DE ZAT Dl r H.D. Vertelling I BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Naar Albina, St. Laurent en Moengo. Voorjaarsstormen in de Indische-Archipel. ZATERDAG 22 JULI 1933 H A A R L E M'S DAGBLAD 7 Een avontuurlijke autotocht. De Weyneweg. Wij schepen ons maar weer eens in, want1 Suriname wordt op waterwegen bereisd. Wij slapen weer in op het regelmatige gepuf der motorbarkas, nadat wij den zonsondergang genoten hebben op de samenvloeiing van Su riname en Commewijne. Wij worden even wakker als de anken ting ratelt, ver de Cottica op voor den mond van de Coermotibo kreek, die te nauw is om bij nacht te beva ren. Bij het eerste daglicht varen wij er in. De takken der oerwoudreuzen sluiten aaneen boven onze hoofden. Wij zitten boven op het zonnedek en moeten telkens bukken voor laaghangende lianen, voor half neergevallen boomer., voor varens en orchideeën, waarvan enkele getooid zijn met paarse of gele bloem trossen, af en toe passeeren wij een open plek, een boschnegerdorp, waar de bevolking luid schreeuwend naar de aanlegplaats komt hollen. Daar liggen dan altijd korjalen en ook ruw uitgeholde boomstammen, waaraan met dwarshouten en lianen balken van zwaar hout vastgebonden zijn, die straks op deze wijze s'voornaf zullen worden gebracht. Dan weer verder onder de groene poort, tot een houten bruggetje met wit geschilderde leu ning voor ons ligt. Moengotappoe is bereikt, een nsgerdorp aan den grooten weg, die Al bina aan de Marowijne met Moengo aan de Boven Cottica verbindt: de Weyneweg, vooral aangelegd, omdat de reis van Paramaribo naar lbina over zee voor kleine vaartuigen altijd gevaarlijk is en nu binnendoor altijd verbinding bestaat. De Beauxiet Co legde toen het 23 K.M. lange verbindingsstuk, de Prinses Julianenweg, die thans ook verbe terd, eigenlijk herzien wordt. Inspectie van den weg is het doel van onzen tocht. Op de brug staat een auto klaar. Vier ge straften wachten op onze bagage om die naar een truck te brengen, die op een kilometer afstand is blijven steken en dus loopen wij eerst nog weer door het dorp. Het is weer keurig schoon, zooals gewoonlijk, mooi be sneden deurposten, aardig houtsnijwerk in den vorm van bankjes, parels, waschklop- pers, enz., een afgodspaal met als offer er bij een fleschje limonade! Midden in het dorp eenChineesche winkel. Die is er vast gaan zitten voor geval het verkeer langs den weg eens mocht toenemen. Wij kruipen in onze Ford en de bestuurder brengt den wagen meteen in dolle vaart. Het schijnt wel, dat Chineezen ook fatalisten zijn. De weg is een diep uitgereden wagenspoor. Tusschen de sporen een ongeveer meterhooge vegetatie. Er vlak naast struikgewas, nat van den dauw, dat tegen den wagen slaande ons telkens een douche van heerlijke koele drup pels, ook wel van gemeen bijtende mieren of stinkende wantsen verschaft. Maar op zulke kleinigheden wordt niet gelet. Het stuur heeft ongeveer een kwartslag speling en dus bonken wij van den eenen naar den anderen kant. Af en toe vermindert de vijftig kilome ter vaart tot veertig en dan grijpen wij ons aan de kap vast. want er komt een kuil. die de veeren door doet slaan. Slechts één brug zakt achter ons m en tweemaal moeten wij stoppen om de planken op een brug voor ons recht te leggen. Wie dat achter ons moet doen zal wel blijken. Ondertusschen kunnen wij „rustig" genieten van het wisselende na tuurschoon langs den weg. De laatste tien kilometer zijn open gekapt. Daar gaat het beter. Een stuk gaat over hard wit Savanne- zand door laag bosch, maar dan rijst weer 'n kleiheuvel op, die met zwaar oerwoud bedekt is en waarachter plotseling de breede Maro wijne aan onze voeten ligt Aan de overzijde de groote gebouwen van St. Laurent, vlak beneden ons de paar huizen, het kerkje en de cocospalmen van Albina. Albina zelf is een dood stadje, dat zijn goeden tijd heeft ge had. 's Middags bezoeken wij St. Laurent en St. Jean, de beruchte gevangenissen aan den overkant, waar Europeesche déportés bij dui zenden te werk zijn gesteld. Er is veel slechts geschreven over deze inrichtingen. Ik heb er veel gezien, maar op wat ik zag, was weinig of geen aanmerking te maken. Voeding en lig ging waren goed.Niemand lag vastgeketend op zijn slaapplaats. Ik krijg sterk den indruk, dat hier de laatste jaren veel veranderd, zeer veel verbeterd moet zijn. En men kan men- schen, die minstens zesmaal met den straf rechter in aanraking zijn geweest nu een maal niet als lieve, maar moet hen wel als stoute kinderen behandelen! Den volgenden morgen rijden wij naar Mcengotappo terug. De brugplanken. die ach ter onzen wagen meter hoog opsprongen lig gen allemaal weer op hun plaats, want de vrachtwagen met onze bagage is vooruit ge gaan dezen keer. Wij kunnen, daar het reeds een paar dagen droog is, zelfs nog een paar kilometer verder rijden..Maar dan wordt de weg smal en glibberig, ontbreekt soms de helft der pldnken van een brug, moeten nieu we duikers gelegd worden enz. Maar het is fijn wandelen op den dwars door het oer woud gekapten weg, waar evenveel sporen van varkens en tijgers als van menschen staan. Tot weer een auto ons wacht in een opengekapt landschap, waar tal van Javanen, op Moengo werkende arbeiders, hun rijst en mais verzorgen en overal de aardige Midden- Ja vaansche huisjes oprijzen te midden van het groen der pisangs en jonge cocospalmen. Nog een Kilometer en daar ligt Moengo voor ons, de plaats, waar de bodem bestaat uit het rijkste aluminium erts der wereld. Waar zee schepen van 5000 ton door de vijftig meter breede, maar dertig meter diepe rivier naar boven komen om de kostbare lading van be- wasschen en gezuiverd materiaal zoo gauw mogelijk naar Amerika's grootste fabrieken over te brengen. Waar een staf van grooten- deels Hollandsche ingenieurs met eerst dui zenden, thans helaas ook nog slechts honder den arbeiders een modern fabrieksbedrijf heeft doen ontstaan, dat in opzet en aanleg haast ideaal mag worden genoemd. Een prachtig bedrijf, dat nog een groote toekomst kan hebben en ook thans veel heeft bijgedra gen tot de welvaart van Suriname. Koeliewo ningen, kerk, logeergebouw, bioscoop, alles is even keurig en dat midden in het oerwoud! De gouvernementsstoomboot, waarmee ik den volgenden morgen terug ga, doet er pre cies twaalf uur over en onderweg wordt al leen aangelegd bij een paar boschneger- en Indianendorpen met Chineesche winkels. Tot weer Marienberg en Nieuw-Amsterdam ge passeerd zijn en wij weer kunnen genieten van het prachtige aankomen voor Parama ribo. Twee dagen later valt het gordijn over Su riname. Onze boot is vooruit, suikerladen op Beiwaarde bij Mariënburg. De stoombarkas wacht aan den steiger in een zoo hopeloos hevige en langdurige stortbui als ik zelden heb gezien. Haast niemand op den steiger, een hollen naar de trap, gauw neerduiken onder de zeilen door en toch kletsnat. Dan stooten wij van wal. Alle zijzeilen rollen neer en door eer. gordijn var. regen gaat net stroomaf. Maar even later heldert de lucht op, teekenen de suiker en rijstvelden helder groen in het gouden avondlicht. De laatste indruk van Suriname is van gouden zoniicht over de groenende velden. Hoop doet leven. Ook in Suriname. Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN. VOORTGAANDE UITSLUITING VAN JÖODSCHE ADVOCATEN. Dezer dagen heeft Dr. Frank, de Minister van Justitie in Beieren den rechtbanken aanbevolen, voortaan aan niet-Avische ad vocaten geen pro deo zaken meer toe te wijzen. Op dezen regel kan slechts een uitzon dering worden gemaakt, indien de armlastige partij nadrukkelijk het verlangen naar een niet-Arischen advocaat tot uitdrukking brengt. ZAKEN DOEN MET JODEN VERBODEN. Naar de Daily Telegraph van den 18 Juli meldt, hebben de nat. soc. autoriteiten in Gollhofen en Oberichelsheim in West-Beie ren een besluit genomen, waarin allen boeren wordt verboden eenige zakenrelatie met Joden te onderhouden. Indien iemand dit verbod overtreedt, zal hij officieel als een verrader worden bestempeld. MOORDEN IN HET CONCENTRATIE KAMP TE DACHAU. Aantal vermoorden sinds April 141. De tijding van den moord op den vooraan staanden Joodschen advocaat uit Monchen Dr. Spiegel, welke in het concentratiekamp te Dachau is geschied, heeft aldus de Daily Telegraph van den 18en Juli geleid tot de ontdekking, dat sinds de opening van dit kamp in April j.l. niet minder dan 141 per sonen daar om het leven zijn gekomen. De nationaal-socialisten vermelden, dat de slachtoffers werden neergeschoten bij hun Dcging om te ontvluchten. Zooals bekend, was de „misdaad", tenge volge waarvan Dr. Spiegel in het concen tratiekamp werd opgesloten, dat hij in naam van een Joodschen cliënt protesteerde tegen diens gevangenneming. De laatste moorden, aldus de Allgemeine Zeitung, welke in Dachau zijn gepleegd, waren gericht op twee andere advocaten Oskar Strauss en Wilhelm Aron. Het lichaam van Strauss werd in eer. verzegelde doodkist naar zijn ouders gezonden. Zij moesten onder eede beloven, het stilzwijgen te bewaren, omtrent de wijze, waarop hun zoon om het leven was gekomen. Het lijk van Acron werd eveneens aan zijn ouders toegezonden, nadat zij een verklaring hadden geteekend, dat zij het niet meer wenschten te aanschouwen. HET DUITSCHE STAATSBURGERSCHAP EN DE JODEN Naar dezer dagen uit Berlijn wordt ge meld, wordt thans het Duitsche staatsburger schap afhankelijk gemaakt van het lidmaat schap van een der nationaal-socialistisclre organisaties. Daar echter, zooals bekend de nationaal- socialistische partij toelating van nieuwe leden onlangs voor onbepaalden tijd heeft stopgezet, is het voor Duitschers, die hun nationaliteit niet wenschen te verliezen, noodzakelijk zich aan te sluiten bij een der beroepsorganisaties van het Arbeidsfront. De positie, in welke de Joden tengevolge van deze bepaling verkeeren. laat aan duidelijk heid niets te wenschen over. indien men zich voor oogen stelt, dat in de statuten van het Arbeidsfront de Ariërparagraaf is opge nomen. Het is den Joden derhalve onmogelijk gemaakt tot een der organisaties toe te treden, aan welker lidmaatschap het Duit sche Staatsburgerrecht bij uitsluiting is ver bonden. Zij hebben daardoor ook thans offi cieel alle burgerrechten verloren. Met een passagiersschip op Bergingstocht. De langdurig en stijf doorstaande We.-moe.- son speelde ons dit jaar weer onbehoorlijke parten. Met het s.s. „Patras' na drie weken kus:- reis met veel tegenslag te Scerabaja (onze thuishaven) aangekomen, zouden we daar enige dagen blijven liggen alvorens naar Oost-Borneo te vertrekken. Na nog een vollen werkdag ter reede. van 's morgens half zes bij de Insulaire-zeevaart kennen we nog geen 45-urige werkweek), stond om 5 uur de Javaansche equipage, op z'n Paaschbest uitgedost met helkleurige sa rongs, blauwe fantasiejasjes en gelakte san- delen, aangetreden voor het kantoor, om voor schot en permissie „toeroen" (vergunning tot passagieren) te verzoeken, Zoover zou het echter niet komen. Lang voordat de laatste djoeroemoedi (Indische kwartiermeester) z'n twee goede Hollandsche rijksdaalders, of wat daarvoor doorging (Ned. Indië, speciaal Oost-Java, wordt tegenwoordig overstroomd met. valsch geld, keurig nage maakt en dikwijls van hooger zilvergehalte dan het echte) in z'n gordelriem had gebor gen, kwam de onaangename tijding, da: het s.s. „van Neck" nabij Kalianget lOost-Madoe- ra) was gestrand en dat we ons gereed had den te maken, teneinde bij het eerstvolgende bericht ter assistentie kunnen uitvaren. Verkeken de kans op een paar gezellige avonden bij vrouw en kroost! In allerijl wordt de machine stoomklaar ge maakt. de gezagvoerder, tweede stuurman er» een paar machinisten, die zich al naar huis hadden begeven, worden opgehaald, sloepen gestreken en vervangen door laadbooten De kans is namelijk groot, dat we. teneinde de „van Neck" te lichten lading van haar over zullen moeten nemen. Te 6 uur reeds is de genee'e bemanning compleet en komt het bericht, dat het ook met behulp van de Gouvernementszoutsleeper „Ardamasa" niet is mogen gelukken de ..van Neck" vlot te krijgen en dat onze hulp nood zakelijk wordt geacht. Op een vlot komen drie nieuwe sleeptro- v. langszijde, elk 220 M. lang. twee stalen me: een omtrek van ruim vijf duim. één Manilla van 20 c.M. Even later ratelen de achterwinches, aan stuurboord worden met vliegende koppen de sleeptrossen ingedraaid, aan bakboord word: de motorboot geheschen. We komen nu reeds handen te kort. Vooral de beide stalen blijken onhandelbaar. Daar ze inderhaast op het vlot zijn geschoten, loopt de zaak beneden tel kens weer onklaar, of komen kinken voor de verhaalkam. Bovendien worden we erg ge handicapt door de duisternis. Toch gaat alles nog boven verwachtingen, om 7 uur is het vrachtje binnenboord. De boeitrossen worden losgegooid het anker gehieuwd. Onder loodsaanwijzing verlaten we den havenkom en stoomen direct volle kracht het donkere Oostgat in. De afstand SoerabajaKallangat is 92 mijl. Met een haren Westenwind achter ons mo gen we zeker op 13 mijl per uur rekenen en kunnen we dus 's nachts om twee uur bij de „van Neck" zijn. Daar we dan maan hebben en het volgens onze berekening, om 1 uur hoog water is. ma ten we nog een klein kansje iets te kunnen doen. Inderhaast wordt gegeten. Wie eenigszins aan dek gemist kan worden, gaat naar kooi. teneinde straks frisch te zijn. De anderen be- kleeden trossen en bolders, klaren de sleep trossen- brengen zware siuitings. zeildoek, smeermiddelen en gereedschap naar het ach terschip. Voor evenwel over te nemen lading wordt het schip ook laadbaar gemaakt. Het s.s. „van Neck" 3027 Bruto R. T. had aan de Gouvernementssteiger tc Kalianget zoutbriketten geladen voor diverse plaatsen aan Sumatra's Westkust. Tijdens het rondstoomen bij vertrek in de bij zeevarenden beruchte „Karong van var» Duynen" was het schip door wind en stroom De Wilde Jager WILHELMINE BALTINESTER Het is een geurige zomeravond. In het berg dorpje dat voor het grootste gedeelte uit boe renhuisjes bestaat, glanzen een paar witte villa's in het maanlicht. Deftig als stadsche dames in het wit satijn liggen ze tusschen de lage houten huizen van de dorpsbewoners. Groot en machtig staan de bergen en rotsen onder het vage licht van den sterrenhemel. In het dorp heet het, dat in zulke nachten de wilde jager zijn ronde doet. Het terras van de villa van Frau Lilli Flie- der straalt van licht. Door de open ramen ziet men de rijke pracht van de duisternis, die als van zacht fluweel is. waartegen men voorzichtig zijn wang zou willen leggen. Frau Flieder, jong, weduwe en rijk, luistert verrukt toe. terwijl haar buurman. Karl Dun ner. die vanavond bij haar eet, haar van zijn laatste jacht vertelt, Met groot levensgevaar heeft hij op één van de steilste rotsen een ree geschoten. Net hebben ze gesmuld van den kostelijken reerug! Frau Flieder straalt van bewondering. Het is een prettig gevoel te weten, dat een man zooveel van haar houdt, dat hij zijn leven waagt als hij merkt, dat zij graag eens een ree zou willen eten, ..Dat u dapper bent, heb ik altijd wel ge weten, maar dat u dit zou wagen „Maakt u toch niet zooveel drukte van zoo'n kleinigheid! Dapper! Dat beetje levens gevaar!" „Hoor nu toch eens aan! Levensgevaar om een stukje ree!" ..Dat u graag eens zoudt willen proeven. ..Hier in het dorp gaat het verhaal van den ..wilden jager", van een moedig man. die in de diepste spleten doordrong, die op de hoog ste toppen klom om te jagen. Die kan niet moediger geweest zijn dan u! Weet u. voor heldendaden heb ik altijd een zwak plekje in mijn hart gehad. Dat is tegenwoordig een overwonnen standpunt, maar ik kan er niets aan doen, dat ik er nog steeds gevoelig voor ben „U zult mij nog verwaand maken!" „Toe, vertelt u het me nog eens! De ree stond dus op een rotsblok en keek u aan. „Ja. zij keek me aan, net zooals u me nu aankijkt. Zij had groote oogen, maar ze wa ren lang niet zoo mooi als de uwe!" ,.En toen legde u aan?" „Toen legde ik aan". „En u stond maar twee vingerbreedtes van den afgrond af, maar u bewoog zich niet om door één pas naar voren uw leven een beetje meer in veiligheid te brengen, want die ééne oas zou het ree kunnen verjagenHet is vreeselijk.. Twee vingers van den afgrond!" Frau Flieder rilt van afgrijzen. „Twee vingers, en geen dikke vingers maar zulke slanke als uw twee pinken ..Verschrikkelijk!" „Wat? Uw vingers? Nee toch!" ..Ach! Die afgrond natuurlijk!" „Die heb ik ternauwernood opgemerkt. Ik dacht er alleen maar aan, dat u recrug wil de eten". „En was u heelemaal alleen op de jacht?'" „Mijn knecht was mee. U weet wel, Sepp. die boerejongen, die hier zomers buiten altijd bij me in dienst is. Een ezel! Hij had bijna door een onvoorzichtige beweging alles in de war gestuurd! Maar ik had al geschoten, en de zaak was in orde". „Wat bent u moedig!" .Eigenlijk heelemaal niet. Ik heb bijvoor beeld nog nooit de moed gehad om u iets. dat voor mij van heel groot belang is, tc vragen!" Frau Flieder lacht verlegen. ..Ik durf eenvoudig niet. Ik weet niet, of ik u imponeer. U hebt mij eens gezegd, dat u alleen maar een man kon liefhebben, die u imponeerde". „En dat vraagt u nog?" Frau Flieder wijst met een groot gebaar op de resten van den reerug. „Jij wilde jageiT' Op de tafel geuren Alpenbloemen. De avondstilte komt door het raam naar binnen. Frau Flieder en haar gast zwijgen. Ze hooren hun eigen harten kloppen, als Karl Danner Frau Flieders hand neemt, hem kust. en haar teeder in het gelaat kijkt, dat hem zacht tegenstraalt. Frau Flieder brengt Karl Danner door den kleinen tuin naar het hek. Ze hebben beslo ten in de schutting, die hun tuinen scheidt, morgen reeds een kleine deur te laten maken. Vandaag moet Danner hog den omweg over de straat maken. Frau Flieder gaat zoover met hem mee. „In het maanlicht zie je er heusch uit als de wilde jager! Zoo groot en donker! Ik moest eigenlijk bang voor je zijn!" fluis tert ze. Dat ontkent hij verontwaardigd en lachend. Een man komt hen tegemoet. Het is Sepp. de boerenjongen, Danners knecht voor de zo mermaanden. „O meneer! Ik zoek u overal! Hias zit daar binnen al twee uur op u te wachten! Hij komt het geld halen voor de ree, die hij voor u geschoten heeft!" verleid, in het N. Westen van lie: v.w. wrer buiten dc zwarte tonnen vastgeloopen. Hoe wel alleen het voorschip geboeid zat en roer en schroef te gebruiken waren, was het den kapitein ook niet met behulp van de .Arda masa' gelukt weer vlot te komen. Toodra we ten even 2 uur ten anker geko men zijn. vieren we onze motorboot en bege ven onze kapitein en tweede stuurman zich naar de „van Neck", teneinde de situatie op te nenjen en de uit te voeren werkzaamheden met den gezagvoerder van dat schip. die vol gens internationale regels de leiding van het bergingswerk heeft, te bespreken. Besloten wordt, daar het getij toch reeds te ver verloopen is. daglicht af te .vachten en dat. tegen het volgende hoog water, getracht zal worden het schip af te krijgen. Aan boord van het s.s. ..Patras' is inmid dels alles gereed gemaakt, om onmiddellijk met afsleepen en overnemen van lading te kunnen beginnen. Als het den volgenden morgen begint te da gen. wordt weder anker gehieuw i en vcr- stoomd naar een ankerplaats zoo dicht mo gelijk bij het gestrande schip. De omstandigheden zijn ons gunstig Het is kalm en bovendien zijn we tegen do West moesson eenigszins beschermd door Midoera. Ook staat er niet veel stroom. Gelukkig want het manoeuvreeren met een leeg hoog opge bouwd passagiersschip valt niet mee. te meer .ïieï, waar het vaarwater ter plaatje erg smal is en we zoo dicht mogelijk bij dc bank ln het N. Westen moeten trachten te komen. Het zou niet de eerste keer zijn. dat oen te hulp komend vaartuig naast he: ges.'rande kwam te zitten, zelf hulp behoefde, of geheel verloren ging. Op dat laatste is hier echter weinig kans. Op stuurboords anker met 15 vadem ket ting zwaaiend, wordt het achterschip in de richting van de „van Neck" gebracht waarop ook bakboords anker te water gaat. Lang zaam wordt nu achteruit gemanoeuvreerd, waarbij beide ankerkettingen willig gestoken worden (vrij bijsevierdu Als stuurboord- an kerketting tot 105 en bakboords- tot 90 va- lem is afgevierd. lukt het door m'.ride! van de nctorboot een lijn van ons achterschip op dat van de van Neckte krijgen. Met deze lijn wordt daar een slcepslooper aan boord ehaald en daarmee de zware Manilla, De eerste verbinding is tot stand gebracht De tweede gaat minder vlot. De alen leeptros is voel zwaarder en onhandelbaar der dan de Manilla. Hier wordt tusschen de sloepslooper en de sleeptros eerst nog een dunne vcrhaaltros gegeven, daar de looper niet sterk.genoeg geacht wordt. Bij he- uit vieren raken we dc macht over den geweldi gen staaldraad kwijt. Met groote snelheid veel grooter dan men op do „van Neck' kan door hieuwen loopt de 220 M. lange stalen de kam uit. Nu is het zaak uit de buurt, te blijven want men kan slechts gissen welken kant de bochten uit zullen slaan. Gelukkig hebben we dit voorziein en ls ieder op z'n hoede. Het einde van de sleeptros is om twee stel bolders en het achterluikhoofa belegd, zoodat we hem in ieder geval houden. Bij dergelijk zwaar sloopwerk worden de trossen altijd behalve om de bolders, rond luikhoofden, of dekhuizen genomen, da.i; an ders dikwijls, vooral op oudere schepen, dc bolders uit dek gerukt worden. Van de ..van Neck" af worden de beide trossen nu gelijk stijf gezet, waarop ook daar alles op de gebruikelijke wijze belegd wordt. Om de trossen nog extra stijf te krijger, en te beproeven, worden op de ..Patras' beide ankerkettingen wat doorgedraaid en dc ma chine langzaam vooruit gegeven. Daarna wordt hooger water afgewacht. Een paar uur later als het water a! aan merkelijk gestegen is. wordt de eersle poging gewaagd, om de „van Neck" vlo: te krijgen. Achtereenvolgens wordt „Langzaam .11 li ve kracht" en „vol' vooruit gecommandeerd. De „van Neckdraait zoo hard mogelijk mee. De ..Patras"- kan 1800 paardekrachten ontwik kelen, de „van Neck" 1450. Maar al dez" kracht mag niet baten, er is geen beweging in te krijgen. Dan tegen hoogwater ondervinden we ook eens hulp van den Westmoesson. Een zware uit het N. Westen invallende bul Jaagt het water op. Gelijk spannen zich weer de tros sen alle 1800 paarden van de .Patras" doen hun uiterste best. de „van Neck" los te krij gen. ook daar draait men wal men kan. Bo vendien worden nog beide ankers van de Patras gelijk doorgehieuwd. Er komt bewe ging nog een windvlaag en onder gejuich van dc in spanning wachtende equipage komt de „van Neck" op ons af. Nog even en in dieper water valt haar anker en loopt ratelend dc ketting uit. Bij een door den Havenmeester van Soo- menap ingesteld onderzoek, blijkt de van Neck niet noemenswaardig beschadigd en geen water tc maken, waarop zij vergunning krijgt haar reis te vervolgen. Wij die op heete kolen zitten om naar Soe rabaja terug te mogen, krijgen telefonisch op dracht, ons zoo spoedig mogelijk naar Ban- joewangi te begeven, om het s.s. „Sidijoe" van kolen en water te voorzien. Dit schip, was met een lading zout op weg van Kalianget naar Padjltan en Tjilatjup. Door het slechte weer op de Zuidkust had dc gezagvoerder geen kans gezien zijn bestem ming te bereiken, was het schip terugge keerd en had Banjoewangie als noodhaven aangedaan. Daar aangekomen bleek dc ko len en watervoorraad niet groot genoeg om de eindbestemming nog te halen, zoodat om hulp getelegrafeerd werd. Met man en macht kolen uit de bunkers naar dek verwerkend, bereikten we nog dien zelfden avond Banjoewanglc, vanwaar we nog 's nachts naar Soerabaia kunnen vertrek ken. waar we den volgenden middag aan komen. Van onze ligdagen ls intusschen maar wei nig over gebleven. Is het niet direct, ook ons heeft de Westmoesson dit maal weer eens leelijk te pakken gehad. P. L. V. R.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7