RDAGAVOND
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Veit Stoss, een groot en miskend kunstenaar.
BATAVIA.
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
Jgg
Die het onzienlijke tot realiteit bracht.
Bij de herdenking van zijn sterfdag, 400 jaar geleden.
Eenige jaren geleden werd als Nürnberger
beeldhouwer Tilmann Riemenschneiner her
dacht, omdat het 400 jaar geleden was dat
hij stierf. Thans, in 1933. heeft wederom een
herdenking plaats van den sterfdag van een
belangrijk Nürnberger beeldhouwer, Veit
Stoss. En al worden deze beide Zuid-Duitsche
beeldhouwers en anderen als Adam Kraft,
Peter Vischer, Micael Pachers op goudschaal
tjes gewogen wie nu eigenlijk als kunstenaar
grooter is. mij komt het voor dat het beter
is het werk van iederen kunstenaar afzonder
lijk in zijn eigen waarde te beschouwen en
niet te veel vergelijkingen te maken. We kun
nen dankbaar genoeg zijn zooveel verschil
lende soorten kunstenaars te bezitten en al
zal een Riemenschneider weidscher en voor
namer van voordracht of beheerscht van
vakkennis zijn dan een Veit Stoss, die mij
weer intiemer en lyrischer gestemd lijkt,
toch heeft deze laatste één werk geschapen
van zoo'n voornaam gehalte, dat het gan-
sche werk van Riemenschneider daardoor
overschaduwd wordt. Zoo komt het vaak
voor dat een kunstenaar beroemd is gewor
den om zijn vele uitgevoerde werken meer
nog dan door den inhoud daarvan, terwijl
een ander kunstenaar door te weinig werk
minder bekendeheid genoot, maar slechts één
zoo belangrijk werk heeft geschapen, dat zoo
boven al zijn overig werk en dat van zijn be
roemde collega's uitblinkt, dat we eigenlijk
tot de slotsom zouden komen dat deze kunste
naar toch nog de grootste moet zijn. En zoo
iemand lijkt mij Veit Stoss.
Veit Stoss dan, deze beminnelijke beeld
houwer, heeft één werk geschapen, zoo ori
gineel en persoonlijk en van zoon hoog en
edel gehalte, dat we hem, alleen om zijn
prachtigen Rozenkrans „De Groet van den
Engel", die hoog in de gewelven van de Lo-
renzkerk te Nürnberg is opgehangen, willen
gedenken.
Veit Stoss, die tot de Nürnberger school be
hoort, werd vermoedelijk in 1438 geboren en
is in 1533 gestorven. Het is niet onwaar
schijnlijk dat hij uit Polen komt. In de oude
Poolsche stad Krakau, waar de Poolsche ko
ningen werden gekroond en het kunstleven
hoogtij vierde (een dorado voor kunstenaars)
leefde en werkte aanvankelijk de jonge
beeldhouwer Veit Stoss. Men vindt er thans
nog een van zijn belangrijkste eerste werken
in de Mariakerk, een geweldig hoofdaltaar
met meer dan levensgroote figuren. Het al
taar is 11 Meter breed en 13 Meter hoog. De
voorstelling die hem opgedragen werd, is de
dood van de Jonkvrouw te midden van vele
grijsaarden.
Zijn dichterlijke natuur valt hier reeds op
door de wijze waarop hij het ideaal van vrou
welijke jeugd stelt tegenover .de eerwaardige
wijsheid. Boven deze groep componeerde hij
de Hemelvaart van Maria, die zich liefdevol
neigt tot den allerhoogsten Bevrijder: haar
zoon, welke reeds haar kleed heeft aange
roerd, om haar geheel tot zich te nemen.
Alles ademt een liefdevolle reine stemming.
Engeltjes vliegen en zweven luchtig in het
heelal als vogels heen en weer om het gebeu
ren. De grijsaards zijn vol leven en zijn be
gaan met het lot, het verscheiden van deze
jonge vrouw. Anderen turen peinzend in de
verte naar omhoog om haar na te staren
met het bewuste weten" dat de hemel haar
reeds in zich heeft opgenomen. Het is een
gevoelige en beloftevolle arbeid van dezen
jongen beeldhouwer uit den tijd dat hij in
Krakau leefde, een werk van 12 jaren. In
1496 gaat hij naar Nürnberg terug.
En wanneer we nu een van zijn laatste
scheppingen in Nürnberg beschouwen, zien
we dat deze verheven en beminnelijke lyriek
hem niet heeft losgelaten in zijn prachtige
doorzichtige „Aankondiging"', die ik zoo even
het origineelste kunstwerk der Zuid-Duitsche
beeldhouwers noemde. Ik zei origineel, want
inderdaad dit werk als ajour-bewerking is
eenig in de kunstgeschiedenis. We hebben
Veit Stoss lief om deze wonderlijk-lyrische
voordracht, dezen hoogen Goddelijken zang
die in zijn verhevenheid ons soms Vondel of
Bach te binnen roept. De mannelijke, ko
ninklijke Engel, in zijn statiekleed en toege-
klapte vleugelen, dragend het heilig kruis
boven het voorhoofd, met zijn verheven ge
laatsuitdrukking, kondigt de geboorte aan
van een komenden hoogen Geest. In dit naar
boven wijzende gebaar met opg'vicht hoofd
en een gelaat als in trance, spreekt een vol
komen ernst, de mededeeling van een on-
aardsch gebeuren. De liefde is hier tot een
hemelsche liefde opgevoerd. Koninklijk deelt
deze heraut haar als man het blijde gebeu
ren mede en ingetogen, in zich zelf gekeerd,
in stille verrukking met een blijden lach om
ds lippen, luistert de Maagd Maria naar deze
blijde, verrukkelijke boodschap. De hand op
eigen boezem als om aan te duiden dat over
haar het geluk zal komen, staat zij als de ver
wachtende jonge vrouw met haar gedachte
gericht op dat kleine leven in haar dat ieder
oogenblik het levenslicht zal aanschouwen.
Een engeltje achter haar luidt triomphante-
lijk met een belletje en draagt haar sleep,
maar verstoort het stille gebeuren allerminst,
dat machtiger is dan alle luidruchtigheid,
Een ander engeltje houdt een krans boven
de duif die als een heilige Geest op Maria is
neergedaald, terwijl verder de lucht vol
engelen is.
Alles is immaterieel gedacht, want de
geboorte van den Goddelijken geest is im
mers onstoffelijk en zoo hangt deze groep,
gedragen door een engeltje, vrij in de ruimte.
Het geheel wordt omsloten door een krans
van rozen, waartusschen zeven medaillons,
die de bekende zeven vreugden van Maria in
beeld brengen. Geheel onder deze omkran
sing is een slang als het symbool van het
duistere leven, en als bekroning heel boven
aan God met de heilige stralenbundels naar
de aarde gericht en gekroond met een zeer
nadrukkelijk te groote kroon, symbool van
groote macht. Musiceerende engelen links en
rechts spelen op hun luiten een zachte melo
die. Een snoer van geweldige kralen hangt
als een guirlande om dat medaillon naar be
neden.
Ik weet niet of velen (en ik denk vooral
aan hen die een bepaalde verstandelijke
studie maken van de kunst en nauwkeurig
de invloeden en het ontstaan van meester
werken in hun tijd kunnen vaststellen.) wel
voldoende tijd en gelegenheid over heb
ben buiten het verstand om de volle diepte
van een kunstwerk te peilen, waarom het
tenslotte toch gaat. Zij die zoo vaak wor
den afgeleid door de uiterlijke verschijning
van vormen, die even zoo vele teekenen zijn
van stijl en persoonlijkheid en de bewij-
zijn moeten staven een kunstwerk vast te
stellen, schieten dikwijls te kort in het vol
gen der immaterieele gedachte, zooals deze
grootsche gedachte die den kunstenaar
voor den geest heeft gezweefd, dit kerk
gewelf thans geestelijk en materieel ge
heel vult. M.i. kan hier sprake zijn van
een grootsche conceptie die volkomen ge
slaagd kan heeten. Het doorluchtig spel
van vormen is als de doorluchtigheid van
een grootsche gedachte, als een fuga van
Bach die in de gewelven blijft doorklin
ken, zich langzaam oplost in het niet en we
derom te voorschijn wordt getooverd door
een ijl klankenspel. Veit Stoss heeft niet
voor niets voor dit medaillon een paneel ge
zocht dat ajour bewerkt is en dat een plaats
gegeven boven in het gewelf. Waarlijk prach
tig 'van vinding en symbool.
De bijna tachtigjarige Veit Stoss zag
gelukkig nog vóór zijn blind worden de
uitvoering van dit werk door zijn helper
Anton Tucher in de paren 15171518. En als
grijsaard heeft hij zijn wijsheid, waarin het
kinderlijke, het dichterlijke en de diepe
levensernst tot een prachtig symphonisch ge
dicht gecomponeerd werd, volkomen uitge
zegd, een wijsheid die altijd jong blijft en dus
eeuwig is.
Op het einde van zijn leven is hij helaas
verbitterd geworden. toen hem als vermo
gend man, zijn geld op handige wijze door
Jacob Baner afhandig werd gemaakt, die
er zijn eigen schulden mee trachtte te
dekken. Om het geld weder terug te krijgen,
maakte Stoss een valsche schuldbekentenis
op met Baner's handteekening en zegel, het
geen hem in de gevangenis bracht. Hij werd
niet ter dood veroordeeld, doch den ouden
man, die nog weinig jaren te leven had,
werden beide wangen met een gloeiend ijzer
gebrandmerkt en hij moest zweren Nürn
berg nimmer te verlaten. Gebroken naar
lichaam en ziel trachtte hij zich nog voort
durend te rehabiliteeren, echter zonder re
sultaat. Zijn zoon Andreas bezorgde hem
eindelijk nog in 1523 een opdracht, een Ma-
ria-altaar te ontwerpen voor de parochie
kerk te Bamberg. Aan dit relief is wel
heel duidelijk te zien, dat het vuur van
den ouden kunstenaar door ouderdom en
leed gebluscht is. Het relief is van een on
rustige compositie, zonder expressie, verward
en vermoeid van beelding. De hooge nobele
geest van den beroemden Rozenkrans uit de
Lorenskerk te Nürnberg is vernietigd. Een
tragisch worstelen een wanhopig pogen ver
raadt dezen arbeid. Nergens heb ik gelezen
dat iemand dit opgemerkt heeft of er het
volle licht van zijn aandacht op heeft doen
schijnen. Zeker, soms komt zijn oude kracht
weer boven in een der figuren van dit altaar
in den ouden Jozeph. die zijn ezel te drinken
geeft, maar zijn gebroken ziel kende ae een
heid niet meer. Er spreekt een sombere,
droeve, verscheurde geest uit dit werk.
Laten wij dezen grooten kunstenaar geden
ken met zijn prachtige „Aankondiging" om
dat een kunstenaar vermocht het allerhoog
ste, het onzienlijke dat slechts in den geest
leeft en te volgen is, tot realiteit te brengen
en dat de eeuwen wist te trotseeren, ondanks
verguizing en zware vernederende straffen,
die hij nimmer verdiend had.
Wellicht zal Prof. Szydlow. historicus, aan
de universiti: van Krakau. die een boek over
den beeldhouwer zal schrijven met Poolscher.
en Duitschen tekst, de aandacht vestigen op
het latere werk van dezen meester. Laten we
hopen een juiste psychologie te geven van
dezen grooten mensch, die uit zijn werken
spreekt.
Veit Stoss met zijn beroemd geworden Ro
zenkrans heeft zich zelf daarmede een lou-
werkrans gevlochten die zijn beroemdheid
zal handhaven.
THEO VAN REYN.
Groot-Batavia heeft ruim 540.000 inwoners
en rangschikt zich daarmede onder de groo-
tere steden van het Oosten. De stad heeft
een „groot" verleden. Na de vestiging der
Portugeezen in Bantam (West-Java) in 1522,
kwamen de Nederlanders in 1603 onder Jan
Huygen van Linschoten en vestigden zich
dicht bij zee. aan den mond van de Tji-
liwong. In dien tijd brachten de Portugeezen
de specerijen van de Molukken nog naar
Lissabon, van waar de Nederlanders deze
over Europa distribueerden. Toen Koning
Philips II van Spanje, Portugal veroverde,
sloot hij de haven van Lissabon voor de Ne
derlanders en waren deze genoodzaakt zelf
deze producten te gaan halen. Onder Hout-
man's commando werden toen vier schepen
uitgerust voor een reis naar de Oost. Deze
expeditie had ten gevolge, dat in 1603 Djaca-
tra werd gesticht. In 1610 volgde de benoe
ming van Pieter Both tot Gouverneur-Ge
neraal van de Nederlandsche bezittingen ten
Oosten van Kaap de Goede Hoop. In 1612
vestigde deze bewindsman zich in Djacatra.
Zeven jaren later stichtte Jan Pieterszoon
Coen de stad Batavia: waarvan hij een ver
sterkte nederzetting maakte Geleidelijk
heeft Batavia zich tot een belangrijk cen
trum weten te ontwikkelen. Het ondervindt
de concurrentie van Soerabaja. het centrum
in Oost-Java. maar blijft als regeeringscen-
trum en handelsstad een eerste plaats inne
men. Een groot gedeelte van den invoer voor
N.O.-Indië passeert de haven van Batavia:
Tandjong Priok. Het aantal exportartikelen
is legio.
De belangrijkste zijn: rubber, thee. peper,
tapioca., koffie, rijst, huiden, enz. Van de
exportartikelen, welke niet over Tandjong
Priok verscheept worden, zijn suiker, tabak,
sago, maïs, en harssoorten de bekendste.
Groot Batavia bestaat uit verschillende on
derdeden. Behalve het havenkwartier. Tand
jong Priok, onderscheidt men Oud-Batavia,
het handelscentrum. Weltevreden, waar men
de meeste Europeesche winkels aantreft, de
groote hotels en consulaten. Menteng en
Gondangda. twee nieuwe voorsteden, die fei
telijk al geheel zijn opgenomen en ten slotte
Meester Cornelis. welk onderdeel ook vastge
groeid is aan deze groote stad. Het geheel
heeft een oppervlakte van 208 vierkante
K.M.
De hoogste temperatuur ooit in Batavia ge
registreerd bedroeg 97 gr. F., de laagste 66
gr. F. Het totaal aantal sterfgevallen per
1000 inwoners bedroeg voor Batavia in 1930
voor Europeanen 10.3. Dit aantal is gunstig
te noemen en bedroeg voor Rotterdam 3,
Amsterdam 8.6, Londen 11,6, Kopenhagen
(behoort bij het artikel over Veit Stoss
12,—. Brussel 13.2 en Parijs 15.2. Voor zenuw
achtige toeristen of toekomstige bewoners
dezer stad moge het geruststellend klinken,
dat Batavia meer dan 150 practiseerende dok
toren huisvest en een viertal ziekenhuizen
heeft, welke aan de modernste eischen vol
doen. Verschillende der toonaangevende
specialisten uit het Oosten komen zich in
Batavia verder bekwamen.
Binnen twee uren kan men van Batavia
uit een frisschen neus halen in verschillende
bergoorden. Het water wordt van een af
stand van circa 50 mijl van het gebergte ach
ter Buitenzorg naar Batavia gevoerd en kan
ongekookt en ongefilteerd gebruikt worden.
De wegbedekking voldoet in 't algemeen aan
der moderne eischen. Het verharde wegen
net heeft een oppervlakte van 1,712,670 M2.
Het Waterloo- en het Koningsplein behoo-
ren tot 'de meest karakteristieke pleinen van
Batavia. Het eerste is militair territoir. Op
een hoogen zuil prijkt in het midden de Ne
derlandsche Leeuw van Waterloo. Een groot,
gedeelte der omringende gebouwen zijn offi
cierswoningen. Aan de Oostzijde ligt een
groot wit gebouw, hetwelk oorspronkelijk be
stemd was als residentie voor de Gouver
neurs-generaals. Zoo ver is het evenwel nooit
gekomen. Het is voor allerhande doeleinden
gebruikt, als postkantoor, lansdrukkerij, ge
rechtshof. vergaderzaal van den Raad van
Indië enz. Het gebeele plein is een vergaar
bak voor alles en nog wat.
Eenige distinctie gaat er niet. van uit. Mis
schien is dat wel het geval bij parades en
dergelijke festiviteiten, maar die heb ik er
niet medegemaakt.
Het Koningsplein vertoont een geheel an
der aspect. Aan de Noordzijde ligt het. paleis
van den Gouverneur-generaal, al wordt dit
gebouw gedurende het grootste gedeelte van
het jaar niet. gebruikt. Het prachtige mu
seum met alle bezienswaardigheden aan het
Koningsplein is een der waardevolste monu
menten. die ik in Batavia heb gezien. Verder
zijn tal van belangrijke gebouwen om dit
plein te vinden, zooals van de K. P. M„ zoo
mede eenige oud-Indische huizen. In een
daarvan woont onze oud-stadgenoot, prof.
dr. R. Remmelts in wiens gastvrije woning ik
geruimen tijd heb gelogeerd. Het Waterloo-
plein kenmerkte zich door een Kathedraal,
al komt dit bouwwerk niet bepaald gunstig
uit. en het Koningsplein heeft zijn beroemde
Willemskerk, die aan de Oostzijde is gelegen,
Deze kerk is geen imposant bouwwerk, al val
len de zuilen, die het dak dragen direct op,
en doet de koepel niet onaardig aan.
Zijn er punten in Batavia die den toerist
in het bijzonder trekken? Het is een dier ste
reotiepe vragen, die men 't worde in allen
eerbied opgemerkt tot vervelens toe te
beantwoorden krijgt, evenals de vraag: En
was "t er warm? Welaan, mijn antwoord zou
moeten luiden: zeer enkele punten trekken
de belangstelling, maar meer ook niet. Mooie
gebouwen uit onze beroemden zeevaarders
tijd zijn er natuurlijk geweest. Nu moet men
ze bepaald gaan zoeken. Meestal zijn ze ver
bouwd tot bureelen of handelskantoren. Bui
ten Batavia zijn nog een aantal oude land
huizen te vinden, waarvan ik er ook enkele
heb mogen bezichtigen. Men voert u voorts
naar de Amsterdamsche Poort te Batavia,
die evenwel niet kan tippen aan onze Haar-
demsche Amsterdamsche Poort. De acht va
zen. welke deze poort in Batavia versieren
(of: ontsieren) zijn in mijn oogen bepaald
leelijk. Mooi van opzet vind ik het nieuwe
monument ter eere van Gouverneur-Gene
raal van Heutz. Forsch van bouw zooals
deze bewindsman forsch was goed uitko
mend in de omgeving waar het geplaatst is.
een sieraad voor de stad. Ook het aquarium
mag niet onvermeld blijven. Wel is het veel
kleiner dan het Amsterdamsche. maar het
bevat een collectie zeer typisch gevormde en
dikwijls zeer kleurrijke vischsoorten. In de
onmiddellijke omgeving van de Portugee-
sche kerk. welke dateert uit 1693. staat bo
ven op een stuk oude muur het hoofd van
Peter Erberfeld, een oproermaker, die in 1722
den dood vond, nadat hij het voornemen had
gehad alle Europeanen in Batavia te ver
moorden. Op een groote plaat wordt in het
Nederlandsch en Javaansch medegedeeld,
dat het te allen tijde verboden is op die
plaats te bouwen of te planten.
In Weltevreden vormen Rijswijk en Noord-
wijk de winkelbuurten, die bij de bekende
Sluisbrug zamen komen. In de onmiddel
lijke omgeving ligt het Wilhclminapark. in
welks midden het fort Prins Hendrik ligt. het
welk gebruikt wordt voor arsenaal. In het
zuidelijk gedeelte van dit park ligt de Wil
lemslaan, die het Koningsplein met het Wa-
terlooplein verbindt. Daar vindt men een
kleiner plein met een gedenkteeken opge
richt in 1828 ter nagedachtenis van den slag
bij Waterloo. Aan het einde van de Willems
laan staat een monument ter eere van gene
raal M'chiels. c'c in 1849 sneuvelde bij een
expeditie naar Bali.. Voorts telt Batavia een
reeks gouvernements- en bankgebouwen, zoo
mede handelshuizen. De Kali Bcsar Club is
het centrum van het handelsleven, Concor-
dia en de Harmonie zijn de allerwegen be
kende sociëteiten.
Over Batavia is een boek te schrijven. In
het bovenstaande heb ik getracht een glo
baal beeld te geven van deze belangrijke
stad. Op een enkel onderdeel hoop ik t.z.t.
nog nader in te gaan.
MOLLERUS.
WAT DOET T ER DAN TOE
De vacantieganger. die in een aardig res
taurant aan de heidezoom een oogenblikje
van het vergezicht genoot, riep de kellner en
vroeg
..Ober. wat is dat nu wat u me hebt ge
bracht: appeltaart of kersentaart?"
De ober staarde naar de portie op het
bordje op de tafel voor den gast.
„Kan ii het, niet proeven, m'heer?" vroeg
hij ten slotte.
„Neen dat kan ik nou juist niet." ant
woordde de gast op nijdigen toon.
„Wel ter wereld wat doet 't er dan toe
was het onverwachte en afdoende antwoord
van den kellner die er genoeg van had.
LANGS DE STRAAT.
De Remplaqant.
Aan den uitersten rand van de stad was
het autoverkeer bij lange na niet zoo druk.
als in het centrum, maar voor het. doel. dat
het oude mannetje, terzijde van den weg.
beoogde, was het ruimschoots voldoende.
Dat doel was niet twijfelachtig, want het
mannetje wachtte slechts op één auto en op
niet. meer.
Eiken keer, zoodra weer in de verte snel
rijdend hetzij een luxe-, hetzij een vracht
auto naderde, liep hij weg van de boornen,
waaronder hij een schuilplaats had gevon
den, deed dan een paar vlugge passen naar
voren en tuurde scherp naar den kant. van
waar het brommige motorgezoem tot hem
doordrong.
Zag hij. dat de auto zijn passagiers al had.
of meende het oude mannetje om andere
redenen, dat hij toch geen succes zou hebben
welnu dan trad hij langzaam, hoofdschud
dend. een beetje verdrietig terug onder de
schnduw-gevende boomen en wachtte weer
geduldig op een voor hem betere kans. Het
was intusschen duidelijk geworden, dat die
betere kans bestond in ^en auto. waarin ook
voor hem nog voldoende ruimte vrij was.
Dan stak hij wel zijn hand op. een oude,
bevende hand en het was een verzoek en een
lot in de loterij tevens. Zou hijzou hij nu
mee mogen rijden? Tot nu toe had hij in
die loterij een niet getrokken, want nog geen
enkele automobilist bad van hem voldoende
notitie genomen, althans het oude manne
tje had er nog niet één tot stoppen kunnen
bewegen.
Ja. het is zoo: er zijn onder automobilis
ten verschrikkelijke verhalen in omloop van
brutale kerels, die ze hadden meegenomen,
en die ze zoo spoedig nog niet kwijt waren.
En inderdaad: er worden geschiedenissen
verteld van mannen, in vrouwekleeren ver
momd. die, eenmaal binnen, met moord en
doodslag dreigden, als dit niet met geld
werd afgekocht. En daarom is het moeilijk
er ook maar iets van te zeggen, of ook
iemand te veroordeelen en toch was dit
van den anderen kant, een zielig, wachtend
mannetje en wie kon weten, waarom hij tot
zijn smeekbede kwam? Zijn dochter, of zijn
zoon kon ziek liggen, in de andere stad. en er
zijn nog wel honderd andere geldige rede
nen op te sommen. Nochtans konden auto
mobilisten dit ook niet weten en ze reden
door. Het mannetje scheen absoluut geen
kans te hebben.
Toen gebeurde het, dat uit het eenzame
huis aan den overkant van de boomen een
meisje kwam. even blond, als vriendelijk en
nog even jong als blij om het leven. Vermoe
delijk, zéér waarschijnlijk zelfs, had ze er
gens van uit het huis aan den overkant de
vergeefsche pogingen van het mannetje ga
de geslagen en in haar jongemeisjeshart was
een snaar gaan trillen van het onberede
neerde medelijden, dat ook alleen het ware
kan zijn.
Ze stak vlug als een hinde, den weg over
en toen spraken achttien lentes met een win
ter van misschien wel vijf en zestig.
En eerst was het mannetje verbaasd, toen
ongeloovig en met een plotselingen omme
zwaai enthousiast. Het meisje had hem blijk
baar iets gezegd, dat eerst langzaam tot hem
kon doordringen, maar toen het dan ook ge
heel in zijn bol zat. was hij ineens even
kwiek als zijn helpstertje. Het lag er duim
dik bovenop, dat die twee samen een plan
netje hadden.
En zoo gebqurde het, dat er wéér een auto
aankwam, een luxe, waarin ruimte was. want
er zat slechts één heer in, de heer achter
hei stuur. Maar ditmaal trad niet, zooals tot
nu. de oude man snel naar voren, integendeel
het leek er op. of hij zich achter de boomen
verstopte. In zijn plaats trad het meisje
vooruit en ze lachte, terwijl ze het handje op
hief. dat bij de achttien lentes hoorde.
En zie. er geschiedde datgene, waarop de
oude man. maar dan vergeefs gewacht had,
want de auto stopte. Het was nog oen jonge
man. die achter het stuur zat. Hij lachte
terug.
Wel? zei hij en reeds de toon van dit
ééne woord was een uitnoodiging.
Het meisje lachte nog eens. Ze was werke
lijk aardig.
Kan er iemand meerijden?
Het portier werd al opengeworpen.
Natuurlijk, stap in. zei de man. maar
het meisje lachte voor den derden keer.
Meneer, riep ze. meneer
Van achter de boomen trad het oude man
netje naar voren.
U kunt in stappen, déze meneer vindt
het goed, zei ze zielsgelukkig, terwijl ze
blijkbaar niet meer lette op het teleurgestel
de gez'cht van den automobilist.
Ze hielp het mannetje bij het instijgen.
Goede reiswuifde ze nog na.
TON RUYGROK.