LETTEREN EN KUNST KANTTEEKENINCEN. Radiomuziek der week. BIOSCOOP. ZATERDAG 24 JUNI 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 9 SCHILDERKUNST. BREITNERHULDE. Amsterdam viert dit jaar haar zomerfeest, voor zoover het pictureele deel daarmee ge moeid is, met een breed opgezette Breitner - tentoonstelling in het Gemeente Museum. Een festijn voor wie van schilderen houdt, zoomaar, doodleuk van „schilderen" zon der verdere geleerderigheid van impressio nisme, expressionisme, zakelijke onzakelijk heid, neo-romantiek enz., enz. Al die fraaiig heid wordt bij een kerel als Breitner van ab soluut ondergeschikt belanghij is eigen lijk van alles tegelijk, maar wat kan het ons verder bommenwat een schilder! Welk een kracht-vent heeft onze prachtige hoofd stad tot lijfschilder gehad in de jaren dat zij zelve een van kracht doortrokken leven ging leiden, dat een tweede jeugd scheen te be loven. Het kan verkeeren. zei reeds Bredero en na het steken der broodkruimels, in den tijd van den schijnwelstand, zijn we de rutschbaan weer afgerold en het wagentje wil blijkbaar niet meer naar boven. Breitner ls de spiegel van het Amsterdam dat her leefde ên de kans kreeg: in haar architectuur zag hij haar zeventiend' eeuwsche pracht nagloeien, in de stoffeering bracht hij het groot-lef der opleving, de volksche kracht van wat een toekomst in zich voelt, tot uit drukking. Groote Kunst is het beeld van haar tijd, groote kunst kan daarom in deze, onze benepen, angstige jaren niet verwacht worden. Wij doen ons best maar de kunst van vandaag draagt het kenmerkt van die moeite. Ze is onzeker, weifelend, teert op wat juist voorbij is of geeft zich een houding door schoolmeesterachtig getheoretiseer. Laten wij ons dan nog maar eens onderdompelen in dien schuimenden stroom die Breitner's werk geweest is. Het is een verfrisschend bad en een goede waardemeter van wat ons telkens wordt voorgezet. Op breeden voet opgezet is deze expositie. Naar mijn smaak alweer te breed. Wel niet zoo overdreven als de Bauer-eere-tentoon- stelling ter zelfder plaatse, doch ruim 170 nummers is nóg te veel. Waarom wordt toch steeds bij die officieele inrichtingen alle heil van het quantum verwacht! Er is weer zóó veel waardoor Breitner's grootheid niet groo ter wordt, en dat, op zich zelf misschien wel interessant, gemist kan worden als men een krachtig beeld van een kunstenaarsleven wil geven. Men ga de eerezaal en de vierkante achterzaal op z'n gemak en met reverentie bekijkendan heeft men een prachtig beeld van wat Breitner beteekend heeft in, naar ik schat, een zestigtal doeken. Men is dan, als leek, niet vermoeid en kan de rest meer oppervlakkig bezien of aan de kunst studenten overlaten. Het is uilen naar Athene dragen te probee- ren Iets nieuws over Breitner's kunst te zeg gen. Of hij grooter is of kleiner dan Manet? Hij is zeker diens gelijke in kracht .en toch geheel onafhankelijk en zich zelf. Hijzelf stak zijn eerbied voor Manet nimmer onderstoe len of banken. Zijn enthousiasme voor Ma net's Olympia hoorde ikzelf hem vaak genoeg ontladen: Breitner was spaarzaam met zijn woorden, maar de paar die hij sprak, waren duidelijk. Rembrandt, Manet en Jaap Maris waren voor hem de Meesters aan wie hij zich ver want voelde, al had hij voor nog veel meer andersgeaarde kunst waardeering: hij was allerminst eenzijdig en al zei hij niet veel, buitengemeen scherp kritisch gefundeerd waren al zijn uitlatingen, bijna altijd in tele gram-stijl en op een nonchalant lijkende wijze als het ware over zijn schouder gewor pen. Zoo geven hem ook zijn zelfportretten, waarvan er twee in de eerezaal uw bijzon dere aandacht verdienen. Zij kijken den be schouwer eenigszins uit de hoogte aan. doch wat, is die nonchalance slechts schijnbaar en welk een picturale kracht zit al in die zelf bewuste schilderwijs! We zouden feitelijk voor ieder schilderij moeten stilstaan om er den lof van te bezin gen Er is in wat Breitner maakte niets dat oninteressant is of niet den klauw van den leeuw verraadt. Natuurlijk is er gracueel ver schil in gave geslaagdheid, maar zelfs een aanzet, een krabbel, een kleurnotitie is voor den kenner een genot. Als nu inderdaad een ieder dat zien kon, dan zou zulk een expositie niet te groot kun nen zijn; nu dat niet het geval is prefereer ik selectie. Laat men eens in de achterzaal het mili taire werk beschouwen. Het kleine stuk met de gele rijders, die van het lichte duin af komen, waarachter een staalblauwe zomer lucht, behoort zonder twijfel tot de volko- menste werken in die reeks. Het heeft geheel het feu sacré, waarmee de schilder het onder werp aanvatte. Zoo zal men in de latere groote stadsgezichten er ook telkens aantref fen die de schilder om zoo te zeggen in één adem moet hebben afgeschilderd en die de volle maat van zijn temperament hebben meegekregen. Zoo zal het in de reeks der zoogenaamde Japansche meisjes ihet gewone model in kimono gekleed! opvallen dat een der allereerste, de blauwe kimono geëxpo seerd onder den titel „het Oorbelletje'") ver reweg de zuiverste en gaafste schildering bezit. De groote kracht van Breitner duurt tot 1904 5 ongeveer. Dan komt er in zijn stads gezichten iets van vermoeidheid, een kalmte, die hem niet natuurlijk is al blijft de werk wijze nog steeds mooi. Hij komt dan in een vaarwater waar Witsen eminente dingen ge daan heeft en is dan bijna Witsen's mindere, terwijl deze Breitner's vroeger werk zelfs niet benaderen kon. Als totaal prestatie blijft Breitner's w-~rk reuzcnai*beid, zonder rivali teit in de moderne kunst. Aan deze tentoonstelling is een aardig klein bij wagentje verbonden. Een klein Breitner tentoonstellinkje, door den schilder Maks in Breitner's vroeger atelier op het Prinsen eiland ingericht. Maks is feitelijk de eenige leerling dien Breitner ooit gehad heeft. De oude heer Maks had indertijd twee groote ateliers op het Prinseneiland doen bouwen, waarvan één voor zijn zoon. één voor Breit ner bestemd was. Een achttal werken van den meester kwam in het bezit var. der. leerling die. hoewel gansch andere sujetten in den vervolge kiezend, niet opgehouden heeft voor Breitner een groote en gerecht vaardigde veneratie te gevoelen. Het is een alleraardigste gedachte van den schilder Maks geweest die acht werken, waarbij een groote dam met trampaarden, een paar groo te Naakten, en een subliem half naakt, in Breitner's eigen atelier voor belangstellenden ten toon te stellen. Van een ander groot schilderij, een Dam bij Avond, dat vernietigd werd. maakte Maks op Breitner's verzoek een reconstructie van de oude compositie: het was Breitner's bedoeling die dan zelf te vol tooien omdat hij van het verdwijnen der eerste conceptie veel spijt had, doch daarvan kwam niets doordat hij in zijn laatste levens jaren zulk groot werk niet meer aandurfde. Maks heeft het daarop zelf voltooid, in Breit ner's geest, doch in zijn eigen schildertrant. zoodat het duidelijk is dat conceptie en uit voering van verschillende afkomst zijn. Een daad van eerbied voor den grooten meester, die ook den leerling eert. Deze heeft boven dien eenige honderden reproducties naar B's werk verzameld, die op zich zelf al een Breitner-archief vormen en ook deze collec tie heeft hij gedurende eenige weken ter in zage gelegd. Maks zelf vatte gansch andere sujetten aan: men kent zijn circusscènes, dansers, Fratel- lini, groepen van feestende jongelui in tuinen enz., die hij nu en dan in ons land expo seerde: minder zijn bloemstukken, waarmee hij juist in Parijs succes oogstte. Van een en ander ziet men uitteraard en en-passant ook het een en ander. Doch de artist heeft ze bescheidenlijk naar den ach tergrond gebracht om op Breitner het volle licht te laten vallen. Hetzelfde volle licht, waarin de grootste der laatste Amster dammers gewerkt heeft, het vertrek waarin een aantal zijner prachtigste dingen geboren werden. De idee is aantrekkelijk, de heer Maks buitengewoon welwillend en de niet- Amsterdammer vindt het Prinseneiland het gemakkelijkst zoo hij van het Haarlemmer plein af de Planciusstraat inschiet, dan het eerste straatje rechts, indraait en over het lange ophaalbrugje, dat men van uit den trein ziet. naar het eiland huppelt, waar Ro binson Crusoe en Vrijdag gelukkige jaren geleefd hebben. Maar Robinson is dood. doch Vriidag ontvangt U gaarne zoo ge zijn ver eerde* waart. 20 J* i '33. J. H. DE BOIS. EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. De belangrijkste uitzending van Zondag ochtend in wellicht die van Huizen welke te elf ure zal aanvangen. De d.min. Toccata en de g min. Fantasie van Bach benevens het Choral no. 3 van Franck als omlijsting van de Missa Papae Marcelli van Palestrina wat al meesterwerken binnen het kader dezer Pontificale Hoogmis! Meesterwerken van ver schillenden stijl, verschillenden tijd. verschil lende geestesgesteldheid, maar alle geboren uit diep en innig godsdienstig gevoel. In 't midden van de belangstelling voor deze uit zending zal wel de Mis van Palestrina staan, de beroemdste onder de vele die Palestrina schreef, hoewel verscheidene andere, als b.v. „Ecce ego Johannes" en „Assumpta est" door bevoegde beoordeelaars niet minder hoog gesteld worden. De Mis „Papae Marcelli" is door Palestrina gecomponeerd als hulde aan zijn beschermheer kardinaal Marcelli, den lateren paus Marcellus II. nAton Averkamp, die als kenner van Palestrina-muziek autori teit bezit, roemt haar majestueus karakter, haar klaarheid, het indrukwekkende van het Credo, het betooverende van het Benedictus. Deze mis is zesstemmig, andere van zijn hand zijn ook wel vier- of vijfstemmig. De rijk dom van coloriet en de uitdrukkingskracht worden in Palestrina's muziek terecht ge prezen. Zij vormt het hoogtepunt van een tijdperk, dat reeds meer dan drie eeuwen achter ons ligt. De muzikale taal van Palestrina is een andere dan die we nu gewend zijn. Men staat er aanvankelijk vaak eenigszins vreemd tegenover. De ontzagwekkende contrapunti- sche kunst die in vele zijner werken opge sloten ligt zal den leek wel grootendeels ver borgen blijven hij behoeft zich daarover niet te bekommeren, want ook zonder dat de geheimen daarvan zich voor hem openbaren moet hij de ideëele eigenschappen kunnen genieten. Geleerdheid, kunstvaardigheid, op geschroefdheid hebben nooit een kunstwerk tot de onsterfelijkheid kunnen helpen: de werkeli,jke grootheid van géést en gemoed waaraan het zijn ontstaan dankte, vormen de doorslaggevende factoren. Daarom is er zooveel knap knutselwerk van vroeger tijden voor goed verdwenen: daarom zal ook veel opzienbarende of met veel reclame aange kondigde hedcndaagsche kunst spoedig weer voor goed verdwenen zijn. Ook de afwijkin gen en uitzonderlijkheden, die een of andere richting najaagt waarborgen geen wezenlijke waarde, geen onsterfelijkheid, als er niet een geniale persoonlijkheid achter zit. voor wie dat wat we als afwijkingen en uitzonderlijk heden gevoelen de noodzakelijke uitingen zijn. Palestrina's muziek nu bevat de eeuwige waarden, zoowel in haar gecompliceerde als in haar eenvoudige uitingsvormen fde Im- properia b.v.!). al staat haar stijl ons aan vankelijk verre. Zijn tijdgenoot Orlando di Lasso tRoeland de Lattre. te Bergen in Zd. Nederland geboren) staat ons nader, maar over de muziek van dezen wellicht een ander maal. We zullen het tijdsverschil tusschen Bach en Palestina a.s. Zondag vermoedelijk zeer levendig kunnen gevoelen. En inzonderheid zal het eenige moeite kosten om nét Pales trina Bach terstond in zijn volle grootheid te waardeeren. Het is mij verleden week bij een kerkconcert ook zóó gegaan. De passages en figuraties van Bachs muziek schenen pro faan na de sublieme sereniteit van den oude ren meester. Maar als de hoorder daar een maal over heen is zal hij de grootschheid van opzet en de harmonische koenheid van de geweldige orgelfantasie bewonderen, of hij ze voor de eerste of voor de zooveelste maal hoort. En het prachtige Choral van F r.ck, waarin oude en nieuwere tijd elkaar ontmoe ten en met elkaar versmelten, vormt een ge lukkig -v i:ozen afsluiting dezer unieke uit zending. Voor Zondag as. wil ik nog de aandacht vestigen op het Hexenlied 'Frankfort», wijl men daarin den onovertroffen dramatisch- geweldigen declamator Ludwig Wüllner zal kunnen hooren. Het is wel ongeveer een kwarteeuw geleden dat ik dezen kunstenaar voor het eerst hoorde in liederen en ballades; zijn stem was zwak, maar zijn voordracht vergoedde ruimschoots wat aan zijn stem te kort kwam. Wüiiner was eerst acteur, vóórdat hij het podium der concertzaal betrad. Vóór zijn werkzaamheid op het tooneel was hij docent aan de academie te Münster waar toe zijn eigen academische opleiding (hij is dr. phil.) hem den toegang ontsloten had. Wüllner is nu bijna 75 jaar oud. De nieuwe stroomingen in Duitschland schijnen ook de belangstelling voor de mu ziek van Felix Draeseke »geb. 1835 te Coburg) weer wat vernieuwd te hebben. De naam van dezen componist is voor de meeste jon geren een vrij wel onbekende. En toch heeft i). indertijd in het kamp der Liszt-aanhan- gers groot opzien verwekt door zijn koene klaviersonate op. 6 en koesterde men hooge verwachtingen van hem. Doch die zijn niet in vervulling gegaan. D. keerde zich meer en meer van Liszt en Wag ner af en zijn stijl veranderde in de richting van een soort neo-klassicisme. dat niet ge lijkwaardig is te achten met klaring van de in zijn jeugd overschuimende most. Behalve een vrij groot aantal composities schreef D. ook enkele werken op theoretisch-muzikaal gebied, w.o. een ..Amusante harmonieleer in verzen". Van zijn 3 symphonie'én zal de twee de Maandag door Leipzig uitgezonden wor den. Voor Dinsdag belooft Huizen ons o.a. het Es dur-concert van Liszt. dat in 1848 geschre ven werd en in 1857 in druk verscheen. Even als het even later geschrevene in A bestaat dat in Es uit een aantal deelen die zonder onderbreking in elkaar overgaan en is de bouw cyclisch. In het concert in Es spelen de voornaamste rol: het chromatisch begin- thema, het thema van het nocturne-achtige Adagio, dat op de inleiding volgt, het thema dat de fluit inzet bij den langen klavier triller en het thema van het daaropvolgende Scherzo (in 3 4 maat>. Het marciale finale- Allegro verwerkt al deze vier thema's zonder dat er ander nieuw materiaal aan toegevoegd wordt dan een niet zeer veel beteekenend slot-gedoe. Trots het thematische verband doet mij de gedachten-ontwikkeling in de concerten van Liszt altijd eenigszins kort ademig aan: telkens stuiten we op een cadens die de vaart remt. Te roemen is de brillante en dankbare zetting, die solo-instrument en orkest volkomen tot hun recht doet komen. Voor Donderdag wil ik wijzen op „Le Chas seur maudit", een werk van César Franck. dat hier te lande niet vaak uitgevoerd wordt, maar dat men van Hilversum uit zal kunnen hooren. Het is van 1882 en behoort dus tot Franck's laatste periode. HET TOONEEL CIRCUS RAUSCH HET DELFTSCHE LUSTRUMSPEL Delft is in afwachting van de viering van het 17de lustrum van het Delftsche studentencorps en de studenten zijn thans midden in de voorbereiding der komende feesten. Even als bij de 2 laatste lustra zal ook thans een lustrumspel het -hoogtepunt der feesten vormen al zal het dan ook niet zooals in 1923 en 1928 een opeuluchtspe'. zijn. In de sociëteit Phoenix" heeft na af loop van een door de feestcommissie aan de pers aangeboden lunch de heer M. H. K. Franken ae bekende cineast en auteur van het thans op te voeren spel ..Circus Rausch" ons het een en ander omtrent den inhoud en de bedoelingen van het spel meegedeeld en ons daarbij de overtuiging geschonken dat dit hoe het ook moge uitvallen on- twijfeld oorspronkelijk in zijn opzet is en in de serie der studenten spelen weer iets ge heel nieuws zal zijn. In 1918 zoo zei de heer Franken waren wij nog in den oorlogstijd en is het lustrum niet gevierd. Toen kwam 1923, het jaar waarin men meende, dat de malaise overwonnen was en een nieuwe tijd stond aan te breken, de tijd van den Volkenbond en het idealisme. Men dacht, dat de oorlog voor goed overwonnen was en de geest het van de stof had gewonnen. Vandaar het „Torenspel", een spel van kleuren en vlag gen, hetwelk de idee. dat de geest zou op stijgen boven de st-of tot uiting wilde bren gen. In 1928 was al niet meer dezelfde blijheid in de wereld als in 1923. Het probleem van de machine kwam op den voorgrond. Er heerschte onzekerheid over de vraag, waar men naar toe ging en dat probleem be- heerschte het openluchtspel D 16 M M, waar van ook de heer Franken de ontwerper is geweest. Thans nu het 17de lustrum gevierd zal worden, leven wij in een hevigen crisistijd, waarin alles op zijn eind schijnt te loopen. Het is de tijd van de meest wilde sensatie! Uit den vieieusen cirkel, waarin wij zijn ge raakt, kunnen wij blijkbaar niet meer komen; de scheuren, die er gemaakt zijn. lijken wei niet meer te heelen. Het. „Circus Rausch". het lustrumspel van dit jaar. wil de symboliek geven van dezen tijd en van hei tegenwoordige leven. Het is een circusspel, dat speelt in een groote en besloten circustent. De studenten en de andere spelers treden er in op als echte circusmenscher.. Wij zullen er staaltjes van hoogeschoolrijden. vrijheidsdressuur en vol tige te zien krijgen, trapeze en parterre-acro baten zullen cr hun kunsten vertooncn voor het publiek, dat evenals in elk ander circus amphitheater-gewijze rondom de „piste" is gezeten. Illusionisten, clowns, boeienkoningen, zelfs „olifanten" staan op het programma. Maar om dit „programma" heen speelt zich het spel af. dat onzen tijd symboliseert. Het staat er met het circus Rausch evenals met de tegenwoordige wereld heel moei lijk voor. De tent en het programma zijn gehavend, de deurwaarder komt met een exploot, zelfs wordt er gedreigd met afslui ting van het electrische licht. In de tent is een scheur zoo groot, dat zij niet meer ge maakt kan worden. Door dit gat van de tent is een gedeelte van de stad zichtbaar, een volksbuurt, waar men het volle leven ziet. Door dat gat is er een voortdurend contact tusschen het circus en de straat. Want in de volksbuurt heerscht opwinding over het on geluk dat het uit 't kanon geschoten .levend projectiel", den vorigen avond is overkomen. Het volk buiten het gat protesteert tegen deze zucht naar sensatie van hef circus en dringt zelfs de tent binnen. Ook de losse arbeiders profesteeren. omdat zij altiid weer moeten afbreken, wat zij gebouwd hebben De moeilijkheden hopen zich al meer en meer op voor den directeur, totdat dan plotseling te midden van die moeilijkheden komt te staan het kleine burgermannetje, de eigen lijke hoofdpersoon van dit spel. Hij is een vreedzame apothekersbedien de, die zich tot op dat- oogenblik nooit me*/ dingen, waarmee hij niets te maken had, heeft bemoeid. Maar als hij eenmaal in de piste is gekomen om de goocheltoeren van den illusionist te contrólceren. doet hij dat met een ernst, alsof hij ervoor verant woordelijk is tegenover het hoele publiek. Hij overdrijft de beteekenis van zijn rol en weet tenslotte wanneer de clowns om het publiek af te leiden hem er tusschen ne men niet meer schijn van werkelijkheid te onderscheiden. Hij meent te moeten hel pen om het circus te redden, maar raakt ge heel in de situatie verward, vooral wanneer het volk van buiten is binnengedrongen, om te protesteeren tegen het nummer van het inmiddels gestorven „levend pro jectiel". Het kleine mannetje, zijn eigen rol over schattend. windt zich al meer en meer op. en hij roept ten slotte in arren moede uit dat hij niet meer aan het circus kan gelooven. Hij protesteert tegen alles wat er nu gebeurt en komt tot de conclusie, dat hij veel eerder en veel vaker had moeten protesteeren. Hij zou alles willen geven, als dat voor het circus men leze hier natuurlijk de maatschappij, de wereld noodig was. Dan treedt de directeur naar hem toe en zegt hem. dat er zoo'n taak voor hem is. Hij kan den pas gestorven man van het kanon, het levend projectiel vervangen. Het man neke neemt het voorstel aan: hij zal to: het uiterste gaan om het circus te redden, maar )p één voorwaarde: dat hij het kanon zelf mag richten naar de plaats die belangrijk genoeg is. Hij richt het kanon recht naar boven, zoodat als het schot is afgegaan, hij uit den vieieusen cirkel zal komen. Het schot gaat afeenige seconden !s het stil, dan hoort men een clown hullen. Men zoekt naar het manneke, maar vindt alleen zijn kleine bolhoed. Dat is de eenige „trofee" die er van dezen Don Quichotte, die de wereld wilde helpen en aan zijn leven een ideëele richting wilde geven, is overgebleven. Op een baar wordt het bolhoedje rondge dragen. bloemen worden er op gestrooid, maar het slot is. dit de circusdirecteur met zijn hak op het hoedje gaat staan en het in het zand vertrapt. Men voelt, dat dit spel vol is van symboliek. Maar het zal den medewerkenden alle gele genheid geven om hun capaciteiten hetzij als spelers of als circusartisten te tonnen. Het ..amateurisme" zal in dit kijkspel zoo zeide de regisseur, de heer Bram van der Vies volkomen tot zijn recht komen. En ook en dat achtte hij een der grootste voordeelen van dit circusspel het gespro ken woord, wat bij een openluchtspel een zoo belangrijk probleem is. In hoeverre de diepere beteekenis. de sym boliek van Circus Rausch. ook aan het spel een grootere waarde zal geven, zullen wij eerst bij de opvoering kunnen beoordeelen. Zeker is het. dat de Delftsche studenten ook thans weer met hun lustrum iets geheel nieuws brengen en wii met belangstelling de première van Circus Rausch op 2 Juli tege moet zien. J. B. SCHUIL. CINEMA PALACE Ein Mann nut Ilcrz. Van een niet bijster oorspronkelijk gege ven, de persoonsverwisseling, heeft Geza von Bolvary een aardige film gemaakt. Het dochtertje van een bankdirecteur komt uit het buitenland bij haar vader terug en wil graag wat om handen hebben. Derhalve vraagt zij haar vader een betrekking op zijn kantoor. De vader stemt hierin toe onder voorwaarde, dat zij dan onder een anderen naam in dienst zal komen, want alleen wan neer niemand weet dat ze de dochter van den directeur is, krijgt ze gelegenheid het leven van een kantoormeisje op de normale wijze te leeren kennen. Zoo doet dan Carla Monkau op het kantoor van den machtigen heer Monti als een eenvoudige typiste haar intrede. Maar eigenlijk had Carla Monti een geheel andere reden om juist bij haar vader en nog wel in een bepaalde afdeeling een be trekking te vragen. Op weg naar huis heeft zij terstond na aankomst van dc reis toeval ligerwijze kennis gemaakt met Paul Ritter. die ook als bediende bij den bankier Monti werkzaam is. En door zijn collega te worden, krijgt zij gelegenheid deze kennismaking voort te zetten. Natuurlijk geeft haar dubbele positie aan leiding tot velerlei verwikkelingen, welke tenslotte in een ..happy end" haar ontknoo ping vinden. Dc regisseur heeft bij het ineen zetten en het uitwerken van deze verwikke lingen een prijzenswaardige soberheid be tracht en doorloopend blijk gegeven van goe den smaak. Van daverende kluchtspelscènes is hier geen sprake; het blijft alles binnen de perken van een buitengewone ingetogen heid, welke toch boeit door den vlotten gang van het verhaal en de geestige trekjes. De romantische sfeer, welke men in de meest bekende werken van dezen cineast aantreft, is hier slechts in zeer verdunde mate aanwezig, al wekt het liedje „O. wie schön ist ein Feiertag". werkelijk een heel gelukkige Schlager, wel de stemming van lichte, verliefde feestvreugde. Er komen ook in dit prettig gecomponeer de werk geestige filmschetsjes voor. Zoo bijv. de wandeling van het Jeugdige viertal, cat, in den donkeren avond uit het bosch te voorschijn tredend, door het licht van een auto fel wordt beschenen, terwijl uit den schemer een raadselachtige stoet opdoemt, welke van dichtbij een marcheerendc jeugd- vereeniging blijkt te zijn. En de silhouet van den ontgoochelden en verbitterden min naar. die als een schaduwbeeld dc verlichte winkeletalages stuk voor stuk passeert. Gelijk dit meer bij dit soort amusements films het geva! is. boeien de bijpersonen meer dan de immer even knappe minnaar en de immer even snoezige geliefde. Gustav Fröhlich en Maria Solves zijn voor deze rol len natuurlijk ten volle berekend. Maar toch amuseert men zich eigenlijk meer met het minder romantische en meer komische ne- venpaar. in dit geval door Paul Kemp en een op het programma niet genoemde actrice gespeeld. Vooral Paul Kemp trekt als de iet wat verlegene. maar in zijn verlegenheid toch ondernemende grafoloog Rakus Sperling de aandacht. Zijn mimiek is niet opdringerig en kenmerkt zich door een weldadig aan doende gevoeligheid Een van de aardigste gedeelten uit deze film is de tocht van het viertal op den vri.ien Zaterdagmiddag, waarbij de jongelui zonder een cent op zak toch een v rooi ijk uitgange tje weten te maken. Zij dineeren gratis op een reclame-tentoonstelling, en laten zich na het gratis kleintje koffie als aspirant-be woners voor een nieuw bouw-compiex koste loos in een auto-bus naar buiten rijden. De beide filmjournaals zijn als gewoonlijk weer goeddeels aan sport gewijd. Paramount geeft o.a. den koning van Italië te aanschou wen. terwijl hij het luchtschip Graaf Zep pelin bezichtigt en Polygoon doet naast roei en wielerwedstrijden de prestaties van Ir. Leeuwenberg bewonderen, die zijn paard N?«*dc een proefje van muzikale circusdres- si ur ten beste laat geven. Het intermezzo op het tooneel is ook een sportdemonstratie. zij 't in een min of meer ongewoon genre. Het Spaansche echtpaar Sa- vona treedt er op als „antipodisten". wat wU misschien als ..voetwerkers" zouden kun- r.en vertalen. Wie er meer van wil weten, ga hun ditmaal niet zoo erg griezelige toeren deze week zien. H. G. CANNEGIETER. Ll'XOR. Behalve Ariane. de film. welke wij gisteren reeds hebben besproken, brengt Luxor de klucht Grootmoeders Jongen met Harold Lloyd als hoofdpersoon. Deze film. die een jaar of acht eel eden ook hier ter stede zeer in den smaak is gevallen, heef: men thans gesynchroniseerd me: daarbij passende muziek, geluidseffecten en zelfs een Schlager. Voorts bevat het programma het gewone journaal en een teekenfilm: Het Koninkrijk van de dieren. REMBRANDT THEATER. Magda Schneider. Hermann Thimig en Julius Falkcnstein in „Suzanne in 't Bad". In een verbazend vlot scenario is de roman verwerkt van den kunstschilder Kurt Bach met het fabrikantsdochtertje Marion. Hermann Thimig als de kunstschilder Kurt Bach, is hier op zijn best. Zelden zag ik een betere uitbeelding van hem. niets van die be paalde hebbelijkheidjes, die hij bij bijna elke nieuwe rol altijd weer te pas brengt. Hier is hij echt de Jonge schilder, die geheel en al in zijn werk opgaat, zich van geldzorgen maar bitter weinig aantrekt en een leeuw gelijk, a is hij zich in zijn liefde bedrogen en teleurge steld waant. Magda Schneider is Marlon, de fabrikants dochter. door Kurt Bach door een misver stand aangezien voor een schildersmode'. Ook zij speelt eenvoudig en aardig. Geen filmster allures en geen filmster-cliché, maar een ge woon lief uitziend meisje, zooals je zc in het gewone leven herhaaldelijk tegenkomt. Julius Falkenstein is de bediende en trou we rechterhand van Kurt Bach. Overdag is hij ook de man. die tracht de schilderijen van Kurt te verkoopen. „kunsthandelaar" noemt hij zich dan en 's avonds is hij Ober In het Carlton hotel. Natuurlijk ls Falkenstein in de rol van Brammei weer uitstekend, zooals we dat trouwens van hem gewend zijn. Dc Inhoud ls ln 't kort als volgt: Marlon gaat met een vriendin even mee naar dc Academie voor Beeldende Kunsten. Terwijl Marion in de hal wacht, komt daar juist de schilder Kurt Bach, die een model zoekt voor zijn schilderij „Suzanne in het Bad". Hij ziet Marion, denkt dat zij schildersmode! is. be kijkt haijr en face. en profiel, licht, tot haar verschrikte verontwaardiging, haar rok op, om den vorm van haar been te zien en en gageert haar. zonder dat ze iets tegen kan werpen, als model. Ze heeft wel zin in het avontuur en besluit hem in den waan te laten. Gedurende de zittingen groeit, de wederzijdsche sympathie tot liefde. Dol ee- lukklg maken ze een afspraakje voor den avond, maar Jammer genoeg wacht Kurt te vergeefs, want Marion heeft plots verhinde ring gekregen. Alles dreigt verkeerd te loopen. twee diep rampzalige harten verbitteren zich hoe langer hoe meer tegen elkaar, maar het. slot brengt toch de gelukkige verzoening tusschen dc twee menschenklnderen. Het is een film vol grappige tooneeltirs, waarbij men zich uitstekend amuseert. Het publiek schijnt over het algemeen een goeden neus voor aardige films te hebben. Beide voorstellingen Vrijdagavond waren heel druk bezet. De gebruikelijke journals plus de openings muziek. plus een filmnje over Venetië vulden verder het programma samen met Willy Derby, die als altijd weer veel succes had. Z»in liedie tegen de Joden pogroms in Duii-phland ls mooi. gevoelig en diep men schel ijk. ONTVANGEN BOEKEN. Keizerin Eugenia. Bij Flammarion is verschenen ln de serie ..Hier et Aujourd'hui" „L'Impératrice Eugenie et sa Cour", door Octabe Aubrey. Het boekje ls verlucht met oen portret van de Keizerin en drie andere afbeeldingen. Coördinatie van het verkeer Moorman's Periodieke Pers V Den Haag. geeft uit: „De weg naar coördinatie van'het verkeer ln Nederland", door den heer S. A. Rcit-sma. die reeds herhaalde malen de wen- schelijkheid bepleit heeft van een reorgani satie op verkeersgebied. Dc brochure is een overdruk uit „Spoor en Tramwegen". Tijdschrift voor psychologie Wij ontvingen ter aankondiging de afleve ringen l cn 2 van den eersten Jaargang van het Nederlandsch Tijdschrift voor Psycholo gie en hare grensgebieden onder redactie van Dr. Jae. van Essen, en Drs. C. H. de Leeuw 'beiden te Arr.s'erdam». uitgegeven door de Acamedische Uitgeverij Amsterdam- Weenen. Dr. Jac. van Essen opent deze nieuwe uit gave met een artikel over V° zielkunde als wilsgeerige wetenschapp" en Drs. de Leeuw schrijft over „Kentering in de psychopatho logie". Voorts vonden wij een artikel van Prof. Dr. L. van der Horst: „Over de methodiek der psychologie" en een van Prof. Dr. Otto Tum- lirz 'Graz) over „Wicderholungen in der see- schen Entwicklung". In e*n woord „Ter inleiding zet de r«d-ctle e bedoeling van het nieuwe tijdschrift uit en. Voorts referaten en boekbesprekingen en mcdcdeellngen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 11