RDAGAVO
kalmar:
UIT HET DAGBOEK VAN EEN
AMAZONE
HAARLE M'S DAGBLAD
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
iiiIWifDyJ
ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1933
5
Het oude stedeke aan de Kalmarsund, waar het lucifercancern geboren werd
Het was een heel gemoedelijk, rustig over
zijn rails rollend lokaaltreintje, dat 't voor
zijn fatsoen met niet minder dan drie rij
tuigen en een goederenwagen kon doen al
hadden de reizigers benevens de dikke con
ducteur, de nijvere schoonmaakster en de
slaperige krantenjongen zeker met zijn allen
in een der gezellige en propere afdeelingen
derde klas gekund, dat ons dien vroegen zo
mermorgen over het Smalandsche hoogland
met zijn blanke merenspiegels en stille den-
nebosschen en steenige akkers naar Kalmar
bracht.
Maar 't was me wat liefs waard geweest als
ik daar naar Kalmar had kunnen reizen met
dien prachtigen driemaster, die in den schier
windstille middag met heel de macht van
zijn groote grauw-bruine zeilen uitgehangen
aan de breede raas langzaam en onwezenlijk
haast tusschen de havenhoofden naar binnen
kwam glijden. Op het achterdek wentelde
een boom van een kerel het stuurrad, rappe
jongens klommen langs de strakke touwen
naar boven om de zeilen te bergen, lijnen
liepen snel over piepende katrollen en een
tros werd overgegooid naar den wal, waar
het trotsche schip zoo langzamerhand te
liggen kwam voor de oude groenige pakhui
zen en kantoren van kooplui en agenten. Het
was een beeld uit vroeger tijden, maar toch
ook volle, levende werkelijkheid nu, want
Kalmar, het oude stedeke Kalmar heeft nog
zoo sterk de sfeer, de geest van zeestad be
waard.
Het huis van een Kalmarschen reeder.
Daar zijn stille buurten met rechte straten,
die aan twee kanten doorzicht geven op de
blauwe eindeloosheid van lucht en water. De
houten huizen zijn ouderwetsch en eenvou
dig, maar met hun kunstig getimmerde
kroonlijsten en hun breede deuren, die ge
flankeerd worden door rijen groote ramen
met verweerde ruiten, waarachter blanke
gordijnen en blauwe horretje zijn, hebben ze
toch iets zeer voornaams. Hooge schuttingen
omheinen de tuinen en bij een poortje wijst
een bordje met „Kontor" naar het steenen
straatje en de achterdeur en de werkkamer
van koopman of reeder, 'n kamer, waar de
berookte dienstregelingen en reclameplaten
aan de wanden vertellen van tallooze con
necties met landen van overzee. Schippers op
leeren pantoffels gaan er door de straten om
in oude, schemerige winkels, waar de steenen
vloer uitgesleten is en een sterke geur hangt
van vreemde kruiden, victualiën te bestellen
voor de volgende reis. En waar de straten
dood-loopen op een weitje, dat afglooit naar
het stille water van de Kalmarsund, liggen
groote houten lichters op land getrokken om
opnieuw geteerd te worden, hameren scheeps
makers het pluizige werk vast in de naden
tusschen de zware balken, staan schoeners
en galjassen met hun fiere tuigage vreemd
hoog op de hellingen.
Hier leeft nog iets van de romantiek van
de oude zeilvaart, hier schijnt de tijd een
halve eeuw of langer te hebben stilgestaan.
Maar zooals de eenige blokmakerij van Zwe
den waar de katrollen nog geheel met de
hand gezaagd en bijgeschaafd en gedraaid
worden den vorigen winter aan vele wegens
slapte ontslagen arbeiders opnieuw werk kon
geven, omdat zij als producente van „yo-yo's
uit één stuk" bogen kon op een ervaring van
meer dan honderd jaar. zoo hebben ook an
dere zaken in Kalmar zich aan moeten pas
sen om het hoofd boven water te houden.
Vroeger reisden de Kalmarsche kooplieden
alleen over zee, nu trekken zij met de auto
het land in om zaken te doen, reizen zij met
den trein naar de dorpjes en stadjes in her
nieuwe achterland. Zij hebben zelf den aan
leg van de spoorlijn over het Smalandsche
hoogland bekostigd, velen zijn er wel bij ge
varen. anderen verbraken willens en wetens
het isolement, dat eens hun kracht was. Men
voelt dit wel sterk, wanneer men daar aan
den zeekant- zoo'n tuinpoort ziet met den
naam Kreuger er boven. Ik weet niet of er
nu nog een Kreuger woont, maar jaren ge
leden zat in de donkere achterkamer van
dit oude huis consul Ernst Kreuger, die za
ken deed op verre landen zooals zijn vader
en zijn grootvader en zijn overgrootvader
het hadden gedaan. En in de tweede helft
van de vorige eeuw. toen zoowat iedereen in
Smaland lucifers maakte, toen er fabriekjes
waren met tien man personeel en een ossen-
kracht energie voor de „machines", toen be
gon Ernst kreuger ook zoo'n fabriekje van
een paar man te exploiteeren. kocht hij an
dere fabrieken, vormde hij het luciferscon-
cerntje van de Kreuger's, dat een tijd lang
velen in Kalmar en omstreken werk gaf. En
de zoon des huizes, die 's avonds deze stille
Kalmarsche buurten onveilig maakte, die
eens aan het kleine stationnetje op zoo'n
„expresslokaaltje" stapte om de wereld in te
gaan. om fortuin te maken, deze Ivar Kreu
ger reorganiseerde de lucifersindustrie, liet
de kleine Kalmarsche fabriekjes sluiten,
bouwde het groote concern op. dat enfin
de rest weet u. Maar in een klein sigaren
winkeltje verkoopt men nog briefkaarten van
het geboortehuis van het financieele genie,
dat jaren lang de trots van dit stadje was.
Nu heeft Kalmar andere dingen om aan
te denken, om trotsch op te zijn Daar ligt
wat bezijden de haven met de zich brutaal
op den voorgrond dringende fabrieken en
kaden en het spoorwegemplacement het
schoone oude ..Calmare Hus", het Slot met
zijn sierlijke torens en zware muren en zijn
bastions, waartegen op stormige herfstdagen
het witte schuim opstuift. Een machtig slot.
waar in oude tijden fel om gestreden is. een
slot dat beter intact gebleven is dan eenige
andere Zweedsche burcht uit de zeventiende
eeuw. dat binnen zijn wallen en muren zoo
veel schoon bergt en dat zoo geheimzinnig
verleidt om er telkens maar weer te Slente
ren door de poorten en gangen, om er wat
uit te zitten kijken over het breede water
dat aan de overzij het wonder-mooie Oland
draagt.
Nu heeft men naast het Slot, dwars over
de monding van de vroegere haven een zwa-
ren kistdam geslagen en daarachter werken
een paar honderd werkloozcn al maanden
lang met het weggraven van de meters-dikke
lagen modder, die er zich in den loop dei-
eeuwen hebben gevormd. Men wist, dat er
rijen palen in den grond zaten, maar dit
voorjaar heeft men ontdekt, dat dat de span
ten zijn van oorlogsvaartuigen, die eens tij
dens een beleg van het Slot in den grond
werden geboord, schepen, die zware kanon
nen en kisten vol ijzeren kogels en Joost mag
weten wat ai meer aan boord hadder.. Lang
zaam en voorzichtig wordt aat vlootje nu
blootgelegd, elke kruiwagen modder uit de
nabijheid der wrakstukken wordt over groote
zeven uitgestort en alles wat geen modder
is, alle verroeste spijkers en verwrongen be
slagstukken, alle vermolmde fragmenten van
kisten en luiken worden opzij gelegd en on
derzocht door een beambte van den oudheid
kundigen dienst. Tegelijkertijd wordt het
Stadspark, dat zich achter het Slot uitstrekt,
verbeterd en gemoderniseerd. De tulpen ston
den er nog in bloei, toen wij er een week of
wat geleden waren, want het voorjaar komt
laat in deze Noorsche landen. Het was er een
weelde van geel en wit en rood langs den wa
terkant en onder de boomen breede perken
omringden het restaurant uit de tachtiger
jaren, lange banden van tulpen boordden de
paden en dicht bij het hek stonden als prach
tige en kostelooze reclame voor onze bollen-
kweekers van al die verschillende soorten en
variëteiten kleine groepjes met de den Hol
lander zoo wei-bekende namen van gene
raals en kunstenaars er bij. Dat- was aanlei
ding om eens met den Kalmarschen ..direc
teur van Hout en Plantsoenen", den stads-
tuinbaas Gunnar Haglund te gaan praten.
En hij bleek vol lof over het product van dc
kweekers tusschen Haarlem cn Leiden, over
dic tulpen, die soort bij soort allemaal even
lang werden, allemaal dezelfde kleur hadden
als waren het producten uit een feilloos wer
kende fabriek. Zoo praatten we door over
bollen en bloemen, ook over de praktijken
van sommige „kweekers", die altijd weer goed
koop uitschot in Zweden weten te plaatsen
en die in deze moeilijke tijden den naam van
de Hollanasche bolbloemen en van Hol
land tevens wei eens groote schade zouden
kunnen doen. terwijl de heer Haglund ons
uit het Stadspark bracht en langs 'net heel
mooi aar. zee gelegen kerkhof naar de breede
strandweiaen aan ae Kalmarsund. Ook daar
waren werkloozcn bezig. Zij groeven hier en
daar greppels, dolven groote keien op. sta
pelden muurtjes daarvan. En nu wees onze
gids. hce door het grasland enkele nauw
merkbare donkerder streken liepen, die soms
vreemde bochten en hoeken maakten, hoe.
als je wat beter toekeek, daar de contouren'
van den ouden stadsmuur, van oude schan
sen te onderscheiden waren. Dat werd nu
allemaal een boe*ie verbeterd, de oude mu
ren werden gedeeltelijk ontgraven en gere
pareerd. zooals men ook in de oude stad hier
en daar den loop van den stadsmuur en de
omtrekken van bastions en ravehjns gemar
keerd heeft door er donkerder straatsteenen
te leggen cmt een bordje met verklarenden
tekst aan een paaltje er naast, aldus aan
schouwelijk geschlcdenis-onderwys gevend
aan schooljeugd en toerist.
Maar ook verderop sjouwden werkloozcn
met kruiwagens over de langzaam naar het
water glooiende strandweiden
Daar werden piertjes gebouwd van zwerf-
steenen. oen meter of twintig het water in.
daar werden boschjes van struiken en jonge
boomen aangelegd, daar werden akkers, die
den vorigen zomer nog roggevelden droegen,
bezaaid met doodgewoon graszaad. Want op
deze weiden, die zich welhaast vijf kilometer
ver langs de sund strekken, die tusschen het
water en don weg gemiddeld zoo'n zeshon
derd meter breed zijn. werd daar in die voor-
zomersrhe dagen toen de lucht hoog stond
boven het wijde water en het schoone land
met man en macht gewerkt aan de vol-
Aan de Kalmarsund liggen de groolc lichters op land getrokken.
W
11
^0 \tm0S
1 Juli.
Het is wel een beetje voorbarig om hier
boven te zetten Het Dagboek van een Ama
zone, vooral als je in aanmerking neemt, dat
ik nog nooit van mijn leven op een paard
_ezeten heb en dus heelemaal geen amazone
ben: maar daar ik van plan ben om te gaan
paardrijden, ben ik naar den geest al zoo
volkomen amazone als meneer Charivarius
niet ook in Haarlem woonde, zou ik waar
schijnlijk stiekem zeggen sta ik zoo in het tee-
ken van het paard", maar nu is het risico te
groot dat ik het eigenlijk niet erg overdre
ven vind. De teerling is om zoo te zeggen nog
niet geworpen, en een mensch heeft nog niet
eens den tijd gehad om er een nacht over te
slapen, en er desnoods tegelijkertijd vast van
te droomen en er nachtmerries en daghitjes
(zie je wel! heelemaal in het teeken van het
paard!) van te hebben, of hij zit al midden
in de problemen en de moeilijkheden. De eer
ste, (en meteen al een flinke groote) is: hoe
zal ik rijden? Zoo op zij, met zoo'n langen rok
aan en een kaasbolletje op mijn hoofd? Of
_;ewoon met aan alle twee kanten een been,
en dan natuurlijk in een broek, en met heele
maal geen hoed op. want die rare jockeypet
ten vind ik leelijk. en zoo van die losse, sprin-
jende haren om je hoofd staat best leuk en
hoort ook eigenlijk meer bij een broek, lijkt
me. En dan gewoon een paar overhemden
met eer. leuke das, of een vuurrood of een ka
nariegeel polohemd!
Ik vind het moeilijk, hoor! Ik heb het moe
der gevraagd, en die is natuurlijk tegen een
broek, maar dat had ik haar eigenlijk net
zoo goed niet kunnen vragen, want dat wist
ik toch al van te voren. Mijn zuster zegt. dat
ze eigenlijk een amazone en een broek allebei
even leuk vindt, en mijn zwager weet het
niet, zegt hij. En verder ben ik dus nóg niet.
Een broek lijkt me makkelijker om in van
een paard af te vallen, en mijn zwager zei.
dat ik er de eerste keer minstens drie of vier
maal af gegooid zou worden, en dat het ver
schrikkelijk belangrijk is. dat je vóór alles er
goed leert af vallen. Dat is natuurlijk wel zoo.
maar aanlokkelijk vind ik het niet. Hij zal
overigens wel een beetje overdrijven, daar zie
Teekeningen van Tom Schutte.
ik hem best voor aan. Hij vertelde me ook
zijn vader is officier geweest, dus hij weet er
alles van dat ze je eigenlijk nog niet eens
zoo lang leeren rijden op de tegenwoordige
manier, met teugels en een bit, en dat dat
ook heelemaal de natuurlijke manier niet is.
Een boot bestuur je ook niet van voren, maar
van achteren, zei hij, en de officieren leeren
ook nog steeds een paard niet besturen bij de
teugels, maar ze doen het achterovergebogen,
en dan bij den staart. Als je naar links trekt,
gaat het paard naar rechts. En als je naar
rechts trekt, gaat het naar links. Zou het
waar zijn? Het zou best kunnen, want bij een
boot gaat het toch ook werkelijk zoo, en de
staart van een paard zit er werkelijk net. aan,
of hij ervoor gemaakt is. Alleen heb ik het
de menschen, die ik wel eens buiten heb zien
rijden op een paard, nog nooit zien doen,
maar mijn zwager zegt, dat ze het ook meer
in de manege doen, omdat het nogal moeilijk
is. en bijna niemand het ooit behoorlijk leert.
Hij vermoedt, dat ze het mij ook wel zullen
leeren. als ik het eenmaal op de moderne ma
nier met teugels ken. Misschien, dat ik het
goed zal leeren ik ben nogal lenig, en ach-
teroverbuigen en zoo kost me heelemaal geen
moeite. Eenig zou dat zijn ik zie mezelf al!
Als zoo weinig menschen dat goed leeren, kan
ik het er misschien ver in brengen wie
weet, kampioen of zoo, van Haarlem eerst, en
later misschien
Ik sla wel erg door, en dat terwijl ik nog
steeds nooit op een paard heb gezeten, en
nog niet eens weet, of ik in een amazone, of
in een broek zal gaan rijden. Ik zal morgen
eens een paar menschen om raad vragen
Tom bijvoorbeeld, want die is schilder, en
heeft er altijd vreeselijk veel kijk op. wat
iemand het beste staat en Ab, want die
heeft me ten slotte overgehaald om te gaan
paardrijden, die die moet ook maar wat van
de verantwoordelijkheid dragen.
2 Juli.
Tom vindt een broek ook wel leuk. zegt hij,
maar een amazone zoo elegant, en zoo mooi
van lijn. en zoo decoratief, dat hij dat een
veel mooiere dracht vindt. Hij heeft me kie
ken laten zien van amazones, en afbeeldingen
van schilderijen, ook van amazones. zoo
dwars zittend op hun paardjes met één opge
trokken knie. waarvan dan die wijde rok In
een sierlijke boog naar beneden valt, en dat
is ook werkelijk heel mooi en schilderachtig.
Tom vertelde me ook, dat het ééne bovenste
been om een soort van knop, of haak hangt
dat heb ik nooit geweten! Wat moet het
moeilijk zijn om er dan niet af te vallen, zoo
onstevig zitten lijkt het me of zou je met
dat ééne been altijd in die haak blijven han
gen, zoodat je er niet af kunt vallen? Dat zou
ook kunnen. Maar intusschen geloof ik. dat
ik maar in een amazone zal gaan rijden, Tom
zegt. dat het me uitstekend staan zal. Een
zwarte, met een zwart kaasbolletje, en zoo'n
witte hooge boord met een witte das of een
paar van die fliebertjes eruit, en dan zoo'n
echte karwats in mijn handen, eenig! Ik zal
haar zoo gauw mogelijk laten maken.
3 Juli.
Vandaag zei Ab, dat hij me vermoordde, als
ik in een amazone ging rijden. Hij vond het
een idiote houding, zei hij. onnatuurlijk en
heelemaal net elegant. Ab weet er natuurlijk
eigenlijk meer van af dan Tom, want hij rijdt
al jaren paard, en Tom heeft nog nooit op
één gezeten, al heeft hij dan een schilders
oog. dus ik zal het dan toch maar in een
broek doen. Ab zei bovendien, dat hij nog wei
een broek voor me te leen had. die me wel
zoo wat zou passen, want dat het zonde zou
zijn, om me al die dingen aan te schaffen:
ik zou er misschien den eersten keer zoo af
vallen, dat ik er nooit meer op durfde. Poch!
Daar zal ik wel voor zorgen, dat mij dat niet
gebeurt ik ben nog nooit van mijn leven
bang geweest ,en skiën kende ik zoo gauw.
zonder dat ik ooit bang ben geweest, dat de
skileeraar er verbaasd van was, en daar ls
ook bijna iedereen in het begin bang bij.
dusAb zei, dat paardrijden geen skiën
was, net of ik dat niet snapte!, en dat ik nog
wel eens anders praten zou. Poeh! Ik durf
wel met hem te wedden: maar laat ik het
maar liever niet doen, want je kunt toch
nooit weten.
Ik vind het anders heelemaal niet prettig,
dat ze het allemaal over er af vallen hebben.
Maar enfin, ook dat zullen we wel zien,.,.
Ab zou intusschen morgen met dc broek ko
men, dan kan ik hem passen, om te zien. wat
er nog aan vermaakt moet worden. Zoo'n
broek schijnt verschrikkelijk goed te moeten
zitten, want van ieder plooitje heb je last in
zoo'n hard zadel. Ik ben reuze benieuw, hoe
hij me staan zal. Mijn zuster denkt wel leuk,
en ik heb ook eigenlijk lang geen slecht fi
guur. dus dat zou best kunnen. Moeder is al
leen bij de gedachte aan een broek al zoowat
boos geworden, en Ab heeft een standje ge
kregen. tot hij vroeg, of hij moeder ook mocht
leeren paardrijden, en dat hij ook nog wel
een broek voor haar had, en toen liep ze weg.
4 Juli.
Die broek staat me gewoonweg eenig! Ik
ben voor den spiegel gaan kijken, voor ik
naar beneden ging om me te vertoonen, en ik
had er zoo lang sportkousen en lage schoe
nen bij aangetrokken, en ik leek net op Agnes
Ayres, die in De Sheijc met Rudolph Valen
tino speelde. Dat was zoowat de eerste film,
die ik ooit van mijn leven zag, en ik vond hem
geweldig, en zij zag er altijd zoo leuk uit in
die lichte rijkleeren! Kinderemenschen, wat
verheug ik me op dat paardrijden ik ga er
gewoonweg steeds meer plezier in krijgen, en
ik zie mezelf al zitten op zoo'n bruin paard,
hoe heet dat een vos of een bles en dan
buiten, ergens in de duinen of zoo! Ik kan
het natuurlijk in een wip na hoeveel les
sen zou je buiten mogen rijden? Na tien of
zoo?
Ab zei, dat er aan de broek een kleinig
heidje vermaakt moest worden, en dat kan
nog een heele bedoening worden, want ik
kan natuurlijk wel in een broek naar mijn
kleermaker fietsen, om hem te laten zien.
wat er aan gedaan moet worden, maar dan
kan ik hem moeilijk achterlaten en zonder
broek naar huis gaan: en omdat ik zon p-ujw
mogelijk beginnen wil, zal ik me dan thuis
maar weer eerst verkleeden. en hem dan weer
gaan brengen, want anders gaat er weer een
dag overheen. Ik heb het van mijn leven nog
niet zoo druk gehad als sedert ik het van
plan ben om te gaan paardrijden! Vooral de
knieën zitten niet goed. en die moeten precies
glad zitten, schijnt het. Morgenochtend trek
ik hem meteen aan, en ga hem laten passen.
6 Juli.
Vanavond is de broek thuis gekomen. Hij
past precies, als ik erin blijf staan tenmin
ste, want zitten kan ik niet daar is hij om
de knieën te nauw voor. Pech hoor, want ik
had net morgen willen beginnen met rijden,
en nu moet hij eerst weer terug en wijder ge
maakt. Ik heb de kleermaker weer opgebeld,
en hij zei, dat een rijbroek een lastig artikel
is. Daar kon ik weinig tegen in brengen: ik
vind eigenlijk al de preliminairen voor het
paardrijden lastig. Ik zal hem voor de
gauwigheid morgen die broek maar weer zelf
brengen, dan is hij weer een beetje eerder
klaar. Afschuwelijk lang duurt het allemaal!
LEESBETH HARDERS.
tooiing van wat men noemt een „gemeente
lijk recreatie-terrein". Daar kunnen de moe
ders met haar kroost gaan liggen zonnen,
daar kunnen do kinderen wilde bloemen
plukken bij armen vol. daar kunnen de jon
gens cn meisjes bruin branden na het zwem
men en baden, daar kunnen de Kalmareezen
hun „smorgasbord" met haring en sardien
tjes en kaas en wat er verder bij behoort
dekken in het groene gras onder do koepe-
lende luchten. Daar is drie milltoen vierkante
meter strandweide voor de twintig-duizend
inwoners van Kalmar. „Ik geef ze de ruimte",
zei do heer Haglund. „ze kunnen hier doen
wat ze willen en dan blijven ze wel van mijn
bloemen af". Waarna hij zich ijlings naar
het stadhuis begeven moest om evenals el-
ken weekdag met de andere hoofden van de
gemeentediensten nieuwe plannen te gaan
bespreken voor verbetering, verfraaiing van
dit mooie oude stedeke aan de Kalmarsund.
Stockholm, Jul!.
C. G. B.
EEN GEWETENSVRAAG
Samen liepen zij in de regen, arm in arm:
dicht naast elkaar.
Plotseling liet hij haar los. en ging een
eind van haar af loopen.
„Wat is er aan de hand. lieve?" vroeg zij
verwonderd en geschrokken.
„Liefste" zei hij nadenkend, „ik moet je
iets vragen. Zou jij van een man kunnen
houden, die één oog miste?"
„Maar Henry....!" riep zij uit.
„Nou doe me dan het plezier en draag die
lamme parapluie aan den anderen kant. wil
je." smeekte Ilenry met één hand tegen
zijn oog.
EEN DOM ANTWOORD
Smits dacht na; je kon hel zien
..Zeg 's even." zuchtte hij ten slotte, „is een
kuikpntje van twee weken al groot genoeg
om te eten?"
Z n vriend lachte, „Doe niet zoo gek." ant
woordde hij. „Natuurlijk niet."
„Dan moet jij me eens vertellen hoe het
beest dan in leven blijft." zei Smits, en nu
was het zijn beurt te lachen.
SCIIOOI/MOEILIJKHEDl'N
Tante kwam Bobby tegen, toen de kleine
man uit school kwam.
„En vroeg tante, hoe gaat 't op
school?"
„Slecht", antwoordde Bob zonder blikken
of blozen.
„Heb je dan zoo veel moeilijkheden, inte
resseerde tante zich verder.
„Een bende." was het korte antwoord.
„Maar waarmee heb je dan wel dc aller
meeste moeite." ging tante verder.
„Met den onderwijzer." zei Bobby eerlijk,
en liep door.
LANGS DE STRAAT.
De Zachtmozdigen.
Het was op een Zaterdagmiddag in een
Vlaamschc stad: welke, doet er niet toe. We
zaten met een goede twintig menschen in
een groote. krakende bus, die ons van het
centrum naar de arbeiderswijken zou bren
gen cn verder nog, hot land in tot het naaste
dorp. 't Waren allemaal moe-gewerkte men
schen in die bus; werklui, een paar kantoor
heertjes en wat moeders met boodschappen-
tasschen. De zon brandde op de niet-te-
openen vensters en er hecrschte een tropi
sche temperatuur, maar desondanks en hoe
wel we door elkaar geschud werden als huts
pot. was de stemimng best. Voortdurend gin
gen er mopjes heen en weer tusschen de
passagiers en de chauffeur, en zoo hotsten
we krakend en vroolijk de grauwe, einde-
looze straten door.
Ergens op een hoek stond een kleine jon
gen. die voor „gardevil" of beter nog: voor
verkeersagent speelde. Hij zwaaide geweldig
met zijn armen en gaf aan de passeerende
camions, fietsen en vrachtwagens allerlei on
begrijpelijke teekencn. Toen onze bus na
derde, verliet hij echter zijn post en holde
met opgestoken arm naast de auto mee, he
vig gesticuleerend. We lachten allemaal en
keken hem nog even na, zooals hij tenslotte
hijgend midden op den weg staan bleef en
ons na-zwaaide.
De bus hobbelde een halve straat verder.
Toen was het een van de vrouwen, die uiting
gaf aan wat we allemaal al heimelijk ge
dacht hadden: „als 't manneke eens had
mee gemoeten?" vroeg ze aan den chauffeur.
We keken elkaar allemaal aan. Toen scho
ten we bijna van de bank af. zóó hard had
de chauffeur geremd. Met een zwaai werden
we tegen den stoeprand gezet en everi later
was de bestuurder al uit de bus gesprongen
en ging nu, door allemaal na-gekeken en
na-geroepen, de lange, zonnige straat terug
tot waar, heel ver, bij den hoek het man
neke had staan zwaaien.
In een Vlaamsche bus de krant lezen, gaat
niet. Wél als zij stil staat. Zoo kwamen er
het Laatste Nieuws en de Schelde, de Gazet
van Antwerpen en diverse rose en licht
groene sportblaadjes voor den dag. en ieder
een was direct in zijn lectuur verdiept. De
zon brandde, de bus was benauwd, het was
Zaterdagmiddag en anderhalve vrije dag la
gen voor ons. maar dat we allemaal wacht
ten om een paar honderd meter terug een
klein kind op te halen dat vonden we im
mers doodgewoon! Want ik zei u al, het wa3
in Vlaanderen
Na vijf minuten kwam de chauffeur terug
zonder manneke. Hij riep nog eens wat
lachend tegen een paar vrienden op straat,
stapte toen in en terwijl h(j den motor aan
zette zei hij over zijn schouder tegen de
passagiers: „ten waas nie waor
En toen schokte de bus weer met verdub
belde snelheid verder, en de gazetten werden
opgevouwen, en niemand had een klacht!
't Is toch heusch echt gebeurd.
E. S.