Met tent en camera op cie Shetlands.
DE KLOKKEN VAN HAARLEM.
Het een en ander over:
Het particuliere leven
van
de Filmsterren
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Vogelrijkdom.
i'ÊÊèi.
Landschap op Ross. Links: de schapen
thans niet bereikbare Holm met de kloof,
Van ons kamp uit bereiken we in
een uur den hoogen top van ons
eiland, waar je zoon grandioos
uitzicht hebt over de met ontel
bare vogels bezette rotsen. Maar in den regel
doen we er veel langer over, want de grillig
gevormde kust met de vele inhammen, de
fantastische spelonken en donkere „caves"
zijn zoo boeiend en onderhoudend dat we tel
kens blijven plakken. Nu eens komen we
niet verder dan Punds Geo, de diepe kloof
met de zwarte zeekoeten en de hangende
alpentuinen met goudgele sedum, reinwitte
silene en donker paarsroode koekoeksbloemen.
Een ander maal stranden we bij The Cletters,
waar we een storthelling ontdekt hebben
waar langs we een flink eind kunnen afdalen,
zoodat we dan de nesten van noordsche stor-
vogels, van gekuifde aalscholvers, zeekoeten
en alken kunnen benaderen. En als we dan
eindelijk de Noup of Noss bereikt hebben,
keer en we altijd weer langs de steile oostkust
met de onbereikbare Holm terug.
Urenlang kun je naar de Holm zitten kij
ken. Het is een klein eilandje met loodrechte,
meer dan honderd vijftig meter uit zee op
rijzende wanden en door een enkele tientallen
meters breede kloof van Noss gescheiden.
Eigenlijk niet meer dan een geweldige rots
klomp, die in vroegere geologische tijdperken
van het moedereiland werd afgebroken en
nu door geen sterveling beklommen of be
zocht kan worden. De steile wanden met de
vele door erosie uitgesleten richeltjes zijn
dicht bezet met duizenden zeevogels. Bene
den aan zitten de zeekoeten, dan komt een
zone met de risten drieteenmeeuwen en boven
aan vinden de stormvogels en ook de pape
gaaiduikers nestgelegenheid en tusschen de
hooge opslag van allerlei onkruiden op de
humuslaag, welke het eilandje bedekt bouwen
de groote mahtelaars hun nesten. Zoodra je
de Holm nadert, stijgen de mantelmeeuwen
op. vervullen de lucht met hun zwaar en
toornig geluid en als als je een rustige zit
plaats achter den schapenwal hebt gekozen,
strijkt het cordon zwart-witte vogels weer
tusschen de' kamille en Armeria. In vroeger
jaren is er een verbinding geweest met Noss,
maar nu ongeveer zeventig jaar geleden
werd deze verbroken en niet meer hersteld.
De verbinding kwam in het begin van de
17de eeuw tot stand door de overmoedige
daad van een bewoner van het kleine, zeer
hooge eilandje Foula. Hij ging een wedden
schap aan dat hij de Holm zou beklimmen:
de inzet werd bepaald op drie melkkoeien.
Foula is vrijwel het hoogste eilandje van het
geheele eilandenrijk van de Shetlands en de
bewoners staan bekend als uitstekende en
vermetele berg- en rotsbeklimmers. Afgezien
dan van een handjevol Shetlanders met hun
schapen wordt het bewoond door niet te tel
len aantallen papegaaiduikers, een vogelsoort
die men hier op Shetland „Tamma Norie"
neemt, een naam die men ook gebruikt voor
de menschelijke bewoners van Foula.
Zoo zeilde de tamma norie-man met zijn
boot naar de Holm, klom in de mast en toen
deze voor een oogenblik door de branding
naar de rotswand zwaaide, wist hij een rots
richel te pakken. Jimmy, de schaapherder
van Noss wees ons px-ecies den weg welke de
stoutmoedige kerel gegaan was. Van de eene
richel op de andere wist hij zich als een vlieg
tegen den rotswand hangende, spiraalsge
wijs omhoog te werken en bereikte tenslotte
de vlakke top waar de mantelmeeuwen nes
telden. Zijn helpers hadden met spanning
zijn gevaarlijke tocht gevolgd en toen hij op
het plateau stond wierpen zij hem een sterke
reep toe. welke hij op de Holm bevestigde.
Lanes deze reep konden toen ook de anderen
de Holm bereiken. Hij had dus de drie koeien
gewonnen. Maar toen men de Holm weer zou
verlaten, weigerde de Foula-man van de reep
gebruik te xnaken en verkoos den weg dien
hij gekomen was. Dit werd hem noodlottig,
want toen hij halverwege was stapte hij mis
en viel te pletter.
Nu zou men meenen dat dergelijke onge
lukken hier aan de orde van den dag zijn.
Maar dat is niet het geval. Eenige dagen
voordat wij op Noss kwamen was er een „egg
hunter'' met zijn boot naar de vogelrotsen
van Bressay gegaan. Bij het naar boven klim
men had hij het ongeluk te vallen. Hij brak
een been. maar wist toch nog de boot te be
reiken. Eenige uren moest hij roeien, voordat
hij Noss bereikte. Jimmv hielp hem toen ver
der en bracht hem. daarbij geholpen door
anderen naar het hospitaal in Lerwick.
Meer dan een kwarteeuw geleden broedde
walletjes langs den afgrond. Rechtsde
welke deze rotsklomp van Noss scheidt.
er ook een zeearend op de hooge klifkust van
Noss. Een man van Bressay haalde twee
jaren achtereen de eieren uit, bij de laatste
expeditie viel hij echter en kwam om het
leven. De zeearend kwam niet meer terug en
ook elders op de Shetlands broedt hij niet
meer.
Iedereen hier beschouwt het beklimmen
van de vogehotsen als „very dangerous", men
waagt niets en Jimmy drukte ons herhaalde
malen op het hart zeer voorzichtig te zijn.
Dat was feitelijk overbodig want wij voelden
ons allesbehalve op ons gexxxak aan den rand
van die huiveringwekkende afgronden. Hoe
begeerig we ook waren die nesten van dicht
bij te zien en hoezeer we ook ver-langden dit
indrukwekkende vogelleven te fotografeeren,
we waagden ons niet aan gevaarvolle klim
partijen. dorsten nauwelijks over den rand te
kijken en bepaalden ons ertoe van een abso
luut veilig standpunt af de vogels met den
kijker te bespieden.
Dat is een ongekend genot. Waar je ook
den kijker richt, overal ontdek je vogels. De
zee blijkt dan bedekt te zijn door groote
scharen zeekoeten, alken en papegaaiduikers,
enorme troepen drieteenmeeuwen vliegen af
en aan en uit de diepte stijgt een cacafonie
van vogelgeluiden op, een gejoel en geroeze
moes van tienduizexiden zeevogels, welke den
rotswand bewonen. Men kan de vogels zelfs
ruiken, want gedurig drijft de wind vlagen
van die specifieke guanogeuren naar ons toe.
Elk richeltje, alle kantjes, nissen en pla-
teautjes zijn dicht bezet en vermakelijk is
het te zien hoe die vogels voortdurend met
elkaar krakeelexx. Vooral ln de zeekoetkolo-
nies is het doorloopend ruzie. Ze staan man
netje aan mannetje, dicht tegen elkaar aan
gedrukt en als er een nieuweling aan komt zei
len en zoomaar uit de lucht tusschen zijn
soortgenooten ploft, geeft dit steeds aanlei
ding tot zeer langdradige discussies en het
heeft heel wat voeten in de aarde voordat de
indringer zich er tusschen heeft geperst. Vlak
onder ons zwieren de papegaaiduikers rond;
de krachtig oranje gekleurde zwempootexx
wijdbeens uitgespreid, want ze gebruiken
deze apparaten onder het vliegen tevens als
roer. Telkens zie je zoo'n wonderlijk uitge
doste sinjeur nxet een razend vaartje in
zijn nestgaxig, welke zij in de met humus op
gevulde rotsspleten graven, schieten. Het
allermooiste zijn de Jan van Genten, de groo
te pelikaanachtige vogels waarvan er hier op
Noss 500 paren broeden. We kijkexx er naar
totdat onze oogen door het inspannende tu
ren door de prisma's vermoeid raken. Dan
stappen we op, koersen door het moorland
waar de jagers broeden en langs de zuidbaai
naar ons kamp en steken de primus aaxi. Maar
lang nadat we de groote pan met havermout
of rijst weggewerkt hebben, tuit het ons nog
in de ooren van het rumoerige vogelleger van
Noup en Holm.
JAN P. STRIJBOS.
UIT DE WERELD VAN DE FILM.
De Amerikaansche ..Who is Who" ver
meldt: Martin Johnson Afrika-reiziger, werd
in 1884 in Rockfort. Illinois, geboren.
Van zijn avontuurlijke en zwervers-neigin-
geix behoeven we niets verder te vertellen,
dan dat hij op zijn veertiende jaar de ouder
lijke woning verliet, om een leventje a la Ro
binson Crusoë te gaan leidexx. Dat het hem
niet steeds voor den wind ging behoeft geen
betoog.
In 1906 maakte hij kennis met den beken
den schrijver en wereldreiziger Jack London.
Hij maakte met hem een reis om de wereld
en in dien tijd begon hij de filmcamera uit
liefhebberij te handteeren. In 1910 trad hij
in het huwelijk met Osa Helen Leighty, een
even koen. reislustig en avontuurlijk men-
schenkind als hijzelf.
In 1921 begonnen hun tochten naar de
Stille Zuidzee, waar zij hun eerste- fi:m
„Kannibalen der Zuidzee" opnamen.
Zij bereisden Australië, leidden expedities
op Java, Borneo. Ceylon, en Egypte. Een
junglefilm door hen gemaakt, die den naam
„Simba" draagt, werd ook in Nederland ver
toond.
Hun vei-blijf in de oerwouden van Itura in
den Belgischen Congo kenmerkt zich door
een reeks van de zonderlingste en gevaar
lijkste avonturen.
Bij de dwergenstam der Pygmeeën, waar ze
zeven maanden vertoefden exi vriendschap
sloten met dat primitieve volkje, hadden ze
gelegenheid om dien haast onbekenden stam
te bestudeeren en in hun dagelijksch leven
gade te slaan.
Mrs. en Mr. Johnson de scheppers van
Congorilla
Mr. Johxison, een pootige held, zes voet
lang en zijn vrouw, een pittig dapper wezen
tje, woixen als ze toevallig niet op reis zijxx
op de Noordelijke grens van Britsch Oost
Afrika, in de xxabijheid vaxx Abessinië. Hun
huis draagt den vreedzamen naam van „Lake
Paradise".
Pygmeeën wa-sschen zich zelden of nooit en
toch zijn ze dol op zeep.... om op te knab
belen.
Voor Pygmeeën is een sigaar en „tobac
co", welk woord ze hebben leeren uitspreken,
een evexx groot genot als voor eexx verwoed
Europeesch rooker. Ze zijn echter niet kies
keurig, wat het merk of dekblad betreft.
Bij de huwelijksplechtigheden vervult de
„medicijnman" een zeer belangxrijke rol.
Zouden de Pygmeeën voorstanders zijn, van
onderzoek vóör het huwelijk?
Na het „wittebroodsetmaal", langer duurt
de huwelijksreis niet, gaat de ex-bruidegom
het er eens voor zijn geheele verdere leven
van nemen. De vrouw is er om te werken, de
man om op zijn lauweren te xuxsten.
Het sprookje van den struisvogel, die
den kop bij naderend gevaar in het zand
steekt, is onwaar, gelijk vele sprookjes. Als
een struisvogel den kop in het zand steekt, is
het om zijn dorst te lesschen.... Hij drinkt
niet graag uit open water
Dat de kameel het langst zonder water
kan leven is een legende.
De Gnoe. een antilopensoort drinkt nooit.
Hij betrekt slechts de vloeistof die zijn
lichaam noodig heeft, uit vochtige planten.
'W-;
.durfden nauwelijks over den rand van de huiveringwekkende af gronden te kijken
Haarlem heeft nog zijn klokke Roeland.
Waar in ..de Oude Tijd" van 1869 de in
tocht van Karei V en keizer Maxlmlliaan.
zijn grootvader binnen Gent il5D8» wordt
beschreven leest men: 't werd tegen den
avond eer men terug kwam (de deputatie
van begroeting» de wachter op den wacht
toren gaf het sein. dat de stoet naderde, de
bussen donderden en Roelant, de vermaarde
groote klok van Gent (dezelfde waarvan de
schooljeugd nog zingt» verkondigde met zij"
zware stem aan de geheele bevolking, dat de
stad haar meester binnen haar muren mocht
zien.
Dat was dus Roeland als vreugdeklok.
Uit de Middeleeuwen dateert ook de klok-
kedoop. Dat geschiedde steeds met plechtig
heid en vroolijkheid. Een klokkedoop was van
ouds een waar volksfeest. Waarom een klok
gedoopt moest worden? Om haar heilig
dienstwerk, tot stichting der geloovigen tot
zaliging der zielen en tot beveiliging der ge
meente, te kunxxen verrichten ïxioest zij oen
christenklok zijn en geen christen zonder
doop.
Dat dienstwerk bestond, als alle goede din
gen in drieën; zij riep de levenden ter misse,
beluidde de dooden en verdreef de duivels eix
tempeesten. Om nu dit laatste doel. dat
geenszins het miixste was, te zekerder te be
reiken, werdexx de klokkeix voorzien van een
bezweringsformulier, dat. als 't door de lucht
galmde, zoo ver het gehoord werd. nxet on
weerstaanbare kracht alle „gevaar", d.i. al
wat men te vreezen had verdreef.
Haarlem heeft nog zijn klokke Roeland. In
het kerkarchief kan men lezen: „In het jaer
XVc ende drie 1503» 20 hebben die kerek-
meesters gherekent met meester gheryt van
Uit berichten uit Hollywood enz.
samengesteld.
Het is een feit, dat men zoo graag wil
weten,-
Bizonderheden van acteurs van 't witte
doek.
Al is 't slechts dit: Montgomery zweert
bij een versleten
Colbertje, kleur'ge das en oude broek.
Men kijkt een ster aaxx met bewonderende
blikken,
En is verrukt, als men iets van hem weel.
Men wil het zondeidingste gaarne van hem
slikken:
Hoe hij gekfeed is, trouwt en drinkt en
eet.
Ik leed aaxx zwax-e, slapelooze nachten.
Doch tegenwooi'dig slaap 'k gelukkig
weer gerust.
Sixxds sxxelle telegrammen xxiij de tijding
brachten,
Dat Gable (wat u zegt!) toch heusch
geen uien lust..
Hiervoor wil ik den filmpersdienst wel
schenken,
Mijn eeuw'ge dankbaax-heid. 'k Doe er
mijn voordeel mee.
'k Was net van plan (ik mag er niet aan
denken!)
Om Gable te verrassen met een maal
haché.
Ik bexx zoo blij (en zooals mij gaat 't velen)
Dat 'k weet, dat Greta Gai-bo nooit
visite vraagt.
Dat Karen Morley, als zij voor de film
moet speleix.
Haar trouwring aan een kettinkj'om
haar halsje di'aagt.
Men weet, dat Harvey op Vriend Fritsch
verliefd is,
(En omgekeerd). Dit heeft ze onlangs
zelf gezegd.
En ook. dat geen van beiden erg gegriefd is,
Als zij (of hij) zich aan een derde hecht
Het moet toch iedereen bizonder
ixxtei'esseeren,
Dat Lowe (6 jaar al!) gelukkig is
getrouwd.
Dat „Schnozzle" hen, die bij hem gaan
dineeren,
Tracteert (liefst in de keuken) op 'n
bord havermout.
En als j't weten wilt vertel ik 't an je:
John Gilbert heeft thans reeds zijn
vierde vrouw.
En Ondra's kamer is geschilderd:
groen-oranie.
Joan Crawford «Fiammchen)'s
lievlingskleur is blauw.
Men kan Heinz Riihmanns spel veel meer
waardeex-en,
Wanneer bekend is, dat hij papegaaien
heeft.
Joan Blondell's slanke lijn komt.
naar beweren,
Door 't karnemelkdieet. waarop ze leeft.
Men wil het zonderlingste van hem
slikken:
Of hij nooit lacht, of zelf zijn brieven
schrijft.
Maar tochwij zullen heusch niet luid
gaan snikken.
Wanneer zuik nieuws aan ons onthouden
blijft....
A. J. C. VI
Wou van die huerclock - uurklok) di«i
inj die stede ghegoten heeft, ende die hele
som bedroech van die clock voorts ixx al XIIH
hondert rinsse gulden 1400 Rijnsche gul
dens'. De door Van Wou gegoten uurklok,
die nog ten huidigen dage ook als brand
klok dienst doet. heeft een zwaarte van 5500
kilogrammen, hangt te midden dor ander«
klokken en draagt het volgende versje:
Roelant die groot is mijn naem.
Tot Goodsdienst ben ic bequaem
Ic luyde somtijds ten braixde
Of a 1st saem is van viaixde
Geryt van Wou die mij goot
MCCCCC ende drie jaer nae Goods ge-
boort. amen.
Met de klokken van het voorslag ging het
niet zoo vlug. want er verliepen meer dan
volle twintig jaren eer men zich in het bezit
van deze mocht verheugen.
In 1520 was de groote toren, dezadeltoren,
die nog als een ruiter op het kerkdak staat,
klaar en geen wonder dat de overheid
wenschte. dat het ..voerslaglx" dat was de
begir.vorm van het klokkespei klaar was. De
kerkelijke financiën hadden evenwel door
dei» tegenslag met den bovenbouw zeer ge
leden. Vandaar dat eerst in 1524 een over
eenkomst gesloten werd met Meester Cor
nells Danielszooxx. klokkengieter te Mechelen.
Van Gerrit van Wou werd niet meer gespro
ken. Er werd bedongen, dat zij van dezelfde
toonhoogte (fa» moesten wezen, als de klok
ken in den toren van O.L.V. kerk te Ant
werpen en dat de elf klokken op haren toon
moesten accordeeren tot een voorslag. Het
kerkregister van 1525 vertelt: meester Claes
Glasemaker, ende die Sancmeester van
Mechelen ende woenen bynnen Haerlem heb
ben tezamen te Mechgclen geweest omme te
ontfangen die XI clocken tot dat voerslach.
Zeven werden er geleverd en de andere vier
volgden nog in hetzelfde jaar 1526. Damiaen
den zangmeester te Brussel kreeg een op
dracht „die vycr klokken te hooren of ze
goct van accoerd waeren".
Hij en Dirck Jansz Ketelboeter hebben ge
merkt „dattet nyct is alst bchoert".
Een nieuwe klok. Bavo. geheet en werd in
1536 gegoten door den Haagschen klokkengie
ter Glioebel Zael.
Men kon niet tevreden zijn, Vandaar dat
ree.ds driekwart eeuw later n.l. 1661 een con
tract gesloten weid. Op 't Gemeentearchief
kan men lezen van een contract in Januari
geteekend door Hemony en eerst in 1661 na
mens lxeercn Burgemeesteren van Haarlem
door C. van Loo.
Ik citeer daaruit: „Fransoos Hemony neemt
aen voer die Heeren te gieten ende maeckeni
ap zijne kosten en van zijne spijs een zeker
clockenges-peel van 32 in getal. Waarvan de
grootste zal zijn omtrent 1000 pond en do
klcynste van 28 pond zwaer, samenllich tus
schen de 19 a 2000Ü pond van gewicht'' en
Dieselve clockenspiel (Francois van Hemony
was een Lotharlnger) dan gelevert, geapro-
beert en gelaudeert zijnde als boven, zal op
hared discretie staen te willen geven een
vereeringe voor die aennemer zijne huisfrouw
en een drinckpenninck voor sijne knechten.
Volgens contract leverde van Hemony 13 Au
gustus 1661 de eerste 26 klokken: de overige 6
Kwamen in 1662. Het gezamenlijk gewicht be
droeg 1935 1 2 pond, terwijl de kasten 17220
gulden 3 stuivers en 8 penningex> beliepen.
Maar al waren de klokken nog zoo goed, ze
konden zoo geen klokkenzang geven. Ze moes
ten immers hangen en dan was er nog het
noodige ij ze en koperwerk.
Zoo werd in 1663 geleverd door Nicolaes Las-
sy opt Water bij de oude brug te Amsterdam
15 stukken ijzer- en koperdraad te zamen
voor 78 st. 12 penn. Wanneer het klokkenspel
voor het eerst speelde, vertelt de geschiedenis
niet. Dat moet geweest zijn in de tweede helft
van 1665. Dat blijkt uit het volgende schrijven
van Spraeckel, de klokkensteller, dateerend
van 22 October 1665. In dit schrijven aan de
Stedelijke Regeering lezen wc: Het is ruym
3 maenden geleden, dat ick het speelwerk op
de grote toren en oeck de bake nesse toren
volmaeckt hebbe. is deen gevysenteei-d cn op
genomen alles voor goet gekeurt, hebbe toeïi
mede myn Rekeninge daer van over gegeven
so is dezelve tot nu toe blijven leggen." cn
verder: ,.UEd. gelieve mij te helpen met 500
gulden die heb ich tot Zutphen van seker
vrint getrocken en moet die hier weder om
geven indien ick het niet nodig van doen hadt
sijt versekert ick zoude UEd niet moeyeliok
vallen."
De volledige rekeningen zijn op het gemeen
tearchief na te pluizen Zoo ook die van Fieter
Wils. bouwmeester en landmeter, die voor
Ed Achtbaare Heeren de Burgemeesteren <3er
stadt Haerlem een ontwerp maakte voor ..al
het ijserwerek behoorende tot het hangende
gebruyek van nieuwe clocken op den Groot en
Tooren. Eerst 8 yseren balcken 2 1 2 duvm
dick en de zoo Ianck dat deselfde voir den
ander comen met bochten ende gieten daer in
met bouten, ringen en spien wel vast om den
toren te verbynden. Wils begrootte het gewicht
van het ijzerwerk op 4000 pond cn dat het 1GO0
gulden zou kosten. Maar hij vergiste zich. A.
Spraeckel diende een rekening in van f 1881
He; opwinde Rat kostte f 102. een geheel
nieuw klavier f 250 en .so an het horlogg en
andersins van den 20 September 1664 tot den
9 Maert 1665 met 3 knechts daegs 6 gulden
monteere f 870
Men weet. dat in de laatste bleek, dat er van
dat ijzerwerk heel wat niet meer geheel in
orde was. Maanden is men aan de restauratie
bezig geweest en voor weinige dagen is die ge
ëindigd. Even willen we nog meedeelen. dat
Piet en Hein. die eiken avond neg geluid wor
den (al twintig jaar electrisch) wel den naam
van Damiaatjes dragen, maar in die stad aan
rien Nijldelta nooit geweest zijn. Francois He
mony Ls de maker. De groote grijze klokken,
die aan den buitenkant van den toren te zien
zijn geven, nooit eenig geluid. Ze zijn van
hout en met lood gedekt.