I
HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
REISBRIEVEN UIT SPANJE.
BtïILUIMG
Hoe hei eens was.
Hoe hei geworden is.
De Schotersingel in 1753.
Van Granada en Toledo en iets Don Quichotte.
Granada. Mei 1933.
Ik schrijf deze regels op den Alhambra-
heuvel, een der vier heuvels, waarop Granada
verspreid gebouwd ligt. als een geopende gra
naat appel. Van mijn balcon af zie ik op de
Sierra Nevada, den Sneeuwberg, over rozen
tuinen en olijvengaarden heen. Waarom heet
mijn pension zoo goedkoopweg pension Al-
hambra, terwijl het van Alhambra niets
schoons heeft, en niet, zooals het huis tien
meter verder op Carmen de Santa Matilda
heet, Carmen de Bella Vista, d.i. Carmen met
het fraaie uitzicht? Omdat het geen tuin
heeft.
In de kleine Bodega, waar men de vines
grandes de Espana schenkt, gaf een joviale
Andalusiër de verklaring. Carmen is niet op
de eerste plaats een naam voor Spaanschc
schoonen en in verband daarmede van een
opera. Ieder huis omgeven met een tuin, heet
in Granada Carmen, zoodat hier meer huizen
zijn dan meisjes en vrouwen, die Carmen
heeten. En de naam Carmen is een der vele
overblijfselen van de Moorsche overheer-
sching, welke in het Andalusisch volk van
Granada bleven voortleven, verbasterd van
Kirmischdat nu nog Arabisch is. en in die
taal een huis beduidt, dat met wingerd is om
geven. En het Fransche Kermesse en ons
Kermis zijn geen andere woorden dan het
Arabische Kirmish en ieder uwer weet,
hoeveel de kermisfeesten met wijn en win
gerd te maken hebben en hoe zij eigenlijk
gevoerd dienen te worden door groote mas
sa's volk in het najaar, ten tijden dat de wijn
rijp is voor den oogst.
'Dit alles verklaarde de Andalusiër in le
vendig Engelsch, omdat ik zijn levendig
Spaansch niet begreep en hij bood aan, dat ik
hem in zijn Carmen zou komen opzoeken,
waar hij mij nog veel meer verklaren zou, en
liederen wilde zingen, welke recht van het
Spaansche hart zouden komen. Hij heeft zich
aan de afspraak, welke wij maakten, gehou
den, en dat is misschien eveneens Spaansch,
omdat tenslotte voor den Spanjaard net le
ven zelden meer is dan het leven van het
uur en hij zich om den dag van
morgen hden niet bekommert en
morgen den dag van heden volko
men vergeten zal zijn, zoodat hij weinig zorg
kent en even weinig spijt en daardoor geluk
kig is.
Men moet echter met het neerschrijven
van Indrukken van een vreemd land en volk
voorzichtig zijn. want den intelligenten.rei
ziger in den vreemde vergaat het meestal
zoo. Ijverig en leergierig zijnde, heeft hij zich
geheel open gesteld voor indrukken, hij hon
gert naar indrukken welke zijn dagclïjksch
voedsel zijn. En de indrukken komen op hem
af, hij krijgt er meer dan hij verteren kan. en
tenslotte voelt hij zoo iets als een geestelijke
indigestie. Maar dat is nog niet het ergste.
Het overkomt hem, dat hij op een gegeven
oogenblik ergens een prachtigen indruk op
doet. naar hij meent van groote waarde voor
zijn algemeene kennis. Hij cultiveei't dien in
druk. peilt de diepte van zijn inhoud, speurt
zijn gansche beteekenis na, hij voelt zich ver
rijkt. het maakt zijn dag gelukkig en hij is
zeer tevreden met zijn scherp waarnemings
vermogen en inzicht. Den volgenden dag
komt een andere indruk zijn aandacht ves
tigen op het tegendeel van dat hij een
vooral'gaanden dag bevonden meende te
hebben. En zoo is de intelligente reiziger in
den vreemde voortdurend het terrein van
een strijd der indrukken.
Op den duur zullen de sterkste de overwin
ning behalen en zoo zal de reiziger op het
einde waarschijnlijk toch wel den vrede der
waarheid kunnen genieten, Maar hij moet
geduld met de indrukken hebben.
Het is echter hoogstwaarschijnlijk juist, dat
de Spanjaarden met uitzondering van de
Baskiërs en de bewoners van Asturië en
Gallicië in het Noorden, Europeanen f zijn
minus een aantal percenten, voor welke zij
Afrikaansch zijn. Dit is toe te schrijven aan
twee feiten, de nabijheid van Afrika geogra
fisch. en de nabijheid van Afrika historisch.
De lezer zal zich het jaartal 1492 herinneren
als het jaar, waarin Columbus Amerika ont
dekte en Ferdinand de katholieke 2 Januari
Granada innam, aldus de Mooren verdrijvend
uit het. laatste bolwerk, dat in Spanje in hun
bezit was. Maar voor en na dien datum heb
ben de Mooren 't leven, de mentaliteit en
het karakter der Spanjaarden bPinvlood,
zooals zij zelf den Spaanschen Invloed onder
gingen.
Toledo en Granada zijn beide centra ge
weest der Moorsche ovcrhcersching. Toledo
in het begin en den machtigsten tijd der
Mooren, Granada op het einde en voor hun
definitieven ondergang.
Tusschen Toledo on Granada liggen echtei
nog Córdoba en Sevllla.
Men komt te Toledo aan in een station, ge
bouwd in den Moorschen stijl, zooals heden
ten dage in Spanje nog vele openbare gebou
wen in dien stijl worden opgetrokken, o.a de
plazas de Toris. waar de stierengevechten ge
houden worden. Er is kort geleden sprake
van geweest, dat de rcpublikeinsche regee-
ring deze stierengevechten zou willen tegen
gaan, als zijnde on-Europeesch, en nog een
rest van Moorsche barbaarschheid. Maar dit
zou meer dan iets anders het republikeinsche
regiem in discrediet kunnen brengen: het
volk zou verzuchten„onder het koningschap
hadden wij stierengevechten". De Toreador is
altijd nog de meest populaire figuur voor alle
leden der Spaanschc bevolking, geen sport
en filmhelden hebben hem van zijn plaats
kunnen verdringen. Heeft Zondagmiddag een
stierengevecht plaats gehad, dan wijdt de
krant van Maandag' haar beste pagina's aan
een uitvoerig met momentopnamen geïllus
treerd verslag van dit gebeuren. Maar hier
over heop ik den lezer uitvoeriger te kun
nen schrijven, wanneer ik gelegenheid heb
gehad zelf zoo een opwindende gebeurtenis
mede te maken.
Thans nog iets van Toledo, een der meest
merkwaardige steden van geheel Europa, en
ook een der oudste. In Toledo verhaalt men
een legende, welke aldus begint: „Toen God
de zon schiep, plaatste hij haar boven Toledo,
waarvan Adam de eerste koning was". De
wetenschap heeft sindsdien Toledo de illu
sie ontnomen woonplaats van den eersten
mensch te zijn geweest.
De stad Toledo is geheel gebouwd op een
hoogen rots, waaromheen de Taag schuurt,
welke rots wel de rots der eeuwigheid schijnt.
Het moet door zijn ligging vroeger wel een
onneembare stad geweest zijn.
De automobilist komt er binnen door een
driedubbele poort, en op deze poort is een
bord bevestigd met het opschrift: „In deze
stad is het vloeken en bedelen verboden", ge-
- woon ten welke zoo rnd waren als de muren
van Toledo zelf. De> het eerste verbod thans
wordt nageleefd, heb ik niet kunnen uitvin
den, dat het tweede niet in het minst wordt
nageleefd, vindt ieder reiziger aan de poort
des verbods zelf uit, en hij werkt ertoe mede.
1-Iet is namelijk moeilijk, om die muchachos,
straatjongens en bedelaars, die niet het
minst veranderd zijn sinds den tijd, dat Mu-
rillo hen zoo verdienstelijk naar het leven
wist te schilderen zooals zooveel in Spanje
is gebleven, de tijd zelf gaat er langzaam,
langzaam eenigen centimos te weigeren.
„Senor bonito. cenco centimos, cenco -centi
mos". 'Lieve heer. vijf centimen. vijf centi-
men). De muchachas (jonge meisjes) bede
len wel zoo: „Senorito, cenco centimos, por-
que yo simpatico". (Heertje, vijf centimen.
omdat ik er zoo aardig uitzie. En hierbij
brengen zij den duim en wijsvinger over hun
donkere gezichtje!.
Toledo zelf is allercharmantst gebouwd, en
het type van een Oostersche stad. Een of
DE SCHOTERSINGEL
De Schotersingel is ook sterk veranderd.
Het torentje van de oude kapel van het
Leprozenhuis, is bewaard gebleven en opge
nomen in het gebouwencomplex van het
Tehuis voor ouden van dagen.
IIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
twee meter breede ongeplaveide straatjes, die
omhoog en omlaag loopen, allervreemdst
kronkelen, elkaar wonderlijk kruisen, de
meest vreemde hoeken, Zonder gids moet
men er zich in wagen. Het is onvermijdelijk,
dat men er verdwalen zal en geen vooropge-
zetten weg kan volgen.
Men hoort op straat weinig. Het loopen
van een ezel, of een geheele karavaan van
ezels, eenige woorden waarschijnlijk het
verboden vloeken van den voerman, een
tonig gezang of guitaarmuziek uit de koelte
der huizen. En ge blijft zorgvuldig in de scha
duw voor die zon, die God boven Toledo
plaatste.
Wat men er ziet is veel, want Toledo is ge
heel museum, museum van de funste kunst
en van de rijkste geschiedenis. Een majes
tueuze kathedraal, in den zuiversten gothl-
schen stijl van Frankrijk uitgevoerd, met een
hoofdaltaar, een kunstwerk waaraan oude
Hollandschc kunstenaars hebben medege
werkt. Het beeldhouwwerk aan schilderach
tige gevels is overvloedig en vaak van we
reldberoemdheid, zooals de gevel van het hos
pitaal Santa Cruz. Curïositeitshalve heb ik de
kerk van San Cristobal bezocht, omdat deze
gelegen is in de wijk Montichal, waar. :oen
Toledo afhankelijk was van het Moorsche
Córdoba, de gouverneur Amroc, die een be-
leediging zijn zoon Joesoef aangedaan, wilde
wreken, 400 edelen in zijn paleis noodde en
levend deed begraven in een grooten kelder.
Dat is van Toledo iets, Toledo is echter nog
veel meer, maar waar zal men eindigen, als
men zich laat gaan, vertellend van Toledo,
dat een der merkwaardigste steden van het
zoo merkwaardige Europa is?
De reis van Toledo naar Cordoba is een
der interessantste, die men in Spanje maken
kan, omdat zij voert door de Mancha, de
eentonige en trieste streek, beroemd gewor
den door de avonturen van den dolenden
ridder, den moedigen strijder tegen wind
molens, den galant van de schoone Dulcinea.
Don Quichotte de la Mancha, van diens trou-
men wapendrager Sancho Panza, en van het
vurige muildier Rossinante. Het beroemdste
plaatsje in deze streek is Argamasilla de Alba.
Dat is het dorp, waarvan Cervantes zich den
naam niet wenschte te herinneren. Daar
werd de beroemde schrijver gevangen ge
houden en stelde hij de eerste hoofdstukken
van Don Quichotte op schrift. Het huis,
waarin hij werd opgesloten weet men u nog
aan te wijzen. In Argamasilla leefde en stierf
Don Quichotte en de lieden daar nemen-die
dolle en vermakelijke geschiedenis aan, alsof
de held er van, de dolende ridder werkelijk
bestaan heeft. Er is een oude herberg, de
ventade Quesada, die de goede lieden u noe
men, als de plaats, waar de plechtige beklee
ding met de roestige wapenrusting plaats
had. De windmolens van Criptana. aldus wil
de legende, zijn de fameuze molens, waar
tegen Don Quichotte de lans geveld heeft. Ik
heb Criptana niet gezien, maar van den trein
uit kon ik andere windmolens waarnemen,
die dezelfde gedaante-.hebben als die van
Criptane. Ze stonden in een groep bijeen, op
verhevenheden, en waren iets omvangrijker
dan de windmolens van ons landschap. In
mijn verbeelding zag ik den langen, mageren
Don, gestoken in zijn voorvaderlijke wapen
rusting, zijn beenen sleepend over den grond,
daar zijn muildier te laag was voor zijn ge
stalte, in verontwaardiging en opgewonden
heid met zijn schildknecht Sanclio Panza op
de windmolens afgaan, om „een der meest
verwoede gevechten aan te gaan, welke de
wereld ooit aanschouwde". En werkelijk.
Cervantes heeft met onnavolgbaar komische
situaties, deze troostelooze woestenij her
schapen in een land der vroolijkheid. Men
kan niet nalaten vaak te lachen, wanneer
men er zoo doorheen rijdt.
Tegenwoordige toestand.
PRINS OF GEEN PRINS?
DE GEHEIMZINNIGE DAUPHIN-LEGENDE.
Over het lot van den zoon van Lodewijk
XVI en Marie Antoinette, de Dauphin, be
staat een aantal min of meer aannemelijke
legenden. Het meest bekend is de lezing,
naar welke een schoenmaker den koningszoon
met een ander kind verwisselde en uit de ge
vangenis ,-Le Temple" smokkelde. In Auverg-
ne wordt nu algemeen Madame Lozes, die
diep in de tachtig is en eigenares van een
bijouteriewinkel te Auch, voor de achterklein
dochter van Lodewijk XVI gehouden. Bij ver
gelijking met de buste van den geguilloti-
neerden koning vertoont het gelaat van deze
dame frappante gelijkenis der gelaatstrekken
en het' profiL
Louis Mazel was een weesjongen, in dienst
van den graaf de la Vernéde en werd in de
plaats van den Dauphin, Lodewijk XVII, in
de gevangenis ,Le Temple" gebracht. Dit ge
schiedde met behulp van Genes Ojardias,
die de schildwachten als arts passeerde.
Ojardias had Louis Mazel van Auvergne naar
Parijs gebracht. Hij verborg hem in een paard
van carton, dat als speelgoed aan den kleinen
kroonprins werd gebracht. Toen het eerste
waagstuk was gelukt verstopte de vrouw van
den schoenmaker Simon den prins, wiens be
waking aan haar man was toevertrouwd, in
een hoop vuil waschgoed en verliet ongehin-
dei'd de gevangenis. Het kind bleef drie
maanden op een zolder zorgvuldig verborgen,
terwijl hij nu en dan bezoek van zijn vrien
den kreeg. Ze lieten hem beloven nimmer zijn
geheim te openbaren. Ook later bleef Genes
Ojardias den prins behulpzaam. Hij bra/rir
hem naar Auvergne, naar Bonnac. in e\n
jachtslot, dat aan den graaf de la Vernéde
behoorde. Hier nam de prins den naam van
zijn plaatsvervanger, Louis Mazel, aati.
Toen de graaf stierf kwam .de knaap met
zijn vriend een kleine schoorsteenveger, naar
Auch. Daar bleef hij in het hotel de France
als staljongen.
Later bevond zich zijn zuster, de hertogin
van Angoulême. in de buurt om een onder
zoek in te stellen naar haar broer. Zij vond
ook inderdaad het spoor van haar broer, dat
naar Auch leidde. Ze ging naar deze plaats
en stapte af in het Hotel de France. Het was
Louis Mazel, haar broeder, die, door haar niet
herkend, haar uit den wagen hielp en haar
paard uitspande. Hij schreide, maar had nie
den moed om zijn geheim te openbaren.
Louis Mazel trouwde den 16en Januari 1810
met een kellnerïn. Maric Vignaux, voor mon
sieur Thoret den maire van Auch. De huwe-
lijksacte draagt niet den naam van den brui
degom daar deze had verklaard niet te kun
nen lezen en schrijven.
Uit het huwelijk sproten zes kinderen, drie
zoons en drie.dochters. De oudste, Jean Pierre
Mazel, wist eerst. niet. wie zijn voorouders
waren. Zijn vader, Lodewijk XVII, lichtte
hem. eenige uren voor diens dood, in over
zijn afkomst.
Jean Pierre moest beloven het geheim te
bewaren. De thans nog levende Madame Lo
zes. dochter van Jean Pierre Mazel, herinnert
Het stomme Geluk.
De gestalte van den man, die nog voor de
zilverkast geknield lag', was niet groot, maar,
zooals hij nu ineen kromp en platgeslagen
door den eersten schrik op den grond weg
dook, was hij bijna nietig als een vlieg. Hij
was nauwelijks een mensch meer. Zoo kwam
hij ten minste voor aan den glimlachenden
reus. die in de deuropening van het vertrek
stond, in zijn hand een revolver, welke ge
richt was op het hoopje leven daar op den
grond.
Gesnapt! zei de reus kort. met de lin
kerhand de deur achter zich dicht trekkend,
waarna hij een paar passen naar voren deed.
In zijn stem klonk lichte wrevel, geen woede,
maar sarcastische ontstemming, omdat hij
zóó een mensch zag. Hii had onmiddellijk ge
taxeerd: geen beroepsman. Een beetje be
lachelijk geval. Ronduit gezegd, kwarn de
reus zichzelf voor als een onderwijzer, die een
jongen moet afstraffen.
En langzaam werd de vlieg weer mensch.
Traag stond hij op en toen zei hij, niet over
moedig, maar gelaten:
Ja, dat is weer pechvoor de zoo-
veelste maal pech.
Zijn stem klonk zacht cn onduidelijk en het
was. of er tranen doorheen rolden. Zijn oogen
verloren, eike seconde meer, den geleenden
glans van den roes der gedroomde rijkdom
men en ze werden mat, alsof het leven vóór
de lenzen weer de doffe werkelijkheid schoof.
Pech zei hij nog eens, en zoo gaat het
mij altijdDo een heeft geluk en de an
dere pechenfin, bel de politie maar op
De reus deed nog vier stappen en toen stond
hij. als een buldog, tegenover den andere. Zijn
handen schoten uit en hij tilde liet manne
tje op, hief hem boven een fauteuil in den
hoek en liet hem neerploffen. Toen gaf hij
hem zijn afstraffing.
Jij sufferd, jij stommeling, zei hij, en
met zijn donderende stem trilden tonen mee
van den opengeklepten vleugel, jij wilt het
hebben over pech? Nu antwoord.
De reus wachtte even. De man in de: fau
teuil zei niets.
Goed. als je dat liever hebt. dan zal
ik voor jou spreken. Ik ken je. Luister maar,
en zeg gerust „nee" eiken keer als ik het
mis heb. Van goede familie natuurlijk, tien
maal beter dan de mijne.
In de fauteuil kreunde een man.
Juist, dat dacht ik wel. Geboemeld,
schulden gemaakt, geld geleend.... er wa
ren vrouwenmisschien wel één vrouw.
Heb hoofd van den man in de.i fauteuil
zakte opzij. Ilij zweeg.
Waarom zeg je geen „nee"? Me nog
steeds niet vergist? Dan ga ik door. Toen
hielp de familie nog eens. De familie zocht
een baantje, maar jij wou niet, jij speculeer
de, jij knoeide, en zakte en zakte, tot dat je
hier op den grond zat, en weer pech had
Er kwam beweging in den fauteuil.
U weet niet. zei een doffe stem. hoe vree-
selijk het is altijd weer pech te hebben. Ik
wou.... och, nee, u begrijpt dat niet. U hebt
immers geluk gehad.
En nu voor het eerst scheen het, alsof de
reus kwaad werd.
Ik had geluk, steeds maar geluk, niet
waar? Maar wat weet jij daarvan, hoe ik heb
moeten vechten met mijn voeten en mijn
handen en hoe het komt. dat mijn nagels
stuk gingen? Ik won beetje bij beetje, ik had
geen tijd voor het leven, ik had geen tijd voor
vrouwen, ik had geluk
De stem van den reus was gedaald. H°t was
of hier een mensch een vreeselijke bekente
nis had gedaan, een mensch, die niet geleefd
had
En nou jij weer. zei hij. Jij begaat stom
miteit na stommiteit en c'.an heb jc pech. Je
vergist je één dag in mijn thuiskomst en dan
heb je pech. Ik veranderde mijn plannen
morgen terug te komen, ik was er vandaag
al. Het stond in het ochtendblad, jij had het
kunnen lezen, maar jij leest geen krant. Dat
doen alleen wij, wij pluizen dat ding uit,
totdat we er bij in slaap vallen. Wij zoeken
alles na, om geen pech te hebben. En dan
nog overkomt het ons, dat het „geluk" ons in
den steek laat. Het gebeurde vanmiddag, het
was jouw schuld. Jij bent zoo „handig" ge
weest de telefoonlijn door te snijden, hei
eenige middel, dat ik gehad zou hebben om
me in dit afgelegen huis in verbinding te
stellen met de buitenwereld. Je was weer
stom, jij deed het weer te vroeg, maar dat
was nu ook mijn pech. Op het laatste ocgen-
blik vóór het sluiten van de beurs kreeg ik
een telegram, waarop ik zat te wachten,
maandenlang. Met den inzet van mijn kapi
taal had ik morgen twintigduizend gulden
verdiendals ik had kunnen telefoneeren.
Ik kon niet en morgen weet de heele wereld,
wat ik vandaag hier alleen wist, dat er weer
goud gevonden is in de Walvischmijn. Mor
gen zullen de aandeelen minstens twintig
procent stijgep, maar weg zijn de twintig
duizend gulden, die ik daaraan verdiend
zou hebben, als- ik maar tijdig had kunnen
telefoneeren. Geloof je nu nog, dat ik altijd
geluk heb en jij altijd pech?
De reus haalde diep adem. Hij keek naar
het mannetje in den fauteuil en toen kreeg
hij toch medelijden. Nu ja, het was waar, dat
de een wel eens wat meer geluk had dan
de andere, maar als je een afstraffing gaf,
kon je dat niet zeggen.
Nou ja, zei hij en zijn stem klonk ge
moedelijk, sta op en maak dat je weg komt.
Je ziet, nou heb je toch eens geen pech.
Maar heel zijn goede bedoeling werd tot
gruizelen geslagen, toen er op ditzelfde oogen
blik op de deur geklopt werd en bijna ge
lijktijdig inspecteur Bos binnenkwam. Bos
was de vriend van den reus, maar Bos was
ook de wet. En de wet was onverbiddellijk.
Met één oogopslag had de inspecteur de in-
brekerswerktuigen zien liggen, en even vlug
de situatie begrepen.
Ouwe jongen, zei hij, ik geloof dat ik
precies op tijd kom. Ik wou je alleen maar
even goeden dag komen zeggen, maar ik
denk. dat ik eerst een ander karweitje moet
opknappen.
De reus haalde zijn schouders op. Ten
slotte had de man zijn straf verdiend. Mis
schien was het zelfs beter zoo. En toch zei
hij:
Ja, dat is nou werkelijk pech.
Dien volgenden morgen stond in het och
tendblad een belangrijk bericht over de Wal
vischmijn. Er was geen korrel goud gevonden
en het was alles pure zwendel. De aandeel
houders waren zoo goed als zeker al hun geld
kwijt.
De reus las dat bericht en mompelde een
paar woorden.
Als die telefoonlijn dus niet was afge
sneden
Hij wischte zich een paar zweetdroppels
van zijn voorhoofd. En toen zei hij:
Dat isnou jadat is geluk
zich, dat zij eens op de kamer van haar ouders
sliep. Midden in den nacht kwam iemand
haar vader halen. Toen hij terugkeerde vroeg
zijn vrouw hem, wat men van hem had ge
wild. Hij antwoordde toen: „Mijn vader maakt
mij tot zijn erfgenaam, maar dat is me niet
erg aangenaam."
In dien tijd was Madame Mazel vier jaar
oud. Ze was het eenig kind van haar ouders.
Ze werd in 1844 geboren. Zij huwde met Jo
zef Lozes en heeft een zoon, die tegenwoordig
directeur van de „Banque Populaire" van
Avignon is. Ook zij kende het geheim eerst
niet en hoorde het pas bij het sterfbed van
haar vader. Tegenwoordig drijft Marie Lozes
—Mazel een bijouteriezank van den man van
haar klein doch ter, Mr. Journes, Place de la
Cathedrale te Auch.
Is dat alles oen legende of is alles op waar
heid gegrond? Wiie zal het kunnen zeggen?
Is het niet opmerkelijk, dat ook. nadat de
revolutie was geëindigd en de Bourbons weer
naar Frankrijk waren teruggekeerd, de jon
gen zijn geheim bewaarde en zelfs zijn vrien
den hem niet hebben bewogen zijn geheim te
openbaren?
IN DE GOLVEN LIGT GOUD
Het geheim van de ..Debraak",
Weet McCracken de ligging?
Op 31 Mei 1798 verging in de Delaware'oaai,
vlak bij Kaap Henlopen, de kleine Engelsche
oorlogssloep „Debraak", die uit West-Indië
kwam en voor ongeveer 100 millioen dollar
goud aan boord had. Het kleine vaartuig
sloeg om, tengevolge van een geweldige wind
hoos.
De bevelhebber, kapitein Drew, de eerste
stuurman en 38 leden der bemanning kwa
men om.
Vijf en twintig matrozen werden gered,
of redden zichzelf met reddingbooten. De
geredden werden opgenomen aan boord van
de boot van den loods, die het schip tegemoet
was gevaren.
Aan boord waren tevens drie Spaansche
gevangenen. Deze zouden zich gered heb
ben door de groote houten kist van den
kapitein als vlot te gebruiken.
Deze kist wordt nu als een kostbaar ge
schiedkundig stuk bewaard door Randolph
Mc. Cracken Jr., kleinzoon van Gilbert Mc.)00
Cracken, loods van de „Debraak". Zij wordt
tentoongesteld in een klein museum, gewijd
aan de eerste Nederiandsche kolonisten die
zich in 1631 te Lewes kwamen vestigen.
Het schijnt een mode geworden te zijn
oude schepen te lichten, of het goud, dat er
in verborgen ligt op te duiken, om het uit zijn
rust te halen.
Reeds verscheidene pogingen werden aan
gewend om do „Debraak" weer te vinden en
te lichten, doch nimmer mocht het gelukken.
Nu is opnieuw een expeditie met hetzelfde
doel vertrokken. Zij bestaat uit twee schepen,
uitgerust met de meest moderne toestellen,
die uit Baltimore afvoeren naar Kaap Henlo
pen. Het is nu een van de oudste en belang
rijkste firma's uit de Vereenigde Staten, die
reeds heel wat schepen lichtte, die zich met
de zaak belast heeft, en de uitvoering daar
van toevertrouwd aan Charles T. Jackson,
een zeer bekend duiker.
Reeds sinds Juli j.l. doet men nasporin
gen om de ligging van- de gezonken boot te
bepalen, doch de leden van de expeditie be
waren het grootste stilzwijgien. Men weet niet
of het wrak al of niet gevonden werd.
Bij deze onderzoekingen maakte men ge
bruik van de bekende Delaware Breakwater-
kaart, in 1779 geteekend door Sir André Slade
Hammond. Uit deze kaarten, door vergelij
king met andere kaarten, blijkt, dat de kust
lijn veranderd is sedert 1779. Kaap Henlo
pen heet op de kaart van 1779 ook nog Cape
James.
Reeds van 1805 dateeren pogingen om het
goud van de „Debraak" op te halen. Zoowel
maatschappijen, als groote en kleine onder
nemingen, Spaansche schatgravers en een
zame duikers hebben zich ingespannen om
den schat te bemachtigen, Doch niemand ge
lukte het. Nu schijnt men echter nieuwe
gegevens gevonden te hebben, die de po
gingen in een gunstiger richting zouden kun
nen sturen.
Een lid van de loodsenfamilie Mc Cracken
vond lang verloren gewaande documenten
terug, opgeborgen achter den band van een
bijbel. In deze stukken schijnt de juiste
plaats aangegeven te zijn, waar de „Debraak"
ligt. Slechts twee menschen zouden die nu
kennen: de diepzeeduiker Charles -Jackson
en een kleinzoon van den loods Mc. Cracken.
TON RUYG-ROK,
Hoe de caricaturist van liet New-Yorksche
blad ..Tuck" zich reeds in 1908 de auto-
i piano .voorstelde.