LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week.
HET TOONEEL.
WAN O G E Dl ERTE
Nieuwe Uitgaven.
BIOSCOOP.
ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
7
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Wanneer ik in deze voorbesprekingen van
tijd tot tijd eenige malen kort na elkaar op
denzelfden componist terugkom, dan is dat
niet toe te schrijven aan een tijdelyke be
vlieging of, zooals men tegenwoordig zegt,
„hobby", maar dan doe ik dat wijl de rr-eest
doeltreffende manier om een kunstenaars
persoonlijkheid uit zijn werken te leeren ken
nen is, zich eenigen tijd met verschillende
dier werken bezig te houden. De hoorder (of
b.v. bij schilderijen de beschouwer) wordt
zich dan bewust van allerlei kenmerkend!
eigenaardigheden, die bij een vluchtige ken
nismaking voor hem verborgen bleven; hij
kan naast punten van verschil punten van
overeenkomst opmerken en deze alle weer
toetsen aan de ervaring die hij mogelijker
wijze bij de bestudeering van werken van an
dere meesters heeft opgedaan. Vergelijking is
de grondslag van alle beoordeeling. Door ver
gelijking als ik zooeven noemde kan men de
persoonlijkheid van een kunstenaar leeren
kennen, zóó, dat men hem uit zijn werk zelfs
dan herkent als zijn naam verzwegen was.
M.a.w. men herkent den persoon aan den
stijl. Het spreekt vanzelf, dat alleen groote,
markante persoonlijkheden een eigen stijl
hebben weten te scheppen; de grootheden van
minderen en van in 't. geheel geen rang heb
ben zich immer moeten bepalen tot min of
meer gelukte navolging van den stijl van een
groote of wel tot een combinatie van verschil
lende stijlen of wel van 't zich aanpassen aan de
behoeften van de clientèle. De eerste catego
rie heet in de wandeling „anen" (Wagneria-
nen, Brahmsianen enz.i de tweede noemt
men „electici". De derde volgt gewoonlijk de
mode van den tijd zonder eenig persoonlijk
cachet evenals de tegenwoordige lettercombi
naties, die zoo voordeelig zijn en zoo v/einif
kosten; men zou deze .confectionisten" kun
nen noemen.
Voor het leeren kennen van de persoonlijk
heid van een kunstenaar zijn natuurlijk ook
geheel aan zijn werken gewijde uitvoeringen
of exposities belangrijk, maar het behoeft
geen betoog dat die alleen dan artistieke be-
teekenis hebben als de persoonlijkheid wer
kelijk een markante in de kunstgeschiedenis
is. De avonden, gewijd aan de werken van
meneer X of meneer IJ mogen zin hebben
als bedoelde meneer X of meneer IJ jubileert
en hem dan een douceurtje in den vorm van
auteursrechten, eenige kransen en een aan
tal overdreven ophemelingen verschaffen, het
kunstbegrip wordt door zulke demonstratie
in 't geheel niet bevorderd.
In verband met deze inleiding wil ik aller
eerst op de Dinsdagavonduitzending van
Londen reg. wijzen, die een Bachprogramma
brengt. De erkenning van Bach's grootte en
veelzijdigheid is pas tegen het midden dei-
vorige eeuw gekomen en het blijft een van
Mendelssohn's grootste daden door de uitvoe
ring der Mattlieüs-passie en der Suite in D
(no. 3) in het vierde decennium dier eeuw tot
die erkenning den stoot te hebben gegeven.
De derde Suite is, hoofdzakelijk wegens het
wondermooie Air, algemeen bekend en ge
liefd; de vierde daarentegen, ook in D, wordt
betrekkelijk zelden gespeeld.-En het is-juist
deze die het programma van Londen reg.
opent. Zij bestaat uit de volgende deelen:
Ouverture, Bourree I en II, Gavotte, Menuet
met Trio en Réjouissance. De Fuga dei-
Ouverture is door Bach ook gebruikt voor zijn
Cantate „Unser Mund sei voll Lachens": hij
heeft er eenvoudig zangpartijen bij geschre
ven. De bekende piano-due'ttisten Bartlëtt en
Robertson zullen zich in het'C. gr. t.-concert
voor 2 klavieren en strijkorkest doen hooren,
Robertson verder nog met twee fluitisten in
een concert voor klavier, 2 fluiten en orkest.
Voeg daar nog bij het Concert voor 4 klavie
ren (een omwerking en uitbreiding van Vi
valdi's Concert voor 4 violen) en een paar dei-
mooiste aria's uit cantates en ge hebt het pro
gramma van Londen reg., een programma dat
voor den echten muziekliefhebber wel een
bijzondere aantrekkingskracht moet hebben.
Dit is dus een in zijn geheel aan één en
kelen meester gewijd programma. Ik kom nu
echter op het begin mijner inleiding terug en
wil in verband daarmee de aandacht vestigen
op de Vrijdagavond-uitzending van Leipzig:
het klavierkwintet van Schumann. De lezer,
die deze overzichten volgt, zal Schumann
reeds uit een aantal zijner pianowerken ge
deeltelijk hebben leeren kennen; hij zal wel
licht vele zijner liederen, een enkele zijner
4 symphonieën, een paar zijner kamermuziek
werken hebben beluisterd. Hij zal zich ook
herinneren dat ik me in een vorige bespre
king niet zeer bewonderend over Sch.'s.Trios
en vioolsonates heb uitgelaten; de billijkheid
gebiedt om daartegenover ook op het kwintet
op. 44 te wijzen. Wel doen zich ook in dit
werk bepaalde Schumannsche zwakheden
gelden vooral wat de instrumentatie betreft,
die meer meer plaatsen den indruk geeft als
of de componist met zijn vijftal instrumen
ten niet goed raad wist en dus maar tot ver
dubbelingen zijn toevlucht nam (vergelijk
daarmee b.v. eens Brahms' kKyierkwintet,
waarin elk instrument steeds zijn integree-
rende rol speelt!); maar over 't geheel
hecrscht in Sch.'s kwintet een frischheid van
geest en een opgewektheid van stemming,
die niet slechts in zijn latere werken al te
zeer ontbreken, maar die het kwintet tot een
der meest gaarne gespeelde en gehoorde wer
ken van de litteratuur gemaakt hebben. Het
is evenals het klavierkwintet op. 47 gecompo
neerd in 1842, twee jaar nadat Schumann
zijn geliefde Clara Wieck naar het altaar
had mogen voeren en is ook aan haar, nu als
Clara Schumann, geb. Wieck, opgedragen,
zooals vóórdien haar meisjesnaam boven vele
van Robert's composities de dedicatie ver
ried. Het was de gelukkigste tijd uit Schu
mann's leven: het zou reeds na weinige ja
ren door de intredende geestesstoornis ver
troebeld worden.
De gelegenheid tot vergelijking is ditmaal
ook nog in andere richting gunstig, nl. met
het klavierkwintet van César Franck (Mota-
la. Ma.ndagavond)Ook dit in 1878'79 ge
schreven. aan Saint-Saëns opgedragen kwin
tet behoort tot de beroemde werken der ka-
mermuzieklitteratuur. Het is in zijn chroma
tiek op end' op Franck. in zijn massale, com
pacte tegenstelling van strijkensembïe en
klavier technisch-muzikaal geen equivalent
van Brahms' kwintet, waarmee het zich ook
niet meten kon wat betreft de geleidelijke
ontwikkeling en uitspinning der gedachten.
Het cyclisch principe is er aanwezig. Trou
wens." Schumann heeft dit in zijn kwintet
ook reeds gehuldigd door het hoofdthema
van 't eerste hoofddeel kort vóór het slot der
finale te doen terugkeeren en daar te con-
trapuncteeren met het hoofdthema der fi
liale zelf.
Na Zondag door Mühlacker Verdi's „Aida
uitgezonden wordt, lijkt het me niet onaardig
in herinnering te brengen, dat deze opera in
1871 op bestelling van den onderkoning van
Egypte Ismaël Pacha voor de oper.ing van
den nieuwen schouwburg te Cairo geschre
ven werd en dat de componist er een hono
rarium van bijna 50000 gulden voor ontving
t Lijkt veel, maar menig chirurg verdient
meer in korteren tijd!
Frank Arnoldi. Wat, Waarom en
Hoe? Wenken en Raadgevingen
voor het Dilettanten-Tooneel (Uitg.
Heynis Tsz., Zaandijk).
Frank Amoldi een pseudoniem, waar
achter zich een bekend en uitstekend Haar-
lemsch dilettant-tooneelspeler verbergt
heeft in het maandblad „Ons Tooneel"' een
serie artikelen geschreven, die hij zelf prac-
tische wenken en raadgevingen voor het di-
lettanten-tooneel heeft genoemd. Deze arti
kelen zijn thans gebundeld en door de firma
J. Heynis onder den titel „Wat, Waarom en
Hoe!" de wereld ingezonden.
Men zou dit boekje als studie-materiaal in
handen wenschen van alle leiders der dilet
tant en-f c c n eel ver een; gin gen in Nederland
in totaal moeten het er ongeveer 5000 zijn
want zij zouden er uit kunnen leeren. dat
er aan zulke leiding nog heel wat meer vast
zit, dan de meesten van hen denken. Frank
Arnoldi heeft zijn taak van voorlichter aller
minst licht opgevat. Hij heeft blijkbaar, voor
dat hij zijn werk begon, een zeer ernstige
studie ervan gemaakt en verschillende bron
nen geraadpleegd. In vele hoofdstukken her
kennen wij die bronnen, ook als ze er niet di
rect bij vermeld staan niet zonder ij del-
heid zag ik o.a. dat Frank Arnoldi zijn hoofd
stuk „Tconeelwedstrijden", mijn in 2 artike
len gepubliceerde meening over de beoordee-
lingswijze door jury's bijna woordelijk heeft
overgenomen en al zijn het dan niet altijd
eigen gedachten en oorspronkelijke meenin
gen, welke hij in zijn boekwerk verkondigt,
ze zijn wel alleszins degelijk en goed gefun
deerd. Het is allerminst dilettantenwerk, dat
de heer Arnoldi heeft geleverd, al is het dan
ook voor dilettanten bestemd.
Bij het doorlezen van dit ruim 200 bladzij
den tellend en royaal uitgegeven boekje ree:
bij mij nu en dan de vraag, of de heer Ar
noldi zijn doel dat is wenken en raadge
vingen te leveren voor het dilettanten-tooneel
soms niet heeft voorbij gezien. Zoo lijkt
het mij toe, dait de hoofdstukken over ge
baar en houding, belichting en decors om
er enkele te noemen door wat meer be
perking zeker zouden hebben gewonnen. De
heer Arnoldi heeft hier de bronnen al
thans voor het door hem gestelde doel
wat al te rijkelijk laten vloeien en vele tech
nische, vakkundige bijzonderheden gegeven,
die voor den dilettant-tooneelspeler mis
schien wel interessant zijn om te lezen, maar
die voor hem toch niet bepaald van praoti-
sche waarde mogen worden genoemd.
Maar daar staat tegenover, dat door die
uitvoerigheid de heer Arnoldi ook vrij wel
niets vergeten heeft. En door een handige in
deeling heeft hij de door hem behandelde
stof zeer overzichtelijk gemaakt, zoodat ern
stige tooneelleiders er werkelijk een voor
treffelijke handleiding in zullen vinden. De
heer Arnoldi heeft het allerminst alleen bij
theorieën gelaten; hij heeft blijkbaar, wan
neer hij een bron raadpleegde, steeds over
wogen, wat hij hiervan in de eerste plaats
voor den dilettant-tooneelspeler noodig had
en zijn boek is dan ook afgezien van de
reeds geconstateerde te gnoote uitvoerigheid
op sommige plaatsen vol van goede, prac-
tische raadgevingen en wenken.
Daarbij kan ik deze deugd voegen, dat de
hee,r Arnoldi bij het samenstellen van zijn
boek rekening heeft gehouden zoowel met
het dilettanten-tooneel in groote steden,
waar men de beschikking heeft over goed-
geoutileerde tooneelen, als met het liefheb-
berij-tooneel op het platte land, waar men
soms nog in groote bedsteden moet spelen.
Zoo zuilen de spelleiders van Broek op Lan-
.renidijk of Grij-pskerk wel begrijpen, dat het
'in dit boek besproken draaitocneel of het
horizondoek niets voor hen is. Maar in de
zelfde hoofdstukken staan zulke practische
wenken voor het maken van décors voor
kleine tooneelen, dat zij er toch ook veel van
hun gading in zullen vinden.
Hoeveel zou het dilettanten-tooneel er bij
winnen, wanneer leiders en spelers de wen
ken uit Frank Amoldi's boekwerk al was
het desnoods maar voor 50 procent ter
harte wilden nemen. Wanneer zij bijvoor
beeld de „handleiding voor de voorgeschre
ven costuums bij verschillende gelegenhe
den" die zoo compleet is. dat zij ook voor
kleermakers zou kunnen dienen eens voor
elke voorstelling raadpleegden, dan zou het
wellicht niet voorkomen, dat wij witte sok
ken of slobkousen bij een smoking zouden
zien dragen.
Ik heb op tal van bladzijden gedeelten aan
gestreept, die ik zou aanhalen, wanneer ik
ooit een vademecum voor rederijkers zou
gaan samenstellen. Want er komen in dit
boekje zeer juiste opmerkingen voor, die niet
alleen dilettanten maar ook de beroepsspe
lers ter harte zouden kunnen nemen. Zoo
lezen wij in het hoofdstuk ..Samenspel" o.a.:
„Daarom is het noodzakelijk, dat iedere spe
ler zich van zijn plaats in het stuk en zijn
verhouding tot de gehcele vertooning bewust
is. Uit den aard der zaak houdt ieder zooveel
mogelijk rekening met en is hij ingesteld op
de eigen rol. Die acht iedere speler voor zich
het gewichtigst en daarom is het noodzake
lijk, dat er ook nog iemand is, die zorgt voor
wat tóch nog belangrijker is: het stuk. Dat
is de regisseur en deze dient alle prestaties
af te ronden en bijeen te voegen tot een
eenheid, waarin alles zijn passende plaats
heeft."
In deze enkele regelen geeft de heer Ar
noldi zeer juist aan waarin de fout van zoo
vele tooneelvoorstellingen gezocht moet wor
den en door wien die is te corrigeeren.
Uitstekende dingen staan er ook te lezen
in de hoofdstukken over regie, rhytme en
tempo, tooneelaankleeding, den souffleur en
den inspecient, over het changeeren van
decors, wenken en raadgevingen, die voor een
vakman misschien heel gewoon zullen lijken,
maar waarvan de criticus, die bij dilettan
ten-voorstellingen herhaaldelijk tegen de
meest gewone regelen ziet zondigen, het
groote nut onmiddellijk erkent.
Frank Arnoldi kent het dilettanten-tooneel
uit de praktijk en dit blijkt uit zijn boekje
overduidelijk. Daardoor kon hij juist zulk een
goede gids voor tooneeldilettanten worden.
Het is ook een bewijs van „praktijk", dat hij
bij zijn wenken en raadgevingen niet uit
sluitend rekening houdt met de spelers maar
ook met het publiek. Want het is volkomen
waar, dat de leiders van het liefhebberij too-
Specialiteit in 't verdelgen van WAND
GEDIERTE. Deskundig onderzoek.
Firma H. VAN LOON - Telef. 23037
ZUIVERAARS.
MARNIXSTRAAT no. 116 HAARLEM.
(Adv. Ittgez. MedJ
neel zooals Frank Arnoldi zegt meer
nog dan die van het beroepstooneel by de
keuze der stukken moeten denken aan het
publiek, waarvan zij omdat het steeds de
zelfde besloten kring is de draagkracht,
het intellect, de aanleg en eventueele preju
dices kennen.
Niet overal was ik het met den heer Ar
noldi eens en naast sommige regels meende
ik dan ook een vraagteeken te moeten plaat
sen.. Zco lykt my de utspraak, dat de dilet
tanten bij minder groote vak-bekwaamheid
en talent meer spontaniteit en natuurlijkheid
zouden bezitten dan beroepsspelers, voor wat
betreft die spontaniteit "en natuurlijkheid
nog al aanvechtbaar toe. Maar over het ge-
heei geeft Frank Arnoldi in deze goed gedo
cumenteerde gids voor het dilettanten-too
neel bewijzen van zoo ernstige studie en voor
al van een zoo warme liefde voor de tooneel-
speelkunst, dat ik zijn Wat; Waarom en
Hoe met nadruk ter bestudeering kan aanbe
velen aan alle dilettanten, die het tooneel-
spelen niet enkel als ,.'n pleziertje" be
schouwen.
J. B. SCHUIL.
Met lens en vulpen in den die
rentuin, door A. P. W. van Dalsum
Bij de uitgeversmaatschappij „Focus" te
Bloemendaal verscheen dezer dagen boven
genoemd boekje.
Zij, die de lezingen van den schrijver over
dit onderwerp hebber, bijgewoond en de
plaatjes op het witte doek geprojecteerd heb
ben gezien, zullen zeker verblijd zijn, met de
verschijning in boekvorm.
De heer van Dalsum staat bekend als een
oude rot in de kringen der amateur-fotogra
fen, als een van de zéér bekwamen. Wie dat
nog niet wist zal die wetenschap vast ver
krijgen door lezing van zijn boek.
Men zou haast kunnen zeggen: een beetje
fotografie en een beetje dierenpsychologie,
maar dan beide van de goede soort.
Heel vluchtig behandelt de schrijver en
kele van de negatief- en positiefprocédés en
de wenschelijkheden omtrent camera's en de
objectieven daarvan. Wat het beekje echter
het meest aantrekkelijk maakt zijn de kleine
schetsjes over die dieren welke door hun bij
zondere handelwijzen de aandacht trokken.
En dan speurt de heer van Dalsum naar het
waarom, naar de redenen die een dier er toe
leiden, anders dan gewoon te doen.
Een voorbeeld, n.l. het verhaal over „De
dubbele".
„Neen, lezer, die het vaderland als milicien
diende, neen, Artis heeft geen sergeant-ma
joor gekooid. Met den „dubbele" bedoel ik
den dubbelhoornigen neushcorn-vogel.
Op een namiddag liep ik door het vogel
huis, ik had nog wat biscuits (model Artis)
in mijn zak. In een der kooien zitten ver
schillende groote vogels. Een greote raaf.
e'enige hoen der koe ten, diverse neushoorn
vogels en één dubbelhoornige neushoornvogel
Deze laatste vogel valt door zijn vreemd
soortig gevormden en geel met zwart ge-
kleurden snavel direct op. Men zou dien sna
vel het best kunnen vergelijken met drie op
elkaar gestapelde zeer groote bananen.
Terwijl ik mij afvroeg of dit dier indertijd
den componist van het destijds zoo populaire
lied, gewijd aan het „ja-nee" hebben van ba
nanen, geinspireerd had, naderde dit dier
mij vragend aanziend. Ik offreerde hem een
koekje, hetwelk met groote snelheid in den
geweldigen snavel vei-dween. Weer hief het
dier zijn kop vragend naar mij op, een nieuw
koekje volgde den weg van het vorige. Dit
herhaalde zich vijf a zes maal. Toen vond ik
het welletjes.
Veel plezier had ik er niet van. want
koekjes verdwenen in dit dier alsof men ze
in een holle buis wierp. Men ziet nu eenmaal
zijn weldadigheid gaarne beloond dcor
eenige uiterlijke teekenen van „lekker smul
len". Zoo'n egoist is nu eenmaal de mensch,
zelfs als hij weldadig is.
Maar ik zou mijn lesje leeren.
De ..dubbele" bewoog zich op de hem eigen
stuntelige wijze naar de eveneens in zijn ver
blijf ondergebrachte raaf. Deze scheen reeds
te begrijpen, wat er volgen zou. Het dier
ging op de wijze van jonge vogels, met uit
gespreide vleugels en opgeheven, openge-
sperden snavel zitten, en toen bracht de
..dubbele" één voor één de hem geschonken
koekjes over in de bek van den raaf.
Het was een oerkomisch gezicht zegt de
schrijver verder, om deze groote vogels op
deze wijze bezig te zien. De „dubbele" kwam
weer naar mij tce. en het vorige tooneeltje
speelde zich nogmaals af. Nog een keer kwam
het dier naar mij toe, ontving weer koekjes,
doch bemerkte toen dat de raaf inmiddels
naar het buitenverblijf was gegaan.
Toen kwam het mooiste, want het dier
stak mij uitneodigend de koekjes een voor
een weer toe. Het probeerde ook mij te voe
deren.
Een erg komisch tafereeltje.
Maar zit er niet een klein beetje tragiek in,
dat dit dier. dat geen levensgezel heeft, op
deze wijze tegemoet moet komen aan het
ouderinstinct?
Het was een stil doch welsprekend pleidooi,
om geen dieren ongepaard gevangen te
houden."
Dit is slechts een enkel voorbeeld, het
boekie bevat er vele. zij aie het koopen zul
len het zeker meer dan eens doorlezen, en
er veel genoegen van beleven.
Aan het Overzetveer door
Marie Schmitz.
In de Wereldbibliotheek is verschenen de
2de druk (6de duizendtal) van den roman
van Marie Schmitz: Aan het Overzetveer.
Voorbereiding tot het Huwelijk.
Onder auspiciën van de afdeeling Neder
land van den Wereldbond voor Sexueele Her
vorming i W. L. S. R.) is door H. Ide-Botten-
heim voor Nederland bewerkt het in opdracht
van den Britschen Gezondheidsraad uitge
geven handboek ..Preparation for Marriage"
onder den titel Voorbereiding tot het Huwe
lijk. Het heeft het doel jonge menschen,
die willen trouwen, of aan het begin van hun
huwelijk staan, te helpen om eventueele
moeilijkheden op het gebied van het ge
slachtsleven te vermijden. Het boek is uitge
geven door de N.V. Uitgevers-Mij ..Kosmos"
te Amsterdam.
LUXOR THEATER.
Jackie Cooper in Twee Vaders.
Zonder eenig voorbehoud kunnen we het
programma van deze week in Luxor volko
men aanbevelen. Alle nummers zijn. leder in
hun genre, uitstekend. Er zijn leerzame, en
vermakelijke en wat de hoofdfilm betreft:
Jackie Cooper speelt er de hoofdrol en dat
zegt genoeg. Telkens weer opnieuw stelt
Jackie Cooper zijn publiek voor het raadsel
van zijn talent. Hoe is het mogelijk, dat een
jong kind als hij. zoo zuiver en zoo juist weet
te reageeren! Het is alles natuur en kinder
lijkheid. er is niets tooneelmatigs of gefor
ceerd of aangeleerd. Hij is eenvoudig de
spontane, goed-willende, maar wel eens fa
lende. wilderbras Terry, die hij moet zijn.
De geschiedenis van Terry in Twee Vaders is
als volgt: Terry's ouders leven gescheiden. De
rechtbank heeft beslist dat Terry en zijn
oudere broer Al elk jaar een maand bij
hun vader, een onderzoekingsreiziger, mogen
doorbrengen. De jongens hebben het heerlijk
bij vader gevonden, vooral Terry zou dol
graag nog willen blijven. Als Terry bij zijn
moeder terugkomt is deze intu&schen her
trouwd. De nieuwe vader doet alles om het
Terry prettig te maken, maar Terrv mist
zijn vrijheid te veel. hij mag dit niet. hij mag
dat niet. moet dit eten. mag dat niet eten.
mag bijvoorbeeld niet vechten, hoezeer hem
de handen ook jeuken, moet spinazie eten en
pap. omdat dat zoo gezond is. terwijl hij
juist trek heeft in een paar dikke bommen
van boterhammen met biefstuk. Maar de
tweede vader is dokter en schrijft precies
voor. wat goed voor hem is. De tweede vader,
hoe sympathiek hij ook is. kan Terry's liefde
niet winnen. De zorgen, die hij voor Terry
heeft beknotten Terry in zijn vrijheid en ma
ken dat hij zich ongelukkig voelt.
Op zekeren avond komt het tot een
uitbarsting en Terry loopt weg van huis. Zijn
broer Al gaat hem zoeken en krijgt- daarbij
een zeer ernstig ongeluk, waarbij een zeer
ernstige operatie en later slechts nog bloed
transfusie redden kan. Het bloed van den
tweede vader, dat tot de juiste bloedgroep
hoort, redt Al van een zekeren dood. Als
Terry begrijpt, wat de stiefvader voor zijn
broer gedaan heeft en hoe het èn aan zijn
kunde èn aan het geven van zijn bloed te
danken is, dat Al weer beter wordt, dan ont
staat er een zachter gevoel in het hart van
den jongen voor zijn tweeden vader, hij gaat
zelfs van hem houden en zijn slotconclusie is:
„Het is toch nog niet zoo kwaad om twee
vaders te hebben!!"
Er wordt in deze prachtig geregisseerde
film. uitstekend gespeeld maar Jackie spant
ook hier weer de kroon.
Voor de pauze komen Stan Laurel en Oli
ver Hardy ons vermaken met „Een Rustkuur"
Onnoodig te zeggen, dat het een allerdolst
ding is. waarom gegierd wordt van het
lachen. Vooral de autotocht is allervermake-
lijkst. waarbij je griezelt en rilt van al de
ongelukken, die de twee grapjassen juist net
niet krijgen.
REMBRANDT-THEATER.
Wien nur Wien.
De romantische bewerking van een kunste
naarsleven is een dankbare stof zoowel v.oor
de film als voor het tooneel. Inzonderheid een
musicus "als hoofdpersoon geeft gelegenheid
tot het inlasschen van geliefde melodieën
Dat deze film uit het leven van Johann
Strauss op één lijn staat met een operette
als het Dreimadlerhaus, welke aan Schubert's
composities haar bekoring ontleent, kan men
niet met de hand op het hart verklaren.
Wel schenken de walsdeuntjes en de re
producties van heele fragmenten uit de Fle-
dermaus ook aan dit filmwerk een zekere
charme, maar als het louter om de muziek is
te doen, kan men deze toch eigenlijk beter
genieten van een concert in eerste instantie.
De directie van het Rembrandt-theater heeft
er vermoedelijk ook zoo over gedacht, toen zij
in haar prijzenswaardigen ijver om voor liet
nummer ,,op het tooneel" altijd weer iets
nieuws uit te vinden, ditmaal een Hongaar
schen muziek-virtuoos, ondersteund door het
R. P.-orkest, met een Strauss-repertolre tus-
schen de film inlaschte, wat inderdaad een
verrassend effect opleverde.
Conrad Wiene, die niet in één adem ge
noemd mag worden met den schepper van
Caligari, heeft ten opzichte van de muziek
niet veel meer gedaan dan wat de directie
van het Rembrandt-theater op haar manier
heeft nagevolgd. Alleen is hij zoo origineel
niet- geweest, als genoemde directie. Tot een
filmcompositie is deze Strauss-rhapsodie niet
gegroeid. De melodieën zijn inlasschingen,
meer niet. Het musicale thema, voor zoover
men hiervan dan nog mag spreken, wordt af
gewisseld door de gebruikelijke gesprekken
Het scenario klinkt nog al ongelooflijk. Hot
meisje dat met den componist, zou gaan trou
wen, zoodra hij hofdirigent wordt en zoolang
uit verplichting verbonden blijft aan een of
ficier. die uit jaloezie zijn makkers aanzet
om de première van de Fledermaus in de
war te schoppen. en broer Josef, die het
andere meisje krijgt, dat met Johann's mu
ziek is gaan dweepen. en de klerk, die den
minister, ook al uit liefde, beetneemt, zoodat
Johann tóch de benoeming krijgt, wij zouden
het alles aanvaarden, als het wat vlot en
speelsch uitgewerkt was en zelfs zouden wij
in dat- geval vrede hebben met de carlcatuur
van Strauss' vriend Haslinger. door Paul Hör-
biger wel wat heel bas-comique voorgesteld.
Maar veel actie en intrigue zit er. zelfs wan
neer wij deze operette als een tooneelstuk be
schouwen. niet in. Gezwegen dan heelemaal
van film-actie.
De heer Wiene heeft zijn eenige aardige
vondst tot het slot bewaard: ware heel de
film in den trant geweest van de wegrijden
de fiacre, dan zou er meer goeds te vertellen
zijn. Een schrale troost is de Schlager „Wenn
man verliebt ist". met deze versnapering en
de Strauss-muziek moet men het ditmaal
dóen.
Het programma van den avond is met meer
lijn geconstrueerd dan de hoofdfilm. Sluit het
nummer „op het tooneel" zich harmonisch
bij de zingende film aan. ook in de teeken
film „Leve de vreugde!" vinden wij den zang
als factor terug. Zelfs de varkens zijn daar
aan 't musiceeren geslagen, en zij doen het
wat goed! Polygoon vult dit musicale pro
gramma aan met Amsterdamsche kinderen,
die een buurtfeest met mondharmonica's op
luisteren en met een uitvoering van Ray
Noble met zijn band te Scheveningen. Be
langwekkend is de opname, welke Fox Movie
van de revolutie op Cuba heeft gemaakt.
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Een meisje dat men niet vergeet.
Een goed slot en fascineerende muziekzie
daar de beide voornaamste redenen waarom
de hoofdfilm een aangenamen indruk achter
laat. En de lieftallige Dolly Haas draagt er
het hare toe bij. als charmante tegenspeelster
van Willi Forst
De melodie die door de geheele film gegeven
is. Is „een wijsje dat men niet vergeet", en
dit is 't juist wat een film doet inslaan. Niet
in de eerste plaats de inhoud, meer in het bij
zonder de handeling, want die is „operettc-
achtig" wat voor velen het synoniem voor on
samenhangend is. Doch het luchtige, het
vlotte, dat de operette-films ide goede dan)
kenmerkt, maakt hen aantrekkelijk, en doet
's zomers bezoekers trekken, omdat men im
mers „in de maanden zonder r" zomerzotheid
wenscht.
Denken moet ge niet alleen maar luisteren
en zien. glimlachen en kostelijk schateren,
sentimenteel worden en voldaan huiswaarts
keeren.
De Inhoud doet zooals reeds gezegd, werke
lijk niets ter zake. Het feit dat een tooneel-
speler Willi Forst' en een actrice (Dolly
Haas- beiden zonder werk zijn. terwijl zij
over een goede stem beschikken (en een leege
portemonnaie is voldoende om een film als
„Een meisje dat men niet vergeet" in elkaar
te zetten Voeg daarbij als tweede feit. dat zij
zich beiden noodgedwongen als rijker moeten
voordoen, dan zij zijn, en het is duidelijk dat
de complicaties reeds aanwezig zijn. Als derde
factor komen dan de onontbeerlijke vrienden,
en het is verklaard dat men van een „happy
end" verzekerd kan zijn.
Het geheel wordt in een lijst van onbezorgd
heid geplaatst en de gewenschte zomerzot
heid is werkelijk gevonden.
Geen wonder dat „Een meisje dat men nooit
vergeet" inslaat.
Op het tooneel brengt Bardinet Italiaansche
straatmuziek. Gaarne willen wij op s heeren
Bardinet's gezag aannemen dat hij ons werke
lijk Italiaansche straatmuziek ten gehoore
brengt, doch het moet ons van 't hart dat de
door hem bespeelde doedelzak ongetwijfeld
uit Schotland stamt, en de saxophoon lijkt
eerder aan een Amerlkaansche negerband te
behooren dan aan een Itallaanschen straat
muzikant. Ook de ontelbare andere instrumen
ten. die hij alle met gelijke virtuositeit en vol
maaktheid hanteert, lijken niet erg Itali-
aansch. Behalve het draaiorgel, dat ook ge
luid kan geven.
Hel applaus komt hem ten volle toe. doch
zijn instrumenten munten uit door niet
Italiaansch te zijn.
Zij zouden ook niet in de heerlijke schilder
achtige omgeving passen die het oude Rome
den bezoeker biedt, welke schoonheid door
een film in het voorprogramma onomstootc-
lijk wordt bewezen. Talrijke piekjes die van
oude grootheid getuigtn, en dengene die Rome
kent moeten treffen, worden in snelle af
wisseling getoond.
„I love a parade" heet de teekenfilm, die
vlot is zonder noemenswaardige nieuwe vin
dingen te bevatten, wat niet noodig blijkt te
zijn voor teekenfilms om steeds weer geestig
te wezen.
Polygoon brengt het nieuws uit Nederland:
700-jarig bestaan van Lochem, waarbij „de
oude toestand" in eere is hersteld, en Ray
Noble's bezoek (met de band) aan Scheve
ningen.
Paramount zorgt voor de nouveauté's uit
het buitenland en daarvóór zorgt Palace's
orkest voor de muziek, die altijd goed is, wat
eigenlijk geen speciale vermolding noodig
heeft.
BIJ VETZUCHT, JICHT OF DIABETES, ver
betert het natuurlijke „Franz-Joscf'-bitter-
water de maag- en darmfunctie en bevordert
de spijsvertering op blijvende wijze.
(Adv. Ingez. MedJ
COR v. d. LUGT MELSERT
SUPER-INTENDANT.
Italiaansche Opera op vaste
basis
DE HEER PARENTI MUZIKAAL LEIDER.
Dc N.V. Italiaansche Opera deel thans het
volgende mede;
Door het onderhoud, dat tusschen den
president-commissaris van de Italiaansche
Opera, den heer T. M. van Dorth, en den
heer Cor van der Lugt Melsert heeft
plaats gevonden, is er klaarheid gebracht in
de tot dusver onzekcrcn toestand van liet
voortbestaan der Italiaansche Opera. De
grondgedachte van beide heeren om de reeds
37 jaar bestaande instelling der Italiaansche
Opera voor Den Haag en andere groote
steden in den lande niet verloren te doen
gaan is verder uitgewerkt, de flnancieele her
vormingen. die dringend noodzakelijk waren,
zijn in een gunstig stadium gekomen, zoodat
aan den eisch van den heer Van der Lugt
Mclsert. dat het volgende seizoen rustig ge
arbeid zal kunnen worden, is voldaan.
Dc heer Van der Lugt Melsert zal in ieder
geval zijn steun aan de Italiaansche Opera
geven. Om echter tegemoet te komen aan de
bezwaren der schouwburgcommissie, die
vreest dat door een dubbele functie van den
leider van 't RoM'i":i'anisch-Hofst'>:i-Toon??!
de belangen van dit gezelschap en dus van
de gemeente zouden kunnen worden ge
schaad. zal de heer Van der Lugt Melsert
optreden als super-intendant en zich voor
zien van een zakelijk leider en een financieel
deskundige, zoodat hij zich kan beperken tot
het aangeven dor groote lijnen.
De heer Mario Parenti zal ook nu weer de
algemeene muzikale leiding voeren en tevens
een belangrijken invloed op den artistleken
gang van zaken uitoefenen Met vertrouwen
kan dus het nieuwe seizoen van de opera
worden tegemoet gezien.
„KNIERTJE" HIJ DE NEDERLANDERS
TE ANTWERPEN.
Ter gelegenheid der feestelijke inhuldiging
van de Scheldetunnel geeft de tooneclver-
eenlging Herman Heljermans. waarvan het
ledental grootendeels bestaat uit te Antwerpen
woonachtige Nederlanders. 9 Sept. in den
Nederlandschen Schouwburg aldaar een ver
tooning van „Op Hoop van Zegen". Mevrouw
Do Boer-Van Rijk heeft zich welwillend be
schikbaar gesteld om den rol van Kniertje te
vervullen.