evenals het Largo uit op. 70 no. 1 in d
kl. t. en alle vier schijnen uit dezelfde som
bere stemming geboren. Maar in het piano-
het duo- en het kwartetstuk zijn ten minste
ook oogenblikken, waar de zon even door het
duister boort; waar een troostend, hoopge
vend woord gesproken schijnt te worden en
ook in het aan smart, strijd en ontgooche
ling zoo rijke Adagio uit de pianosonate op.
106 ontbreken de lichtere momenten niet. In
het trio-stuk echter wordt het ziele-duister
geen oogenblik verhelderd- Met een bange
vraag schijnen de beide strijkinstrumenten,
unisono aan te vangen: het klavier ant
woordt met een smartelijke bevestiging. Nog
driemaal worden vraag en antwoord met ge
dempte stemmen uitgesproken dan klin
ken de klachten luide op. Heftige interrup
ties, als van verzet, volgenalles zinkt
weer in de stemming van het begin terug, nu
nog huiveringwekkender door het geheim
zinnige tremolo. Bevende chromatische gan
gen dalen als vale schaduwen van de ver
ijsde in nevels gehulde hoogten, schaduwen,
die de spookachtige visioenen in 't leven rie
pen. welke in de benaming „Gespenter-
Trio" tot uiting zijn gekomen. Een korte epi
loog. die alle mysteriën onopgelost laat, be
sluit dit Largo, dat het allesbeheerschende
centrum van het geheele trio is. Want tegen
over dit stuk schijnen zoowel het begin-
Allegro als het slot-Presto van ondergeschik
te beteekenis. In het Allegro treedt hoofdza
kelijk de muzikale arbeid, de motivische be
werking op den voorgrond: de periodebouw is
beknopt de stemming weinig gedefinieerd:
rythmische motieven wisselen met korte ly
rische episodes. De finale neemt tweemaal
-een aanloop die door een fermate gestuit
1 wordt; 'dan gaat het frisch' en onbezorgd
verder als in het lied .Ging heut' morgen
über's Felri". i.Is het niet merkwaardig dat
Mahler voor de verklanking daarvan ook de
toonsoort D. gr. t. koos?) De schaduwen en
schimmen van den nacht zijn weggevaagd.
Een voorliefde voor chromatische opvolging
is in alle drie deelen van het Trio bemerk
baar; in de snelle hoofddeelen toont zij zich
in harmonische schakelingen, in het Largo
doet zij zich meer coloristisch gelden.
Van het tweede werk dat Zondag door het
zelfde ensemble gespeeld wordt is waar
schijnlijk de auteur voor de meesten een on
bekende. Corlo Antonio Campioni was in de
2e helft der 18de eeuw een gerenommeerd
componist te Florence. Ons Hollanders kan
het interesseeren dat een deel zijner werken
te Amsterdam in druk verscheen.
Dat het Dinsdagavond-programma van
Weenen mijn aandacht trekt is minder door
dat de betrekkelijk weinig gespeelde Derde
Symphonie van Schubert daarop voorkomt,
dan wel omdat het ons een curieus werk van
Beethoven, nl. zijn op. 91. „Wellingtons Sieg
oder Die Schlacht bei Vittoria" geheeten, be
looft. Aan het ontstaan en de eerste uitvoe
ring van dit werk is een merkwaardige ge
schiedenis verbonden. Te Weenen woonde
Johann Nepornuk Malzel, een mechanicus,
die zich naam gemaakt had door de con
structie van een automatischen trompetter,
een dito-schaakspeler en verschillende me
chanische muziekinstrumenten, w.o. een soort
van orchestrion, dat hij „panharmonikon"
genoemd had. Malzel's naam is voor ons ver
bonden aan de motronome, het pyramide-
vormige toestel dat als tempomeier gebruikt
wordt, maar waarvan M. eigenlijk niet de uit
vinder was, want als zoodanig wordt ge
noemd de Amsterdamsche insti-umentmaker
D. N. Winkel (1780—1826). Malzel nu had
Beethoven eens met 50 ducaten uit den brand
geholpen en bovendien een hoorapparaa:
voor hem geconstrueerd en meende nu wel
eens op een contrapraestatie aanspraak te
kunnen maken. Hij vroeg hem dus om een
stuk voor zijn panharmonikon te maken, wat
Cherubini ook al eens gedaan had. Beetho
ven ging er op in. want ten eerste wilde hij
M. diens vrier.dschapsdient vergelden en ten
tweede had AL hem een gemeenschappelijke
reis naar Engeland voorgesteld, waarvan
Beethoven groote verwachtingen had, want
Haydn was rijk aan geld en eer uit Enge
land teruggekomen en Malzel was een uit
geslapen manager Nu had Wellington den
21en Juni 1813 het Fransche leger bij Vit
toria verslagen: M„ die de voorliefde van het
publiek voor oorlogs-program ma muziek ken
de. sloeg er direct munt uit. die ook voor de
toekomstige Engelsche reis waarde kon heb
ben. en Beethoven leverde hem een pracht
stuk voor zijn panharmonikon. Maar omdat
het nog meer reclame zou maken, als het
stuk eerst in den vorm van een groot orkest
werk gepresenteerd werd. Beethoven liet zich
bepraten en bewerkte het voor groot orkest,
en in dien vorm zou dan de première gaan
op een concert ten voordeele van in den krijg
gewonde Beieren en Oostenrijkers. Alle fac
toren werkten samen voor succes: zelfs wa
ren eersterangs musici als Salieri, Spohr.
Hummel, Meyerbeer, Romberg. Moscheles
enz. bereid een plaats in het te vormen or
kest in te nemen. De beide „kanonnenmachi-
nes" (een soort heel erg groote trommen, vijf
voet in doornee) werden volgens Beethovens
eigen verklaring door de eerste kapelmeesters
bediend. Het programma van het concert van
8 Dec., den 12den Dec. herhaald luidde:
1. Einde ganz neue Sinfonie, die sicbente
in A dur von Beethoven.
2. Zwei Marche, gespielt von Malzels mecha-
nischen Trompeter, der eine von Dussek, der
andere von Pleyel.
3. Wellingtons Sieg (Erste Abteilung
Schlacht, Zweite Abteilung Sieges-Sympho-
nie).
Het succes was enorm, de nette opbrengst
4000 gulden.
Het opus 91 verlangt behalve het gewone
orkest nog 2 militaire orkesten, die resp. de
Fransche en Engelsche legers voorstellen.
Men hoort eerst „Rule Britannia", dan „Marl
borough s'en va-t-en guerre": dan breekt
het slaggewoel los. De kanonnen donderen,
ratels illustreeren het geweervuur. Gaande
weg wordt het Fransche vuur tot zwijgen ge
bracht. Malbroek gaat in mineur over. het
klinkt en wordt in een uiterst leelijk fugato
bewerkt.
Beethoven zelf verklaarde later dat zijn
op. 91 een domheid was en hem slechts in
zooverre dierbaar was, dat hij daarmee de
Weeners totaal verslagen had.
LUXOR THEATER.
Mevrouw en haar huisknecht.
Ook deze week geeft Luxor naar gewoonte
twee hoofdfilms. Ze zijn in de goede velg-
orde geplaatst. Want na het verblijf aan
boord van een schip, waar elk der keurige
gasten een dief blijkt te zijn, is het koddig
gezelschap in het kasteel van een parvenu
een verademing.
De eerste film, „Dieven aan boord" is een
Amerikaansch product. De geschiedenis han
delt. over de edelsteenen, welke een met een
millionnair getrouwde gewezen tooneel-
speelster in Europa gekocht heeft en waarvan
zij de belasting ontduiken wil, weshalve ze.
inplaats van 't kostbare goedje in de kluis van
den kapitein in bewaring te geven, haar
smaragden op de onmogelijkste plaatsen ver
stopt, waar ze herhaaldelijk worden gestolen
door als heer verkleedc en elkaar gecon-
cureerende boeven. Als redder van de edel
steenen en van de moraal treedt een misdadi
ger op. die. na zich rijk te hebben gestolen,
hei vak er aan heeft gegeven en nu een eer
zaam burger is geworden. In den juweelcn-
dief herkent hij zijn verloren geraakten
zoon. die het slechte voorbeeld zijns vaders
gevolgd heeft, maar nu ook zijn goede voor
beeld ter harte neemt en de dame van de ju-
weelen huwt inplaats van ze ten derden male
te besteden. Echter heeft de deugd in dit ge
val wel een sterken steun in de minder pret
tige ervaringen, welke de jonge boosdoener
opdoet, als de tegenpartij hem in de kr.cl
heeft gekregen. Het is vooral dan. dat het
publiek de volle maat aan sensatie incasseert,
al zorgt de tante van wie eigenlijk de juwee-
len zijn (de boef huwt niet haar. maar het
nichtje) voor het gebruikelijke komische te
gengif.
Mevrouw en haar huisknecht, de tweede
film, is iouter komisch. De sensatie is hier
van een volmaakt goedaardig soort. Want
sensatie is het toch eigenlijk ook wel. wat do
aanblik verschaft van den door een ondeu
gend uitstapje in het nauw gedreven huis
heer, die, naar het bekende kluchtspel recept,
tegenover zijn vrouw hevig opschept over 'riet
gesmaakte kunstgenot in de opera, tot deze
hem het ochtendblad voorhoudt met. het
bericht, dat de voorstelling door heeschheid
van den tenor niet is doorgegaan!
De eenvoudige gemoedelijke Duïtsche klein-
burger Schneider is tot welstand gekomen en
moeder de vrouw meent nu, met de groote
wereld mee te moeten doen. Weshalve ze e.'n
huisknecht in dienst neemt, die zeven en
twintig jaar bij een graaf in betrekking is ge
weest. Dit heerschap speelt nu den baas
over de familie, die zich heel den dag allerlei
kwellerij moet laten welgevallen.
Een werkloos ingenieur, die als chauffeur
bij dn expediteur in dienst is gekomen en het
door zijn bekwaamheid tot bedrijfsleider
gebracht heeft, mag de dochter des huizes
niet beminnen, omdat hij „geen stand" is.
Maar Hyppollt. de huisknecht, verklapt het
geheim en zoo krijgt Frank de lieve Elli ten
slotte toch nog en verspeelt de door Pa en
Ma vanwege zakelijke voordeelen geprote
geerde deftige huwelljkscandidaat op net
laatste oogenblik nog zijn kans.
Het is een genoeglijke geschiedenis, die wel
grappig wordt voorgedragen en heel den
avond door den lach in de zaal houdt. Maar
het is meer gefilmd tooneel dan film.
Behalve deze beide hoofdschotels discht
Luxor nog een teekenfiim op en eer. reeks
actualiteiten, waaronder de roeiwedstrüden
op Hemelvaartsdag, het bezoek van de ten
nisspeelster Susanne Lenglen aan Amster
dam, een verkeersoptocht te Amersfoort en
een schuttersfeest in Limburg.
Alles te zamen rijkelijk voldoende om een
avond afleiding te verschaffen, nu de weer
voorspelling nog weer een week regen in het
vooruitzicht stelt.
H. G. CANNEGIETSR.
CINEMA PALACE.
Karin Hardt.
Acht meisjes in een boot.
In ons nummer van Woensdag hebben we
het hoofdnummer reeds besproken. Daar
hebben we al gewezen op het gevoelige spel
van Karin Hardt, die
de hoofdrol heeft, en
op den goeden kijk,
die de film geeft op
het Duitsche train-
systeem, bij roeien
ditmaal. Wc kunnen
thans dus met bo
venstaand volstaan.
Het voorprogram
ma brengt Dumas
ten tooneele. Ook
deze maal weet de
bekende humorist
op zijn onbewogen,
laconieke manier
het publiek te boeien
met zijn eenvoudig-
gebrachte liedjes,
o.a. Zij bemint me.
en Dumas' droom als dokter met 4 patiënten.
Na de gebruikelijke Journaals, waarbij
Polygoon o.a. verschijnt met de Varsity, wordt
een Amerikaansche klucht gedraald van het
beproefde recept: door een bed zakken, met
groente gooien, achtervolgingen op straat
enz. Maar afgezien van do in deze film voor
komende grappige momenten fop een aar
dige verkleedpartij mag de aandacht geves
tigd worden) heeft, de film nog een bizondere
aantrekkingskracht en wel in het optreden
van Fatty Arbuckle. Deze komiek die vroeger
„de" komiek-der-twee-acters was. verdween
na een schandaal uit de filmwereld. Pogingen
om terug te keeren mislukten hem. tot dat
Warner Bros hem een kans gaf. Een tournée
als variété-artist schonk het bewijs, dat het
publiek zijn capaciteiten op hoogen prijs
stelde cn thans vervaardigt hij weer twec-
acters voor de film.
Fatty redivivus! Het gebeurt niet vaak. dat
een filmster na een periode van Jaren zwij
gen terugkeert, met. succes. Pola Negri pro
beerde het. Clara Bow heeft weer gefilmd, het
mislukte de eerste, en dc tweede
REMBRANDT THEATER.
Het Tecken des Kruises.
In Rembrandt Theater wordt deze week
geprolongeerd de veelbesproken film van
Cecil de Mille „Het Teekcn des Kruises". aan
welke film de vorige week in deze kolommen
een uitvoerig verslag is gewijd.
Daar deze film zeer
lang is. blijft er voor 't
bijprogramma maar wei
nig tijd over, het be
staat dan ook slechts uit
de openingsmuziek, het
Fox Movi New.s en
Polygoon's Holl. Nieuws.
Na „Het Teeken des
Kruises" gezien te heb
ben, zullen velen wel de
dankbare verzuchting
slaken, „Wat een geluk
dat wc niet meer in die
oude tijden loven, met
zijn ruwe zeden en
onmenschclljke wan ver
verhoudingen!"
In Fox Movie News
zien we de Berlijnschc bereden politie-agen-
ten in een arena op hun paarden eenige
schitterende staaltjes van hun rijkunst
geven. Een heel wat verheffender schouw
spel. dan die andere arena in het oude Rome
in Het Teekcn des Kruises ons biedt, waar
de Christenen door de leeuwen worden ver
slonden
Charles Langhlon
als Nero.
Johan Maurils van Nassau
door Paulo Setubal.
Paulo Setuba! heeft als onderwerp voor
zijn historische roman: Johan Maurits van
Nassau gekozen de Hollandsche bezetting van
Brazilië. De aanvallen op Bahia zijn voorbij
en de eigenlijke verovering van Pcrnambuco
met aangrenzende kapiteinschappen is afge
loopen.
R. Schreuder en J. Slauerhoff vertaalden
het werk uit het Portugeesch. Het boek ver
scheen in de Wereldbibliotheek.
Congorilla,
door Martin Johnson.
Martin Johnson, die mot zijn echtgenoote
onderzoekingstochten door Afrika heeft on
dernomen. en daarvan in zijn bock „Dc Ko
ning der Wildernis" al verhaald heeft, be
schreef moer avonturen, met pygmeeën en
gorilla's in Afrika ditmaal, in zijn boek
Co.ngorilia, dat. vertaald door J. van Reonse-
ma, is verschenen bij Scheitema en Giltay te
Amsterdam. Talrijke foto's illustreeren den
tekst
Ik en mijn Speelman.
door Aart van der Leeuw
Bij Nijgh en Van Ditmar N V. te Rotterdam
is verschenen ae zevende druk van Ik en mijn
Speelman, eer. luchthartige geschiedenis door
Aart van der Leeuw. Het bandontwerp is van
J. Briedc.