RDAGAVO kalmar: UIT HET DAGBOEK VAN EEN AMAZONE HAARLE M'S DAGBLAD BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD iiiIWifDyJ ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1933 5 Het oude stedeke aan de Kalmarsund, waar het lucifercancern geboren werd Het was een heel gemoedelijk, rustig over zijn rails rollend lokaaltreintje, dat 't voor zijn fatsoen met niet minder dan drie rij tuigen en een goederenwagen kon doen al hadden de reizigers benevens de dikke con ducteur, de nijvere schoonmaakster en de slaperige krantenjongen zeker met zijn allen in een der gezellige en propere afdeelingen derde klas gekund, dat ons dien vroegen zo mermorgen over het Smalandsche hoogland met zijn blanke merenspiegels en stille den- nebosschen en steenige akkers naar Kalmar bracht. Maar 't was me wat liefs waard geweest als ik daar naar Kalmar had kunnen reizen met dien prachtigen driemaster, die in den schier windstille middag met heel de macht van zijn groote grauw-bruine zeilen uitgehangen aan de breede raas langzaam en onwezenlijk haast tusschen de havenhoofden naar binnen kwam glijden. Op het achterdek wentelde een boom van een kerel het stuurrad, rappe jongens klommen langs de strakke touwen naar boven om de zeilen te bergen, lijnen liepen snel over piepende katrollen en een tros werd overgegooid naar den wal, waar het trotsche schip zoo langzamerhand te liggen kwam voor de oude groenige pakhui zen en kantoren van kooplui en agenten. Het was een beeld uit vroeger tijden, maar toch ook volle, levende werkelijkheid nu, want Kalmar, het oude stedeke Kalmar heeft nog zoo sterk de sfeer, de geest van zeestad be waard. Het huis van een Kalmarschen reeder. Daar zijn stille buurten met rechte straten, die aan twee kanten doorzicht geven op de blauwe eindeloosheid van lucht en water. De houten huizen zijn ouderwetsch en eenvou dig, maar met hun kunstig getimmerde kroonlijsten en hun breede deuren, die ge flankeerd worden door rijen groote ramen met verweerde ruiten, waarachter blanke gordijnen en blauwe horretje zijn, hebben ze toch iets zeer voornaams. Hooge schuttingen omheinen de tuinen en bij een poortje wijst een bordje met „Kontor" naar het steenen straatje en de achterdeur en de werkkamer van koopman of reeder, 'n kamer, waar de berookte dienstregelingen en reclameplaten aan de wanden vertellen van tallooze con necties met landen van overzee. Schippers op leeren pantoffels gaan er door de straten om in oude, schemerige winkels, waar de steenen vloer uitgesleten is en een sterke geur hangt van vreemde kruiden, victualiën te bestellen voor de volgende reis. En waar de straten dood-loopen op een weitje, dat afglooit naar het stille water van de Kalmarsund, liggen groote houten lichters op land getrokken om opnieuw geteerd te worden, hameren scheeps makers het pluizige werk vast in de naden tusschen de zware balken, staan schoeners en galjassen met hun fiere tuigage vreemd hoog op de hellingen. Hier leeft nog iets van de romantiek van de oude zeilvaart, hier schijnt de tijd een halve eeuw of langer te hebben stilgestaan. Maar zooals de eenige blokmakerij van Zwe den waar de katrollen nog geheel met de hand gezaagd en bijgeschaafd en gedraaid worden den vorigen winter aan vele wegens slapte ontslagen arbeiders opnieuw werk kon geven, omdat zij als producente van „yo-yo's uit één stuk" bogen kon op een ervaring van meer dan honderd jaar. zoo hebben ook an dere zaken in Kalmar zich aan moeten pas sen om het hoofd boven water te houden. Vroeger reisden de Kalmarsche kooplieden alleen over zee, nu trekken zij met de auto het land in om zaken te doen, reizen zij met den trein naar de dorpjes en stadjes in her nieuwe achterland. Zij hebben zelf den aan leg van de spoorlijn over het Smalandsche hoogland bekostigd, velen zijn er wel bij ge varen. anderen verbraken willens en wetens het isolement, dat eens hun kracht was. Men voelt dit wel sterk, wanneer men daar aan den zeekant- zoo'n tuinpoort ziet met den naam Kreuger er boven. Ik weet niet of er nu nog een Kreuger woont, maar jaren ge leden zat in de donkere achterkamer van dit oude huis consul Ernst Kreuger, die za ken deed op verre landen zooals zijn vader en zijn grootvader en zijn overgrootvader het hadden gedaan. En in de tweede helft van de vorige eeuw. toen zoowat iedereen in Smaland lucifers maakte, toen er fabriekjes waren met tien man personeel en een ossen- kracht energie voor de „machines", toen be gon Ernst kreuger ook zoo'n fabriekje van een paar man te exploiteeren. kocht hij an dere fabrieken, vormde hij het luciferscon- cerntje van de Kreuger's, dat een tijd lang velen in Kalmar en omstreken werk gaf. En de zoon des huizes, die 's avonds deze stille Kalmarsche buurten onveilig maakte, die eens aan het kleine stationnetje op zoo'n „expresslokaaltje" stapte om de wereld in te gaan. om fortuin te maken, deze Ivar Kreu ger reorganiseerde de lucifersindustrie, liet de kleine Kalmarsche fabriekjes sluiten, bouwde het groote concern op. dat enfin de rest weet u. Maar in een klein sigaren winkeltje verkoopt men nog briefkaarten van het geboortehuis van het financieele genie, dat jaren lang de trots van dit stadje was. Nu heeft Kalmar andere dingen om aan te denken, om trotsch op te zijn Daar ligt wat bezijden de haven met de zich brutaal op den voorgrond dringende fabrieken en kaden en het spoorwegemplacement het schoone oude ..Calmare Hus", het Slot met zijn sierlijke torens en zware muren en zijn bastions, waartegen op stormige herfstdagen het witte schuim opstuift. Een machtig slot. waar in oude tijden fel om gestreden is. een slot dat beter intact gebleven is dan eenige andere Zweedsche burcht uit de zeventiende eeuw. dat binnen zijn wallen en muren zoo veel schoon bergt en dat zoo geheimzinnig verleidt om er telkens maar weer te Slente ren door de poorten en gangen, om er wat uit te zitten kijken over het breede water dat aan de overzij het wonder-mooie Oland draagt. Nu heeft men naast het Slot, dwars over de monding van de vroegere haven een zwa- ren kistdam geslagen en daarachter werken een paar honderd werkloozcn al maanden lang met het weggraven van de meters-dikke lagen modder, die er zich in den loop dei- eeuwen hebben gevormd. Men wist, dat er rijen palen in den grond zaten, maar dit voorjaar heeft men ontdekt, dat dat de span ten zijn van oorlogsvaartuigen, die eens tij dens een beleg van het Slot in den grond werden geboord, schepen, die zware kanon nen en kisten vol ijzeren kogels en Joost mag weten wat ai meer aan boord hadder.. Lang zaam en voorzichtig wordt aat vlootje nu blootgelegd, elke kruiwagen modder uit de nabijheid der wrakstukken wordt over groote zeven uitgestort en alles wat geen modder is, alle verroeste spijkers en verwrongen be slagstukken, alle vermolmde fragmenten van kisten en luiken worden opzij gelegd en on derzocht door een beambte van den oudheid kundigen dienst. Tegelijkertijd wordt het Stadspark, dat zich achter het Slot uitstrekt, verbeterd en gemoderniseerd. De tulpen ston den er nog in bloei, toen wij er een week of wat geleden waren, want het voorjaar komt laat in deze Noorsche landen. Het was er een weelde van geel en wit en rood langs den wa terkant en onder de boomen breede perken omringden het restaurant uit de tachtiger jaren, lange banden van tulpen boordden de paden en dicht bij het hek stonden als prach tige en kostelooze reclame voor onze bollen- kweekers van al die verschillende soorten en variëteiten kleine groepjes met de den Hol lander zoo wei-bekende namen van gene raals en kunstenaars er bij. Dat- was aanlei ding om eens met den Kalmarschen ..direc teur van Hout en Plantsoenen", den stads- tuinbaas Gunnar Haglund te gaan praten. En hij bleek vol lof over het product van dc kweekers tusschen Haarlem cn Leiden, over dic tulpen, die soort bij soort allemaal even lang werden, allemaal dezelfde kleur hadden als waren het producten uit een feilloos wer kende fabriek. Zoo praatten we door over bollen en bloemen, ook over de praktijken van sommige „kweekers", die altijd weer goed koop uitschot in Zweden weten te plaatsen en die in deze moeilijke tijden den naam van de Hollanasche bolbloemen en van Hol land tevens wei eens groote schade zouden kunnen doen. terwijl de heer Haglund ons uit het Stadspark bracht en langs 'net heel mooi aar. zee gelegen kerkhof naar de breede strandweiaen aan ae Kalmarsund. Ook daar waren werkloozcn bezig. Zij groeven hier en daar greppels, dolven groote keien op. sta pelden muurtjes daarvan. En nu wees onze gids. hce door het grasland enkele nauw merkbare donkerder streken liepen, die soms vreemde bochten en hoeken maakten, hoe. als je wat beter toekeek, daar de contouren' van den ouden stadsmuur, van oude schan sen te onderscheiden waren. Dat werd nu allemaal een boe*ie verbeterd, de oude mu ren werden gedeeltelijk ontgraven en gere pareerd. zooals men ook in de oude stad hier en daar den loop van den stadsmuur en de omtrekken van bastions en ravehjns gemar keerd heeft door er donkerder straatsteenen te leggen cmt een bordje met verklarenden tekst aan een paaltje er naast, aldus aan schouwelijk geschlcdenis-onderwys gevend aan schooljeugd en toerist. Maar ook verderop sjouwden werkloozcn met kruiwagens over de langzaam naar het water glooiende strandweiden Daar werden piertjes gebouwd van zwerf- steenen. oen meter of twintig het water in. daar werden boschjes van struiken en jonge boomen aangelegd, daar werden akkers, die den vorigen zomer nog roggevelden droegen, bezaaid met doodgewoon graszaad. Want op deze weiden, die zich welhaast vijf kilometer ver langs de sund strekken, die tusschen het water en don weg gemiddeld zoo'n zeshon derd meter breed zijn. werd daar in die voor- zomersrhe dagen toen de lucht hoog stond boven het wijde water en het schoone land met man en macht gewerkt aan de vol- Aan de Kalmarsund liggen de groolc lichters op land getrokken. W 11 ^0 \tm0S 1 Juli. Het is wel een beetje voorbarig om hier boven te zetten Het Dagboek van een Ama zone, vooral als je in aanmerking neemt, dat ik nog nooit van mijn leven op een paard _ezeten heb en dus heelemaal geen amazone ben: maar daar ik van plan ben om te gaan paardrijden, ben ik naar den geest al zoo volkomen amazone als meneer Charivarius niet ook in Haarlem woonde, zou ik waar schijnlijk stiekem zeggen sta ik zoo in het tee- ken van het paard", maar nu is het risico te groot dat ik het eigenlijk niet erg overdre ven vind. De teerling is om zoo te zeggen nog niet geworpen, en een mensch heeft nog niet eens den tijd gehad om er een nacht over te slapen, en er desnoods tegelijkertijd vast van te droomen en er nachtmerries en daghitjes (zie je wel! heelemaal in het teeken van het paard!) van te hebben, of hij zit al midden in de problemen en de moeilijkheden. De eer ste, (en meteen al een flinke groote) is: hoe zal ik rijden? Zoo op zij, met zoo'n langen rok aan en een kaasbolletje op mijn hoofd? Of _;ewoon met aan alle twee kanten een been, en dan natuurlijk in een broek, en met heele maal geen hoed op. want die rare jockeypet ten vind ik leelijk. en zoo van die losse, sprin- jende haren om je hoofd staat best leuk en hoort ook eigenlijk meer bij een broek, lijkt me. En dan gewoon een paar overhemden met eer. leuke das, of een vuurrood of een ka nariegeel polohemd! Ik vind het moeilijk, hoor! Ik heb het moe der gevraagd, en die is natuurlijk tegen een broek, maar dat had ik haar eigenlijk net zoo goed niet kunnen vragen, want dat wist ik toch al van te voren. Mijn zuster zegt. dat ze eigenlijk een amazone en een broek allebei even leuk vindt, en mijn zwager weet het niet, zegt hij. En verder ben ik dus nóg niet. Een broek lijkt me makkelijker om in van een paard af te vallen, en mijn zwager zei. dat ik er de eerste keer minstens drie of vier maal af gegooid zou worden, en dat het ver schrikkelijk belangrijk is. dat je vóór alles er goed leert af vallen. Dat is natuurlijk wel zoo. maar aanlokkelijk vind ik het niet. Hij zal overigens wel een beetje overdrijven, daar zie Teekeningen van Tom Schutte. ik hem best voor aan. Hij vertelde me ook zijn vader is officier geweest, dus hij weet er alles van dat ze je eigenlijk nog niet eens zoo lang leeren rijden op de tegenwoordige manier, met teugels en een bit, en dat dat ook heelemaal de natuurlijke manier niet is. Een boot bestuur je ook niet van voren, maar van achteren, zei hij, en de officieren leeren ook nog steeds een paard niet besturen bij de teugels, maar ze doen het achterovergebogen, en dan bij den staart. Als je naar links trekt, gaat het paard naar rechts. En als je naar rechts trekt, gaat het naar links. Zou het waar zijn? Het zou best kunnen, want bij een boot gaat het toch ook werkelijk zoo, en de staart van een paard zit er werkelijk net. aan, of hij ervoor gemaakt is. Alleen heb ik het de menschen, die ik wel eens buiten heb zien rijden op een paard, nog nooit zien doen, maar mijn zwager zegt, dat ze het ook meer in de manege doen, omdat het nogal moeilijk is. en bijna niemand het ooit behoorlijk leert. Hij vermoedt, dat ze het mij ook wel zullen leeren. als ik het eenmaal op de moderne ma nier met teugels ken. Misschien, dat ik het goed zal leeren ik ben nogal lenig, en ach- teroverbuigen en zoo kost me heelemaal geen moeite. Eenig zou dat zijn ik zie mezelf al! Als zoo weinig menschen dat goed leeren, kan ik het er misschien ver in brengen wie weet, kampioen of zoo, van Haarlem eerst, en later misschien Ik sla wel erg door, en dat terwijl ik nog steeds nooit op een paard heb gezeten, en nog niet eens weet, of ik in een amazone, of in een broek zal gaan rijden. Ik zal morgen eens een paar menschen om raad vragen Tom bijvoorbeeld, want die is schilder, en heeft er altijd vreeselijk veel kijk op. wat iemand het beste staat en Ab, want die heeft me ten slotte overgehaald om te gaan paardrijden, die die moet ook maar wat van de verantwoordelijkheid dragen. 2 Juli. Tom vindt een broek ook wel leuk. zegt hij, maar een amazone zoo elegant, en zoo mooi van lijn. en zoo decoratief, dat hij dat een veel mooiere dracht vindt. Hij heeft me kie ken laten zien van amazones, en afbeeldingen van schilderijen, ook van amazones. zoo dwars zittend op hun paardjes met één opge trokken knie. waarvan dan die wijde rok In een sierlijke boog naar beneden valt, en dat is ook werkelijk heel mooi en schilderachtig. Tom vertelde me ook, dat het ééne bovenste been om een soort van knop, of haak hangt dat heb ik nooit geweten! Wat moet het moeilijk zijn om er dan niet af te vallen, zoo onstevig zitten lijkt het me of zou je met dat ééne been altijd in die haak blijven han gen, zoodat je er niet af kunt vallen? Dat zou ook kunnen. Maar intusschen geloof ik. dat ik maar in een amazone zal gaan rijden, Tom zegt. dat het me uitstekend staan zal. Een zwarte, met een zwart kaasbolletje, en zoo'n witte hooge boord met een witte das of een paar van die fliebertjes eruit, en dan zoo'n echte karwats in mijn handen, eenig! Ik zal haar zoo gauw mogelijk laten maken. 3 Juli. Vandaag zei Ab, dat hij me vermoordde, als ik in een amazone ging rijden. Hij vond het een idiote houding, zei hij. onnatuurlijk en heelemaal net elegant. Ab weet er natuurlijk eigenlijk meer van af dan Tom, want hij rijdt al jaren paard, en Tom heeft nog nooit op één gezeten, al heeft hij dan een schilders oog. dus ik zal het dan toch maar in een broek doen. Ab zei bovendien, dat hij nog wei een broek voor me te leen had. die me wel zoo wat zou passen, want dat het zonde zou zijn, om me al die dingen aan te schaffen: ik zou er misschien den eersten keer zoo af vallen, dat ik er nooit meer op durfde. Poch! Daar zal ik wel voor zorgen, dat mij dat niet gebeurt ik ben nog nooit van mijn leven bang geweest ,en skiën kende ik zoo gauw. zonder dat ik ooit bang ben geweest, dat de skileeraar er verbaasd van was, en daar ls ook bijna iedereen in het begin bang bij. dusAb zei, dat paardrijden geen skiën was, net of ik dat niet snapte!, en dat ik nog wel eens anders praten zou. Poeh! Ik durf wel met hem te wedden: maar laat ik het maar liever niet doen, want je kunt toch nooit weten. Ik vind het anders heelemaal niet prettig, dat ze het allemaal over er af vallen hebben. Maar enfin, ook dat zullen we wel zien,.,. Ab zou intusschen morgen met dc broek ko men, dan kan ik hem passen, om te zien. wat er nog aan vermaakt moet worden. Zoo'n broek schijnt verschrikkelijk goed te moeten zitten, want van ieder plooitje heb je last in zoo'n hard zadel. Ik ben reuze benieuw, hoe hij me staan zal. Mijn zuster denkt wel leuk, en ik heb ook eigenlijk lang geen slecht fi guur. dus dat zou best kunnen. Moeder is al leen bij de gedachte aan een broek al zoowat boos geworden, en Ab heeft een standje ge kregen. tot hij vroeg, of hij moeder ook mocht leeren paardrijden, en dat hij ook nog wel een broek voor haar had, en toen liep ze weg. 4 Juli. Die broek staat me gewoonweg eenig! Ik ben voor den spiegel gaan kijken, voor ik naar beneden ging om me te vertoonen, en ik had er zoo lang sportkousen en lage schoe nen bij aangetrokken, en ik leek net op Agnes Ayres, die in De Sheijc met Rudolph Valen tino speelde. Dat was zoowat de eerste film, die ik ooit van mijn leven zag, en ik vond hem geweldig, en zij zag er altijd zoo leuk uit in die lichte rijkleeren! Kinderemenschen, wat verheug ik me op dat paardrijden ik ga er gewoonweg steeds meer plezier in krijgen, en ik zie mezelf al zitten op zoo'n bruin paard, hoe heet dat een vos of een bles en dan buiten, ergens in de duinen of zoo! Ik kan het natuurlijk in een wip na hoeveel les sen zou je buiten mogen rijden? Na tien of zoo? Ab zei, dat er aan de broek een kleinig heidje vermaakt moest worden, en dat kan nog een heele bedoening worden, want ik kan natuurlijk wel in een broek naar mijn kleermaker fietsen, om hem te laten zien. wat er aan gedaan moet worden, maar dan kan ik hem moeilijk achterlaten en zonder broek naar huis gaan: en omdat ik zon p-ujw mogelijk beginnen wil, zal ik me dan thuis maar weer eerst verkleeden. en hem dan weer gaan brengen, want anders gaat er weer een dag overheen. Ik heb het van mijn leven nog niet zoo druk gehad als sedert ik het van plan ben om te gaan paardrijden! Vooral de knieën zitten niet goed. en die moeten precies glad zitten, schijnt het. Morgenochtend trek ik hem meteen aan, en ga hem laten passen. 6 Juli. Vanavond is de broek thuis gekomen. Hij past precies, als ik erin blijf staan tenmin ste, want zitten kan ik niet daar is hij om de knieën te nauw voor. Pech hoor, want ik had net morgen willen beginnen met rijden, en nu moet hij eerst weer terug en wijder ge maakt. Ik heb de kleermaker weer opgebeld, en hij zei, dat een rijbroek een lastig artikel is. Daar kon ik weinig tegen in brengen: ik vind eigenlijk al de preliminairen voor het paardrijden lastig. Ik zal hem voor de gauwigheid morgen die broek maar weer zelf brengen, dan is hij weer een beetje eerder klaar. Afschuwelijk lang duurt het allemaal! LEESBETH HARDERS. tooiing van wat men noemt een „gemeente lijk recreatie-terrein". Daar kunnen de moe ders met haar kroost gaan liggen zonnen, daar kunnen do kinderen wilde bloemen plukken bij armen vol. daar kunnen de jon gens cn meisjes bruin branden na het zwem men en baden, daar kunnen de Kalmareezen hun „smorgasbord" met haring en sardien tjes en kaas en wat er verder bij behoort dekken in het groene gras onder do koepe- lende luchten. Daar is drie milltoen vierkante meter strandweide voor de twintig-duizend inwoners van Kalmar. „Ik geef ze de ruimte", zei do heer Haglund. „ze kunnen hier doen wat ze willen en dan blijven ze wel van mijn bloemen af". Waarna hij zich ijlings naar het stadhuis begeven moest om evenals el- ken weekdag met de andere hoofden van de gemeentediensten nieuwe plannen te gaan bespreken voor verbetering, verfraaiing van dit mooie oude stedeke aan de Kalmarsund. Stockholm, Jul!. C. G. B. EEN GEWETENSVRAAG Samen liepen zij in de regen, arm in arm: dicht naast elkaar. Plotseling liet hij haar los. en ging een eind van haar af loopen. „Wat is er aan de hand. lieve?" vroeg zij verwonderd en geschrokken. „Liefste" zei hij nadenkend, „ik moet je iets vragen. Zou jij van een man kunnen houden, die één oog miste?" „Maar Henry....!" riep zij uit. „Nou doe me dan het plezier en draag die lamme parapluie aan den anderen kant. wil je." smeekte Ilenry met één hand tegen zijn oog. EEN DOM ANTWOORD Smits dacht na; je kon hel zien ..Zeg 's even." zuchtte hij ten slotte, „is een kuikpntje van twee weken al groot genoeg om te eten?" Z n vriend lachte, „Doe niet zoo gek." ant woordde hij. „Natuurlijk niet." „Dan moet jij me eens vertellen hoe het beest dan in leven blijft." zei Smits, en nu was het zijn beurt te lachen. SCIIOOI/MOEILIJKHEDl'N Tante kwam Bobby tegen, toen de kleine man uit school kwam. „En vroeg tante, hoe gaat 't op school?" „Slecht", antwoordde Bob zonder blikken of blozen. „Heb je dan zoo veel moeilijkheden, inte resseerde tante zich verder. „Een bende." was het korte antwoord. „Maar waarmee heb je dan wel dc aller meeste moeite." ging tante verder. „Met den onderwijzer." zei Bobby eerlijk, en liep door. LANGS DE STRAAT. De Zachtmozdigen. Het was op een Zaterdagmiddag in een Vlaamschc stad: welke, doet er niet toe. We zaten met een goede twintig menschen in een groote. krakende bus, die ons van het centrum naar de arbeiderswijken zou bren gen cn verder nog, hot land in tot het naaste dorp. 't Waren allemaal moe-gewerkte men schen in die bus; werklui, een paar kantoor heertjes en wat moeders met boodschappen- tasschen. De zon brandde op de niet-te- openen vensters en er hecrschte een tropi sche temperatuur, maar desondanks en hoe wel we door elkaar geschud werden als huts pot. was de stemimng best. Voortdurend gin gen er mopjes heen en weer tusschen de passagiers en de chauffeur, en zoo hotsten we krakend en vroolijk de grauwe, einde- looze straten door. Ergens op een hoek stond een kleine jon gen. die voor „gardevil" of beter nog: voor verkeersagent speelde. Hij zwaaide geweldig met zijn armen en gaf aan de passeerende camions, fietsen en vrachtwagens allerlei on begrijpelijke teekencn. Toen onze bus na derde, verliet hij echter zijn post en holde met opgestoken arm naast de auto mee, he vig gesticuleerend. We lachten allemaal en keken hem nog even na, zooals hij tenslotte hijgend midden op den weg staan bleef en ons na-zwaaide. De bus hobbelde een halve straat verder. Toen was het een van de vrouwen, die uiting gaf aan wat we allemaal al heimelijk ge dacht hadden: „als 't manneke eens had mee gemoeten?" vroeg ze aan den chauffeur. We keken elkaar allemaal aan. Toen scho ten we bijna van de bank af. zóó hard had de chauffeur geremd. Met een zwaai werden we tegen den stoeprand gezet en everi later was de bestuurder al uit de bus gesprongen en ging nu, door allemaal na-gekeken en na-geroepen, de lange, zonnige straat terug tot waar, heel ver, bij den hoek het man neke had staan zwaaien. In een Vlaamsche bus de krant lezen, gaat niet. Wél als zij stil staat. Zoo kwamen er het Laatste Nieuws en de Schelde, de Gazet van Antwerpen en diverse rose en licht groene sportblaadjes voor den dag. en ieder een was direct in zijn lectuur verdiept. De zon brandde, de bus was benauwd, het was Zaterdagmiddag en anderhalve vrije dag la gen voor ons. maar dat we allemaal wacht ten om een paar honderd meter terug een klein kind op te halen dat vonden we im mers doodgewoon! Want ik zei u al, het wa3 in Vlaanderen Na vijf minuten kwam de chauffeur terug zonder manneke. Hij riep nog eens wat lachend tegen een paar vrienden op straat, stapte toen in en terwijl h(j den motor aan zette zei hij over zijn schouder tegen de passagiers: „ten waas nie waor En toen schokte de bus weer met verdub belde snelheid verder, en de gazetten werden opgevouwen, en niemand had een klacht! 't Is toch heusch echt gebeurd. E. S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5