ALS HET CELD OP DEN RUG GROEIT. k-M m EEN OOSTERSCH AVONTUUR. ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933 HAARLEM'S DAGBLAD II BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Krelis was een boertje, dat in zijn geheele leven maar één verlangen gekend had. Rijk worden! Heel rijk, zoo rijk, dat het scheen alsof het geld hem op den rug groeide Alle andere dingen konden hem niet sche len. Wijsheid was iets waar hij om lachte, ijver een deugd voor de dommen, vroomheid bescheidenheid, hulpvaardigheid, tevreden heid. alles vond hij bespottelijk. Een ding was er maar, dat was: geld. Als je geld had, had je alles tegelijk. Als je geld had, dan was je pas gelukkig. Maar ach, dacht Krelis dan dikwijls, ik zal het wel nooit krijgen. Als ik er voor wer ken moet, dan verdien ik natuurlijk nooit genoeg om over te sparen, zoo is het nu een maal in de wereld. Rijkdom was iets. dat moest je krijgen, hetzij dat je een kind van rijke ouders was, hetzij dat je later van zeer rijke familieleden geld kon erven Of er moest opeens een wonder gebeuren! Ja, een wonder! En dat zulk een wonder nog eens zou gebeuren, zie, dat hoopte Kre lis en hij hoopte het zoo vast, dat hij er bijna op begon te rekenen. Gretig las hij al tijd verhalen waarin wonderen gebeurden en met open mond zat hij te luisteren als iemand hem eens een wonderlijke geschie denis verhaalde. Zoo was Krelis zich gaan verbeelden, dat hij niets anders behoefde te deen, dan wach ten tot het wonder kwam. Hij werkte niet veel en als hij werkte, verdiende hij niet veel. Maar van wat hij verdiende duwde hij het meeste nog in zijn spaarpot om maar vooral gauw rijk te worden. Want. zoo dacht hij, al komt het wonder, dan zal het toch goed zijn, dat alvast iets hebEn daarom at hij heel weinig en kleedde hij zich heel slecht. In het dorp was hij niet bemind, o, neen. Iedereen had een hekel aan hem, want het was natuurlijk algemeen bekend, dat hij zeer gierig was. Het gebeurde wel eens dat hij op straat door brutale jongens nagejouwd werd. Wacht maar, dacht Krelis dan, als ik maar eerst eens. heel rijk ben, dan zullen jul lie wel anders schreeuwen. En één keer had hij zichzelf zoo vergeten, dat .hij de schel dende jongens toeriep: Wacht maar. als ik rijk ben. En sinds dien dag vroeg iedereen hem spot tend: „Ben je nog niet rijk, Krelis?" TöT"plotseling het'groote wonder werkelijk gebeurde.,..! Het was nacht en Krelis lag- te bed. Dien avond had hij bij de koude kachel gezeten en hij had gehuild omdat het wonder nog maar steeds niet kwam,, O, schande, schande, had hij gezucht, er zijn zooveel menschen bij wie het geld op den rug groeit. Waarom gebeurt dat hij mij nu ook niet? Waarom is een ander rijk en waarom ben ik arm. En eindelijk had hij gesmeekt dat het de- zijn nacht gebeuren zou! Hij was in bed gestapt en plat op zijn rug- gaan liggen. Hij had een beetje honger, want gegeten had hij natuurlijk niet. Dat was te duur. Maar daarom kon hij niet slapen. Hij keek naar de zoldering van zijn bedstede en probeerde uit te rekenen hoeveel ijzeren kistjes hij noodig zou hebben om twee mil- lioen gouden tientjes op te bergen. Hij dacht zeker wel een- paar honderd. Jammer, hoor, want ijzeren kistjes waren duur als je ze koopen moest. Zou hij dan maar niet liever bankbiljetten nemen? Neen. dat was te ge vaarlijk als er eens brand kwam Maar wat was dat? Vreemd, het leek wel of er iets in zijn rug duwde! Verbeeldde hij het zich nu of was het zoo? Langzaam voelde hij zich omhoog ge tild. Het leed geen twijfel, er zat iets onder zijn rug. En het werd hoe langer hoe dikker, zoodat hij tenslotte zijn hoofd niet meer op het kussen kon houden. Nog hooger ging zijn rug en nog lager zakte zijn hoofd achter over. Krelis werd spierwit van angst. Wat was dat? Een beest? Of een booswicht, die hem wilde overvallen...,? En steeds verder werd zijn rug omhoog geduwd. Krelis hield het niet meer uit. Met een gil sprong hij van het bed en engstig keek hij tusschen de la kens. Maar er lag niets! Maar opeens voelde hij dat er iets op hem drukte. Hemeltje lief, het zat op zijn rug Wat is dat? Wat is dat? gilde Krelis ter wijl hij als een razende door de kamer sprong en met beide handen over zijn rug voelde. Langzamerhand kwam hij wat tot bedaren en nu begon hij uit alle macht aan het ding dat op zijn rug zat te trekken. Het was geen beest, dat voelde hij wel, maar wat het dan wel was. wist hij nog niet. Het waren ronde dingetjes, die allemaal aan elkaar gekleefd schenen te zitten. Krelis trok en trok en op eenshad hij iets in de handen. Hij keek enstaarde als een zot naar vier gouden tientjes Krelis' verbazing duurde maar heel even. Dadelijk begon hij te dansen en te springen en te juichen van vreugde. O, o. o, het wonder is eindelijk aekomen. O. o, wat ben ik gelukkig. Het geld groeit op mijn rug. Duizenden, millioenen, zijn het! Gauw een mand. gauw een mand En terwijl de vreugdetranen hem over de wangen rolde zocht hij haastig een mandje in den kelder. Hij holde weer terug naar de kamer. Daar zette hij het mandje neer en nu begon hij aan het mooiste werk dat er in zijn oogen bestond. Hij ging het geld van zijn rug plukken Eerst ging het wat moeilijk. De gouden tientjes zaten erg vast, maar weldra had hij den slag te pakken en nu vlotte het beter. Bij tientallen tegelijk gooide hij de geldstuk ken in het mandje en steeds maar weer plukte hij er bij. Het goud stroomde en het mooiste van alles was, dat het groeien niet ophield. Zoo vlug kon hen niet plukken of dadelijk groeide de geldberg weer aan Krelis' vreugde kende geen grenzen! Voor het eerst in zijn leven zong hij een vroolijk liedje en voor het eerst ook werkte hij ijverig. Geen wonder, bij eiken greep van zijn han den had hij een groot weekloon verdiend. Het mandje werd zienderoogen vol, Krelis zag het en het speet hem. Had hij nu maar die ijzeren kistjes klaar staan, waar hij een uur geleden nog aan gedacht had. Al waren het dure dingen, zij waren toch bijzonder goed geschikt om al het goud in te bewaren. Nu wist hij geen raad waar hij het zou laten. Oef. zuchte Krelis, toen het mandje ein delijk vol was, van zulk werk wordt men moe Ik zal eens even rusten en een boterham gaan eten en ook een lekker kopje koffie maak ik klaar. Dat kan er nu wel eens af. Langzaam deed hij wat hij gezegd had. Hij was werkelijk doodmoe, want het was een zwaar werkje geweest, dat geld plukken! EVen rust had hij dus zeker wel verdiend. Hij sneed zich een extra dikke boterham en maakte een geurige kop koffie klaar. Ziezoo, nu ging hij eens even bij de tafel zitten. Zielsvergenoegd wilde hij in zijn stoel gaan zitten en even heerlijk achterover leunen. Maar dat ging nietDe geldberg zat hem in den weg. Nu. dat was het ergste niet. Kre lis lachte hartelijk en ging rechtop zitten. Ja, hij zou er even aan moeten wennen, aan dien nieuwen toestand, maar gelukkig, het was in ieder geval een aangenaam ding om aan te wennen. Hij at een stukje van zijn brood en nam een slokje van zijn koffie. Dat deed goed hij had den geheelen dag immers niet gege ten. Zachtjes overlegde onze held bij zich zelf wat hij nu zou gaan doen. Zou hij nog blijven werken? Neen. dat was natuurlijk on zin voor een man die het geld voor het grij pen had. Bovendien hij had genoeg te doen met het plukken! Zou hij groote landerijen koopen. Ach, neen, wat had je daaraan? Zou hij dan buiten in. een groote villa gaan wo nen? Eiken dag lekker eten en drinken en voor alles een bediende? En een mooie auto mobiel, waar hij mee rijden kon naar harte lust? Dat leek hem wel wat. Maar ach neen, wat had je daar eigenlijk aan? Als je goed en wel in je villa woonde, kwamen de men schen van de kerk natuurlijk iederen dag bij je om geld te vragen voor de arme menschen. En hij zou wel gek zijn! Stel je voor! Had men hem wel eens iets gegeven, toen hij arm was Zoo mijmerde Krelis en zoo kwam het dat hij eerst niet merkte, dat de geldberg op zijn rug weer heel wat grooter geworden was. Maar nauwelijks had hij een kwartier gerust Of hij voelde het wel! De geldberg werd heel zwaar en Krelis begon hoe langer hoe meer voorover te zitten. Hij kon de vracht bijna niet meer dragen. Weldra werd het hem te machtig en of hij wilde of niet: hij moest weer aan het plukken gaan En weer werkte hij ijverig voort, maar aan gezien hij geen mandje meer had nam hij nu een emmertje en toen dat vol was den kolen bak. Toen ook die vol was had hij geen ge schikt dingen meer om het geld in weg te bergen. Hij legde het dus maar eenvoudig op den grond Zoo kwam de morgenstond. Hijgend en doodmoe was Krelis nog steeds aan het pluk ken. Hij was wel blij, dat hij zooveel geld had maar hij kon het plukken toch niet meer vol houden. Hij richtte' zich op. Gelukkig, alles was bijna van zijn rug, al voelde hij wel, dat het groeien niet ophield. Maar het zou nu toch wel weer even duren. En vlug ging hij weer naar bed. Hij moest rusten want hij kon niet meer, zoo moe was hij. Hè, met een zucht van 'verlichting strekte hij zich even uit. Het was wel niet prettig, dat hij al weer een bobbeltje op zijn rug voelde, maar hij lag tenminste toch even. Eindelijk dan was 'het wonder geschied, zijn rijkdom was gekomen. Nu eerst'zou Krelis een geluk kig man zijn. Maar het was toch alsof zijn geluk niet volkomen was. Al wilde hij het zichzelf niet dadelijk bekennen, was hij toch niet heelemaal tevreden. Zeker, dat het gteld op zijn rug groeide was niet erg, dat had hij immers zelf altijd gewild, maar dat pluk ken. zie je, dat was erg O. lieve help. daar begon het alweer. De geldberg werd hoe langer hoe grooter. Weg was de slaap, waar ons boertje zoo naar ver langde. Toch wilde hij nu niet weer met pluk ken beginnen. Hij wilde slapen, iedereen moest toch slapen! Kwaad draaide hij zich om en ging voorover liggen. Zie zoo, nu kon het groeien hem niet hinderen. Maar het was niet gemakkelijk om in slaap te komen en het lukte hem dan ook niet. Bovendien begon de geldberg erg zwaar te worden. Hij groeide en groeide en werd tenslotte zoo zwaar, dat Krelis onder het gewicht bijna stikte. Hij moest weer gaan plukken of hij wilde of niet. Hij wilde opspringen, maar o. wat was dat moeilijk. Het gewicht dat hij liggende had kunnen dragen, kon hij niet tillen als hij overeind stond. Hij plofte weer met een smak in bed terug, zoodra hij getracht had op te DE KLEINE VERKOOPER. HET ONTSTAAN VAN DEN DASHOND. Wie komt er bij me koopen? Ik heb toch goede waar! Je hoeft niet ver te loopen. Ik heb alles bij elkaar. Groote zoute droppen. En lekkere pijp-kaneel, En verder Haagsche hoppen, Verkoop ik reuze veell Een klantje heb ik ook al, Dat is mijn kleine nicht. Aan haar arm een mandje, Dat houdt ze stevig dicht! Ik zeg beleefd: wat blief je? Wat moet je hebben, zus!? Dan zegt dat hartediefje: „Allereerst een kus. Dan nog drie zoute droppen, En ook een pijp kaneel. Een doosje Haagsche hoppen. Dan heb ik niet te veel." Oh, kleine stoute Nan, Jij weet- wel wat je doet! Je neemt precies de helft, En dat-is ook maar goed! RITA. staan. Als een dolle begon hij nu te plukken. Hij lag voorover en had het vreeselijk be nauwd, terwijl hij met beide handen de geld stukken van zijn rug trok en woedend door de kamer smeet Van vreugde was geen sprake meer Integendeel, al zijn geluk was heen! Krelis weende bitter, want nu begreep hij wel. dat wat eerst een zegen leek, een ramp was ge worden. Hij zou geen minuutje rust meer hebben, zijn geheele leven lang niet meer! Steeds zou dat verschrikkelijke geld op zijn rug blijven groeien en hij moest blijven pluk ken, steeds maar door. want anders zou hij onder de vracht bezwijken.... En ook nu plukte hij als razend en het ge lukte hem na een uurtje den berg weer klein te maken. Doodmoe stond hij op en stapte het bed uit. Overal lag het geld over den vloer gestrooid, maar het kon hem niet sche len. Hij huilde en jammerde zoo verschrik kelijk. dat men het buiten, op den straatweg hooren kon. Een voorbijganger klopte op de deur en toen Krelis opendeed, vroeg de man wat hem scheelde. O. beste bave man. verlos mij alsjeblieft van dat vervloekte geld, kreeet Krelis wan hopig De man staarde hem stomverbaasd aan, maar daar hij zag dat het Krelis ernst was. begon hij vlug al het geld van den vloer te rapen en in een zak te doen. En na hem kwa men nog meer voorbijgangers, die het voor beeld volgden Het mandje verdween, en den kolenbak en het emmertje en tenslotte was er niets meer over. Maar het kon Krelis niet schelen. Als hij nieuw wilde hebben behoef de hij slechts naar zijn rug te grijpen. Maar hij wilde niet eens nieuw geld hebben. Vëel liever was het hem als de geldberg ver dween En weer moest hij plukken maar hij was zoo moe, dat hij niet kon. En de berg werd al grooter en grooter. Hij kon het gewicht niet meer dragen. Wanhopig liet hij zich op de knieën vallen en hij smeekt om genade en of alsjeblieft dien verschrikkelijken geldberg van hem weggenomen kon worden. In zijn wanhoop riep hij uit, dat hij nooit meer naar geld zou verlangen, dat hij een braaf en goed mensch zou worden en niet meer gierig zou zijn Toen hij dit allemaal gezegd had begon de berg opeens te slinken. Met ingehouden adem bleef Krelis geknield liggen, net zoo lang tot hij voelde, dat zijn rug weer gewoon was. Toen sprong hij op en weer begon hij te dansen, maar nu had hij er tenminste re den toe. want nog nooit in zijn leven had hij zich zoo gelukkig gevoeld De geldberg was weg en bleef weg! Nooit is onze Krelis rijk geworden, al verdiende hij later goed zijn brood. Maar ook nooit heeft hij zich meer ongelukkig gevoeld omdat hij arm was. Integendeel, dikwijls heeft hij la ter nog met smart aan de oogenblikken ge dacht dat het geld zoo maar op zijn rug gtoeide. HET AL TE GEDIENSTIGE DIENSTMEISJE Heer clcs huizes boos: Waarom heb je mijn schoenen dichtgeregen. Mina? Mina: Omdat mevrouw zei. dat U haast had en dadelijk op reis moest. De onderdirecteur van een diergaarde schreef aan den directeur het volgende: M Alles gaat hier goed. alleen de nieuw aange komen baviaan is weer onrustig. Hij schijnt naar een ouden makker te verlangen. Na een week van hard werken overal, was vader zoo goed als klaar. Hij moest nu nog slechts één bezoek afleggen, maar zoo zei hij, dit was juist het ergste. Om zijn doel te bereiken, moesten zij twee dagen lang met den trein het binnenland in. een verschrik kelijke reis. door dorre en woeste streken en dan in snikheete. kleine en benauwde spoor-coupé'sNotaris Langman had de grootste moeite om zyn dochtertje in de goede stemming te houden en de waterlan ders te verdrijven die telkens voor den dag kwamen. Ach. hij had dit wel vooruit gewe ten, maar hij wist ook dat zijn dochtertje liever nog vee! erger dingen zou verdragen, dan ergens bij vreemde Engelsche menschen achter te moeten blijven. Maar na regen komt zonneschijn en zoo ging het ook met Tilly. Toen eindelijk de beide verschrikkelijke dagen om waren kwamen zij in een mooi. echt Oostersch stadje aan en daar werden zij allerhartelijkst ontvangen door een lieve vriend van vader, die daar moederziel alleen tusschen de Indiërs woonde. Hij stond aan het station en dadelijk pakte hij Tilly in zijn armen toen zij aan de deur van haar coupé verscheen Wel, wel, lachte hij. dat is heel lang ge leden hoor. dat ik zoo'n lief Hollandsch snuit je heb gezien. Maar je ziet er moe uit. meisje, daar zullen we eens wat aan doen. Je blijf; maar eerst eens een weekje met vader hier uitrusten hoor Natuurlijk, lachte vader, die intusschen ook uit den trein gestapt was en met een zucht van verlichting zijn vriend de hand reikte Verschrikkelijk, hè, dat reisje, zei me neer Roberts, vader's vriend, ja. man. dat is hier nu eenmaal niet anders. Wees jij maar blij dat je naar het gezegende Java gaat. Tilly lachte alweer, vooral omdat zij over het gezegende Java hoorde spreken, want zie je, al had vader haar dikwijls zoo veel goeds en moois verteld, het had haar de laatste dagen wel eens benauwd, de gedachte dat het overal zoo zou blijven Een klein ritje moesteh zij nog maken door een dicht bosch met een paar stoffige we gen, maar weldra hadden zij het huis van den heer Roberts bereikt. En het eerste wat Tilly zag was een kolossus van een olifant,, die rustig op het erf stond en langzaam zijn kop schudde, steeds maar weer. Mag ik jullie voorstellen, dat Is Colum bus mijn rijpaardje. Wat, riep Tilly, rijdt U ook op een oli fant? Ik dacht, dat alleen de Indiërs dat deden Geen sprake van. luidde het antwoord, Als ik reizen moet en dat gebeurt heel dik wijls, pas ik mij aan bij de gewoonten van het land en neem mijn trouwe Columbus, die mij snel en veilig overal heen brengt, Zoo sprekend waren zij het dier genaderd. Het was een prachtig beest, mooi van bouw en in het bezit van twee g'ave en groote slag tanden, Tilly keek eens even ln de kleine, lieve oogjes en dadelijk hield zij al een beetje van Columbus. Het was hem aan te zien, dat hij een echte goedzak was Hij heeft het goed hier, lichtte meneer Roberts haar in, en hij mag loopen en lig gen waar hij wil, Vanmiddag mag jij met je vader eens een ritje op zijn rug maken, hoor Tilly! Dat was wat! Til's oogen glinsterden reeds Krijg ik dan ook een sluier voor, 2ooals de vrouwen en meisjes, hier! Een daverend gelach van de beide heeren was het antwoord. Vader wilde reeds „neen'' zeggen, maar de heer Roberts wenkte hem dat niet te doen Welja Tilly, zei hij vriendelijk, als jij eens een keertje gesluierd wil zijn, dan vin den wij dat goed. Maarslechts één keer tje hoor, en dan hier in de buurt, want an- i ders zouden de menschen denken dat je niet van ons geloof was O. ja, flitste het door Tilly's hoofdje, daar had zij nog niet aan gedacht en reeds had zij spijt den sluier te hebben gevraagd. Maar achéén keertjevoor een pretje! Nu, dat was ook niet erg en vader had er ook geen bezwaar tegen. Zoo gebeurde het. dat zij dien middag, na het eten. een fraaien kanten sluier van den heer Roberts kreeg en zoo uitgedost e enplaatsje kreeg op Colum bus' rug. De olifant was voor deze bijzondere gelegenheid prachtig opgetuigd en op zijn breeden rug droeg hij een klein baldakijn. Voor alle zekerheid werden zij op hun wan delritje door een Indische bediende verge zeld. Zoo sjokten zij langzaam een paar uurtjes VOOR DE KNAPPERTS. Deze drie cirkels zijn schijnbaar zoo ver bonden. dat ze niet uit elkaar zijn te halen. Toch is het mogelijk het figuur in één lijn te trekken, zonder dat de lijnen elkaar snij den. Wie vindt het kunststuk? Oplossing komt volgende week. door de heerlijk mooie bosschen rond en Tilly genoot onbeschrijfelijg. Zij beeldde zich in een echte Indische prinses te zijn. die op haar lievelings-olifant rijtoertics maakte Nu. het geleek er werkelijk wel wat op. hè? Zij was zoo onder den indruk van al het vreemde, dat zij beleefd had. dat zij dien avond eerst heel laat in slaap viel en toen droomde zij aan één stuk door van Olifan ten tijgers en Indische prinsessen en sultans on nog een heeleboel meer. Totdattotdat zij langzaam oprees en heel luchtig uit haar bedje stapte. Zonder er iets van te weten greep zij den sluier die op een laag stoeltje ln haar kamertje lag. deed hem om en stapte naar buiten, eerst de kamer en de gang uit toen de galerij over en zoo naar het erf Vader had vergeten zijn vriend te waar schuwen en de heer Roberts had derhalve in het geheel geen voorzorgen getroffen. Hij kon niet weten dat Tilly aan slaapwandelen leed Langzaam wandelde zy statig en echt als een prinses over het erf. Het lieve kind han delde zonder er zich van bewust te zijn. want natuurlijk is het heel gevaarlijk om midden in den nacht op een afgelegen plek in Britsch Indië te gaan wandelen Zoo naderde zij al meer en meer het einde van het erf waar een klein, maar gevaarlijk slootje was. diep en modderig en bovendien 's nachts niet veilig. Nog slechts enkele pas sen scheidden haar nu van deze gevaarlijke plek maar zij was zich van niets bewust. Met opgeheven armen liep zij verder twee. drie. vier passen. Nog een stap en Een rauwe kreet verscheurde plotseling de stilte van den nachtHet was Tilly. Natuurlijk was zij op eens klaar wakker, Met op.-ngesperdc oogen keek zij hijgend en doodelijk verschrikt om zich heen. Waar was zij Zij zat op Columbus' breeden rug en schom melde reeds zachtjes in de richting van het huis, waar op de galerij ook al verscheidene gestalten verschenen die opgeschrikt waren door Tilly's gil De goede olifant had droomend langs het slootje geloopen. Heel goed had hij het kleine meisje gezien en met zijn domme dierenver stand had hij zich afgevraagd, wat dat eigenlijk kwam doen. Nieuwsgierig was hij haar nageloopen, totdat hij plotseling ont dekte, dat zij in het water zou vallen als zij niet werd tegengehouden. En direct had Co lumbus redding gebracht. Hij sloeg zijn slurf om Tilly's middel en zette haar met één ruk op zijn rug, En daarna schommelde hij rustig naar huisDat Tilly gilde en bang was kon hem niets schelen, als zij maar niet in het water viel Vader en dc heer Roberts stonden hevig ontsteld; het toonecltje dat zij gadesloegen was dan ook wel vreemd. En aangezien Tilly niets wist en Columbus niet kon praten moes ten zij er maar naar raden wat er gebeurd was. De heer Roberts dacht dat Tilly stille tjes nog een ritje was gaan maken en na tuurlijk was hij erg kwaad. Maar vaders hart beefde want hij begreep wel. dat Tilly sla- pond gehandeld had. Dankbaar klopte hij Columbus op diens dikke huid. Het was toch een goed beest. Maar hoe goed het beest eigenlijk wel was kwam vader nooit te weten, evenmin als de heer Roberts en Tilly zelf. Maar nu het mooiste nog. Tilly was na dien nacht van het slaapwandelen genezen! Zij is nooit meer opgestaan en voortaan rus tig blijven liggen. Dat was dc schrik, die hier heilzaam lv»d gewerkt,,.. WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT. Dure bloemen. Op een bloemententoon stelling te Westminster werden twee nieuwe orchideeën ingezonden, ter waarde van 1000 pond sterling elk. dat is ongeveer f 9000. Groote hotels. Langen tijd is het Pensyl- vania-hotel met zijn 2000 kamers het groot ste ter wereld geweest, doch thans heeft het die eereplaats moeten afstaan aan het Hotel Stephens te Chicago dat 3000 kamers telt. Het blindensclirift. De teekens voor dit schrift zijn samengesteld door den Fransch- man Louis Braille .1809—18521 die zelf sinds zijn 3e jaar blind was en naar wien het dan ook Braille-schrift heet. Wist je dat? Een klok tikt gemiddeld per jaar 157.700.000 keer en de raderen heb ben in dien tijd een weg afgelegd van bijna 6000 kilometer. Een lange laan. Tusschen de steden Nikko en Namandoen in Japan is een 16 uur lange laan van even hooge en even dikke boomen. Bananen. Er zijn 20 soorten en 200 va riëteiten van bananen. Waar komt het woord pyjama vandaan? Dit komt van het Hindoeschc woord „Pal Jama" dat beenbedekking beteekent. Kaas en holer. Men kende al lang de kaas als een uitstekend voedsel, toen men van boterbereiding nog niets afwist. De grootste diepte der zee. Die vindt men bij San Diego in California waar men een diepte van 33006 voet gepeild heeft. OP REIS Conducteur grijpt een heer bij zijn mouw en zegt: Pardon meneer, deze coupé is besproken voor den minister van binnenlandsche zaken. Slimme reiziger uit de hoogte: Zoo en hoe weet jij nou, of ik de minister ben?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 11