DE ZAT
Dl
r
H.D. Vertelling
I
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Naar Albina, St. Laurent en Moengo.
Voorjaarsstormen in de Indische-Archipel.
ZATERDAG 22 JULI 1933
H A A R L E M'S DAGBLAD
7
Een avontuurlijke autotocht.
De Weyneweg.
Wij schepen ons maar weer eens in, want1
Suriname wordt op waterwegen bereisd. Wij
slapen weer in op het regelmatige gepuf der
motorbarkas, nadat wij den zonsondergang
genoten hebben op de samenvloeiing van Su
riname en Commewijne. Wij worden even
wakker als de anken ting ratelt, ver de
Cottica op voor den mond van de Coermotibo
kreek, die te nauw is om bij nacht te beva
ren. Bij het eerste daglicht varen wij er in.
De takken der oerwoudreuzen sluiten aaneen
boven onze hoofden. Wij zitten boven op het
zonnedek en moeten telkens bukken voor
laaghangende lianen, voor half neergevallen
boomer., voor varens en orchideeën, waarvan
enkele getooid zijn met paarse of gele bloem
trossen, af en toe passeeren wij een open
plek, een boschnegerdorp, waar de bevolking
luid schreeuwend naar de aanlegplaats komt
hollen. Daar liggen dan altijd korjalen en
ook ruw uitgeholde boomstammen, waaraan
met dwarshouten en lianen balken van zwaar
hout vastgebonden zijn, die straks op deze
wijze s'voornaf zullen worden gebracht. Dan
weer verder onder de groene poort, tot een
houten bruggetje met wit geschilderde leu
ning voor ons ligt. Moengotappoe is bereikt,
een nsgerdorp aan den grooten weg, die Al
bina aan de Marowijne met Moengo aan de
Boven Cottica verbindt: de Weyneweg, vooral
aangelegd, omdat de reis van Paramaribo
naar lbina over zee voor kleine vaartuigen
altijd gevaarlijk is en nu binnendoor altijd
verbinding bestaat. De Beauxiet Co legde
toen het 23 K.M. lange verbindingsstuk, de
Prinses Julianenweg, die thans ook verbe
terd, eigenlijk herzien wordt. Inspectie van
den weg is het doel van onzen tocht.
Op de brug staat een auto klaar. Vier ge
straften wachten op onze bagage om die naar
een truck te brengen, die op een kilometer
afstand is blijven steken en dus loopen wij
eerst nog weer door het dorp. Het is weer
keurig schoon, zooals gewoonlijk, mooi be
sneden deurposten, aardig houtsnijwerk in
den vorm van bankjes, parels, waschklop-
pers, enz., een afgodspaal met als offer er
bij een fleschje limonade! Midden in het
dorp eenChineesche winkel. Die is er
vast gaan zitten voor geval het verkeer langs
den weg eens mocht toenemen.
Wij kruipen in onze Ford en de bestuurder
brengt den wagen meteen in dolle vaart. Het
schijnt wel, dat Chineezen ook fatalisten zijn.
De weg is een diep uitgereden wagenspoor.
Tusschen de sporen een ongeveer meterhooge
vegetatie. Er vlak naast struikgewas, nat van
den dauw, dat tegen den wagen slaande ons
telkens een douche van heerlijke koele drup
pels, ook wel van gemeen bijtende mieren of
stinkende wantsen verschaft. Maar op zulke
kleinigheden wordt niet gelet. Het stuur
heeft ongeveer een kwartslag speling en dus
bonken wij van den eenen naar den anderen
kant. Af en toe vermindert de vijftig kilome
ter vaart tot veertig en dan grijpen wij ons
aan de kap vast. want er komt een kuil. die
de veeren door doet slaan. Slechts één brug
zakt achter ons m en tweemaal moeten wij
stoppen om de planken op een brug voor ons
recht te leggen. Wie dat achter ons moet
doen zal wel blijken. Ondertusschen kunnen
wij „rustig" genieten van het wisselende na
tuurschoon langs den weg. De laatste tien
kilometer zijn open gekapt. Daar gaat het
beter. Een stuk gaat over hard wit Savanne-
zand door laag bosch, maar dan rijst weer 'n
kleiheuvel op, die met zwaar oerwoud bedekt
is en waarachter plotseling de breede Maro
wijne aan onze voeten ligt Aan de overzijde
de groote gebouwen van St. Laurent, vlak
beneden ons de paar huizen, het kerkje en
de cocospalmen van Albina. Albina zelf is een
dood stadje, dat zijn goeden tijd heeft ge
had. 's Middags bezoeken wij St. Laurent en
St. Jean, de beruchte gevangenissen aan den
overkant, waar Europeesche déportés bij dui
zenden te werk zijn gesteld. Er is veel slechts
geschreven over deze inrichtingen. Ik heb er
veel gezien, maar op wat ik zag, was weinig
of geen aanmerking te maken. Voeding en lig
ging waren goed.Niemand lag vastgeketend op
zijn slaapplaats. Ik krijg sterk den indruk,
dat hier de laatste jaren veel veranderd, zeer
veel verbeterd moet zijn. En men kan men-
schen, die minstens zesmaal met den straf
rechter in aanraking zijn geweest nu een
maal niet als lieve, maar moet hen wel als
stoute kinderen behandelen!
Den volgenden morgen rijden wij naar
Mcengotappo terug. De brugplanken. die ach
ter onzen wagen meter hoog opsprongen lig
gen allemaal weer op hun plaats, want de
vrachtwagen met onze bagage is vooruit ge
gaan dezen keer. Wij kunnen, daar het reeds
een paar dagen droog is, zelfs nog een paar
kilometer verder rijden..Maar dan wordt de
weg smal en glibberig, ontbreekt soms de
helft der pldnken van een brug, moeten nieu
we duikers gelegd worden enz. Maar het is
fijn wandelen op den dwars door het oer
woud gekapten weg, waar evenveel sporen
van varkens en tijgers als van menschen
staan. Tot weer een auto ons wacht in een
opengekapt landschap, waar tal van Javanen,
op Moengo werkende arbeiders, hun rijst en
mais verzorgen en overal de aardige Midden-
Ja vaansche huisjes oprijzen te midden van
het groen der pisangs en jonge cocospalmen.
Nog een Kilometer en daar ligt Moengo voor
ons, de plaats, waar de bodem bestaat uit het
rijkste aluminium erts der wereld. Waar zee
schepen van 5000 ton door de vijftig meter
breede, maar dertig meter diepe rivier naar
boven komen om de kostbare lading van be-
wasschen en gezuiverd materiaal zoo gauw
mogelijk naar Amerika's grootste fabrieken
over te brengen. Waar een staf van grooten-
deels Hollandsche ingenieurs met eerst dui
zenden, thans helaas ook nog slechts honder
den arbeiders een modern fabrieksbedrijf
heeft doen ontstaan, dat in opzet en aanleg
haast ideaal mag worden genoemd. Een
prachtig bedrijf, dat nog een groote toekomst
kan hebben en ook thans veel heeft bijgedra
gen tot de welvaart van Suriname. Koeliewo
ningen, kerk, logeergebouw, bioscoop, alles is
even keurig en dat midden in het oerwoud!
De gouvernementsstoomboot, waarmee ik
den volgenden morgen terug ga, doet er pre
cies twaalf uur over en onderweg wordt al
leen aangelegd bij een paar boschneger- en
Indianendorpen met Chineesche winkels. Tot
weer Marienberg en Nieuw-Amsterdam ge
passeerd zijn en wij weer kunnen genieten
van het prachtige aankomen voor Parama
ribo.
Twee dagen later valt het gordijn over Su
riname. Onze boot is vooruit, suikerladen op
Beiwaarde bij Mariënburg. De stoombarkas
wacht aan den steiger in een zoo hopeloos
hevige en langdurige stortbui als ik zelden
heb gezien. Haast niemand op den steiger,
een hollen naar de trap, gauw neerduiken
onder de zeilen door en toch kletsnat. Dan
stooten wij van wal. Alle zijzeilen rollen neer
en door eer. gordijn var. regen gaat net
stroomaf. Maar even later heldert de lucht
op, teekenen de suiker en rijstvelden helder
groen in het gouden avondlicht. De laatste
indruk van Suriname is van gouden zoniicht
over de groenende velden. Hoop doet leven.
Ook in Suriname.
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN.
VOORTGAANDE UITSLUITING VAN
JÖODSCHE ADVOCATEN.
Dezer dagen heeft Dr. Frank, de Minister
van Justitie in Beieren den rechtbanken
aanbevolen, voortaan aan niet-Avische ad
vocaten geen pro deo zaken meer toe te
wijzen.
Op dezen regel kan slechts een uitzon
dering worden gemaakt, indien de armlastige
partij nadrukkelijk het verlangen naar een
niet-Arischen advocaat tot uitdrukking
brengt.
ZAKEN DOEN MET JODEN VERBODEN.
Naar de Daily Telegraph van den 18 Juli
meldt, hebben de nat. soc. autoriteiten in
Gollhofen en Oberichelsheim in West-Beie
ren een besluit genomen, waarin allen boeren
wordt verboden eenige zakenrelatie met
Joden te onderhouden. Indien iemand
dit verbod overtreedt, zal hij officieel als een
verrader worden bestempeld.
MOORDEN IN HET CONCENTRATIE
KAMP TE DACHAU.
Aantal vermoorden sinds April 141.
De tijding van den moord op den vooraan
staanden Joodschen advocaat uit Monchen
Dr. Spiegel, welke in het concentratiekamp te
Dachau is geschied, heeft aldus de Daily
Telegraph van den 18en Juli geleid tot
de ontdekking, dat sinds de opening van dit
kamp in April j.l. niet minder dan 141 per
sonen daar om het leven zijn gekomen. De
nationaal-socialisten vermelden, dat de
slachtoffers werden neergeschoten bij hun
Dcging om te ontvluchten.
Zooals bekend, was de „misdaad", tenge
volge waarvan Dr. Spiegel in het concen
tratiekamp werd opgesloten, dat hij in naam
van een Joodschen cliënt protesteerde tegen
diens gevangenneming.
De laatste moorden, aldus de Allgemeine
Zeitung, welke in Dachau zijn gepleegd,
waren gericht op twee andere advocaten
Oskar Strauss en Wilhelm Aron. Het lichaam
van Strauss werd in eer. verzegelde doodkist
naar zijn ouders gezonden. Zij moesten onder
eede beloven, het stilzwijgen te bewaren,
omtrent de wijze, waarop hun zoon om het
leven was gekomen.
Het lijk van Acron werd eveneens aan zijn
ouders toegezonden, nadat zij een verklaring
hadden geteekend, dat zij het niet meer
wenschten te aanschouwen.
HET DUITSCHE STAATSBURGERSCHAP
EN DE JODEN
Naar dezer dagen uit Berlijn wordt ge
meld, wordt thans het Duitsche staatsburger
schap afhankelijk gemaakt van het lidmaat
schap van een der nationaal-socialistisclre
organisaties.
Daar echter, zooals bekend de nationaal-
socialistische partij toelating van nieuwe
leden onlangs voor onbepaalden tijd heeft
stopgezet, is het voor Duitschers, die hun
nationaliteit niet wenschen te verliezen,
noodzakelijk zich aan te sluiten bij een der
beroepsorganisaties van het Arbeidsfront.
De positie, in welke de Joden tengevolge van
deze bepaling verkeeren. laat aan duidelijk
heid niets te wenschen over. indien men zich
voor oogen stelt, dat in de statuten van het
Arbeidsfront de Ariërparagraaf is opge
nomen. Het is den Joden derhalve onmogelijk
gemaakt tot een der organisaties toe te
treden, aan welker lidmaatschap het Duit
sche Staatsburgerrecht bij uitsluiting is ver
bonden. Zij hebben daardoor ook thans offi
cieel alle burgerrechten verloren.
Met een passagiersschip op Bergingstocht.
De langdurig en stijf doorstaande We.-moe.-
son speelde ons dit jaar weer onbehoorlijke
parten.
Met het s.s. „Patras' na drie weken kus:-
reis met veel tegenslag te Scerabaja (onze
thuishaven) aangekomen, zouden we daar
enige dagen blijven liggen alvorens naar
Oost-Borneo te vertrekken.
Na nog een vollen werkdag ter reede. van
's morgens half zes bij de Insulaire-zeevaart
kennen we nog geen 45-urige werkweek),
stond om 5 uur de Javaansche equipage, op
z'n Paaschbest uitgedost met helkleurige sa
rongs, blauwe fantasiejasjes en gelakte san-
delen, aangetreden voor het kantoor, om voor
schot en permissie „toeroen" (vergunning tot
passagieren) te verzoeken,
Zoover zou het echter niet komen. Lang
voordat de laatste djoeroemoedi (Indische
kwartiermeester) z'n twee goede Hollandsche
rijksdaalders, of wat daarvoor doorging (Ned.
Indië, speciaal Oost-Java, wordt tegenwoordig
overstroomd met. valsch geld, keurig nage
maakt en dikwijls van hooger zilvergehalte
dan het echte) in z'n gordelriem had gebor
gen, kwam de onaangename tijding, da: het
s.s. „van Neck" nabij Kalianget lOost-Madoe-
ra) was gestrand en dat we ons gereed had
den te maken, teneinde bij het eerstvolgende
bericht ter assistentie kunnen uitvaren.
Verkeken de kans op een paar gezellige
avonden bij vrouw en kroost!
In allerijl wordt de machine stoomklaar ge
maakt. de gezagvoerder, tweede stuurman er»
een paar machinisten, die zich al naar huis
hadden begeven, worden opgehaald, sloepen
gestreken en vervangen door laadbooten De
kans is namelijk groot, dat we. teneinde de
„van Neck" te lichten lading van haar over
zullen moeten nemen.
Te 6 uur reeds is de genee'e bemanning
compleet en komt het bericht, dat het ook met
behulp van de Gouvernementszoutsleeper
„Ardamasa" niet is mogen gelukken de ..van
Neck" vlot te krijgen en dat onze hulp nood
zakelijk wordt geacht.
Op een vlot komen drie nieuwe sleeptro- v.
langszijde, elk 220 M. lang. twee stalen me:
een omtrek van ruim vijf duim. één Manilla
van 20 c.M.
Even later ratelen de achterwinches, aan
stuurboord worden met vliegende koppen de
sleeptrossen ingedraaid, aan bakboord word:
de motorboot geheschen. We komen nu reeds
handen te kort. Vooral de beide stalen blijken
onhandelbaar. Daar ze inderhaast op het
vlot zijn geschoten, loopt de zaak beneden tel
kens weer onklaar, of komen kinken voor de
verhaalkam. Bovendien worden we erg ge
handicapt door de duisternis. Toch gaat alles
nog boven verwachtingen, om 7 uur is het
vrachtje binnenboord.
De boeitrossen worden losgegooid het anker
gehieuwd. Onder loodsaanwijzing verlaten we
den havenkom en stoomen direct volle kracht
het donkere Oostgat in.
De afstand SoerabajaKallangat is 92 mijl.
Met een haren Westenwind achter ons mo
gen we zeker op 13 mijl per uur rekenen en
kunnen we dus 's nachts om twee uur bij de
„van Neck" zijn.
Daar we dan maan hebben en het volgens
onze berekening, om 1 uur hoog water is. ma
ten we nog een klein kansje iets te kunnen
doen.
Inderhaast wordt gegeten. Wie eenigszins
aan dek gemist kan worden, gaat naar kooi.
teneinde straks frisch te zijn. De anderen be-
kleeden trossen en bolders, klaren de sleep
trossen- brengen zware siuitings. zeildoek,
smeermiddelen en gereedschap naar het ach
terschip. Voor evenwel over te nemen lading
wordt het schip ook laadbaar gemaakt.
Het s.s. „van Neck" 3027 Bruto R. T. had
aan de Gouvernementssteiger tc Kalianget
zoutbriketten geladen voor diverse plaatsen
aan Sumatra's Westkust.
Tijdens het rondstoomen bij vertrek in de
bij zeevarenden beruchte „Karong van var»
Duynen" was het schip door wind en stroom
De Wilde Jager
WILHELMINE BALTINESTER
Het is een geurige zomeravond. In het berg
dorpje dat voor het grootste gedeelte uit boe
renhuisjes bestaat, glanzen een paar witte
villa's in het maanlicht. Deftig als stadsche
dames in het wit satijn liggen ze tusschen de
lage houten huizen van de dorpsbewoners.
Groot en machtig staan de bergen en rotsen
onder het vage licht van den sterrenhemel.
In het dorp heet het, dat in zulke nachten de
wilde jager zijn ronde doet.
Het terras van de villa van Frau Lilli Flie-
der straalt van licht. Door de open ramen
ziet men de rijke pracht van de duisternis,
die als van zacht fluweel is. waartegen men
voorzichtig zijn wang zou willen leggen.
Frau Flieder, jong, weduwe en rijk, luistert
verrukt toe. terwijl haar buurman. Karl Dun
ner. die vanavond bij haar eet, haar van zijn
laatste jacht vertelt, Met groot levensgevaar
heeft hij op één van de steilste rotsen een
ree geschoten. Net hebben ze gesmuld van
den kostelijken reerug! Frau Flieder straalt
van bewondering. Het is een prettig gevoel te
weten, dat een man zooveel van haar houdt,
dat hij zijn leven waagt als hij merkt, dat zij
graag eens een ree zou willen eten,
..Dat u dapper bent, heb ik altijd wel ge
weten, maar dat u dit zou wagen
„Maakt u toch niet zooveel drukte van
zoo'n kleinigheid! Dapper! Dat beetje levens
gevaar!"
„Hoor nu toch eens aan! Levensgevaar om
een stukje ree!"
..Dat u graag eens zoudt willen proeven.
..Hier in het dorp gaat het verhaal van den
..wilden jager", van een moedig man. die in
de diepste spleten doordrong, die op de hoog
ste toppen klom om te jagen. Die kan niet
moediger geweest zijn dan u! Weet u. voor
heldendaden heb ik altijd een zwak plekje in
mijn hart gehad. Dat is tegenwoordig een
overwonnen standpunt, maar ik kan er niets
aan doen, dat ik er nog steeds gevoelig voor
ben
„U zult mij nog verwaand maken!"
„Toe, vertelt u het me nog eens! De ree
stond dus op een rotsblok en keek u aan.
„Ja. zij keek me aan, net zooals u me nu
aankijkt. Zij had groote oogen, maar ze wa
ren lang niet zoo mooi als de uwe!"
,.En toen legde u aan?"
„Toen legde ik aan".
„En u stond maar twee vingerbreedtes van
den afgrond af, maar u bewoog zich niet om
door één pas naar voren uw leven een beetje
meer in veiligheid te brengen, want die ééne
oas zou het ree kunnen verjagenHet is
vreeselijk.. Twee vingers van den afgrond!"
Frau Flieder rilt van afgrijzen.
„Twee vingers, en geen dikke vingers
maar zulke slanke als uw twee pinken
..Verschrikkelijk!"
„Wat? Uw vingers? Nee toch!"
..Ach! Die afgrond natuurlijk!"
„Die heb ik ternauwernood opgemerkt. Ik
dacht er alleen maar aan, dat u recrug wil
de eten".
„En was u heelemaal alleen op de jacht?'"
„Mijn knecht was mee. U weet wel, Sepp.
die boerejongen, die hier zomers buiten altijd
bij me in dienst is. Een ezel! Hij had bijna
door een onvoorzichtige beweging alles in de
war gestuurd! Maar ik had al geschoten, en
de zaak was in orde".
„Wat bent u moedig!"
.Eigenlijk heelemaal niet. Ik heb bijvoor
beeld nog nooit de moed gehad om u iets. dat
voor mij van heel groot belang is, tc vragen!"
Frau Flieder lacht verlegen.
..Ik durf eenvoudig niet. Ik weet niet, of ik
u imponeer. U hebt mij eens gezegd, dat u
alleen maar een man kon liefhebben, die u
imponeerde".
„En dat vraagt u nog?" Frau Flieder wijst
met een groot gebaar op de resten van den
reerug. „Jij wilde jageiT'
Op de tafel geuren Alpenbloemen. De
avondstilte komt door het raam naar binnen.
Frau Flieder en haar gast zwijgen. Ze hooren
hun eigen harten kloppen, als Karl Danner
Frau Flieders hand neemt, hem kust. en haar
teeder in het gelaat kijkt, dat hem zacht
tegenstraalt.
Frau Flieder brengt Karl Danner door den
kleinen tuin naar het hek. Ze hebben beslo
ten in de schutting, die hun tuinen scheidt,
morgen reeds een kleine deur te laten maken.
Vandaag moet Danner hog den omweg over
de straat maken. Frau Flieder gaat zoover
met hem mee.
„In het maanlicht zie je er heusch uit als
de wilde jager! Zoo groot en donker! Ik
moest eigenlijk bang voor je zijn!" fluis
tert ze.
Dat ontkent hij verontwaardigd en lachend.
Een man komt hen tegemoet. Het is Sepp.
de boerenjongen, Danners knecht voor de zo
mermaanden.
„O meneer! Ik zoek u overal! Hias zit daar
binnen al twee uur op u te wachten! Hij
komt het geld halen voor de ree, die hij voor
u geschoten heeft!"
verleid, in het N. Westen van lie: v.w. wrer
buiten dc zwarte tonnen vastgeloopen. Hoe
wel alleen het voorschip geboeid zat en roer
en schroef te gebruiken waren, was het den
kapitein ook niet met behulp van de .Arda
masa' gelukt weer vlot te komen.
Toodra we ten even 2 uur ten anker geko
men zijn. vieren we onze motorboot en bege
ven onze kapitein en tweede stuurman zich
naar de „van Neck", teneinde de situatie op
te nenjen en de uit te voeren werkzaamheden
met den gezagvoerder van dat schip. die vol
gens internationale regels de leiding van het
bergingswerk heeft, te bespreken.
Besloten wordt, daar het getij toch reeds te
ver verloopen is. daglicht af te .vachten en
dat. tegen het volgende hoog water, getracht
zal worden het schip af te krijgen.
Aan boord van het s.s. ..Patras' is inmid
dels alles gereed gemaakt, om onmiddellijk
met afsleepen en overnemen van lading te
kunnen beginnen.
Als het den volgenden morgen begint te da
gen. wordt weder anker gehieuw i en vcr-
stoomd naar een ankerplaats zoo dicht mo
gelijk bij het gestrande schip.
De omstandigheden zijn ons gunstig Het
is kalm en bovendien zijn we tegen do West
moesson eenigszins beschermd door Midoera.
Ook staat er niet veel stroom. Gelukkig want
het manoeuvreeren met een leeg hoog opge
bouwd passagiersschip valt niet mee. te meer
.ïieï, waar het vaarwater ter plaatje erg smal
is en we zoo dicht mogelijk bij dc bank ln het
N. Westen moeten trachten te komen.
Het zou niet de eerste keer zijn. dat oen te
hulp komend vaartuig naast he: ges.'rande
kwam te zitten, zelf hulp behoefde, of geheel
verloren ging. Op dat laatste is hier echter
weinig kans.
Op stuurboords anker met 15 vadem ket
ting zwaaiend, wordt het achterschip in de
richting van de „van Neck" gebracht waarop
ook bakboords anker te water gaat. Lang
zaam wordt nu achteruit gemanoeuvreerd,
waarbij beide ankerkettingen willig gestoken
worden (vrij bijsevierdu Als stuurboord- an
kerketting tot 105 en bakboords- tot 90 va-
lem is afgevierd. lukt het door m'.ride! van de
nctorboot een lijn van ons achterschip op
dat van de van Neckte krijgen. Met deze
lijn wordt daar een slcepslooper aan boord
ehaald en daarmee de zware Manilla, De
eerste verbinding is tot stand gebracht
De tweede gaat minder vlot. De alen
leeptros is voel zwaarder en onhandelbaar
der dan de Manilla. Hier wordt tusschen de
sloepslooper en de sleeptros eerst nog een
dunne vcrhaaltros gegeven, daar de looper
niet sterk.genoeg geacht wordt. Bij he- uit
vieren raken we dc macht over den geweldi
gen staaldraad kwijt. Met groote snelheid
veel grooter dan men op do „van Neck' kan
door hieuwen loopt de 220 M. lange stalen
de kam uit. Nu is het zaak uit de buurt, te
blijven want men kan slechts gissen welken
kant de bochten uit zullen slaan. Gelukkig
hebben we dit voorziein en ls ieder op z'n
hoede. Het einde van de sleeptros is om twee
stel bolders en het achterluikhoofa belegd,
zoodat we hem in ieder geval houden.
Bij dergelijk zwaar sloopwerk worden de
trossen altijd behalve om de bolders, rond
luikhoofden, of dekhuizen genomen, da.i; an
ders dikwijls, vooral op oudere schepen, dc
bolders uit dek gerukt worden.
Van de ..van Neck" af worden de beide
trossen nu gelijk stijf gezet, waarop ook daar
alles op de gebruikelijke wijze belegd wordt.
Om de trossen nog extra stijf te krijger, en
te beproeven, worden op de ..Patras' beide
ankerkettingen wat doorgedraaid en dc ma
chine langzaam vooruit gegeven. Daarna
wordt hooger water afgewacht.
Een paar uur later als het water a! aan
merkelijk gestegen is. wordt de eersle poging
gewaagd, om de „van Neck" vlo: te krijgen.
Achtereenvolgens wordt „Langzaam .11 li
ve kracht" en „vol' vooruit gecommandeerd.
De „van Neckdraait zoo hard mogelijk mee.
De ..Patras"- kan 1800 paardekrachten ontwik
kelen, de „van Neck" 1450. Maar al dez"
kracht mag niet baten, er is geen beweging in
te krijgen.
Dan tegen hoogwater ondervinden we ook
eens hulp van den Westmoesson. Een zware
uit het N. Westen invallende bul Jaagt het
water op. Gelijk spannen zich weer de tros
sen alle 1800 paarden van de .Patras" doen
hun uiterste best. de „van Neck" los te krij
gen. ook daar draait men wal men kan. Bo
vendien worden nog beide ankers van de
Patras gelijk doorgehieuwd. Er komt bewe
ging nog een windvlaag en onder gejuich van
dc in spanning wachtende equipage komt de
„van Neck" op ons af. Nog even en in dieper
water valt haar anker en loopt ratelend dc
ketting uit.
Bij een door den Havenmeester van Soo-
menap ingesteld onderzoek, blijkt de van
Neck niet noemenswaardig beschadigd en
geen water tc maken, waarop zij vergunning
krijgt haar reis te vervolgen.
Wij die op heete kolen zitten om naar Soe
rabaja terug te mogen, krijgen telefonisch op
dracht, ons zoo spoedig mogelijk naar Ban-
joewangi te begeven, om het s.s. „Sidijoe"
van kolen en water te voorzien.
Dit schip, was met een lading zout op weg
van Kalianget naar Padjltan en Tjilatjup.
Door het slechte weer op de Zuidkust had dc
gezagvoerder geen kans gezien zijn bestem
ming te bereiken, was het schip terugge
keerd en had Banjoewangie als noodhaven
aangedaan. Daar aangekomen bleek dc ko
len en watervoorraad niet groot genoeg om
de eindbestemming nog te halen, zoodat om
hulp getelegrafeerd werd.
Met man en macht kolen uit de bunkers
naar dek verwerkend, bereikten we nog dien
zelfden avond Banjoewanglc, vanwaar we
nog 's nachts naar Soerabaia kunnen vertrek
ken. waar we den volgenden middag aan
komen.
Van onze ligdagen ls intusschen maar wei
nig over gebleven. Is het niet direct, ook ons
heeft de Westmoesson dit maal weer eens
leelijk te pakken gehad.
P. L. V. R.