HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. Goede smering is een levensbelang. VALPARAISO DE CHILE. Wenken van de K. N. A.C. ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Hoe het eens was. Hoe het geworden is. De Bakenesserstraat in 1816. Automobilisten moeten voortdurend controleeren. Smeerstoringen van den motor. Zooals ieder automobilist zal weten, is de olie, welke zich in het motorcarter bevindt, bestemd om een tweeledige taak te vervul len, namelijk: het voorkomen van contact tusschen de metalen der langs elkaar wrij vende doelen, en het afvoeren van de door de wrijving in de lagers opgewekte warmte. Teneinde na te kunnen gaan, of deze smering op de juiste wijze geschiedt, is op de moderne automobielen een oliedrukme- ter aangebracht, waarvan men ten duide lijkste kan aflezen, of zulks het geval is, ja dan neen. De druk, waar-onder de olie cir culeert, is bij een goed werkende smeerin- richting en in goeden staat zijnden motor afhankelijk van de vloeibaarheid der olie, van het aantal toeren, dat de motor draait en van de afstelling van het reduceerventiel, waarmede de druk kan worden geregeld. Heiruit volgt, dat men, om te kunnen be- oordeelen, of de oliedruk al dan niet nor maal is, als maatstaf dient aan te nemen den bij warmen motor en zekere wagen snelheid door ervaring bekenden meterstand. Wanneer deze aanzienlijk daaronder of daar boven blijft, wijst dit op een foüt in de sme ring, welke op zichzelf al of niet ernstig kan zijn, doch zoo niet terstond wordt inge grepen meestal ernstige gevolgen heeft. Wanneer de oliedruk volgens den meter stand te laag is, kan dit het gevolg zijn van: geen olie in het carter, zeef verstopt, olie te dun, olie te dik, zuigleiding verstopt, reduceerventiel defect, pomp defect, persleiding defect, meter defect, Krukas meer dan normale speling in haar drijfstangen meer dan normale speling op de drijfstanghalzen. Wanneer de oliedruk volgens den meter te hoog is, kunnen de oorzaken zijn: reduceerventiel defect, olie te dik, persleiding verstopt, meter defect. Indien slechts een geringe hoeveelheid olie in het ondercaa-ter aanwezig is, :zal de olie voortdurend in circulatie zijn en geen gelegenheid krijgen om de opgenomen warmite vla het metaal van het ondercarter aan de lucht over te dragen, hetgeen over verhitting van de olie ten gevolge heeft, waardoor deze veel van haar eigenschappen verliest en in smeervermogen achteruit gaat. Het verdient daarom aanbeveling om het oliecarter gevuld te houden tot op het door de fabriek aangegeven niveau. Te groot olie-verbruik. Dit kan het gevolg zijn van lekken naar buiten of lekken langs de zuigers of klep- steel. De oorzaken van het lekken naar bui ten zijn: Lekke olieleiding (en), Lekke pakking (en), Lekke viltring(en), Lekke meter. Oorzaken van lekken langs de zuigers of klepstelen kunnen zijn: Uitgesleten cylinders, Te veel afgesleten zuigers, Zuigers te veel speling in de cylinders, Niet goed function,neerende zuigerveeren, Niet goed functionneerende oliekeerringen, Onjuiste stand der zuigers in de cylinders, Krukas te veel speling in haar lagers, Drijfstanglagers te veel speling op de Niet 'goed sluitende 'kleppen, Klepstelen te veel speling in geleiders (kopkleppen) Niet voor het doel geschikt zijn der ge paste oliesoort, Ondercarter boven niveau gevuld. Het is mogelijk, dat een groot olie verbruik rookvorniing of vetslaan der bougie tenge volge heeft, doch het is niet uitgesloten, dat een van beide of beide ken teekenen geheel achterwege blijven. Dit is het geval als de boven de zuigers gekomen overtollige hoe veelheid olie tijdens de verbranding zoo goed als geheel verbrandt. Bij het aanschaffen van een gebruikten wagen dient er dus rekening mede gehouden te "worden, dat. een rooklocue verbranding geen volle zekerheid biedt, dat de motor een normale hoeveelheid olie consumeert. Vele motoren gebruiken tijdens het rijden met groote snelheid meer olie, dan bij het irijd^x met middelmatige snelheid. Indien men reden heeft om aan te nemen, dat het olieverbriuk van den motor belang rijk toeneemt, verzuime men niet om voor het uitspreken van een oordeel de volgende proef op de som te nemen: Men tappe bij warmen motor de olie af en vuile het carter met versche olie. Daarna late men den motor zoolang draaien tot men zeker is, dat de olie de temperatuur van den motor heeft aangenomen en wachte met stilstaanden motor zoo lang als noodig is om het grootste gedeelte van de zioh dn de leiding bevindende olie in het carter to doen terugvloeien (10 tot 15 min.) Daarna neme men zorgvuldig den oliestand op en rijde een behoorlijken afstand met den wegen, liefst 250 tot 300 K.M. Men late daarna we derom de olie uit de leidingen in heit carter terugvloeien en vuile indien mogelijk zooveel olie bij als noodig is, om op hetzelfde niveau te komen van vóór het wegrijden. Het bijvullen moet geschieden als de motor nog warm is; hetgeen toegevoegd kan wor den, is vrij nauwkeurig de hoeveelheid, wel ke de motor heeft verbruikt. Men drage er zorg voor, dat de wagen bij het vullen vóór en na den proefrit ongeveer vlak staat. Indien het olie verbruik inderdaad groot blijkt te zijn, dan wende men zich tot een bekwaam reparateur om de oorzaak van het euvel te doen opsporen. Niet zelden zal een ingrijpende reparatie noodzakelijk blijken om de fout te herstellen. Veelal moet tot het uitslijpen der cylinders en het daarin aan brengen van nieuwe (zuigers worden beslo ten. Men wachte zich voor het toepassen van lapmiddelen, die wellicht minder kost baar zijn, doch waarmede meestal geen be vredigend resultaat wordt verkregen. In dien de cylinders uitgeslepen en de zuigers vernieuwd moeten worden, is er alle reden om aan te nemen, dat ook de lagers wel aan een goede beurt behoefte zullen hebben. Dit ziet men maar al te vaak over het hoofd, hetgeen tengevolge heeft, dat na de reparatie het olie verbruik wel minder is dan voorheen, doch nog niet tot op normaal is terugge bracht. Koolvorming door groot olieverbruik. Bij abnormaal groot olieverbruik vormt ,zich spoedig een dikke koolkorst op de vaste wanden der compressieruimten en die zuiger- bodems, hetgeen een hoogere compressiever- houding' tengevolge heeft, waardoor de motor spoedig gaat kloppen. Koolvorming kaai te vens „klepstering" tengevolge hebben. Olieverdunning. Door verdunning der olie met benzine gaat deze in smeervermogen achteruit. Het gevaar voor olieverdunning is in het koude jaar getijde het grootst. Olieverdunning kan een gevolg zijn van: Veelvuldig straten van kouden motor en het daarmede gepaard gaande van de „choke" gebruik maken. Langdurig langzaam stationnair draaien, Over grooten afstand langzaam rijden, Te lage bedr ij fstemperatuur van den motor, Gasmengsel te rijk aan benzine. Slecht passende zuigers of zuigerveeren, Uitgesleten cylinders, Gebrekkige ontsteking. Constateeren van olieverdunning: Indien bij motoren, waarvan onder nor male omstandigheden het olieverbruik zoo danig is, dat tusschen twee carterververschin- gen in eenige liters olie bijgevuld moeten worden om de olie op peil te houden, dit bij vullen in mindere mate of in het geheel aiiet meer behoeft plaats te vinden, is er alle re den om te veronderstellen, dat een zekere hoeveelheid van de moeilijk verdampbare be- standdeelen der benzine een weg gevonden heeft naar het ondercarter om zich daar met de aanweizige olie te vermengen en de plaats in te nemen van de verbruikte olie. Aangezien ook een in het carter gekomen hoeveelheid water de oorzaak kan zijn van het feit, dat die olie ondanks verbruik op peil blijft, is een onderzoek noodzakelijk om uit te maken met welke vloeibare verontreiniging den strijd aangebonden moet worden. Bij motoren, die geen noemenswaardig olieverbruik hebben en dus niet tusschen twee cartervullingen bijgevuld behoeven te worden, kan men bij aanwezigheid van een uitneembaar peilstaafje de eventueele stij ging vaar het nivea"u door vloeibare veront reiniging van het peilstaafje aflezen. Indien het olieniveau uiterlijk waarneem baar is gemaakt door een op een drijver ge monteerde sta.udnaald, is ongewenschte stij ging van het niveau niet zoo gemakkelijk waarneembaar, omdat bij de meeste van dergelijke constructies het topeinde der DE BAKENESSERSTRAAT. Deze vergelijkende teekeningen spreken weer voor zich zelf. De Bakenesserkerk is in de Bakenesserstraat (vroeger Klerksteeg) vrijwel onveranderd gebleven, maar al het andere is gewijzigd en niet verfraaid. standnaald tegen een speciaal daarvoor aan gebracht beugeltje rust, wanneer de olie in het carter op normale hoogte staat. Stijging van den vlotter met standnaald is daardoor niet mogelijk. Om in de gegeven omstandigheden toch controle te kunnen uitoefenen op de stij ging van den oliestand door vloeibare ver ontreiniging. is het noodzakelijk om het car ter niet tot op de voorgeschreven hoogte te vullen, doch zooveel daaronder, dat de standnaald ook als de olie warm is, b.v. 1/2 c.M. van het beugeltje vrijblijft, waardoor de vlotter gelegenheid krijgt te stijgen, als vloeibare verontreinigingen van welke sa menstelling ook zich in het ondercarter bij de olie hebben gevoegd, die daardoor in kwa liteit sterk achteruitgaat en in vele gevallen niet meer in staat is de langs elkaar wrijven de deelen behoorlijk tegen slijtage te be schermen. Indien een reinïgbare oliefilter is aange bracht, verzuime men niet dezen tijdig te doen schoonmaken; indien een niet reinig- bare oliefilter aanwezig is, moet deze ver nieuwd worden, nadat het door de fabriek daarvoor aangegeven aantal kilometers met den wagen is afgelegd. Het verdient aanbeveling, om die olie in den winter om de 1000 en in dear zomer om 1500 Kilometers te ververschen. Men tappe de olie bij voorkeur af, als de motor door en door warm as, dus liefst na. een behoorlijken rit. De in de olie zwevende verontreinigingen krijgen dan geen gelegen heid te beizinken en worden miet de olie mee gevoerd. Indien het mogelijk is, late men den olieafvoer eenigen tijd geopend, om ook de zich in die leidingen bevindende olie zooveel mogelijk te laten wegvloeien. Olie van goede kwaliteit betaalt zich zelf. EEN AMERIKAANSCHE AMATEUR-ASTRO NOOM heeft zijn auto verbouwd tot een rijdende sterreioacht"die hem ten allen tijde naar de voor het doen van waarnemin gen meest geschikte -plaatsen kan voeren. LANGS DE STRAAT. Deftige straat. In het koele, gedempte licht, dat door de takken en bladeren zeeft van de statige hoo rnen, die langs den trottoirrand staan, ligt de deftige straat en heeft blijkbaar zijn in nige verheugenis aan de heerschende plechtige Zondagochtend-stilte, waarin zij zoo wel tot haar recht komt. Een enkele zon nestraal speelt door de schaduwen naar be neden, zoekt even de ingetogen, zwijgende, grijze gevels af met een goudig glansje en trekt zich haastig terug, als beseffend, dat haar daxdelheid hier niet hoort. Boven in de toppen der boomen ruischt het wat, en soms schudt even een lagere tak zich alsof hij plotseling rilt, maar ook de wind durft blijk baar niet heelemaal tot de diepste diepten dier gewijde stilte door te dringen, zoodat de volkomen rust daar ongestoord blijft heerschen. Koele grijze, plechtige Zondag ochtendrust, die hoort bij de deftige straat en de oude, hautaine huizen. De kalme stap pen van de enkele menschen, die passeeren, storen niet: het zijn welopgevoede groote menschen, ontvankelijk voor orde en rust, en zij hebben reeds bij hun intree in de straat de er heerschende sfeer volkomen doorvoeld en als vanzelf hun stemmingen en handelin gen er bij aangepast. Het kleine straatkind, dat een poosje later in de deftige straat verzeild raakt, is van een volkomen andere mentaliteit en blijft, onbeïnvloed door deftigheid of plechtigheid, zichzelf: een klein, slordig, niet heelemaal schoon, van de vroegte af langs de straten schooierend kind van acht, uit een woon wagen waarschijnlijk, dat met de lange uren geen raad weet en belust is op een beleve- nisje. De veters slieren uit haar schoenen en hoewel ze er steeds over struikeld, denkt ze er niet over ze vast te maken; haar muts is met een hinderlijke lok haar in haar oogen gezakt,en hoewel ze beide voortdurend met een verstrooid gebaar weg veegt, laat ze toch verder maar zoowat hangen als het hangt. Ze staat bij iederen boom stil, bekijkt hem en verspilt een stuk of wat minuten met hem met haar nagels te bekrassen; dan slen tert ze naar den volgend en begint daar ver veeld met. hetzelfde proces. En terwijl ze om boom nummer achttien of twintig heendraait, krijgt ze opeens achter het groote, stil spiegelende raam van het er achter gelegen huis het andere kind in het oog. Een keurig kind, met een luchtig uitge haalde vlinderstrik in de krullende, glanzend geborstelde haren in een Zondagsch fees telijk jurkje, zoet spelend met een een fees telijke pop. Twee blauwe oogen kijken in twee bruine; de bruine lichten op in plot seling belangstelling de blauwe kijken rond en onbewogen terug, maar het roode pruimemondje eronder zakt even open in een domme verbazing, terwijl de handjes zich vaster klemmen in de zijden en kanten pracht van het poppen-pronkjuweel. Buiten posteert zich het kleine straatkind Tegenwoordige toestand. Rivièra aan de Pacific. Juist zes weken na mijn vertrek uit Amster dam neem ik afscheid van het mij dierbaar geworden vrachtvarend passagiersschip, de Bodegraven en zijn gezellige staf, meest Haar- lemsche jongens. Goed volk dus! De reis over land begint natuurlijk met rammelende kra nen, douaneloodsen, spoorwegemplacementen enz. Maar dan! Een aardig pleintje. Plaza zeggen ze hier, met een mooie standbeeld groep, daarachter wat Canarische dadelpal men, een flink gèmeentehuis, en daarachter een bergwand, waarlang juist een kabelspoor wagen omhoog-krabbelt. Boven op den onge veer 50 Meter hoogen heuvel villa's en tuinen en Bougainvillea's en Palmen en Schinus en Margrieten. Maar dat ken ik! Dat is de Ri viera. En die eerste indruk blijft! Flink breede straten, forsche gebouwen; de Banco de Chile bijv. met een gevel als onze oude beurs, aar dige kerken en vlotte menschen van donker type, maar lichter dan veel Spanjaarden en Italianen. Indianen of negers ziet men niet. Valparaiso is een blanke stad van een 200.000 inwoners, die in alle opzichten met Marseille of Genua te vergelijken is. Ze is geloof ik alleen wat beter in orde. Beter plaveisel, beter geregeld verkeer, wat nieuwer van uiter lijk, wat ook wel een beetje aan de aardbe ving van 1906 zal liggen, die vrijwel alles wat niet van gewapend beton was, verwoestte. Nu is er ook veel betonbouw, maar zoo afgewerkt, dat het natuursteen lijkt, soms met platen natuursteen behangen of beplakt, hoe ge het noemen wilt. Wat zindelijkheid en schoonheid betreft: Duitsch, maar wat karakter aangaat: echt Zuid-Eui'opeesch. Europeesch in elk ge val, of men nu de groote banken en kantoren beschouwt of de knappe boek- en fotowinkels. Zelfs de electrische tram kraakt en knarst en piept precies zooals die tusschen Nice en Monte Carlo. De benedenstad vol auto's en trams en muilezels en paarden. Ook auto's, niettegenstaande de benzinedistributie, die onzen Hollandschen consul als diplomatico slechts 10 L. in de week toestaat. Te koopen bij een bepaalde aangewezen pomp. Chile doet namelijk alles om zijn import van koop waren en dus zijn goeduitvoer te verminderen. De inlandsche industrie wordt geweldig aan gemoedigd en bereikt mooie resultaten. Want niettegenstaande de lage peso wordt er hier nog vlot en vol vertrouwen gewerkt al hebben handel en scheepvaart natuurlijk onder deze politiek heel sterk te lijden. Druk verkeer in de benedenstad maar ook in de ascensores. Dat is het karakteristieke van Valparaiso. Op afstanden van 180500 M. tegen den boomstam en met haar handjes op haar rug begint ze het terrein te verken nen, vastbesloten om van deze kans e maken wat er van te maken valt. In haar donker gezichtje lichten de oogen en haar stem is warm van bewondering als ze gul betuigt: „Wat een mooie pop heb jij daar!" Achter het raam kijkt het blonde kind haar onbewogen en star aan. Het is moge lijk, dat ze niet gehoord heeft, wat er gezegd werd, maar ze reageert zelfs met geen enkel teeken van belangstelling op het duidelijk kenbare feit, dat daar buiten contact gezocht wordt. Haar oogen blijven rond en dom, het pruimemondje blijft even kieren, geen ge baar maakt ze. Buiten werd zoo iets blijkbaar in het minst niet verwacht: mede-kinderen, die niet gretig bereid zijn tot desnoods elk avontuur, zijn blijkbaar tot nu zeldzame verschijnselen in haar leven geweest. Ze denkt met neergesla gen oogen diep na, aarzelt, kijkt naar het kind onder de blonde krullen, en besluit het te probeeren met een rechtstreeksche vraag. Vurig belangstellend ondanks de eerste te leurstelling komt het eruit: ,Is die pop van jou?" Achter het raam moet het gehoord zijn, want ze heeft het geschreeuwd. Niettemin blijft het kind onbeweeglijk als de pop in haar armen, met even domme ronde blauwe poppenoogen en een even onbenullig open- gezakt mondje. Zonder een beweging te moken, staart ze, onbewogen en deelnaam- loos. Buiten kijkt in werkelijke ontzetting over de onhebbelijke ontvangst van haar harte lijke toenaderingspogingen het kleine don kere meisje naar haar op, denkt nogmaals, aarzelt nogmaals, en begrijpt blijkbaar niet. Tot opeens een uitdrukking van felle min achting over haai- gezicht vliegt en ze zich, vuurrood voorover bukt om met een rond uitkomen voor haar meening haar gekwetst heid te wreken: „Lafbek!" En met een woedenden schouderschok draait ze zich om, en slentert met opzette lijk treiterend langzame bewegingen weg, terwijl haar rug nadrukkelijk van haar on vergelijke minachting blijft getuigen. Maar in haar oogen glimt iets warms en vochtigs. 3®. van de kust rijzen steile rotswanden op, de Cerro's, heuvels van 40 tot 60 M. hoogte, zoo steil dat slechts enkele voetwegen en trappen naar boven voeren, daarvoor echter te meer kabelbaantjes, die U voor 10 centavos (in Hollandsch geld 6 cent) boven brengen. En dan komt ge eerst goed in onze Riviera, in drie minuten uit Mai'seille of Genua naar Beaulieu of Roquebrune. Rustige kalme stra ten tusschen aax-dige villa's in bloemovergoten tuixxen. Eucalyptus en mimosa groeien er boven Europeesche chrysanthen en geraniums. Geraniums bij duizenden, roze eii rood over al. Vex'wilderd! Net als aaxi de Riviera! Daar komt het telkens weer op neer. „Gaat U mee naar Concon?" „Heel graag! Maar wat en waar is dat eigenlijk". „O, een visschersplaatsje aaxi de kust eveix het Noor den in". Daar loopt een prachtige weg langs een prachtige kust, waar de Corniche niets bij is. Steile rotsvoorgebergten met kleine baaien er tusschen ,waar eerx pergola wacht of een thee tuin lonkt, maar dat duurt maar eerx paar kilometer. Dan komt de natuur in al haar eeirzame grootschheid. Een praehtblauwe zee met zware lange deinixig dendert tegen rotspunten en rotseilandjes en rotsmuren op, dat het schuim omhoog spat, vaak tot over den weg. Boverx den weg ook rotsen ófzand. Stroo men stuifzand, die omlaag komen langs de- rotsige hellixigen? Hoe zit dat? Wel wij zijn nog steeds in eexx regenann gebied, waar in den drogen heeten zomer de wind xxog rustig met het zand spelen kan, dat xxiet door plan tengroei wordt vastgehouden. In Valparaiso merkt mexx daar niets van. Irrigatie doet daar haar wondei'en en de rxaar zee gekeerde hel lixigen profiteeren van overstuivexid zeewater* en mist. Maar als wij het groen eens xiader gaan bekijken vinden wij allereerst Mesem- bryanthemum (IJskruid) soorten, d.an Sedum, Aloe's, wat grassen exi natuurlijk 'cactussexi. Cereus en Echinocactus exi nu eens met prachtige bloemen! Maar er groeien xueer in teressante dingen in het wild hier. Witte aronskelken b.v. als er maar een beetje water is. Is er meer, daxi lischdodden. kruizemunt en wilgen. En langs het strand hoornpapavers enteuxiisbloemen, oexiothera's, de plant, die Prof. Hugo de Vries en dus onze Neder- landsche wetenschap wereldberoemd heeft ge maakt! Gaan wij even het binnenland in, dan vin den wij eiken en eschdoorxxs. Zeer algemeen is de venkel en ook de chichox-ei ende eucalyptus. Dat is wel een heel merkwaardig voorbeeld van den invloed van dexi mensch op het landschapsbeeld. Overal achter Valpa raiso tot honderden meters hoog de bergen in, in elk dal, bij elk huis staat de eucalyptus globulus, die. tegen de Kerst uit de Riviera in onzen bloemenwinkel verschijnt. Die wordt hier zeer veel aangeplant voor brandhout en is hier toch pas 75 jaar geleden voor het eerst overgebracht. En nu de belangrijkste factor in het landschap! Op den terugweg blijven wij in Vina del Mar, een voorstad van Valparaiso, waar de meeste Europeanen en ook veel Chilenen wo nen in aardige villa's in mooie tuinen. Een prachtige club, zooals de sociëteit hier heet, een mooi theater, kino's, een casino, waar 's zomers druk gespeeld wordt. Een echt bad plaatsje, waar 's zomers een groot deel van Saxitiago en ook van Beuenos Ayres en Rio naar toe komt en dat volkomen klaar is om zijn gasten te ontvangen. Ik ga ook door naar 'Santiago. Per electri- schen trein. Keurige wagens. Een expres- trein, die de 186 K.M. binnexi 3 uur aflegt. Eerst langs het Rivierastrand. waar ik een laatsten blik kaxi werpen, vooidoopig althans op den Pacific met zijn meeuwen, guanay's, visschersbooten en aardige badplaatszitjes. Dan gaat het landwaarts in, in hoofdzaak door rivierdalen, gesierd met prachtige goed- gele Italiaansche populieren net als bij ons in den herfst. Veel druivencultuur geeft ook kleur en heel eigenaardig tusschen de druiven, die hier op korten stam staan en natuurlijk overal geoogst zijn, grazen koeien en paarden. Groote weilanden zijn er ook, niet honderden stuks vee. Dan naderen de bergen. Galera met zijn jonge cement-industrie, die nu reeds een rrxillioen vaten per jaar bedraagt, ligt al tus schen heuvels van een kleine 1000 M. hoogte exi de spoorbaan stijgt tot 750. En daar zitten wij weer middenin het woestijngebied. Rotsen en kaal zand en kandelabercactussen van me ters hoogte, wat doornstruikjes, maar zoodra een zwakkex-e helling wat vocht vast houdt, komt er thans geel gebrand gras tusschen en worden de cactussen minder. Om een bocht een smal dalletje en goedgeel schitterende populieren in het zonlicht langs een klein ri viertje. Maar dat is maar even. De nevels worden weer dichter en als wij Santiago bin- nenstoomen hebben wij van het prachtige bergpanorama nog niets gezien. Al twee dagen bedekte lucht, dat komt hier ook voor. Toch wordt het klimaat algemeen als goed geroemd en het is nu ook bijna winter. Maar de win ter is hier x-egent-ijd. De mimosa's staan al dik in knop, terwijl de platanen hun bladei-en laten vallen. En de zon in het Noorden staat! VAN DER SLEEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8