ALS HET CELD OP DEN RUG GROEIT.
k-M m
EEN OOSTERSCH AVONTUUR.
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
II
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Krelis was een boertje, dat in zijn geheele
leven maar één verlangen gekend had. Rijk
worden! Heel rijk, zoo rijk, dat het scheen
alsof het geld hem op den rug groeide
Alle andere dingen konden hem niet sche
len. Wijsheid was iets waar hij om lachte,
ijver een deugd voor de dommen, vroomheid
bescheidenheid, hulpvaardigheid, tevreden
heid. alles vond hij bespottelijk. Een ding
was er maar, dat was: geld. Als je geld had,
had je alles tegelijk. Als je geld had, dan was
je pas gelukkig.
Maar ach, dacht Krelis dan dikwijls, ik
zal het wel nooit krijgen. Als ik er voor wer
ken moet, dan verdien ik natuurlijk nooit
genoeg om over te sparen, zoo is het nu een
maal in de wereld. Rijkdom was iets. dat
moest je krijgen, hetzij dat je een kind van
rijke ouders was, hetzij dat je later van zeer
rijke familieleden geld kon erven
Of er moest opeens een wonder gebeuren!
Ja, een wonder! En dat zulk een wonder
nog eens zou gebeuren, zie, dat hoopte Kre
lis en hij hoopte het zoo vast, dat hij er
bijna op begon te rekenen. Gretig las hij al
tijd verhalen waarin wonderen gebeurden en
met open mond zat hij te luisteren als
iemand hem eens een wonderlijke geschie
denis verhaalde.
Zoo was Krelis zich gaan verbeelden, dat
hij niets anders behoefde te deen, dan wach
ten tot het wonder kwam. Hij werkte niet
veel en als hij werkte, verdiende hij niet veel.
Maar van wat hij verdiende duwde hij het
meeste nog in zijn spaarpot om maar vooral
gauw rijk te worden. Want. zoo dacht hij,
al komt het wonder, dan zal het toch goed
zijn, dat alvast iets hebEn daarom
at hij heel weinig en kleedde hij zich heel
slecht.
In het dorp was hij niet bemind, o, neen.
Iedereen had een hekel aan hem, want het
was natuurlijk algemeen bekend, dat hij zeer
gierig was. Het gebeurde wel eens dat hij op
straat door brutale jongens nagejouwd werd.
Wacht maar, dacht Krelis dan, als ik
maar eerst eens. heel rijk ben, dan zullen jul
lie wel anders schreeuwen. En één keer had
hij zichzelf zoo vergeten, dat .hij de schel
dende jongens toeriep:
Wacht maar. als ik rijk ben.
En sinds dien dag vroeg iedereen hem spot
tend: „Ben je nog niet rijk, Krelis?"
TöT"plotseling het'groote wonder werkelijk
gebeurde.,..!
Het was nacht en Krelis lag- te bed. Dien
avond had hij bij de koude kachel gezeten
en hij had gehuild omdat het wonder nog
maar steeds niet kwam,,
O, schande, schande, had hij gezucht,
er zijn zooveel menschen bij wie het geld op
den rug groeit. Waarom gebeurt dat hij mij
nu ook niet? Waarom is een ander rijk en
waarom ben ik arm.
En eindelijk had hij gesmeekt dat het de-
zijn nacht gebeuren zou!
Hij was in bed gestapt en plat op zijn rug-
gaan liggen. Hij had een beetje honger, want
gegeten had hij natuurlijk niet. Dat was te
duur. Maar daarom kon hij niet slapen. Hij
keek naar de zoldering van zijn bedstede en
probeerde uit te rekenen hoeveel ijzeren
kistjes hij noodig zou hebben om twee mil-
lioen gouden tientjes op te bergen. Hij dacht
zeker wel een- paar honderd. Jammer, hoor,
want ijzeren kistjes waren duur als je ze
koopen moest. Zou hij dan maar niet liever
bankbiljetten nemen? Neen. dat was te ge
vaarlijk als er eens brand kwam
Maar wat was dat?
Vreemd, het leek wel of er iets in zijn rug
duwde! Verbeeldde hij het zich nu of was het
zoo? Langzaam voelde hij zich omhoog ge
tild. Het leed geen twijfel, er zat iets onder
zijn rug. En het werd hoe langer hoe dikker,
zoodat hij tenslotte zijn hoofd niet meer op
het kussen kon houden. Nog hooger ging zijn
rug en nog lager zakte zijn hoofd achter
over. Krelis werd spierwit van angst. Wat
was dat? Een beest? Of een booswicht, die
hem wilde overvallen...,? En steeds verder
werd zijn rug omhoog geduwd. Krelis hield
het niet meer uit. Met een gil sprong hij van
het bed en engstig keek hij tusschen de la
kens. Maar er lag niets! Maar opeens voelde
hij dat er iets op hem drukte. Hemeltje lief,
het zat op zijn rug
Wat is dat? Wat is dat? gilde Krelis ter
wijl hij als een razende door de kamer sprong
en met beide handen over zijn rug voelde.
Langzamerhand kwam hij wat tot bedaren
en nu begon hij uit alle macht aan het ding
dat op zijn rug zat te trekken. Het was geen
beest, dat voelde hij wel, maar wat het dan
wel was. wist hij nog niet. Het waren ronde
dingetjes, die allemaal aan elkaar gekleefd
schenen te zitten. Krelis trok en trok en op
eenshad hij iets in de handen. Hij keek
enstaarde als een zot naar vier gouden
tientjes
Krelis' verbazing duurde maar heel even.
Dadelijk begon hij te dansen en te springen
en te juichen van vreugde.
O, o. o, het wonder is eindelijk aekomen.
O. o, wat ben ik gelukkig. Het geld groeit op
mijn rug. Duizenden, millioenen, zijn het!
Gauw een mand. gauw een mand
En terwijl de vreugdetranen hem over de
wangen rolde zocht hij haastig een mandje
in den kelder. Hij holde weer terug naar de
kamer. Daar zette hij het mandje neer en
nu begon hij aan het mooiste werk dat er in
zijn oogen bestond. Hij ging het geld van zijn
rug plukken
Eerst ging het wat moeilijk. De gouden
tientjes zaten erg vast, maar weldra had hij
den slag te pakken en nu vlotte het beter.
Bij tientallen tegelijk gooide hij de geldstuk
ken in het mandje en steeds maar weer
plukte hij er bij. Het goud stroomde en het
mooiste van alles was, dat het groeien niet
ophield. Zoo vlug kon hen niet plukken of
dadelijk groeide de geldberg weer aan
Krelis' vreugde kende geen grenzen! Voor
het eerst in zijn leven zong hij een vroolijk
liedje en voor het eerst ook werkte hij ijverig.
Geen wonder, bij eiken greep van zijn han
den had hij een groot weekloon verdiend. Het
mandje werd zienderoogen vol, Krelis zag
het en het speet hem. Had hij nu maar die
ijzeren kistjes klaar staan, waar hij een uur
geleden nog aan gedacht had. Al waren het
dure dingen, zij waren toch bijzonder goed
geschikt om al het goud in te bewaren. Nu
wist hij geen raad waar hij het zou laten.
Oef. zuchte Krelis, toen het mandje ein
delijk vol was, van zulk werk wordt men moe
Ik zal eens even rusten en een boterham
gaan eten en ook een lekker kopje koffie
maak ik klaar. Dat kan er nu wel eens af.
Langzaam deed hij wat hij gezegd had. Hij
was werkelijk doodmoe, want het was een
zwaar werkje geweest, dat geld plukken!
EVen rust had hij dus zeker wel verdiend. Hij
sneed zich een extra dikke boterham en
maakte een geurige kop koffie klaar. Ziezoo,
nu ging hij eens even bij de tafel zitten.
Zielsvergenoegd wilde hij in zijn stoel gaan
zitten en even heerlijk achterover leunen.
Maar dat ging nietDe geldberg zat hem
in den weg. Nu. dat was het ergste niet. Kre
lis lachte hartelijk en ging rechtop zitten. Ja,
hij zou er even aan moeten wennen, aan
dien nieuwen toestand, maar gelukkig, het
was in ieder geval een aangenaam ding om
aan te wennen.
Hij at een stukje van zijn brood en nam
een slokje van zijn koffie. Dat deed goed
hij had den geheelen dag immers niet gege
ten. Zachtjes overlegde onze held bij zich
zelf wat hij nu zou gaan doen. Zou hij nog
blijven werken? Neen. dat was natuurlijk on
zin voor een man die het geld voor het grij
pen had. Bovendien hij had genoeg te doen
met het plukken! Zou hij groote landerijen
koopen. Ach, neen, wat had je daaraan? Zou
hij dan buiten in. een groote villa gaan wo
nen? Eiken dag lekker eten en drinken en
voor alles een bediende? En een mooie auto
mobiel, waar hij mee rijden kon naar harte
lust? Dat leek hem wel wat. Maar ach neen,
wat had je daar eigenlijk aan? Als je goed
en wel in je villa woonde, kwamen de men
schen van de kerk natuurlijk iederen dag bij
je om geld te vragen voor de arme menschen.
En hij zou wel gek zijn! Stel je voor! Had
men hem wel eens iets gegeven, toen hij
arm was
Zoo mijmerde Krelis en zoo kwam het dat
hij eerst niet merkte, dat de geldberg op zijn
rug weer heel wat grooter geworden was.
Maar nauwelijks had hij een kwartier gerust
Of hij voelde het wel! De geldberg werd heel
zwaar en Krelis begon hoe langer hoe meer
voorover te zitten. Hij kon de vracht bijna
niet meer dragen. Weldra werd het hem te
machtig en of hij wilde of niet: hij moest
weer aan het plukken gaan
En weer werkte hij ijverig voort, maar aan
gezien hij geen mandje meer had nam hij nu
een emmertje en toen dat vol was den kolen
bak. Toen ook die vol was had hij geen ge
schikt dingen meer om het geld in weg te
bergen. Hij legde het dus maar eenvoudig op
den grond
Zoo kwam de morgenstond. Hijgend en
doodmoe was Krelis nog steeds aan het pluk
ken. Hij was wel blij, dat hij zooveel geld had
maar hij kon het plukken toch niet meer vol
houden. Hij richtte' zich op. Gelukkig, alles
was bijna van zijn rug, al voelde hij wel, dat
het groeien niet ophield. Maar het zou nu
toch wel weer even duren. En vlug ging hij
weer naar bed. Hij moest rusten want hij
kon niet meer, zoo moe was hij.
Hè, met een zucht van 'verlichting strekte hij
zich even uit. Het was wel niet prettig, dat
hij al weer een bobbeltje op zijn rug voelde,
maar hij lag tenminste toch even. Eindelijk
dan was 'het wonder geschied, zijn rijkdom
was gekomen. Nu eerst'zou Krelis een geluk
kig man zijn. Maar het was toch alsof zijn
geluk niet volkomen was. Al wilde hij het
zichzelf niet dadelijk bekennen, was hij toch
niet heelemaal tevreden. Zeker, dat het gteld
op zijn rug groeide was niet erg, dat had hij
immers zelf altijd gewild, maar dat pluk
ken. zie je, dat was erg
O. lieve help. daar begon het alweer. De
geldberg werd hoe langer hoe grooter. Weg
was de slaap, waar ons boertje zoo naar ver
langde. Toch wilde hij nu niet weer met pluk
ken beginnen. Hij wilde slapen, iedereen
moest toch slapen! Kwaad draaide hij zich
om en ging voorover liggen. Zie zoo, nu kon
het groeien hem niet hinderen. Maar het was
niet gemakkelijk om in slaap te komen en
het lukte hem dan ook niet. Bovendien begon
de geldberg erg zwaar te worden. Hij groeide
en groeide en werd tenslotte zoo zwaar, dat
Krelis onder het gewicht bijna stikte. Hij
moest weer gaan plukken of hij wilde of niet.
Hij wilde opspringen, maar o. wat was dat
moeilijk. Het gewicht dat hij liggende had
kunnen dragen, kon hij niet tillen als hij
overeind stond. Hij plofte weer met een smak
in bed terug, zoodra hij getracht had op te
DE KLEINE VERKOOPER.
HET ONTSTAAN VAN DEN
DASHOND.
Wie komt er bij me koopen?
Ik heb toch goede waar!
Je hoeft niet ver te loopen.
Ik heb alles bij elkaar.
Groote zoute droppen.
En lekkere pijp-kaneel,
En verder Haagsche hoppen,
Verkoop ik reuze veell
Een klantje heb ik ook al,
Dat is mijn kleine nicht.
Aan haar arm een mandje,
Dat houdt ze stevig dicht!
Ik zeg beleefd: wat blief je?
Wat moet je hebben, zus!?
Dan zegt dat hartediefje:
„Allereerst een kus.
Dan nog drie zoute droppen,
En ook een pijp kaneel.
Een doosje Haagsche hoppen.
Dan heb ik niet te veel."
Oh, kleine stoute Nan,
Jij weet- wel wat je doet!
Je neemt precies de helft,
En dat-is ook maar goed!
RITA.
staan. Als een dolle begon hij nu te plukken.
Hij lag voorover en had het vreeselijk be
nauwd, terwijl hij met beide handen de geld
stukken van zijn rug trok en woedend door
de kamer smeet
Van vreugde was geen sprake meer
Integendeel, al zijn geluk was heen! Krelis
weende bitter, want nu begreep hij wel. dat
wat eerst een zegen leek, een ramp was ge
worden. Hij zou geen minuutje rust meer
hebben, zijn geheele leven lang niet meer!
Steeds zou dat verschrikkelijke geld op zijn
rug blijven groeien en hij moest blijven pluk
ken, steeds maar door. want anders zou hij
onder de vracht bezwijken....
En ook nu plukte hij als razend en het ge
lukte hem na een uurtje den berg weer klein
te maken. Doodmoe stond hij op en stapte
het bed uit. Overal lag het geld over den
vloer gestrooid, maar het kon hem niet sche
len. Hij huilde en jammerde zoo verschrik
kelijk. dat men het buiten, op den straatweg
hooren kon. Een voorbijganger klopte op de
deur en toen Krelis opendeed, vroeg de man
wat hem scheelde.
O. beste bave man. verlos mij alsjeblieft
van dat vervloekte geld, kreeet Krelis wan
hopig
De man staarde hem stomverbaasd aan,
maar daar hij zag dat het Krelis ernst was.
begon hij vlug al het geld van den vloer te
rapen en in een zak te doen. En na hem kwa
men nog meer voorbijgangers, die het voor
beeld volgden Het mandje verdween, en den
kolenbak en het emmertje en tenslotte was
er niets meer over. Maar het kon Krelis niet
schelen. Als hij nieuw wilde hebben behoef
de hij slechts naar zijn rug te grijpen. Maar
hij wilde niet eens nieuw geld hebben. Vëel
liever was het hem als de geldberg ver
dween
En weer moest hij plukken maar hij was
zoo moe, dat hij niet kon. En de berg werd al
grooter en grooter. Hij kon het gewicht niet
meer dragen. Wanhopig liet hij zich op de
knieën vallen en hij smeekt om genade en of
alsjeblieft dien verschrikkelijken geldberg
van hem weggenomen kon worden. In zijn
wanhoop riep hij uit, dat hij nooit meer naar
geld zou verlangen, dat hij een braaf en goed
mensch zou worden en niet meer gierig zou
zijn
Toen hij dit allemaal gezegd had begon de
berg opeens te slinken. Met ingehouden
adem bleef Krelis geknield liggen, net zoo
lang tot hij voelde, dat zijn rug weer gewoon
was. Toen sprong hij op en weer begon hij
te dansen, maar nu had hij er tenminste re
den toe. want nog nooit in zijn leven had hij
zich zoo gelukkig gevoeld
De geldberg was weg en bleef weg! Nooit is
onze Krelis rijk geworden, al verdiende hij
later goed zijn brood. Maar ook nooit heeft
hij zich meer ongelukkig gevoeld omdat hij
arm was. Integendeel, dikwijls heeft hij la
ter nog met smart aan de oogenblikken ge
dacht dat het geld zoo maar op zijn rug
gtoeide.
HET AL TE GEDIENSTIGE DIENSTMEISJE
Heer clcs huizes boos: Waarom heb je mijn
schoenen dichtgeregen. Mina?
Mina: Omdat mevrouw zei. dat U haast had
en dadelijk op reis moest.
De onderdirecteur van een diergaarde
schreef aan den directeur het volgende: M
Alles gaat hier goed. alleen de nieuw aange
komen baviaan is weer onrustig. Hij schijnt
naar een ouden makker te verlangen.
Na een week van hard werken overal, was
vader zoo goed als klaar. Hij moest nu nog
slechts één bezoek afleggen, maar zoo zei
hij, dit was juist het ergste. Om zijn doel te
bereiken, moesten zij twee dagen lang met
den trein het binnenland in. een verschrik
kelijke reis. door dorre en woeste streken
en dan in snikheete. kleine en benauwde
spoor-coupé'sNotaris Langman had de
grootste moeite om zyn dochtertje in de
goede stemming te houden en de waterlan
ders te verdrijven die telkens voor den dag
kwamen. Ach. hij had dit wel vooruit gewe
ten, maar hij wist ook dat zijn dochtertje
liever nog vee! erger dingen zou verdragen,
dan ergens bij vreemde Engelsche menschen
achter te moeten blijven. Maar na regen
komt zonneschijn en zoo ging het ook met
Tilly. Toen eindelijk de beide verschrikkelijke
dagen om waren kwamen zij in een mooi.
echt Oostersch stadje aan en daar werden
zij allerhartelijkst ontvangen door een lieve
vriend van vader, die daar moederziel alleen
tusschen de Indiërs woonde. Hij stond aan
het station en dadelijk pakte hij Tilly in zijn
armen toen zij aan de deur van haar coupé
verscheen
Wel, wel, lachte hij. dat is heel lang ge
leden hoor. dat ik zoo'n lief Hollandsch snuit
je heb gezien. Maar je ziet er moe uit. meisje,
daar zullen we eens wat aan doen. Je blijf;
maar eerst eens een weekje met vader hier
uitrusten hoor
Natuurlijk, lachte vader, die intusschen
ook uit den trein gestapt was en met een
zucht van verlichting zijn vriend de hand
reikte
Verschrikkelijk, hè, dat reisje, zei me
neer Roberts, vader's vriend, ja. man. dat is
hier nu eenmaal niet anders. Wees jij maar
blij dat je naar het gezegende Java gaat.
Tilly lachte alweer, vooral omdat zij over
het gezegende Java hoorde spreken, want zie
je, al had vader haar dikwijls zoo veel goeds
en moois verteld, het had haar de laatste
dagen wel eens benauwd, de gedachte dat
het overal zoo zou blijven
Een klein ritje moesteh zij nog maken door
een dicht bosch met een paar stoffige we
gen, maar weldra hadden zij het huis van
den heer Roberts bereikt. En het eerste wat
Tilly zag was een kolossus van een olifant,,
die rustig op het erf stond en langzaam zijn
kop schudde, steeds maar weer.
Mag ik jullie voorstellen, dat Is Colum
bus mijn rijpaardje.
Wat, riep Tilly, rijdt U ook op een oli
fant? Ik dacht, dat alleen de Indiërs dat
deden
Geen sprake van. luidde het antwoord,
Als ik reizen moet en dat gebeurt heel dik
wijls, pas ik mij aan bij de gewoonten van
het land en neem mijn trouwe Columbus,
die mij snel en veilig overal heen brengt,
Zoo sprekend waren zij het dier genaderd.
Het was een prachtig beest, mooi van bouw
en in het bezit van twee g'ave en groote slag
tanden, Tilly keek eens even ln de kleine,
lieve oogjes en dadelijk hield zij al een beetje
van Columbus. Het was hem aan te zien, dat
hij een echte goedzak was
Hij heeft het goed hier, lichtte meneer
Roberts haar in, en hij mag loopen en lig
gen waar hij wil, Vanmiddag mag jij met je
vader eens een ritje op zijn rug maken, hoor
Tilly!
Dat was wat! Til's oogen glinsterden
reeds
Krijg ik dan ook een sluier voor, 2ooals
de vrouwen en meisjes, hier!
Een daverend gelach van de beide heeren
was het antwoord. Vader wilde reeds „neen''
zeggen, maar de heer Roberts wenkte hem
dat niet te doen
Welja Tilly, zei hij vriendelijk, als jij
eens een keertje gesluierd wil zijn, dan vin
den wij dat goed. Maarslechts één keer
tje hoor, en dan hier in de buurt, want an- i
ders zouden de menschen denken dat je niet
van ons geloof was
O. ja, flitste het door Tilly's hoofdje,
daar had zij nog niet aan gedacht en reeds
had zij spijt den sluier te hebben gevraagd.
Maar achéén keertjevoor een
pretje!
Nu, dat was ook niet erg en vader had er
ook geen bezwaar tegen. Zoo gebeurde het.
dat zij dien middag, na het eten. een fraaien
kanten sluier van den heer Roberts kreeg en
zoo uitgedost e enplaatsje kreeg op Colum
bus' rug. De olifant was voor deze bijzondere
gelegenheid prachtig opgetuigd en op zijn
breeden rug droeg hij een klein baldakijn.
Voor alle zekerheid werden zij op hun wan
delritje door een Indische bediende verge
zeld.
Zoo sjokten zij langzaam een paar uurtjes
VOOR DE KNAPPERTS.
Deze drie cirkels zijn schijnbaar zoo ver
bonden. dat ze niet uit elkaar zijn te halen.
Toch is het mogelijk het figuur in één lijn
te trekken, zonder dat de lijnen elkaar snij
den. Wie vindt het kunststuk?
Oplossing komt volgende week.
door de heerlijk mooie bosschen rond en Tilly
genoot onbeschrijfelijg. Zij beeldde zich in
een echte Indische prinses te zijn. die op haar
lievelings-olifant rijtoertics maakte
Nu. het geleek er werkelijk wel wat op. hè?
Zij was zoo onder den indruk van al het
vreemde, dat zij beleefd had. dat zij dien
avond eerst heel laat in slaap viel en toen
droomde zij aan één stuk door van Olifan
ten tijgers en Indische prinsessen en sultans
on nog een heeleboel meer. Totdattotdat
zij langzaam oprees en heel luchtig uit haar
bedje stapte. Zonder er iets van te weten
greep zij den sluier die op een laag stoeltje
ln haar kamertje lag. deed hem om en stapte
naar buiten, eerst de kamer en de gang uit
toen de galerij over en zoo naar het erf
Vader had vergeten zijn vriend te waar
schuwen en de heer Roberts had derhalve in
het geheel geen voorzorgen getroffen. Hij
kon niet weten dat Tilly aan slaapwandelen
leed
Langzaam wandelde zy statig en echt als
een prinses over het erf. Het lieve kind han
delde zonder er zich van bewust te zijn. want
natuurlijk is het heel gevaarlijk om midden
in den nacht op een afgelegen plek in Britsch
Indië te gaan wandelen
Zoo naderde zij al meer en meer het einde
van het erf waar een klein, maar gevaarlijk
slootje was. diep en modderig en bovendien
's nachts niet veilig. Nog slechts enkele pas
sen scheidden haar nu van deze gevaarlijke
plek maar zij was zich van niets bewust. Met
opgeheven armen liep zij verder twee. drie.
vier passen. Nog een stap en
Een rauwe kreet verscheurde plotseling
de stilte van den nachtHet was Tilly.
Natuurlijk was zij op eens klaar wakker,
Met op.-ngesperdc oogen keek zij hijgend en
doodelijk verschrikt om zich heen. Waar was
zij
Zij zat op Columbus' breeden rug en schom
melde reeds zachtjes in de richting van het
huis, waar op de galerij ook al verscheidene
gestalten verschenen die opgeschrikt waren
door Tilly's gil
De goede olifant had droomend langs het
slootje geloopen. Heel goed had hij het kleine
meisje gezien en met zijn domme dierenver
stand had hij zich afgevraagd, wat dat
eigenlijk kwam doen. Nieuwsgierig was hij
haar nageloopen, totdat hij plotseling ont
dekte, dat zij in het water zou vallen als zij
niet werd tegengehouden. En direct had Co
lumbus redding gebracht. Hij sloeg zijn slurf
om Tilly's middel en zette haar met één ruk
op zijn rug, En daarna schommelde hij rustig
naar huisDat Tilly gilde en bang was
kon hem niets schelen, als zij maar niet in
het water viel
Vader en dc heer Roberts stonden hevig
ontsteld; het toonecltje dat zij gadesloegen
was dan ook wel vreemd. En aangezien Tilly
niets wist en Columbus niet kon praten moes
ten zij er maar naar raden wat er gebeurd
was. De heer Roberts dacht dat Tilly stille
tjes nog een ritje was gaan maken en na
tuurlijk was hij erg kwaad. Maar vaders hart
beefde want hij begreep wel. dat Tilly sla-
pond gehandeld had. Dankbaar klopte hij
Columbus op diens dikke huid. Het was toch
een goed beest. Maar hoe goed het beest
eigenlijk wel was kwam vader nooit te weten,
evenmin als de heer Roberts en Tilly zelf.
Maar nu het mooiste nog. Tilly was na
dien nacht van het slaapwandelen genezen!
Zij is nooit meer opgestaan en voortaan rus
tig blijven liggen. Dat was dc schrik, die hier
heilzaam lv»d gewerkt,,..
WAT ONZE BELANGSTELLING
WEKT.
Dure bloemen. Op een bloemententoon
stelling te Westminster werden twee nieuwe
orchideeën ingezonden, ter waarde van 1000
pond sterling elk. dat is ongeveer f 9000.
Groote hotels. Langen tijd is het Pensyl-
vania-hotel met zijn 2000 kamers het groot
ste ter wereld geweest, doch thans heeft het
die eereplaats moeten afstaan aan het Hotel
Stephens te Chicago dat 3000 kamers telt.
Het blindensclirift. De teekens voor dit
schrift zijn samengesteld door den Fransch-
man Louis Braille .1809—18521 die zelf sinds
zijn 3e jaar blind was en naar wien het dan
ook Braille-schrift heet.
Wist je dat? Een klok tikt gemiddeld
per jaar 157.700.000 keer en de raderen heb
ben in dien tijd een weg afgelegd van bijna
6000 kilometer.
Een lange laan. Tusschen de steden
Nikko en Namandoen in Japan is een 16 uur
lange laan van even hooge en even dikke
boomen.
Bananen. Er zijn 20 soorten en 200 va
riëteiten van bananen.
Waar komt het woord pyjama vandaan?
Dit komt van het Hindoeschc woord „Pal
Jama" dat beenbedekking beteekent.
Kaas en holer. Men kende al lang de
kaas als een uitstekend voedsel, toen men van
boterbereiding nog niets afwist.
De grootste diepte der zee. Die vindt
men bij San Diego in California waar men
een diepte van 33006 voet gepeild heeft.
OP REIS
Conducteur grijpt een heer bij zijn mouw
en zegt:
Pardon meneer, deze coupé is besproken
voor den minister van binnenlandsche zaken.
Slimme reiziger uit de hoogte: Zoo en hoe
weet jij nou, of ik de minister ben?