1800 ievtedeu vetzeketdea Haarlemsche Ziekteverz. v. d. Burgerstand I VIJFTIG JAAR. De Politie vóór EEN TERUGBLIK, iO jaar en thans. ZATERDAG 8 JULI 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 15 alleen in Haarlem en otnyeuinq. IS DIT VOOR U GEEN AANLEIDING OM OOK ONS PROSPECTUS EINS AAN TE VRAGEN? PARKLAAN 38 HAARLEM TELEF. 10224 26835 (Adv. Itigez. Mcti.i Verder komt om in aanmerking de bouw van het nieuwe station der H. S. M., dat een einde maakte aan den zeer gevaarlijken toe stand, die de primitieve perrons bij drukte opleverden en aan de zoo lastige belemme ringen in het stadsverkeer door de overwe gen. en om te eindigen het ontsluiten voor villaterrein van het mooie park Dui- nendaal en de bouw van het hotel van dien naam. Om de beteekenis toen van die gebeurte nissen in het goede licht te plaatsen, moet men bedenken dat Haarlem in die dagen een aantrekkelijke maar rustige provinciestad was met als regel een kalm straatverkeer, waaraan nog ontbraken de auto's, autobus sen. vrachtauto's, ae electrische trams in de stad en die naar Amsterdam. Zandvoort, Overveen. Bloemenaaal en Leiden. Alleen het paardetrammetje Station-den Hout en de stoomtram naar Leiden zorgden voor het lokaal verkeer. Zijn er nog onder de lezers, die naar dien rustigen tijd terug verlangen? M. N. P. Vijftig jacir is Haarlem's Dagblad, Vijftig jaar geen kleinigheid. En wat mocht het niet beleven En beschrijven in dien tijd. Zeven jaar precies geleden Schreef 'k mijn eerste daaglijksch vers, Drieenveertig jaren eerder Ging dit dagblad reeds ter pers. Er is tusschen die perioden Toch nog zoel wat onderscheid, Ook al is zelfs vijftig jaren Niet veel in de eeuwigheid. Maar géén halve eeuw van vroeger Gaf ooit zooveel strijd en leed. Zooveel nieuws, zooveel merkwaardigs Als het deze laatste deed. Van dit al heeft Haarlem's Dagblad Trouw en juist verslag gedaan. Krachtig heeft het al die jaren Voor zijn schoone taak gestaaii. Wat een icerk is in die jaren Door zijn personeel volbracht. Wat een reeks van nieuwigheden Voor zijn lezers uitgedacht. Welk een inkt. papier, matrijzen Zijn niet aan dit blad besteed. Hoeveel nachten zijn gearbeid Waar geen lezer iets van iveet. Maar ik klap niet uit de keuken Van het rusteloos bedrijf, Want ik heb kolommen noodig, Als ik daaraan bezig blijf. Vijftig jaar is Haarlem's Dagblad, Dat ik nimmer nog bezong Maar het is niet oud geworden, Het is vijftig jaren jong! P. Gasus. En hoeveel meer typische vergelijkingen nog tusschen vroeger en nu! De dagbladen hebben, in hun drang naar steeds vlugger en uitgebreider nieuws, zich in htmne in wendige organisatie onvermoeid moeten ont wikkelen en vervolmaken, ook de z.g. loka le bladen. Het is nu niets bijzonders meer om allerlei rubrieken over verschillende hoofden te verdeelen: een hoofdredacteur voor de hoofdartikelen en de algemeene leiding, een redacteur-binnenlanden een redacteur bui tenland, een redacteur-opmaker, verschil lende verslaggevers, met elk zijne speciale taak. onder wie vooral de interviewers en de sportverslaggevers niet te vergeten, verder correctoren, recensenten op het gebied van muziek, tooneel en andere kunstrichtingen, vele correspondenten in binnen- en buiten land en vaste en losse medewerkers op ver schillend terrein. En daarnaast, vrijwel ge heel geschieden van de redactie, de techni sche en commercieele directie, de veelhoof dige administratie, colporteurs voor adver- tentiën en abonnés. het technisch en druk kerij-personeel, krantbezorgers enz. En vroeger, ruim 40 jaar geleden? Ik her inner mij nog den tijd. toen de hoofdredac teur bijvoorbeeld het schrijven van zijn hoofdartikel, het verrichten van de bureau redactie en gedeeltelijk van de correctie, moest afwisselen met het op pad gaan voor verslaggeverswerk. het bezoeken van de hoofdadverteerders en het voeren van de hoofdadministratie. En alsof hij daarmee Drie jubilarissen van dit jaar Haarlem's Dagblad, de A. N. W. B. en de Rotterdamsche Lloyd. Gaarne maak ik van de door de re dactie aangeboden gelegenheid ge bruik om in het nummer van haar gouden jubileumdag een en ander uit het verleden van Haarlem's Dagblad voor het voetlicht te plaatsen en wel uit het tijd perk toen ik ten nauwste aan de redactie verbonden was, in de jaren van 1390 tot ongeveer 1900. Allereerst heb ik daarbij op te merken, dat, voor zoover mij bekend is niemand, die als medewerker aan de krant het gouden jubileum meeviert de oprichting als zoodanig heeft meegemaakt. Vijftig jaren aaneengerijd Vormen wel een langen tijd. Maar toch, als men het bedenkelijk voor recht heeft om met zijn herinneringen bijna een dergelijk tijdperk terugblikkend af te zien. dan lijkt het werkelijk zoo lang niet. Inderdaad een bedenkelijk voorrecht, maar waarvan het betrekkelijke op den achter grond verdwijnt, omdat bij het in gedachte volgen van den herinneringsgang, die het toen aan het nu verbindt een in alle op zichten krachtig gevoel van waardeering opleeft voor wat in de achter ons liggende jaren is bereikt. Van eene in de eerste jaren zeer beschei den onderneming is Haarlem's Dagblad, se dert het jaar 1900 maatschappelijk in de N.V. Lourens Coster omsloten, allengs door eene steeds stijgende versterking naar bin nen en naar buiten, gegroeid tot een krach tig bedrijf, waaxwan de gezonde kern, het dagblad, eene zeer belangrijke plaats inneemt in het openbaar leven van Haarlem en de omliggende gemeenten. Het naar voren brengen van dit verleden van vijftig jaren lang is in de eei-ste en voornaamste plaats: het licht doen vallen op den eersten directeur den heer J. C. Peere boom, die vier jaar na de oprichting van Haarlem's Dagblad in de leiding van het blad werd opgenomen en in 1930 te midden van'zijn werkzaam leven door den dood aaxx de onderneixxing ontviel. Aan hem, aan zijn bizondere gaven als journalist en commercieel leider, aan zijn energie, rusteloozen ijver en hoogstaande ka raktereigenschappen, is het te danken, dat Haarlem's Dagblad als leiding gevend or gaan en als zakelijke onderneming het tot groote hoogte heeft gebracht. Dat hij den dag van 11 Juli 1933 niet heeft mogen bele ven en helaas alleen in de herinnering het middelpunt der gedachten zal vormen bij hen, die van nabij of van verre in dit jubi leum aandeel nemen, zal stellig door hen al gemeen worden betreurd. Zijn heengaan viel ongeveer saxnen met het zich vertoonen van de eerste verschijn selen van economisohen teruggang in ons maatschappelijk leven, welke bijna geen en kel land, geen enkelen bedrijfstak oxxgemoeid liet. Het krantenbedrijf in het algemeen bleef ook niet voor den ongunst der tijden ge spaard. Dat Haarlem's Dagblad in deze pe riode met succes het hoofd daaraan heeft kunnen bieden mag, behalve aan zijn krach tige positie, ook op het tegoed worden ge bracht van de tegenwoordige dii-ectie, de jongere generatie, die met gunstig resultaat de goede traditie handhaaft, door hun voor ganger gevestigd. Haarlem's Dagblad kan dus zijn gouden jubileum hei-denken met groote voldoening voor wat bereikt is! Als ik het gebouw.van de drukkerij aan het Zuider Buitenspaarne de electrisoh ge dreven groote rotatiepers met verrassende snelheid de kranten zie uitwerpen, de vele bladen in elkaar gevouwen, geheel gereed om door het leger van bezorgers, tevens met auto's in Haarlem en de omge ving te worren verspreid, dan treft me de vergelijking met veertig jaar geleden, toen de krant in de zeer bescheiden lokaliteiten van een perceel in de Kleine Houtstraat naast de Turfsteeg was gevestigd en het blad als regel met slechts vier bladzijden en alleen des Zatei-dags met meer pagina's verschijnend, werd afgedrukt op eene sen- voudige vlakdrukpei-s met een maximum snelheid van ongeveer 1000 exemplaren per uur en gedreven doorhandkracht, een man aan het handvat van het vliegv/iel, met zoo nu en dan een piccolo als „motori sche" hulp. De krant, tekst en advertentiën. werd ge heel uit de hand gezet, totdat in die 90er ja ren de eerste regelzebmachines, de Linotype, haar intrede deed in de Kleine Houtstraat, maar in een ander grooter perceel. Door de allengs klimmende uitbreiding van het blad, ook als gevolg van de grootere eischen, aan de dagbladen gesteld om zoo volledig moge lijk te zijn, nam de machinezetterij in om vang toe, zoodat nu een geheel park van zetmachines dagelijks de noodige productie aflevert, waartoe de lettermatrijzen hun ingenieusen cirkelgang door de machines rusteloos en snel volbrengen. Geworpen naar de negentiger jaren. nog niet genoeg aan het hoofd had. kwamen er nog bij het bezoeken en het verslaan van vergaderingen en kleine tentoonstellingen, en concerten, het oplossen van de dagelijk- sche kleine kwesties op verschillend gebied en wat al niet meer. Met daai'bij slechts de hulp van een tweeden redacteur, die feitelijk dezelfde veelzijdigheid in zijn werk had te betrachten. Een werkdag van 16 uren was dan ook in die dagen zeker geen zeldzaam heid. Zoo herinner ik mij dat mijn beroepsbezig heden mij in acht dagen wel eens zes maal des avonds naar den schouwburg in de Jansstraat riepen voor een bonte rij van bei-oepstooneel-, liefhebberij tooneel- of gym- nastiekuitvoeringen. voordrachtavonden enz. In die dagen kan het dan ook niet anders of de begrensde veelzijdigheid van een jour nalist moest het wel eens afleggen tegen de bijna onbegrensde veelzijdigheid van zijn taak. Ik wil nu besluiten met een paar herinne ringen aan gebeurtenissen, die voorvielen in de genoemde jaren van de vorige eeuw en waarbij Haarlems Dagblad een belangrijk aandeel had in het plaatsen daarvan mid den in de algemeene belangstelling. Allereerst de pogingen om Haarlem, als bloemenstad reeds ver over de Nederlandsche grenzen bekend, ook een internationale be kendheid te geven als Kurort, als badplaats, door de oprichting van het Staalbad Haar lem, waarvoor het initiatief ontsproot mid den uit de burgerij, bij bekende ingezetenen. Met geestdrift wei-den de plannexx uitge voerd en men zag een gouden toekomst voor Haarlem gloren. De stad heeft wel een snel len bloei gekend in de latere jaren, maar he laas niet door het Staalbad Haarlem, dat slechts enkele jaren heeft geleefd en als Haai-lemsche onderneming eerst definitief ten onder is gegaan door de jongste volledige afbraak van het Brongebouw. Dat eenige jaren het gebouw des zomers in uitstekende tuinconcerten een stroom van muziek uitzond, dat des morgens in den tuin en in den Hout velen als in een Duitsche badplaats rondliepen met een glas staalwa- ter en een zuiepijpje, vooral jongeren van beide seksen, dat alles is reeds geschiedenis geworden. Het feit, dat ik u nu nog de bui tenlanders, die in Haai-lem een badkuur kwamen nemen, met name kan noemen, spreekt al voor zichzelf: het was maar één familie, een Schotsche. Zooals een politieagent er in 18S3 uitzag. Daar ons leven in de laatste halve eeuw zoo groote veranderingen heeft ondergaan, ligt het voor de hand, dat ook de politie in vele opzichten den invloed van den tijdstroom heeft ondervon den. In den tijd. dat ieder rechtgeaard bur ger Zondags den hoogen hoed en gekleede jas droeg en de Amsterdamsche Beurs zoo'n def tige instelling was. dat niemand het waagde daar anders dan hooggehoed te verschijnen, weerspiegelde die stijve deftigheid zich ook in het uiterlijk van de dienaren des gezags, kortweg dienders genoemd en de Amsterdam sche dienders droegen leeren hooge hoeden met het stadswapen, in plaats van sabels hadden zij stevige wandelstokken, het ge vreesde tuchtmiddel der straatjeugd, die in die algemeene deftigheid niet deelde, maar waarschijnlijk eed graadje ondeugender was dan tegenwoox-dig. Vijftig jaar geleden waren de hooggehoede dienders echter reeds verdwenen en hadden de dienaren een meer martiaal uiterlijk ge kregen. hier in Haarlem hebben ze eerst de sjako gedragejx. maar zooals in de meeste steden werd die vervangen door den helm en als wapen kwam de sabel. Vele jaren later drong eerst de sportieve geest door en gaf het aanzien aan de tegenwoordige kleeding. In vele gevallen verdween ook de sabel om plaats te maken voor de revolver, omdat op rijwielen en motorwagens zoo'n sabel alleen maar last is. Rijwielen en motorwagens! Wie droomde er 50 jaar geleden van? Het verkeer vormde geen problemen en was aan geen voorschrif ten gebonden, zoodat de politie zich daarover niet warm maakte. Trouwens er was veel, waarover de politie zich niet warm behoefde te maken, want arbeidswet en andere sociale wetten waren nog niet uitgevonden: de po- lit.ie-verordeningen waren van bescheiden omvang en de kennis, die vereischt werd om politieagent te worden, was niet bijster groot- De salarieering was in overeenstemming met die bescheiden eischen. want die was ook uiterst bescheiden: tien gulden in de week werd een voldoende belooning geacht voor de handhavers van het gezag. Nu was het opmerkelijk en dat was een algemeene kwaal bij loontrekkende dienaren, dat de diensttijd omgekeerd evenredig was aan de salariee ring; er was wel een voorgeschreven dienst tijd, maar twaalf uur in het etmaal werd niet als ovei-dreven zwaar beschouwd en te mopperen viel er niet als daar eenige uur tjes bij kwamen. Trouwens mopperen werd een politieman als een vergi-ijp aangerekend en de commissaris, die in hoogheid gezeten, een oppermachtig en ongenaakbaar persoon was. zette je zonder vorm van proces aan den dijk. als je hem niet aanstond. Nu waren er ook wel goedhartige commissarissen, maar Haarlem heeft er in den ouden tijd ook ge kend, bij wie het despotisme hoogtij vierde. Even weinig als men zich om een behoor lijke salarieering bekommerde, even weinig trok men zich van de huisvesting van het personeel aan en nog minder van hen, die het twijfelachtig voorrecht hadden, aan een politiebureau te worden opgesloten. Nu kon men wel niet zooveel égards hebben tegen over lui. die dronken opgebracht worden en er de voorkeur aan geven om den boel te bevuilen en te vernielen, maar menschen. die voor diefstal of iets dergelijks werden op gesloten, hadden al niet veel betere huis vesting dan dronken lui en ze werden in donkere, steenkoude cellen gestopt, zonder bed en met een minimum voeding. Mij zijn wel gevallen bekend, dat arrestanten werden opgeschrikt door ratten, die een gat in den vloed hadden geknaagd. Dit waren geen speciaal Haarlemsche toe standen. zoo was het overal en het is feitelijk pas in de laatste jaren, dat een meer men- schelijke behandeling is gekomen, nadat de levensbeschouwing zich heeft gewijzigd en iemand, die gestolen heeft niet meer gezien wordt als een onverbeterlijk wezen, een uit- geworpene, tegenover wien alles geoorloofd" is. Men bekeek den misdadiger anders dan tegenwooxdig en ook meende men. dat een hardhandig optreden preventief werkte. In de preventie toch school een element ter be strijding der misdaad, waar het met de an dere bestrijdingsmiddelen nogal zuinig ge steld was. Een eigenlijke recherche, een die. vooral op wetenschappelijke wijze, de misdaad be strijdt, kende men een halve eeuw geleden niet en wie nu ziet. waarover ook de Haar lemsche politie beschikt op het gebied van fotografie en dactyloscopie, zal begrijpen, dat de speux-ders van een halve eeuw geleden die dat alles moesten ontberen, een veel moeilijker taak hadden, Eén ding was in hun voordeel; Haarlem was veel kleiner; in zielental misschien een vijfde van nu en daardoor was het gemak kelijker de minder goede elementen te kennen, maar daartegenover stond alweer dat het politiecorps ook maar een deel van het tegenwoordige, sterk was. ,.Hce waren de Haarlemmers een halve eeuw geleden?" vroegen we aan een oud politieman, vergrijsd in den dienst en die het wel en wee heeft meegemaakt, en van het wee niet het minste; plezier be leef je niet veel bij de politie. De verhouding is altijd goed geweest, was het antwoord: ik kan niet zeggen, dru het vroeger anders was dan nu. Er is altijd wel een kleine groep geweest, die cie politie nu en 1an werk paf. maar dat mag geen naam hebben; dergelijke dwarskijkers heb je over al. Is er nooit iets geweest, wat men een op roer zou kunnen noemen? interviewde ik verder. ..Ja. in '86. het zoogenaamde perenoprocr. Op de Bakenessergracht woonde de Jamilie Petersen Brammering. gezeten burger, die daar een gi'ooten tuin met vruchtboomen bij het huis hadden. Op een gooien dag was een jongen over den muur geklommen en had peren gestolen. De heer des huizes, die hem betrapte, diende hem een afstraffing toe. waarna de jongen weer via den muur vertrok. Hij had er zeker een voorgevoel van, dat zijn vader er nog een schepje zou op leggen. zoodat hij het raadzaam vond. niet naar huis te gaan. Zijn kameraden, op de hoogte van de expeditie, hadden hem wel hooren schreeuwen maar niet tcrxig zien komen en maakten de gevolgtrekking, dat de jonge vermoord was. Dat ging als een loopend vuurtje rond en vond geloof, toen de jongen zich niet liet zien. Men schoolde samen, uitte eerst bedreigingen en spoedig vlogen er steenen dooi' de ruiten. De politie kwam. onderzocht en constateerde, dat er geen moord was gepleegd, maar men ge loofde het niet en het lawaai werd steeds erger. Laat in den avond kwam de ver moorde thuis, maar hiermee was de herrie niet ten einde en het ging er warm toe tot in den nacht. Den volgenden dag was 't rustig, maar 's avond begon het spectakel opnieuw: steeds meer ruiten moesten het ontgelden en uit de talrijke stegen in de buurt regende het steenen. die zelfs over de huizen geworpen werden. Daders te vinden was ondoenlijk: de straatverlichting, toch al niet bijster sterk, was vernield en in de duisternis werd het een jacht door de buurt. Dat bleef zoo een paar dagen duxen: de booze geesten waren opge wekt en niet zoo gauw tot rust. Ton slotte liet de burgemeester huzaren aanrukken, die langs gracht en straten renden, links en rechts klappen uitdeelendc. Toen was 't uit, ineens, als een stroovuurtje, dat men uit trapt. Dooden zijn er niet gevallen en die houwen hadden gekregen, maakten er geen melding van. Andere oproeren hebben we hier niet be leefd. Op crimineel gebied herinner ik me twee geruchtmakende zaken: de moord op den Raamsingel. waar twee vrouwen het slachtoffer werden en den moord op een dame. waarvan de beruchte Frans Rosier verdacht werd; geen van beide zaken is ooit opgehelderd". Verder informeerde ik naar de samenstel ling van het politiecorps in de tachtiger jaren en vernam, dat er toen 48 agenten waren be nevens een soort hulppolitie van 12 man. Deze twaalf waren schoenmakers, kleerma kers en dergelijke; kleine baasjes, die be- ëedigd waren en gerequlreerd werden, als men volk te kort kwam. De schoenmaker bleef dan niet bij zijn leest, trok een uni form aan en ging een wijkagent vervangen, hij werd per uur betaald en als hij niet meer noodig was. voleindde hij de zolen en achter lappen. die zoo lang hadden moeten wach ten. Hieruit blijkt wel. dat er al geen groote eischen van politiekennis werden gesteld. Toen de hulppolitie werd opgeheven, werd ze goeddeels bij het corps ingelijfd. Thans telt het politiecorps in Haarlem 1 commissaris, 2 hoofdinspecteurs. 14 inspec teurs. 7 administratieve ambtenaren. 17 hoofdagenten en 186 agenten. De agenten waren indertijd ook brand- blusschers, waaruit blijkt, dat er niets nieuws is onder de zon en Den 1-Iaag met de politle- brandweer geen aanspraak kan maken op oorspronkelijkheid. Bij een brand spoedden de agenten zich er heen en begonnen te blusschen; zoodra er echter een man van spuit 10 kwam. werd dezen de straalpijp in de hand geduwd en trok de politie zich terug. Mer. weet. dat het blusschen thans alleen aan de brandweer is toevertrouwd. Buitengewoon groote branden zijn er niet veel geweest: Haarlem is daar geen stad voor; de belangrijkste was die van de Infan- terie-kazerne. En hiermee was mijn vriendelijke zegsman, die al eenige jaren een welverdiende rust geniet, uitgepraat althans voorzoover het de krant betreft. A. HEEROMA.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15