LETTEREN EN KUNST
KANTTEEKENINCEN.
Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
ZATERDAG 24 JUNI 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
9
SCHILDERKUNST.
BREITNERHULDE.
Amsterdam viert dit jaar haar zomerfeest,
voor zoover het pictureele deel daarmee ge
moeid is, met een breed opgezette Breitner -
tentoonstelling in het Gemeente Museum.
Een festijn voor wie van schilderen houdt,
zoomaar, doodleuk van „schilderen" zon
der verdere geleerderigheid van impressio
nisme, expressionisme, zakelijke onzakelijk
heid, neo-romantiek enz., enz. Al die fraaiig
heid wordt bij een kerel als Breitner van ab
soluut ondergeschikt belanghij is eigen
lijk van alles tegelijk, maar wat kan het ons
verder bommenwat een schilder! Welk
een kracht-vent heeft onze prachtige hoofd
stad tot lijfschilder gehad in de jaren dat zij
zelve een van kracht doortrokken leven ging
leiden, dat een tweede jeugd scheen te be
loven. Het kan verkeeren. zei reeds Bredero
en na het steken der broodkruimels, in den
tijd van den schijnwelstand, zijn we de
rutschbaan weer afgerold en het wagentje
wil blijkbaar niet meer naar boven. Breitner
ls de spiegel van het Amsterdam dat her
leefde ên de kans kreeg: in haar architectuur
zag hij haar zeventiend' eeuwsche pracht
nagloeien, in de stoffeering bracht hij het
groot-lef der opleving, de volksche kracht
van wat een toekomst in zich voelt, tot uit
drukking. Groote Kunst is het beeld van
haar tijd, groote kunst kan daarom in deze,
onze benepen, angstige jaren niet verwacht
worden. Wij doen ons best maar de kunst van
vandaag draagt het kenmerkt van die moeite.
Ze is onzeker, weifelend, teert op wat juist
voorbij is of geeft zich een houding door
schoolmeesterachtig getheoretiseer. Laten wij
ons dan nog maar eens onderdompelen in
dien schuimenden stroom die Breitner's werk
geweest is. Het is een verfrisschend bad en
een goede waardemeter van wat ons telkens
wordt voorgezet.
Op breeden voet opgezet is deze expositie.
Naar mijn smaak alweer te breed. Wel niet
zoo overdreven als de Bauer-eere-tentoon-
stelling ter zelfder plaatse, doch ruim 170
nummers is nóg te veel. Waarom wordt toch
steeds bij die officieele inrichtingen alle heil
van het quantum verwacht! Er is weer zóó
veel waardoor Breitner's grootheid niet groo
ter wordt, en dat, op zich zelf misschien wel
interessant, gemist kan worden als men een
krachtig beeld van een kunstenaarsleven
wil geven. Men ga de eerezaal en de vierkante
achterzaal op z'n gemak en met reverentie
bekijkendan heeft men een prachtig
beeld van wat Breitner beteekend heeft in,
naar ik schat, een zestigtal doeken. Men is
dan, als leek, niet vermoeid en kan de rest
meer oppervlakkig bezien of aan de kunst
studenten overlaten.
Het is uilen naar Athene dragen te probee-
ren Iets nieuws over Breitner's kunst te zeg
gen. Of hij grooter is of kleiner dan Manet?
Hij is zeker diens gelijke in kracht .en toch
geheel onafhankelijk en zich zelf. Hijzelf stak
zijn eerbied voor Manet nimmer onderstoe
len of banken. Zijn enthousiasme voor Ma
net's Olympia hoorde ikzelf hem vaak genoeg
ontladen: Breitner was spaarzaam met zijn
woorden, maar de paar die hij sprak, waren
duidelijk.
Rembrandt, Manet en Jaap Maris waren
voor hem de Meesters aan wie hij zich ver
want voelde, al had hij voor nog veel meer
andersgeaarde kunst waardeering: hij was
allerminst eenzijdig en al zei hij niet veel,
buitengemeen scherp kritisch gefundeerd
waren al zijn uitlatingen, bijna altijd in tele
gram-stijl en op een nonchalant lijkende
wijze als het ware over zijn schouder gewor
pen.
Zoo geven hem ook zijn zelfportretten,
waarvan er twee in de eerezaal uw bijzon
dere aandacht verdienen. Zij kijken den be
schouwer eenigszins uit de hoogte aan. doch
wat, is die nonchalance slechts schijnbaar en
welk een picturale kracht zit al in die zelf
bewuste schilderwijs!
We zouden feitelijk voor ieder schilderij
moeten stilstaan om er den lof van te bezin
gen Er is in wat Breitner maakte niets dat
oninteressant is of niet den klauw van den
leeuw verraadt. Natuurlijk is er gracueel ver
schil in gave geslaagdheid, maar zelfs een
aanzet, een krabbel, een kleurnotitie is voor
den kenner een genot.
Als nu inderdaad een ieder dat zien kon,
dan zou zulk een expositie niet te groot kun
nen zijn; nu dat niet het geval is prefereer ik
selectie.
Laat men eens in de achterzaal het mili
taire werk beschouwen. Het kleine stuk met
de gele rijders, die van het lichte duin af
komen, waarachter een staalblauwe zomer
lucht, behoort zonder twijfel tot de volko-
menste werken in die reeks. Het heeft geheel
het feu sacré, waarmee de schilder het onder
werp aanvatte. Zoo zal men in de latere
groote stadsgezichten er ook telkens aantref
fen die de schilder om zoo te zeggen in één
adem moet hebben afgeschilderd en die de
volle maat van zijn temperament hebben
meegekregen. Zoo zal het in de reeks der
zoogenaamde Japansche meisjes ihet gewone
model in kimono gekleed! opvallen dat een
der allereerste, de blauwe kimono geëxpo
seerd onder den titel „het Oorbelletje'") ver
reweg de zuiverste en gaafste schildering
bezit.
De groote kracht van Breitner duurt tot
1904 5 ongeveer. Dan komt er in zijn stads
gezichten iets van vermoeidheid, een kalmte,
die hem niet natuurlijk is al blijft de werk
wijze nog steeds mooi. Hij komt dan in een
vaarwater waar Witsen eminente dingen ge
daan heeft en is dan bijna Witsen's mindere,
terwijl deze Breitner's vroeger werk zelfs niet
benaderen kon. Als totaal prestatie blijft
Breitner's w-~rk reuzcnai*beid, zonder rivali
teit in de moderne kunst.
Aan deze tentoonstelling is een aardig klein
bij wagentje verbonden. Een klein Breitner
tentoonstellinkje, door den schilder Maks in
Breitner's vroeger atelier op het Prinsen
eiland ingericht. Maks is feitelijk de eenige
leerling dien Breitner ooit gehad heeft. De
oude heer Maks had indertijd twee groote
ateliers op het Prinseneiland doen bouwen,
waarvan één voor zijn zoon. één voor Breit
ner bestemd was. Een achttal werken van
den meester kwam in het bezit var. der.
leerling die. hoewel gansch andere sujetten
in den vervolge kiezend, niet opgehouden
heeft voor Breitner een groote en gerecht
vaardigde veneratie te gevoelen. Het is een
alleraardigste gedachte van den schilder
Maks geweest die acht werken, waarbij een
groote dam met trampaarden, een paar groo
te Naakten, en een subliem half naakt, in
Breitner's eigen atelier voor belangstellenden
ten toon te stellen. Van een ander groot
schilderij, een Dam bij Avond, dat vernietigd
werd. maakte Maks op Breitner's verzoek een
reconstructie van de oude compositie: het
was Breitner's bedoeling die dan zelf te vol
tooien omdat hij van het verdwijnen der
eerste conceptie veel spijt had, doch daarvan
kwam niets doordat hij in zijn laatste levens
jaren zulk groot werk niet meer aandurfde.
Maks heeft het daarop zelf voltooid, in Breit
ner's geest, doch in zijn eigen schildertrant.
zoodat het duidelijk is dat conceptie en uit
voering van verschillende afkomst zijn. Een
daad van eerbied voor den grooten meester,
die ook den leerling eert. Deze heeft boven
dien eenige honderden reproducties naar B's
werk verzameld, die op zich zelf al een
Breitner-archief vormen en ook deze collec
tie heeft hij gedurende eenige weken ter in
zage gelegd.
Maks zelf vatte gansch andere sujetten aan:
men kent zijn circusscènes, dansers, Fratel-
lini, groepen van feestende jongelui in tuinen
enz., die hij nu en dan in ons land expo
seerde: minder zijn bloemstukken, waarmee
hij juist in Parijs succes oogstte.
Van een en ander ziet men uitteraard en
en-passant ook het een en ander. Doch de
artist heeft ze bescheidenlijk naar den ach
tergrond gebracht om op Breitner het volle
licht te laten vallen. Hetzelfde volle
licht, waarin de grootste der laatste Amster
dammers gewerkt heeft, het vertrek waarin
een aantal zijner prachtigste dingen geboren
werden. De idee is aantrekkelijk, de heer
Maks buitengewoon welwillend en de niet-
Amsterdammer vindt het Prinseneiland het
gemakkelijkst zoo hij van het Haarlemmer
plein af de Planciusstraat inschiet, dan het
eerste straatje rechts, indraait en over het
lange ophaalbrugje, dat men van uit den
trein ziet. naar het eiland huppelt, waar Ro
binson Crusoe en Vrijdag gelukkige jaren
geleefd hebben. Maar Robinson is dood. doch
Vriidag ontvangt U gaarne zoo ge zijn ver
eerde* waart.
20 J* i '33. J. H. DE BOIS.
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
De belangrijkste uitzending van Zondag
ochtend in wellicht die van Huizen welke te
elf ure zal aanvangen. De d.min. Toccata en
de g min. Fantasie van Bach benevens het
Choral no. 3 van Franck als omlijsting van
de Missa Papae Marcelli van Palestrina
wat al meesterwerken binnen het kader dezer
Pontificale Hoogmis! Meesterwerken van ver
schillenden stijl, verschillenden tijd. verschil
lende geestesgesteldheid, maar alle geboren
uit diep en innig godsdienstig gevoel. In 't
midden van de belangstelling voor deze uit
zending zal wel de Mis van Palestrina staan,
de beroemdste onder de vele die Palestrina
schreef, hoewel verscheidene andere, als b.v.
„Ecce ego Johannes" en „Assumpta est" door
bevoegde beoordeelaars niet minder hoog
gesteld worden. De Mis „Papae Marcelli" is
door Palestrina gecomponeerd als hulde aan
zijn beschermheer kardinaal Marcelli, den
lateren paus Marcellus II. nAton Averkamp,
die als kenner van Palestrina-muziek autori
teit bezit, roemt haar majestueus karakter,
haar klaarheid, het indrukwekkende van het
Credo, het betooverende van het Benedictus.
Deze mis is zesstemmig, andere van zijn hand
zijn ook wel vier- of vijfstemmig. De rijk
dom van coloriet en de uitdrukkingskracht
worden in Palestrina's muziek terecht ge
prezen.
Zij vormt het hoogtepunt van een tijdperk,
dat reeds meer dan drie eeuwen achter ons
ligt. De muzikale taal van Palestrina is een
andere dan die we nu gewend zijn. Men staat
er aanvankelijk vaak eenigszins vreemd
tegenover. De ontzagwekkende contrapunti-
sche kunst die in vele zijner werken opge
sloten ligt zal den leek wel grootendeels ver
borgen blijven hij behoeft zich daarover
niet te bekommeren, want ook zonder dat de
geheimen daarvan zich voor hem openbaren
moet hij de ideëele eigenschappen kunnen
genieten. Geleerdheid, kunstvaardigheid, op
geschroefdheid hebben nooit een kunstwerk
tot de onsterfelijkheid kunnen helpen: de
werkeli,jke grootheid van géést en gemoed
waaraan het zijn ontstaan dankte, vormen
de doorslaggevende factoren. Daarom is er
zooveel knap knutselwerk van vroeger tijden
voor goed verdwenen: daarom zal ook veel
opzienbarende of met veel reclame aange
kondigde hedcndaagsche kunst spoedig weer
voor goed verdwenen zijn. Ook de afwijkin
gen en uitzonderlijkheden, die een of andere
richting najaagt waarborgen geen wezenlijke
waarde, geen onsterfelijkheid, als er niet een
geniale persoonlijkheid achter zit. voor wie
dat wat we als afwijkingen en uitzonderlijk
heden gevoelen de noodzakelijke uitingen
zijn. Palestrina's muziek nu bevat de eeuwige
waarden, zoowel in haar gecompliceerde als
in haar eenvoudige uitingsvormen fde Im-
properia b.v.!). al staat haar stijl ons aan
vankelijk verre. Zijn tijdgenoot Orlando di
Lasso tRoeland de Lattre. te Bergen in Zd.
Nederland geboren) staat ons nader, maar
over de muziek van dezen wellicht een ander
maal.
We zullen het tijdsverschil tusschen Bach
en Palestina a.s. Zondag vermoedelijk zeer
levendig kunnen gevoelen. En inzonderheid
zal het eenige moeite kosten om nét Pales
trina Bach terstond in zijn volle grootheid
te waardeeren. Het is mij verleden week bij
een kerkconcert ook zóó gegaan. De passages
en figuraties van Bachs muziek schenen pro
faan na de sublieme sereniteit van den oude
ren meester. Maar als de hoorder daar een
maal over heen is zal hij de grootschheid van
opzet en de harmonische koenheid van de
geweldige orgelfantasie bewonderen, of hij
ze voor de eerste of voor de zooveelste maal
hoort. En het prachtige Choral van F r.ck,
waarin oude en nieuwere tijd elkaar ontmoe
ten en met elkaar versmelten, vormt een ge
lukkig -v i:ozen afsluiting dezer unieke uit
zending.
Voor Zondag as. wil ik nog de aandacht
vestigen op het Hexenlied 'Frankfort», wijl
men daarin den onovertroffen dramatisch-
geweldigen declamator Ludwig Wüllner zal
kunnen hooren. Het is wel ongeveer een
kwarteeuw geleden dat ik dezen kunstenaar
voor het eerst hoorde in liederen en ballades;
zijn stem was zwak, maar zijn voordracht
vergoedde ruimschoots wat aan zijn stem te
kort kwam. Wüiiner was eerst acteur, vóórdat
hij het podium der concertzaal betrad. Vóór
zijn werkzaamheid op het tooneel was hij
docent aan de academie te Münster waar
toe zijn eigen academische opleiding (hij is
dr. phil.) hem den toegang ontsloten had.
Wüllner is nu bijna 75 jaar oud.
De nieuwe stroomingen in Duitschland
schijnen ook de belangstelling voor de mu
ziek van Felix Draeseke »geb. 1835 te Coburg)
weer wat vernieuwd te hebben. De naam
van dezen componist is voor de meeste jon
geren een vrij wel onbekende. En toch heeft
i). indertijd in het kamp der Liszt-aanhan-
gers groot opzien verwekt door zijn koene
klaviersonate op. 6 en koesterde men hooge
verwachtingen van hem.
Doch die zijn niet in vervulling gegaan. D.
keerde zich meer en meer van Liszt en Wag
ner af en zijn stijl veranderde in de richting
van een soort neo-klassicisme. dat niet ge
lijkwaardig is te achten met klaring van de
in zijn jeugd overschuimende most. Behalve
een vrij groot aantal composities schreef D.
ook enkele werken op theoretisch-muzikaal
gebied, w.o. een ..Amusante harmonieleer in
verzen". Van zijn 3 symphonie'én zal de twee
de Maandag door Leipzig uitgezonden wor
den.
Voor Dinsdag belooft Huizen ons o.a. het
Es dur-concert van Liszt. dat in 1848 geschre
ven werd en in 1857 in druk verscheen. Even
als het even later geschrevene in A bestaat
dat in Es uit een aantal deelen die zonder
onderbreking in elkaar overgaan en is de
bouw cyclisch. In het concert in Es spelen de
voornaamste rol: het chromatisch begin-
thema, het thema van het nocturne-achtige
Adagio, dat op de inleiding volgt, het thema
dat de fluit inzet bij den langen klavier
triller en het thema van het daaropvolgende
Scherzo (in 3 4 maat>. Het marciale finale-
Allegro verwerkt al deze vier thema's zonder
dat er ander nieuw materiaal aan toegevoegd
wordt dan een niet zeer veel beteekenend
slot-gedoe. Trots het thematische verband
doet mij de gedachten-ontwikkeling in de
concerten van Liszt altijd eenigszins kort
ademig aan: telkens stuiten we op een cadens
die de vaart remt. Te roemen is de brillante
en dankbare zetting, die solo-instrument en
orkest volkomen tot hun recht doet komen.
Voor Donderdag wil ik wijzen op „Le Chas
seur maudit", een werk van César Franck.
dat hier te lande niet vaak uitgevoerd wordt,
maar dat men van Hilversum uit zal kunnen
hooren. Het is van 1882 en behoort dus tot
Franck's laatste periode.
HET TOONEEL
CIRCUS RAUSCH
HET DELFTSCHE LUSTRUMSPEL
Delft is in afwachting van de viering
van het 17de lustrum van het Delftsche
studentencorps en de studenten zijn thans
midden in de voorbereiding der komende
feesten. Even als bij de 2 laatste lustra zal ook
thans een lustrumspel het -hoogtepunt der
feesten vormen al zal het dan ook niet
zooals in 1923 en 1928 een opeuluchtspe'.
zijn. In de sociëteit Phoenix" heeft na af
loop van een door de feestcommissie aan
de pers aangeboden lunch de heer M. H. K.
Franken ae bekende cineast en auteur van
het thans op te voeren spel ..Circus Rausch"
ons het een en ander omtrent den inhoud
en de bedoelingen van het spel meegedeeld
en ons daarbij de overtuiging geschonken
dat dit hoe het ook moge uitvallen on-
twijfeld oorspronkelijk in zijn opzet is en
in de serie der studenten spelen weer iets ge
heel nieuws zal zijn.
In 1918 zoo zei de heer Franken
waren wij nog in den oorlogstijd en is het
lustrum niet gevierd. Toen kwam 1923, het
jaar waarin men meende, dat de malaise
overwonnen was en een nieuwe tijd stond
aan te breken, de tijd van den Volkenbond
en het idealisme. Men dacht, dat de oorlog
voor goed overwonnen was en de geest het
van de stof had gewonnen. Vandaar het
„Torenspel", een spel van kleuren en vlag
gen, hetwelk de idee. dat de geest zou op
stijgen boven de st-of tot uiting wilde bren
gen.
In 1928 was al niet meer dezelfde blijheid
in de wereld als in 1923. Het probleem van de
machine kwam op den voorgrond. Er
heerschte onzekerheid over de vraag, waar
men naar toe ging en dat probleem be-
heerschte het openluchtspel D 16 M M, waar
van ook de heer Franken de ontwerper is
geweest.
Thans nu het 17de lustrum gevierd zal
worden, leven wij in een hevigen crisistijd,
waarin alles op zijn eind schijnt te loopen.
Het is de tijd van de meest wilde sensatie!
Uit den vieieusen cirkel, waarin wij zijn ge
raakt, kunnen wij blijkbaar niet meer
komen; de scheuren, die er gemaakt zijn.
lijken wei niet meer te heelen. Het. „Circus
Rausch". het lustrumspel van dit jaar. wil
de symboliek geven van dezen tijd en van
hei tegenwoordige leven.
Het is een circusspel, dat speelt in een
groote en besloten circustent. De studenten
en de andere spelers treden er in op als echte
circusmenscher.. Wij zullen er staaltjes van
hoogeschoolrijden. vrijheidsdressuur en vol
tige te zien krijgen, trapeze en parterre-acro
baten zullen cr hun kunsten vertooncn voor
het publiek, dat evenals in elk ander
circus amphitheater-gewijze rondom de
„piste" is gezeten. Illusionisten, clowns,
boeienkoningen, zelfs „olifanten" staan op
het programma.
Maar om dit „programma" heen speelt zich
het spel af. dat onzen tijd symboliseert. Het
staat er met het circus Rausch evenals
met de tegenwoordige wereld heel moei
lijk voor. De tent en het programma zijn
gehavend, de deurwaarder komt met een
exploot, zelfs wordt er gedreigd met afslui
ting van het electrische licht. In de tent is
een scheur zoo groot, dat zij niet meer ge
maakt kan worden. Door dit gat van de tent
is een gedeelte van de stad zichtbaar, een
volksbuurt, waar men het volle leven ziet.
Door dat gat is er een voortdurend contact
tusschen het circus en de straat. Want in de
volksbuurt heerscht opwinding over het on
geluk dat het uit 't kanon geschoten .levend
projectiel", den vorigen avond is overkomen.
Het volk buiten het gat protesteert tegen
deze zucht naar sensatie van hef circus en
dringt zelfs de tent binnen. Ook de losse
arbeiders profesteeren. omdat zij altiid weer
moeten afbreken, wat zij gebouwd hebben
De moeilijkheden hopen zich al meer en meer
op voor den directeur, totdat dan plotseling
te midden van die moeilijkheden komt te
staan het kleine burgermannetje, de eigen
lijke hoofdpersoon van dit spel.
Hij is een vreedzame apothekersbedien
de, die zich tot op dat- oogenblik nooit me*/
dingen, waarmee hij niets te maken had,
heeft bemoeid. Maar als hij eenmaal in
de piste is gekomen om de goocheltoeren
van den illusionist te contrólceren. doet hij
dat met een ernst, alsof hij ervoor verant
woordelijk is tegenover het hoele publiek. Hij
overdrijft de beteekenis van zijn rol en weet
tenslotte wanneer de clowns om het
publiek af te leiden hem er tusschen ne
men niet meer schijn van werkelijkheid
te onderscheiden. Hij meent te moeten hel
pen om het circus te redden, maar raakt ge
heel in de situatie verward, vooral wanneer
het volk van buiten is binnengedrongen,
om te protesteeren tegen het nummer van
het inmiddels gestorven „levend pro
jectiel".
Het kleine mannetje, zijn eigen rol over
schattend. windt zich al meer en meer op. en
hij roept ten slotte in arren moede uit dat hij
niet meer aan het circus kan gelooven. Hij
protesteert tegen alles wat er nu gebeurt en
komt tot de conclusie, dat hij veel eerder
en veel vaker had moeten protesteeren. Hij
zou alles willen geven, als dat voor het circus
men leze hier natuurlijk de maatschappij,
de wereld noodig was.
Dan treedt de directeur naar hem toe en
zegt hem. dat er zoo'n taak voor hem is. Hij
kan den pas gestorven man van het kanon,
het levend projectiel vervangen. Het man
neke neemt het voorstel aan: hij zal to: het
uiterste gaan om het circus te redden, maar
)p één voorwaarde: dat hij het kanon zelf
mag richten naar de plaats die belangrijk
genoeg is. Hij richt het kanon recht naar
boven, zoodat als het schot is afgegaan, hij
uit den vieieusen cirkel zal komen.
Het schot gaat afeenige seconden !s
het stil, dan hoort men een clown hullen.
Men zoekt naar het manneke, maar vindt
alleen zijn kleine bolhoed. Dat is de eenige
„trofee" die er van dezen Don Quichotte, die
de wereld wilde helpen en aan zijn leven een
ideëele richting wilde geven, is overgebleven.
Op een baar wordt het bolhoedje rondge
dragen. bloemen worden er op gestrooid, maar
het slot is. dit de circusdirecteur met zijn
hak op het hoedje gaat staan en het in het
zand vertrapt.
Men voelt, dat dit spel vol is van symboliek.
Maar het zal den medewerkenden alle gele
genheid geven om hun capaciteiten hetzij
als spelers of als circusartisten te tonnen.
Het ..amateurisme" zal in dit kijkspel
zoo zeide de regisseur, de heer Bram van der
Vies volkomen tot zijn recht komen. En
ook en dat achtte hij een der grootste
voordeelen van dit circusspel het gespro
ken woord, wat bij een openluchtspel een zoo
belangrijk probleem is.
In hoeverre de diepere beteekenis. de sym
boliek van Circus Rausch. ook aan het spel
een grootere waarde zal geven, zullen wij
eerst bij de opvoering kunnen beoordeelen.
Zeker is het. dat de Delftsche studenten ook
thans weer met hun lustrum iets geheel
nieuws brengen en wii met belangstelling de
première van Circus Rausch op 2 Juli tege
moet zien.
J. B. SCHUIL.
CINEMA PALACE
Ein Mann nut Ilcrz.
Van een niet bijster oorspronkelijk gege
ven, de persoonsverwisseling, heeft
Geza von Bolvary een aardige film gemaakt.
Het dochtertje van een bankdirecteur komt
uit het buitenland bij haar vader terug en
wil graag wat om handen hebben. Derhalve
vraagt zij haar vader een betrekking op zijn
kantoor. De vader stemt hierin toe onder
voorwaarde, dat zij dan onder een anderen
naam in dienst zal komen, want alleen wan
neer niemand weet dat ze de dochter van
den directeur is, krijgt ze gelegenheid het
leven van een kantoormeisje op de normale
wijze te leeren kennen. Zoo doet dan Carla
Monkau op het kantoor van den machtigen
heer Monti als een eenvoudige typiste haar
intrede.
Maar eigenlijk had Carla Monti een geheel
andere reden om juist bij haar vader en
nog wel in een bepaalde afdeeling een be
trekking te vragen. Op weg naar huis heeft
zij terstond na aankomst van dc reis toeval
ligerwijze kennis gemaakt met Paul Ritter.
die ook als bediende bij den bankier Monti
werkzaam is. En door zijn collega te worden,
krijgt zij gelegenheid deze kennismaking
voort te zetten.
Natuurlijk geeft haar dubbele positie aan
leiding tot velerlei verwikkelingen, welke
tenslotte in een ..happy end" haar ontknoo
ping vinden. Dc regisseur heeft bij het ineen
zetten en het uitwerken van deze verwikke
lingen een prijzenswaardige soberheid be
tracht en doorloopend blijk gegeven van goe
den smaak. Van daverende kluchtspelscènes
is hier geen sprake; het blijft alles binnen
de perken van een buitengewone ingetogen
heid, welke toch boeit door den vlotten gang
van het verhaal en de geestige trekjes.
De romantische sfeer, welke men in de
meest bekende werken van dezen cineast
aantreft, is hier slechts in zeer verdunde
mate aanwezig, al wekt het liedje „O. wie
schön ist ein Feiertag". werkelijk een heel
gelukkige Schlager, wel de stemming van
lichte, verliefde feestvreugde.
Er komen ook in dit prettig gecomponeer
de werk geestige filmschetsjes voor. Zoo
bijv. de wandeling van het Jeugdige viertal,
cat, in den donkeren avond uit het bosch
te voorschijn tredend, door het licht van
een auto fel wordt beschenen, terwijl uit den
schemer een raadselachtige stoet opdoemt,
welke van dichtbij een marcheerendc jeugd-
vereeniging blijkt te zijn. En de silhouet van
den ontgoochelden en verbitterden min
naar. die als een schaduwbeeld dc verlichte
winkeletalages stuk voor stuk passeert.
Gelijk dit meer bij dit soort amusements
films het geva! is. boeien de bijpersonen
meer dan de immer even knappe minnaar en
de immer even snoezige geliefde. Gustav
Fröhlich en Maria Solves zijn voor deze rol
len natuurlijk ten volle berekend. Maar toch
amuseert men zich eigenlijk meer met het
minder romantische en meer komische ne-
venpaar. in dit geval door Paul Kemp en
een op het programma niet genoemde actrice
gespeeld. Vooral Paul Kemp trekt als de iet
wat verlegene. maar in zijn verlegenheid
toch ondernemende grafoloog Rakus Sperling
de aandacht. Zijn mimiek is niet opdringerig
en kenmerkt zich door een weldadig aan
doende gevoeligheid
Een van de aardigste gedeelten uit deze
film is de tocht van het viertal op den vri.ien
Zaterdagmiddag, waarbij de jongelui zonder
een cent op zak toch een v rooi ijk uitgange
tje weten te maken. Zij dineeren gratis op
een reclame-tentoonstelling, en laten zich
na het gratis kleintje koffie als aspirant-be
woners voor een nieuw bouw-compiex koste
loos in een auto-bus naar buiten rijden.
De beide filmjournaals zijn als gewoonlijk
weer goeddeels aan sport gewijd. Paramount
geeft o.a. den koning van Italië te aanschou
wen. terwijl hij het luchtschip Graaf Zep
pelin bezichtigt en Polygoon doet naast roei
en wielerwedstrijden de prestaties van Ir.
Leeuwenberg bewonderen, die zijn paard
N?«*dc een proefje van muzikale circusdres-
si ur ten beste laat geven.
Het intermezzo op het tooneel is ook een
sportdemonstratie. zij 't in een min of meer
ongewoon genre. Het Spaansche echtpaar Sa-
vona treedt er op als „antipodisten". wat
wU misschien als ..voetwerkers" zouden kun-
r.en vertalen. Wie er meer van wil weten, ga
hun ditmaal niet zoo erg griezelige toeren
deze week zien.
H. G. CANNEGIETER.
Ll'XOR.
Behalve Ariane. de film. welke wij gisteren
reeds hebben besproken, brengt Luxor de
klucht Grootmoeders Jongen met Harold
Lloyd als hoofdpersoon. Deze film. die een
jaar of acht eel eden ook hier ter stede zeer
in den smaak is gevallen, heef: men thans
gesynchroniseerd me: daarbij passende
muziek, geluidseffecten en zelfs een
Schlager.
Voorts bevat het programma het gewone
journaal en een teekenfilm: Het Koninkrijk
van de dieren.
REMBRANDT THEATER.
Magda Schneider. Hermann Thimig
en Julius Falkcnstein in „Suzanne
in 't Bad".
In een verbazend vlot scenario is de roman
verwerkt van den kunstschilder Kurt Bach
met het fabrikantsdochtertje Marion.
Hermann Thimig als de kunstschilder Kurt
Bach, is hier op zijn best. Zelden zag ik een
betere uitbeelding van hem. niets van die be
paalde hebbelijkheidjes, die hij bij bijna elke
nieuwe rol altijd weer te pas brengt. Hier is
hij echt de Jonge schilder, die geheel en al in
zijn werk opgaat, zich van geldzorgen maar
bitter weinig aantrekt en een leeuw gelijk, a is
hij zich in zijn liefde bedrogen en teleurge
steld waant.
Magda Schneider is Marlon, de fabrikants
dochter. door Kurt Bach door een misver
stand aangezien voor een schildersmode'. Ook
zij speelt eenvoudig en aardig. Geen filmster
allures en geen filmster-cliché, maar een ge
woon lief uitziend meisje, zooals je zc in het
gewone leven herhaaldelijk tegenkomt.
Julius Falkenstein is de bediende en trou
we rechterhand van Kurt Bach. Overdag is
hij ook de man. die tracht de schilderijen van
Kurt te verkoopen. „kunsthandelaar" noemt
hij zich dan en 's avonds is hij Ober In het
Carlton hotel. Natuurlijk ls Falkenstein in de
rol van Brammei weer uitstekend, zooals we
dat trouwens van hem gewend zijn.
Dc Inhoud ls ln 't kort als volgt: Marlon
gaat met een vriendin even mee naar dc
Academie voor Beeldende Kunsten. Terwijl
Marion in de hal wacht, komt daar juist de
schilder Kurt Bach, die een model zoekt voor
zijn schilderij „Suzanne in het Bad". Hij ziet
Marion, denkt dat zij schildersmode! is. be
kijkt haijr en face. en profiel, licht, tot haar
verschrikte verontwaardiging, haar rok op,
om den vorm van haar been te zien en en
gageert haar. zonder dat ze iets tegen kan
werpen, als model. Ze heeft wel zin in het
avontuur en besluit hem in den waan te
laten. Gedurende de zittingen groeit, de
wederzijdsche sympathie tot liefde. Dol ee-
lukklg maken ze een afspraakje voor den
avond, maar Jammer genoeg wacht Kurt te
vergeefs, want Marion heeft plots verhinde
ring gekregen.
Alles dreigt verkeerd te loopen. twee diep
rampzalige harten verbitteren zich hoe langer
hoe meer tegen elkaar, maar het. slot brengt
toch de gelukkige verzoening tusschen dc
twee menschenklnderen.
Het is een film vol grappige tooneeltirs,
waarbij men zich uitstekend amuseert. Het
publiek schijnt over het algemeen een goeden
neus voor aardige films te hebben. Beide
voorstellingen Vrijdagavond waren heel druk
bezet.
De gebruikelijke journals plus de openings
muziek. plus een filmnje over Venetië vulden
verder het programma samen met Willy
Derby, die als altijd weer veel succes had.
Z»in liedie tegen de Joden pogroms in
Duii-phland ls mooi. gevoelig en diep men
schel ijk.
ONTVANGEN BOEKEN.
Keizerin Eugenia.
Bij Flammarion is verschenen ln de serie
..Hier et Aujourd'hui" „L'Impératrice Eugenie
et sa Cour", door Octabe Aubrey.
Het boekje ls verlucht met oen portret van
de Keizerin en drie andere afbeeldingen.
Coördinatie van het verkeer
Moorman's Periodieke Pers V Den Haag.
geeft uit: „De weg naar coördinatie van'het
verkeer ln Nederland", door den heer S. A.
Rcit-sma. die reeds herhaalde malen de wen-
schelijkheid bepleit heeft van een reorgani
satie op verkeersgebied.
Dc brochure is een overdruk uit „Spoor en
Tramwegen".
Tijdschrift voor psychologie
Wij ontvingen ter aankondiging de afleve
ringen l cn 2 van den eersten Jaargang van
het Nederlandsch Tijdschrift voor Psycholo
gie en hare grensgebieden onder redactie
van Dr. Jae. van Essen, en Drs. C. H. de
Leeuw 'beiden te Arr.s'erdam». uitgegeven
door de Acamedische Uitgeverij Amsterdam-
Weenen.
Dr. Jac. van Essen opent deze nieuwe uit
gave met een artikel over V° zielkunde als
wilsgeerige wetenschapp" en Drs. de Leeuw
schrijft over „Kentering in de psychopatho
logie".
Voorts vonden wij een artikel van Prof.
Dr. L. van der Horst: „Over de methodiek der
psychologie" en een van Prof. Dr. Otto Tum-
lirz 'Graz) over „Wicderholungen in der see-
schen Entwicklung".
In e*n woord „Ter inleiding zet de r«d-ctle
e bedoeling van het nieuwe tijdschrift uit
en.
Voorts referaten en boekbesprekingen en
mcdcdeellngen.