VOORD VRIJDAG 1 SEPTEMBER 1933 HAARtE M'S DAGBLAD 8 ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Ditmaal brengen we iets heel bijzonders, dat zeer zeker in den smaak van onze lezeres sen zal vallen» No. 170. snoezig eenvoudig wandeljaponnetje van geruite zijde of katoen. Het modelletje is zeer geschikt voor zwaardere figuren. Dit komt zoowel door de raglanmouw, die geen verbreeding der schouders ten gevolge heeft en door het lange blousje, dat taille en heu pen slanker doet schijnen. De rok sluit om de heupen aan en is een banenrok. De eenige garneeringen van de japon zijn een aangezet klokmouwtje een strik en eert ceintuur van effen stof. Benoodigd: 4 a 41/2 M. geruite stof en 50 c.M. effen stof. No. 176: pelerine. Deze pelerine kan zoowel als avondcape gebruikt worden, als voor com pleteering van een japon- Dat hangt geheel af van het materiaal, dat men er voor ge bruiken wil. De pelerine valt iets klokkend en wordt gesloten met een grooten strik van ander materiaal.. Benoodigd: voor de cape 1.25 M. van ten minste 90 c.M. breed; voor de kraag 25 c.M. Beide patronen zijn in alle maten tegen den prijs van 50 ets per stuk te verkrijgen bij de „Afdeeling Knippatronen" van de Uitge versmaatschappij: „De Mijlpaal", postbox 175 te Amsterdam. Tezending zal geschieden na ontvangst van het bedrag, dat kan worden overgemaakt in postzegels, per postwissel, of per postgiro 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht bij het nummer van het patroon ook de ver langde maat op te geven; d.w.z.: boven-, taille- en heupwijdte. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden. Men voorkomt daarmede onnoo- dige vertraging in de toezending. WERKBESPARINC VOOR DE HUISVROUW. Wat is er op een mooien, langen zomerdag, een Zondag b.v. of een dioor-de-weeksclie dag in de vacantie genoegelijker dan dat de heele familie er op uit trekt om te genieten van de vrije natuur? Een algemeene fietstocht misschien of een uitstapje te voet, nadat de tram of trein of boot ons eerst een goed eind buiten de stad lreeft gebracht; die boterhammen mee, zoo dat de tocht niet ontijdig reeds moet worden onderbroken; en dan tot slot een laat mid dagmaal thuis. Jamaar dat middagmaal? Wie zorgt daarvoor? Zonder moeder zou de pret maar erg „half" zijn, die gaat dus vast en zeker mee; trou wens, als er iemand behoefte heeft aan een dagje-uit, dan is zij het toch wel die verreweg het meest op huis is aangewezen. In de eerste plaats nemen we ons voor niet veelc&schienid te zijn en onzen eetlust ge scherpt door buitenlucht en beweging te bevredigen met goed voedsel maai" eenvoudig voedsel. Laten we ons menu b.v. bepalen tot sla met hardgekookte eieren en gebakken aardappe len, met als nagerecht een flinke schotel koude vanillerijst. Voor de aardappelen is reeds den vorigen dag gezorgd; die staan koud in de vliegen kast en kunnen hetzij héél, hetzij in plak jes gesneden hun bruine korstje in de koe kenpan aannemen in den tijd, dat de tafel wordt gedekt en de sla wordt klaargemaakt, Ook de eieren zijn den vorigen dag al ge kookt, evenals de rijstebrij met vanille, die we zoo koud mogelijk hebben weggezetin den kelder (als we dien bezitten) of anders in een teil met koud water. Wat de sla betreft, als we ze in den vorm van kropsla willen opdienen dan verdient 't aanbeveling om vóór den uittocht 's morgens de kroppen al schoon te maken en de blade xen in een teil met koud water frisch weg te zetten; is onze keus niet op kropsla maar op komkommers gevallen, dan doen we beter met het schaven der komkommers te wach ten tot vóOr den maaltijd, een maatregel, die ook eventueel zal gelden voor tomaten. Wat we wél klaar kunnen hebben is de slasaus. Zelfs is het in voorraad houden daarvan niet enkel een maatregel om op zoo'n bij zonderen dag vlug op te schieten. We hebben gedurende de zomermaanden d.w.z. de „sla-weken" bijna dagelijks ple zier van een dergelijke methode tot werk- besparing en daar zoon sausje gemakkelijk eenige dagen lang goed blijft, nemen we b.v. als regel aan, om er ééns in de week een be hoorlijk voorraadje van te bereiden en dat in een stopflesch of een jampot dagelijks bij de hand te hebben voor onze diverse sla-schotels. De hieronder beschreven recepten zijn be doeld voor 4 personen; denkt mien dus dage lijks sla te gebruiken, dan maakt men ineens een zevenmaal zoo groote hoeveelheid klaar, waarbij dan echter geldt dat de eieren niet in dezelfde verhouding worden vermeerderd (3 eieren voor een saus voor 7 dagen zijn vol- jdoende). Als een volwassene je vertelt, dat hij ontdek kingsreizen gaat maken, dan zie je hem min stens al aan de Zuid-Pool of in donker Afrika. Allerlei gevaren wilde dieren, zandstormen, ijzige kou spoken door je hoofd. In verre, verre landen, ja, daar is misschien nog wel iets te ontdekken, daar zijn nog wel plekken waar geen mensch ooit doordrong, al zijn het er misschien niet veel meer. De mensch heeft tegenwoordig zooveel ontdekt, er is werkelijk niet veel nieuws meer onder de zon. Maar als kinderen je over hun ontdekkings tochten sprekenJe weet wel, dat zij niet naar streken zullen gaan waar nog nimmer een mensch was; zij zullen ontdekkingen voor zichzelf doen, plaatsen ontdekken waar dui zenden voor hen waren, maar die voor hen nog nieuw zijn. Het prettigste spelletje wat je je als kind kon denken: op ontdekking uitgaan. Dorps kinderen zijn daarin weer bevoorecht; in bos- schen en weiden valt meer te ontdekken dan in de stad. Maar ook stadskinderen laten zich van dit spelletje aller spelletjes niet afhouden. Ijverig zoeken ze in de stad naar het onge wone, naar plekjes en straatjes, waar je zoo maar niet lederen dag komt. In een stad is het niet moeilijk telkens weer wandelingen te maken door stadsdeelen waar je nog nooit geweest bent; grachtjes en hofjes en binnenplaatsen, juist leuk en al dat onbe kende in je eigen stad. Je hoeft niet eens in een trein te gaan zitten om nieuwe dingen te zien. Dan is het ook zoo fijn om door de bosch- jes te kruipen van de parken, daar achter de struiken toch nog zooiets als een paadje te vinden is. een paadje waar niemand loopt. Om in den tuin van een leegstaand huis te zitten, wat niemand weet en wat natuurlijk niet mag, om dan te ontdekken dat de keukendeur open kanEen geheimzinnige tocht door de leege kamers. En als je dan nog wat achterge bleven huisraad vindt Een afgelegen pleintje met wat boomen, een stukje weiland even buiten de stad, het ont dekken ervan zijn voor het kind heele avon turen. Het geeft die bijzondere plekjes namen, het zijn immers door hem ontdekte stukken grond, hij is gerechtigd ze namen te geven naar eigen verkiezing. Dat hij niet de „oer-ontdekker" is? Wat geeft het? Waarom zou je hetzelfde niet tien, hon derd maal kunnen ontdekken? Ik ontmoette pas geleden iemand, die me enthousiast vertelde een waterdicht doosje te hebben uitgevonden, dat je mee in zee kon nemen, bijvoorbeeld aan een polsbandje. Je kon daar dan je geld in opbergen en hoefde dat bij het baden niet ergens op het-strand achter te laten. Een mooie uitvinding maar het was al eerder uitgevonden. Juist dezen zo mer zijn de polsportemonnaietjes in zwang ge komen. Maar is het niet alleen maar toevallig dat de tweede uitvinder nu juist de tweede was? De gedachte blijft hetzelfde. Zoo vraagt het kind ook niet naar wat an deren vonden. De tuin van het leege huis is door ontelbaren betreden, het huis zelf is ja ren lang bewoond geweest, wordt bezocht door kijkers en zal weer bewoond worden. Toch is hij de enthousiaste ontdekker voor hem is het nieuw e nongewoon. Gelukkig is er voor het kind nog veel nieuws onder de zon, hoeft hij niet naar de Pool of naar Afrika om wat nieuws te beleven. Wat anderen voor ons ontdekten wat komt het er eigenlijk op aan? Of plekken veel bezocht zijn wat doet het er toe als we ze zelf niet bezochten? En wat hebben wij er aan, dat de heele wereld „ontdekt" is als we zelf die wereld niet ontdekken? De wereld, het leven niet al zijn verborgenheden, die geleer den zoo nauwkeurig aan het licht hebben ge bracht, maar die ieder mensch voor zich zelf moet ontdekken wil hij ze werkelijk bezitten. BEP OTTEN OM ZELF TE MAKEN! ONZE „HAAKCURSUS". We beginnen weer met een paar nieuwe steken, die zeer gemakkelijk te leeren zijn. Beide vormen een zeer stevig, vast haaksel, dat uitstekend voor randen gebruikt kan wor den. Eerste afbeelding: als we het benoodigde aantal kettingsteken hebben, steken we in de tweede losse in, halen een lus door en trekken deze meteen door, door den steek op onzen naald. We dragen er verder zorg voor, bij het inste ken dit te doen in de achterste lus van den onderliggende'! kettingsteek. Tweede afbeelding: deze steek vormt even eens een vast (zü het dan iets losser dan het voorgaande), haaksel. Men vormt den steek als volgt: we steken in den tweeden kettingsteek in, halen een lus door, slaan den draad om de naald en halen deze door beide lussen, die op de naald staan. In tegenstelling met alle voorgaande, steken we hier in de voorste van den onderliggenden kettingsteek. Hier volgen weer eenige nieuwe steken, die zeer gemakkelijk ie leeren zijn. Eerste afbeeld ng: deze steek leent er zich uitstekend voor. om bijvoorbeeld later nog eens bewerkt te worden. We bedoelen hier het volgende mee, als we een lap gehaakt hebben van deze steek/dan kunnen we het later prachtig doorstoppen met verschillende kleuren en er zoodoende een heel origineel werkje van maken. Het spreekt vanzelf dat we dan niet te stijf moeten haken: bovendien mag de wol niet te dik zijn. De steek wordt als volgt gemaakt. We hebben het vereischte aantal ketting- steken. Nu slaan we den draad om den naald en steken in den derden kettingsteek in, ha len een lus door en slaan den draad weer om de naald. Deze lus halen we door alle lussen, die we op de naald hebben.. Willen we het haaksel later doorstoppen, dan maken we tusschen iedere steek een kettingsteek, ten einde de noodige ruimte te krijgen. Op de af beelding kan men duidelijk zien, hoe de vol gende toeren gemaakt worden'. De eerste lus voor de onderste steek, de tweede lus erach ter. De andere steek heeft slechts een heel klein verschil met deze. Als men hier het vereischte aantal ketting- steken heeft, slaat men den draad om de naald, steekt in de vierde losse in, haalt een lus door, slaat den draad om de naald, haalt door de laatste lus; slaat weer den draad om de naald en haalt dooi- de overige lussen. Op de bijgaande tee-kerning is een aardig haaksel aangegeven. Evenals de vorige keer, geven wij ook nu weer den raad, eerst met wat oude wol te oefenen tot de steken mooi regelmatig zijn en dan pas te beginnen met het eigenlijke werk. CYNISME BIJ DE JEUGD. In vele toonaarden wordt tegenwoordig de stelling verkondigd; de jeugd is cynisch, en met ongerustheid vragen de ouders en opvoe ders zich afwat moet daarvan terecht komen, wanneer er geen idealen meer zijn in het innerlijk leven van onze jeugd. Inderdaad schijnt dit een angstwekkende gedachte, want als cynisme al een leelijke karaktertrek is bij volwassenen, bij de jeugd is dat zeker nog honderdmaal erger. Een „karaktertrek" dat kan cynisme zijn en dan is het bij ouderen vaak een gevolg van verbittering tegen het leven, dat leven dat niet gebracht heeft wat ervan verwacht werd, ook al waren die verwachtingen niet eens zoo erg hoog gespannen. Maar cynisme kan ook een pose zijn, een. aanwensel, en hoewel het dan heel wat min der diep gaat, is het er toch des te leelijker om, omdat het onwaar is, aanstellerij, een middel om de aandacht te trekken. Zoo'n pose, zoo'n houding vinden wij bij de jongeren het meest, wanneer zij cynisch zijn; het leven is voor hen nog te kort geweest, om door slechte ervaringen of diepe teleurstellin gen verbitterd te worden, hoewel misschien enkele zeer diepe overgevoelige naturen hier op wel een uitzondering maken. Maar heel vaak is het cynisme in den grond niet anders dan groot-willen-doen, de allures van een volwassene willen aannemen, en om dat de innerlijke rijpheid ontbreekt, wordt het „groot-zijn" in uiterlijkheden gezocht. In onze jeugd bestond dat cynisme onder de jongeren ook, maar toen heette het „Welt schmerz", en er werd vroolijk om gelachen, dat was immers maar een houding-van-vol wassen-zijn, dat ging van zelf wel over wan neer het eigenlijke leven die kinderen riep tot hun taak, dan was er geen plaats meer voor zooiets oppervlakkigs en ook geen tijd. Maar niet het cynisme van de jeugd van heden is het wel wat anders gesteld, al vindt liet zijn oorzaak dan ook in hetzelfde als de Weltschmerz van vijf en twintig of vijf en der tig jaar geleden: de behoefte om volwassen te schijnen). Wanneer die kinderen nu echter straks aan hun levenstaak zullen beginnen de levenstaak die het evenwicht in hun geest moet brengen, die hun het houvast moet geven dat ze noodig hebben, die hun de ware levenshouding moet geven in de plaats van de aangeleerde pose, en er is geen levenstaak, wat dan? Het gevaar dat de houding-van-cynisme in die jaren van het zoeken naar werk dan op houdt, een houding te zijn, maar door bittere levenservaring een karaktertrek wordt, is lang niet denkbeeldig, en wat moet de wereld be ginnen met cynische en verbitterde mannen en vrouwen van vijf en twintig .dertig jaar! Iemand beweerde eens: vrouwen hebben een hekel aan cynische menschen, zij begrij pen niets van cynisme. Mijns inziens is het echter niet zoozeer, dat vrouwen het niet begrijpen, als dat zij er bang voor zijn, 'doodsbang zelfs. Die troostelooze levensopvatting, dat uitzichtlooze, de bittere hopeloosheid doodt elke levensvreugde, elk warm gevoel, het doodt alle menschelijkheid. En het leidt tenslotte tot zelfverheerlijking, want iemand die zich zelf niet beter acht dan dc heele wereld 0111 hem heen, zal die wereld niet enkel en alleen als slecht en teleurstellend zien. En daarom moeten wij vrouwen waken tegen de insluiping van het cynisme bij de opgroeiende jeugd: laten wij niet zeggen: dat gaat met de jaren wel weer over, want wij leven in abnormale tijden die ook abnormale toestanden met zich meebrengen. Probeer de kinderen idealen te geven, laat ze er desnoods, wat op doordraven, daarvoor zijn zij jong; maar laat ze de wereld waard vinden, erin te leven. Laat ze op hun tijd hevig verontwaardigd zijn over een kleinig heid, maar laat ze ook vroolijk zijn en willen genieten van het vele moois wat er altijd in de wereld overblijft. Cynisme leidt tot achteruitgang, idealisme kan alleen de wereld verder brengen. E. E. J—P. ICei pkeTiÊ] ek eimert i'iinti iTTiii»-„in 1<1 Potage Xavier (6 personen)2 L. bouillon, 1/2 ons tarwebloem, 2 eieren, wat zout, peper, nootmuskaat, 1 theelepel fijngehakte peteselie. Klop de eieren en meng daarmee het meel, waardoor peper, zout en nootmuskaat zijn ge roerd, tot een dik vloeibaar deeg, wat melk toevoegende wanneer dit noodig blijkt. Breng de gezeefde bouillon aan den kook; door een daarboven geplaatste grove zeef het deeg in dikke droppels in de kokende bouillon laten val- len,zoodat zich kleine vlokken vormen; laat die in de bouillon even meekoken, strooi er dan de peterselie door en giet de soep over in de soepterrine. Hoofdkaas a la minute: 400 gr. overgeble ven koud vleesch, 2 d.L. jus met water, 1 d.L. azijn, peper, zout, nootmuskaat, 2 theelepels Maggi aroma, 4 blaadjes witte gelatine, inge maakte uitjes en augurken, 1 hardgekookt ei, wat peterselie. Verwarm de jus met het water en laat daar in roerende de gelatine oplossen. Voeg hierbij het fijngehakte of gemalen vleesch, den azijn, het Maggi-aroma, de peper, het zout en de nootmuskaat. Spoel een steenen puddingvorm om met koud water, leg op den bodem en langs de wanden partjes hardgekookt ei en takjes peterselie, druk er dan het mengsel stevig in en laat het op een koele plaats stijf worden. Keer daarna den vorm om op een vleeschschotel en garneer deze verder met in gemaakte uitjes en augurken en takjes fris- sche peterselie. Dit gerecht is zeer geschikt om bij de boterham gegeven te worden. Gesteriliseerde Tor amen: wasch de vruch ten en laat het aanhangende water zooveel mogelijk afdruipen, leg ze laag om laag met suiker in de goed gereinigde flesschen. Giet op elke volle flesch een eetlepel citroensap, om de smaak van het bramensap wat te ac centueer en. Sluit de flesschen op de bekende wijze en steriliseer ze 15 minuten. Deze bra men kunnen 's winters als compote gegeven worden bij kip en eend, ze kunnen dienst doen als vulling van een vruchtentaart of kleine vruchtengebakjes; ook als compote bij een maizenapudding of griesmeelrand zijn ze heel smakelijk en een aardige variatie op de beken de puddingsausen of kersencompöte. C. F. VOOR DE GEZETTE DAME. Juist de meer gezette dame begaat door een zekere gedachteloosheid fouten in haar kleeding. Het is absoluut foutief om te den ken, dat alleen het heel slanke figuurtje er altijd goed kan uitzien; ook de gezette dame kan, wanneer ze be paalde richtlijnen volgt, er heel goed en gedistingeerd en heelemaal niet „dik" uitzien. Maar men moet eerlijk durven zijn en zichzelf niets wijsmaken. Voor alles moet men de ruit vermij den, onverschillig of ze recht of schuin, groot of klein is. Waarom zoo'n voor liefde voor ruiten, terwijl er zulke mooie streepdessins te krijgen zijn? Na tuurlijk verwerken we ze niet horizon taal; maar verticaal of schuin. Het beste neemt men de streep zoo smal mo gelijk, dan kan men ook zonder bezwaar helle kleuren kiezen. Met bloemendes- sins is het een wei nig moeilijker. Bon te gebloemde stof fen moet men in ieder geval vermij den; maar kleine bloemen op een donker fond kan men zonder beden ken kiezen. Men moet er aan den ken dat deze japon nen vooral lang moeten zijn met een tamelijk wijden rok. Als garneering hierbij een kraag van wit glasbatist en men behoeft niet bang te zijn, als „dikkie" gekwalificeerd te worden. Ook met kleuren moet men zeer voorzichtig zijn. Japonnen van wit linnen of witte wasch- zijde zijn niet zonder meer flatteus; ook niet al hebben ze een kleurig garneersel. Blauw en groen staan daarentegen zeer voordeelig. Veel blonde vrouwen hebben een voorkeur voor rood; ze vergeten daarbij, dat rood naast wit de meest onvoordeelige kleur is. Gezette dames mogen ook niet de kleine mutsjes dragen. Zeker, ze zitten gemakkelijk; maar er zijn tegenwoordig zulke snoezige klei ne hoedjes, die het gezicht flatteus omlijsten en ook heel gemakkelijk zitten, zoodat er hee lemaal geen reden is om ze niet te nemen. Zelfs met den mantel moet men zekere richt lijnen in acht nemen. Hij moet klokkend uit- loopen en lang zijn en zco veel mogelijk een gedekte tint hebben. Hier evenals bij japonnen moet men de ceintuur weg laten. Probeert het eens en u zult zien hoe voordeelig u er uit ziet in een japon of mantel zonder ceintuur. Als iedere gezette dame al deze wenken eens een beetje opvolgde, zou het ook voor haar niet moeilijk zijn om er elegant en gedistingeerd uit te zien. WOLLEN STOFFEN. Dit voorjaar waren ze al zeer geliefd: de de wollen tricots en jersey-stoffen het meest zal men ze weer overal en in allerlei soorten zien verschijnen Voor sportdoeleinden zijn de wollen tricots en jercey-stoffen het meest geschikt. In vroolijke kleuren kunnen er de alleraardigste effecten mee worden bereikt. Hier geven wij eenige ideeën voor cïe koelere dagen. Het costuum links is van vuurroode jersey gemaakt. Het jumpertje, dat hierbij gedra gen wordt, is wit, heeft een rood kraagje en op de schouders een roode koordgar- neering. Ook de leeren ceintuur is rood. De middelste afbeelding toont een jurkje van het geliefde „pied-de-poule" patroontje. Heel grappig en sportief staat hierbij de effen, driekwart-lange jas met epauletten en schuine insteekzakjes. De jas valt heele maal recht. Aardig is ook het derde modelletje van blauw-wit "gestreepte jersey met een breede afneembare pelerine en een groote kraag van wit piqué. DE BASKISCHE MUTS. De baskische muts, die zoo langzamer hand al heel wat jaren geregeerd heeft, heeft nog lang niet afgedaan: zij neemt steeds nieuwe gedaantes aan, en de lijst van manieren, waarop men haar dragen kan, schijnt onuit puttelijk te zijn. Verleden jaar droe gen wij haar alle maal op één oor, zoo zeer op één oor zelfs, dat tegen den winter grappema- kers kwamen aan dragen met het idee, om er, met het oog op de kou, op ieder oor één te dragen. Dit hoort alweer tot het verleden en wie op liet oogen- blik de baskische muts wil dragen,, zooals de nieuwste mode het voorschrijft, die zet haar ver naar voren en aanmerkelijk minder schuin op, terwijl alle ruimte boven het ééne oog naar voren wordt getrokken en men daar naar believen al of niet een sierspeld in kan steken om het geheel in zijn positie te hou den. Het haar hoort hierbij vrij glad naar achteren gedragen te worden: het kan heel kort zijn, het kan achter de ooren gedragen worden, of het is lang, en wordt langs de ooren naar achteren getrokken, waar het in een wrong of een rol om het achterhoofd vast wordt gehouden. Het halflange haar heeft volkomen afgedaan. W. T. AVONDMANTELS. De avonden zijn koeler en als we van een danspartij of theater komen is de overgang- van temperatuur vrij groot. Het korte jasje, dat we van den zomer omsloegen zit ook al een beetje te frisch; we hebben echt be hoefte aan iets warms. De hier afgebeelde avondmantels zijn juist degene, die we wenschen. Ze zijn niet te wam, en we voelen er ons behaaglijk in. Ze zijn vervaardigd van satijn, waarvan de doffe zijde gebruikt Is. Het hangt van onzen smaak en onze beurs af, of we een bontgarneering nemen of niet-. Noodzakelijk is dit volstrekt niet. De man tels hebben drie-kwart-lengte en sluiten 0111 taille en heupen nauw aan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8