I HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. REISBRIEVEN UIT SPANJE. BtïILUIMG Hoe hei eens was. Hoe hei geworden is. De Schotersingel in 1753. Van Granada en Toledo en iets Don Quichotte. Granada. Mei 1933. Ik schrijf deze regels op den Alhambra- heuvel, een der vier heuvels, waarop Granada verspreid gebouwd ligt. als een geopende gra naat appel. Van mijn balcon af zie ik op de Sierra Nevada, den Sneeuwberg, over rozen tuinen en olijvengaarden heen. Waarom heet mijn pension zoo goedkoopweg pension Al- hambra, terwijl het van Alhambra niets schoons heeft, en niet, zooals het huis tien meter verder op Carmen de Santa Matilda heet, Carmen de Bella Vista, d.i. Carmen met het fraaie uitzicht? Omdat het geen tuin heeft. In de kleine Bodega, waar men de vines grandes de Espana schenkt, gaf een joviale Andalusiër de verklaring. Carmen is niet op de eerste plaats een naam voor Spaanschc schoonen en in verband daarmede van een opera. Ieder huis omgeven met een tuin, heet in Granada Carmen, zoodat hier meer huizen zijn dan meisjes en vrouwen, die Carmen heeten. En de naam Carmen is een der vele overblijfselen van de Moorsche overheer- sching, welke in het Andalusisch volk van Granada bleven voortleven, verbasterd van Kirmischdat nu nog Arabisch is. en in die taal een huis beduidt, dat met wingerd is om geven. En het Fransche Kermesse en ons Kermis zijn geen andere woorden dan het Arabische Kirmish en ieder uwer weet, hoeveel de kermisfeesten met wijn en win gerd te maken hebben en hoe zij eigenlijk gevoerd dienen te worden door groote mas sa's volk in het najaar, ten tijden dat de wijn rijp is voor den oogst. 'Dit alles verklaarde de Andalusiër in le vendig Engelsch, omdat ik zijn levendig Spaansch niet begreep en hij bood aan, dat ik hem in zijn Carmen zou komen opzoeken, waar hij mij nog veel meer verklaren zou, en liederen wilde zingen, welke recht van het Spaansche hart zouden komen. Hij heeft zich aan de afspraak, welke wij maakten, gehou den, en dat is misschien eveneens Spaansch, omdat tenslotte voor den Spanjaard net le ven zelden meer is dan het leven van het uur en hij zich om den dag van morgen hden niet bekommert en morgen den dag van heden volko men vergeten zal zijn, zoodat hij weinig zorg kent en even weinig spijt en daardoor geluk kig is. Men moet echter met het neerschrijven van Indrukken van een vreemd land en volk voorzichtig zijn. want den intelligenten.rei ziger in den vreemde vergaat het meestal zoo. Ijverig en leergierig zijnde, heeft hij zich geheel open gesteld voor indrukken, hij hon gert naar indrukken welke zijn dagclïjksch voedsel zijn. En de indrukken komen op hem af, hij krijgt er meer dan hij verteren kan. en tenslotte voelt hij zoo iets als een geestelijke indigestie. Maar dat is nog niet het ergste. Het overkomt hem, dat hij op een gegeven oogenblik ergens een prachtigen indruk op doet. naar hij meent van groote waarde voor zijn algemeene kennis. Hij cultiveei't dien in druk. peilt de diepte van zijn inhoud, speurt zijn gansche beteekenis na, hij voelt zich ver rijkt. het maakt zijn dag gelukkig en hij is zeer tevreden met zijn scherp waarnemings vermogen en inzicht. Den volgenden dag komt een andere indruk zijn aandacht ves tigen op het tegendeel van dat hij een vooral'gaanden dag bevonden meende te hebben. En zoo is de intelligente reiziger in den vreemde voortdurend het terrein van een strijd der indrukken. Op den duur zullen de sterkste de overwin ning behalen en zoo zal de reiziger op het einde waarschijnlijk toch wel den vrede der waarheid kunnen genieten, Maar hij moet geduld met de indrukken hebben. Het is echter hoogstwaarschijnlijk juist, dat de Spanjaarden met uitzondering van de Baskiërs en de bewoners van Asturië en Gallicië in het Noorden, Europeanen f zijn minus een aantal percenten, voor welke zij Afrikaansch zijn. Dit is toe te schrijven aan twee feiten, de nabijheid van Afrika geogra fisch. en de nabijheid van Afrika historisch. De lezer zal zich het jaartal 1492 herinneren als het jaar, waarin Columbus Amerika ont dekte en Ferdinand de katholieke 2 Januari Granada innam, aldus de Mooren verdrijvend uit het. laatste bolwerk, dat in Spanje in hun bezit was. Maar voor en na dien datum heb ben de Mooren 't leven, de mentaliteit en het karakter der Spanjaarden bPinvlood, zooals zij zelf den Spaanschen Invloed onder gingen. Toledo en Granada zijn beide centra ge weest der Moorsche ovcrhcersching. Toledo in het begin en den machtigsten tijd der Mooren, Granada op het einde en voor hun definitieven ondergang. Tusschen Toledo on Granada liggen echtei nog Córdoba en Sevllla. Men komt te Toledo aan in een station, ge bouwd in den Moorschen stijl, zooals heden ten dage in Spanje nog vele openbare gebou wen in dien stijl worden opgetrokken, o.a de plazas de Toris. waar de stierengevechten ge houden worden. Er is kort geleden sprake van geweest, dat de rcpublikeinsche regee- ring deze stierengevechten zou willen tegen gaan, als zijnde on-Europeesch, en nog een rest van Moorsche barbaarschheid. Maar dit zou meer dan iets anders het republikeinsche regiem in discrediet kunnen brengen: het volk zou verzuchten„onder het koningschap hadden wij stierengevechten". De Toreador is altijd nog de meest populaire figuur voor alle leden der Spaanschc bevolking, geen sport en filmhelden hebben hem van zijn plaats kunnen verdringen. Heeft Zondagmiddag een stierengevecht plaats gehad, dan wijdt de krant van Maandag' haar beste pagina's aan een uitvoerig met momentopnamen geïllus treerd verslag van dit gebeuren. Maar hier over heop ik den lezer uitvoeriger te kun nen schrijven, wanneer ik gelegenheid heb gehad zelf zoo een opwindende gebeurtenis mede te maken. Thans nog iets van Toledo, een der meest merkwaardige steden van geheel Europa, en ook een der oudste. In Toledo verhaalt men een legende, welke aldus begint: „Toen God de zon schiep, plaatste hij haar boven Toledo, waarvan Adam de eerste koning was". De wetenschap heeft sindsdien Toledo de illu sie ontnomen woonplaats van den eersten mensch te zijn geweest. De stad Toledo is geheel gebouwd op een hoogen rots, waaromheen de Taag schuurt, welke rots wel de rots der eeuwigheid schijnt. Het moet door zijn ligging vroeger wel een onneembare stad geweest zijn. De automobilist komt er binnen door een driedubbele poort, en op deze poort is een bord bevestigd met het opschrift: „In deze stad is het vloeken en bedelen verboden", ge- - woon ten welke zoo rnd waren als de muren van Toledo zelf. De> het eerste verbod thans wordt nageleefd, heb ik niet kunnen uitvin den, dat het tweede niet in het minst wordt nageleefd, vindt ieder reiziger aan de poort des verbods zelf uit, en hij werkt ertoe mede. 1-Iet is namelijk moeilijk, om die muchachos, straatjongens en bedelaars, die niet het minst veranderd zijn sinds den tijd, dat Mu- rillo hen zoo verdienstelijk naar het leven wist te schilderen zooals zooveel in Spanje is gebleven, de tijd zelf gaat er langzaam, langzaam eenigen centimos te weigeren. „Senor bonito. cenco centimos, cenco -centi mos". 'Lieve heer. vijf centimen. vijf centi- men). De muchachas (jonge meisjes) bede len wel zoo: „Senorito, cenco centimos, por- que yo simpatico". (Heertje, vijf centimen. omdat ik er zoo aardig uitzie. En hierbij brengen zij den duim en wijsvinger over hun donkere gezichtje!. Toledo zelf is allercharmantst gebouwd, en het type van een Oostersche stad. Een of DE SCHOTERSINGEL De Schotersingel is ook sterk veranderd. Het torentje van de oude kapel van het Leprozenhuis, is bewaard gebleven en opge nomen in het gebouwencomplex van het Tehuis voor ouden van dagen. IIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM twee meter breede ongeplaveide straatjes, die omhoog en omlaag loopen, allervreemdst kronkelen, elkaar wonderlijk kruisen, de meest vreemde hoeken, Zonder gids moet men er zich in wagen. Het is onvermijdelijk, dat men er verdwalen zal en geen vooropge- zetten weg kan volgen. Men hoort op straat weinig. Het loopen van een ezel, of een geheele karavaan van ezels, eenige woorden waarschijnlijk het verboden vloeken van den voerman, een tonig gezang of guitaarmuziek uit de koelte der huizen. En ge blijft zorgvuldig in de scha duw voor die zon, die God boven Toledo plaatste. Wat men er ziet is veel, want Toledo is ge heel museum, museum van de funste kunst en van de rijkste geschiedenis. Een majes tueuze kathedraal, in den zuiversten gothl- schen stijl van Frankrijk uitgevoerd, met een hoofdaltaar, een kunstwerk waaraan oude Hollandschc kunstenaars hebben medege werkt. Het beeldhouwwerk aan schilderach tige gevels is overvloedig en vaak van we reldberoemdheid, zooals de gevel van het hos pitaal Santa Cruz. Curïositeitshalve heb ik de kerk van San Cristobal bezocht, omdat deze gelegen is in de wijk Montichal, waar. :oen Toledo afhankelijk was van het Moorsche Córdoba, de gouverneur Amroc, die een be- leediging zijn zoon Joesoef aangedaan, wilde wreken, 400 edelen in zijn paleis noodde en levend deed begraven in een grooten kelder. Dat is van Toledo iets, Toledo is echter nog veel meer, maar waar zal men eindigen, als men zich laat gaan, vertellend van Toledo, dat een der merkwaardigste steden van het zoo merkwaardige Europa is? De reis van Toledo naar Cordoba is een der interessantste, die men in Spanje maken kan, omdat zij voert door de Mancha, de eentonige en trieste streek, beroemd gewor den door de avonturen van den dolenden ridder, den moedigen strijder tegen wind molens, den galant van de schoone Dulcinea. Don Quichotte de la Mancha, van diens trou- men wapendrager Sancho Panza, en van het vurige muildier Rossinante. Het beroemdste plaatsje in deze streek is Argamasilla de Alba. Dat is het dorp, waarvan Cervantes zich den naam niet wenschte te herinneren. Daar werd de beroemde schrijver gevangen ge houden en stelde hij de eerste hoofdstukken van Don Quichotte op schrift. Het huis, waarin hij werd opgesloten weet men u nog aan te wijzen. In Argamasilla leefde en stierf Don Quichotte en de lieden daar nemen-die dolle en vermakelijke geschiedenis aan, alsof de held er van, de dolende ridder werkelijk bestaan heeft. Er is een oude herberg, de ventade Quesada, die de goede lieden u noe men, als de plaats, waar de plechtige beklee ding met de roestige wapenrusting plaats had. De windmolens van Criptana. aldus wil de legende, zijn de fameuze molens, waar tegen Don Quichotte de lans geveld heeft. Ik heb Criptana niet gezien, maar van den trein uit kon ik andere windmolens waarnemen, die dezelfde gedaante-.hebben als die van Criptane. Ze stonden in een groep bijeen, op verhevenheden, en waren iets omvangrijker dan de windmolens van ons landschap. In mijn verbeelding zag ik den langen, mageren Don, gestoken in zijn voorvaderlijke wapen rusting, zijn beenen sleepend over den grond, daar zijn muildier te laag was voor zijn ge stalte, in verontwaardiging en opgewonden heid met zijn schildknecht Sanclio Panza op de windmolens afgaan, om „een der meest verwoede gevechten aan te gaan, welke de wereld ooit aanschouwde". En werkelijk. Cervantes heeft met onnavolgbaar komische situaties, deze troostelooze woestenij her schapen in een land der vroolijkheid. Men kan niet nalaten vaak te lachen, wanneer men er zoo doorheen rijdt. Tegenwoordige toestand. PRINS OF GEEN PRINS? DE GEHEIMZINNIGE DAUPHIN-LEGENDE. Over het lot van den zoon van Lodewijk XVI en Marie Antoinette, de Dauphin, be staat een aantal min of meer aannemelijke legenden. Het meest bekend is de lezing, naar welke een schoenmaker den koningszoon met een ander kind verwisselde en uit de ge vangenis ,-Le Temple" smokkelde. In Auverg- ne wordt nu algemeen Madame Lozes, die diep in de tachtig is en eigenares van een bijouteriewinkel te Auch, voor de achterklein dochter van Lodewijk XVI gehouden. Bij ver gelijking met de buste van den geguilloti- neerden koning vertoont het gelaat van deze dame frappante gelijkenis der gelaatstrekken en het' profiL Louis Mazel was een weesjongen, in dienst van den graaf de la Vernéde en werd in de plaats van den Dauphin, Lodewijk XVII, in de gevangenis ,Le Temple" gebracht. Dit ge schiedde met behulp van Genes Ojardias, die de schildwachten als arts passeerde. Ojardias had Louis Mazel van Auvergne naar Parijs gebracht. Hij verborg hem in een paard van carton, dat als speelgoed aan den kleinen kroonprins werd gebracht. Toen het eerste waagstuk was gelukt verstopte de vrouw van den schoenmaker Simon den prins, wiens be waking aan haar man was toevertrouwd, in een hoop vuil waschgoed en verliet ongehin- dei'd de gevangenis. Het kind bleef drie maanden op een zolder zorgvuldig verborgen, terwijl hij nu en dan bezoek van zijn vrien den kreeg. Ze lieten hem beloven nimmer zijn geheim te openbaren. Ook later bleef Genes Ojardias den prins behulpzaam. Hij bra/rir hem naar Auvergne, naar Bonnac. in e\n jachtslot, dat aan den graaf de la Vernéde behoorde. Hier nam de prins den naam van zijn plaatsvervanger, Louis Mazel, aati. Toen de graaf stierf kwam .de knaap met zijn vriend een kleine schoorsteenveger, naar Auch. Daar bleef hij in het hotel de France als staljongen. Later bevond zich zijn zuster, de hertogin van Angoulême. in de buurt om een onder zoek in te stellen naar haar broer. Zij vond ook inderdaad het spoor van haar broer, dat naar Auch leidde. Ze ging naar deze plaats en stapte af in het Hotel de France. Het was Louis Mazel, haar broeder, die, door haar niet herkend, haar uit den wagen hielp en haar paard uitspande. Hij schreide, maar had nie den moed om zijn geheim te openbaren. Louis Mazel trouwde den 16en Januari 1810 met een kellnerïn. Maric Vignaux, voor mon sieur Thoret den maire van Auch. De huwe- lijksacte draagt niet den naam van den brui degom daar deze had verklaard niet te kun nen lezen en schrijven. Uit het huwelijk sproten zes kinderen, drie zoons en drie.dochters. De oudste, Jean Pierre Mazel, wist eerst. niet. wie zijn voorouders waren. Zijn vader, Lodewijk XVII, lichtte hem. eenige uren voor diens dood, in over zijn afkomst. Jean Pierre moest beloven het geheim te bewaren. De thans nog levende Madame Lo zes. dochter van Jean Pierre Mazel, herinnert Het stomme Geluk. De gestalte van den man, die nog voor de zilverkast geknield lag', was niet groot, maar, zooals hij nu ineen kromp en platgeslagen door den eersten schrik op den grond weg dook, was hij bijna nietig als een vlieg. Hij was nauwelijks een mensch meer. Zoo kwam hij ten minste voor aan den glimlachenden reus. die in de deuropening van het vertrek stond, in zijn hand een revolver, welke ge richt was op het hoopje leven daar op den grond. Gesnapt! zei de reus kort. met de lin kerhand de deur achter zich dicht trekkend, waarna hij een paar passen naar voren deed. In zijn stem klonk lichte wrevel, geen woede, maar sarcastische ontstemming, omdat hij zóó een mensch zag. Hii had onmiddellijk ge taxeerd: geen beroepsman. Een beetje be lachelijk geval. Ronduit gezegd, kwarn de reus zichzelf voor als een onderwijzer, die een jongen moet afstraffen. En langzaam werd de vlieg weer mensch. Traag stond hij op en toen zei hij, niet over moedig, maar gelaten: Ja, dat is weer pechvoor de zoo- veelste maal pech. Zijn stem klonk zacht cn onduidelijk en het was. of er tranen doorheen rolden. Zijn oogen verloren, eike seconde meer, den geleenden glans van den roes der gedroomde rijkdom men en ze werden mat, alsof het leven vóór de lenzen weer de doffe werkelijkheid schoof. Pech zei hij nog eens, en zoo gaat het mij altijdDo een heeft geluk en de an dere pechenfin, bel de politie maar op De reus deed nog vier stappen en toen stond hij. als een buldog, tegenover den andere. Zijn handen schoten uit en hij tilde liet manne tje op, hief hem boven een fauteuil in den hoek en liet hem neerploffen. Toen gaf hij hem zijn afstraffing. Jij sufferd, jij stommeling, zei hij, en met zijn donderende stem trilden tonen mee van den opengeklepten vleugel, jij wilt het hebben over pech? Nu antwoord. De reus wachtte even. De man in de: fau teuil zei niets. Goed. als je dat liever hebt. dan zal ik voor jou spreken. Ik ken je. Luister maar, en zeg gerust „nee" eiken keer als ik het mis heb. Van goede familie natuurlijk, tien maal beter dan de mijne. In de fauteuil kreunde een man. Juist, dat dacht ik wel. Geboemeld, schulden gemaakt, geld geleend.... er wa ren vrouwenmisschien wel één vrouw. Heb hoofd van den man in de.i fauteuil zakte opzij. Ilij zweeg. Waarom zeg je geen „nee"? Me nog steeds niet vergist? Dan ga ik door. Toen hielp de familie nog eens. De familie zocht een baantje, maar jij wou niet, jij speculeer de, jij knoeide, en zakte en zakte, tot dat je hier op den grond zat, en weer pech had Er kwam beweging in den fauteuil. U weet niet. zei een doffe stem. hoe vree- selijk het is altijd weer pech te hebben. Ik wou.... och, nee, u begrijpt dat niet. U hebt immers geluk gehad. En nu voor het eerst scheen het, alsof de reus kwaad werd. Ik had geluk, steeds maar geluk, niet waar? Maar wat weet jij daarvan, hoe ik heb moeten vechten met mijn voeten en mijn handen en hoe het komt. dat mijn nagels stuk gingen? Ik won beetje bij beetje, ik had geen tijd voor het leven, ik had geen tijd voor vrouwen, ik had geluk De stem van den reus was gedaald. H°t was of hier een mensch een vreeselijke bekente nis had gedaan, een mensch, die niet geleefd had En nou jij weer. zei hij. Jij begaat stom miteit na stommiteit en c'.an heb jc pech. Je vergist je één dag in mijn thuiskomst en dan heb je pech. Ik veranderde mijn plannen morgen terug te komen, ik was er vandaag al. Het stond in het ochtendblad, jij had het kunnen lezen, maar jij leest geen krant. Dat doen alleen wij, wij pluizen dat ding uit, totdat we er bij in slaap vallen. Wij zoeken alles na, om geen pech te hebben. En dan nog overkomt het ons, dat het „geluk" ons in den steek laat. Het gebeurde vanmiddag, het was jouw schuld. Jij bent zoo „handig" ge weest de telefoonlijn door te snijden, hei eenige middel, dat ik gehad zou hebben om me in dit afgelegen huis in verbinding te stellen met de buitenwereld. Je was weer stom, jij deed het weer te vroeg, maar dat was nu ook mijn pech. Op het laatste ocgen- blik vóór het sluiten van de beurs kreeg ik een telegram, waarop ik zat te wachten, maandenlang. Met den inzet van mijn kapi taal had ik morgen twintigduizend gulden verdiendals ik had kunnen telefoneeren. Ik kon niet en morgen weet de heele wereld, wat ik vandaag hier alleen wist, dat er weer goud gevonden is in de Walvischmijn. Mor gen zullen de aandeelen minstens twintig procent stijgep, maar weg zijn de twintig duizend gulden, die ik daaraan verdiend zou hebben, als- ik maar tijdig had kunnen telefoneeren. Geloof je nu nog, dat ik altijd geluk heb en jij altijd pech? De reus haalde diep adem. Hij keek naar het mannetje in den fauteuil en toen kreeg hij toch medelijden. Nu ja, het was waar, dat de een wel eens wat meer geluk had dan de andere, maar als je een afstraffing gaf, kon je dat niet zeggen. Nou ja, zei hij en zijn stem klonk ge moedelijk, sta op en maak dat je weg komt. Je ziet, nou heb je toch eens geen pech. Maar heel zijn goede bedoeling werd tot gruizelen geslagen, toen er op ditzelfde oogen blik op de deur geklopt werd en bijna ge lijktijdig inspecteur Bos binnenkwam. Bos was de vriend van den reus, maar Bos was ook de wet. En de wet was onverbiddellijk. Met één oogopslag had de inspecteur de in- brekerswerktuigen zien liggen, en even vlug de situatie begrepen. Ouwe jongen, zei hij, ik geloof dat ik precies op tijd kom. Ik wou je alleen maar even goeden dag komen zeggen, maar ik denk. dat ik eerst een ander karweitje moet opknappen. De reus haalde zijn schouders op. Ten slotte had de man zijn straf verdiend. Mis schien was het zelfs beter zoo. En toch zei hij: Ja, dat is nou werkelijk pech. Dien volgenden morgen stond in het och tendblad een belangrijk bericht over de Wal vischmijn. Er was geen korrel goud gevonden en het was alles pure zwendel. De aandeel houders waren zoo goed als zeker al hun geld kwijt. De reus las dat bericht en mompelde een paar woorden. Als die telefoonlijn dus niet was afge sneden Hij wischte zich een paar zweetdroppels van zijn voorhoofd. En toen zei hij: Dat isnou jadat is geluk zich, dat zij eens op de kamer van haar ouders sliep. Midden in den nacht kwam iemand haar vader halen. Toen hij terugkeerde vroeg zijn vrouw hem, wat men van hem had ge wild. Hij antwoordde toen: „Mijn vader maakt mij tot zijn erfgenaam, maar dat is me niet erg aangenaam." In dien tijd was Madame Mazel vier jaar oud. Ze was het eenig kind van haar ouders. Ze werd in 1844 geboren. Zij huwde met Jo zef Lozes en heeft een zoon, die tegenwoordig directeur van de „Banque Populaire" van Avignon is. Ook zij kende het geheim eerst niet en hoorde het pas bij het sterfbed van haar vader. Tegenwoordig drijft Marie Lozes —Mazel een bijouteriezank van den man van haar klein doch ter, Mr. Journes, Place de la Cathedrale te Auch. Is dat alles oen legende of is alles op waar heid gegrond? Wiie zal het kunnen zeggen? Is het niet opmerkelijk, dat ook. nadat de revolutie was geëindigd en de Bourbons weer naar Frankrijk waren teruggekeerd, de jon gen zijn geheim bewaarde en zelfs zijn vrien den hem niet hebben bewogen zijn geheim te openbaren? IN DE GOLVEN LIGT GOUD Het geheim van de ..Debraak", Weet McCracken de ligging? Op 31 Mei 1798 verging in de Delaware'oaai, vlak bij Kaap Henlopen, de kleine Engelsche oorlogssloep „Debraak", die uit West-Indië kwam en voor ongeveer 100 millioen dollar goud aan boord had. Het kleine vaartuig sloeg om, tengevolge van een geweldige wind hoos. De bevelhebber, kapitein Drew, de eerste stuurman en 38 leden der bemanning kwa men om. Vijf en twintig matrozen werden gered, of redden zichzelf met reddingbooten. De geredden werden opgenomen aan boord van de boot van den loods, die het schip tegemoet was gevaren. Aan boord waren tevens drie Spaansche gevangenen. Deze zouden zich gered heb ben door de groote houten kist van den kapitein als vlot te gebruiken. Deze kist wordt nu als een kostbaar ge schiedkundig stuk bewaard door Randolph Mc. Cracken Jr., kleinzoon van Gilbert Mc.)00 Cracken, loods van de „Debraak". Zij wordt tentoongesteld in een klein museum, gewijd aan de eerste Nederiandsche kolonisten die zich in 1631 te Lewes kwamen vestigen. Het schijnt een mode geworden te zijn oude schepen te lichten, of het goud, dat er in verborgen ligt op te duiken, om het uit zijn rust te halen. Reeds verscheidene pogingen werden aan gewend om do „Debraak" weer te vinden en te lichten, doch nimmer mocht het gelukken. Nu is opnieuw een expeditie met hetzelfde doel vertrokken. Zij bestaat uit twee schepen, uitgerust met de meest moderne toestellen, die uit Baltimore afvoeren naar Kaap Henlo pen. Het is nu een van de oudste en belang rijkste firma's uit de Vereenigde Staten, die reeds heel wat schepen lichtte, die zich met de zaak belast heeft, en de uitvoering daar van toevertrouwd aan Charles T. Jackson, een zeer bekend duiker. Reeds sinds Juli j.l. doet men nasporin gen om de ligging van- de gezonken boot te bepalen, doch de leden van de expeditie be waren het grootste stilzwijgien. Men weet niet of het wrak al of niet gevonden werd. Bij deze onderzoekingen maakte men ge bruik van de bekende Delaware Breakwater- kaart, in 1779 geteekend door Sir André Slade Hammond. Uit deze kaarten, door vergelij king met andere kaarten, blijkt, dat de kust lijn veranderd is sedert 1779. Kaap Henlo pen heet op de kaart van 1779 ook nog Cape James. Reeds van 1805 dateeren pogingen om het goud van de „Debraak" op te halen. Zoowel maatschappijen, als groote en kleine onder nemingen, Spaansche schatgravers en een zame duikers hebben zich ingespannen om den schat te bemachtigen, Doch niemand ge lukte het. Nu schijnt men echter nieuwe gegevens gevonden te hebben, die de po gingen in een gunstiger richting zouden kun nen sturen. Een lid van de loodsenfamilie Mc Cracken vond lang verloren gewaande documenten terug, opgeborgen achter den band van een bijbel. In deze stukken schijnt de juiste plaats aangegeven te zijn, waar de „Debraak" ligt. Slechts twee menschen zouden die nu kennen: de diepzeeduiker Charles -Jackson en een kleinzoon van den loods Mc. Cracken. TON RUYG-ROK, Hoe de caricaturist van liet New-Yorksche blad ..Tuck" zich reeds in 1908 de auto- i piano .voorstelde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14