De schat in 't oude Holland
FEUILLETON
(Een geval uit de practijk van
Wil J. Sanders, detective).
door UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden.
20)
Wie was deze vreemdeling? Een onschul
dige pensiongast, die er om de een of andere
duistere reden de voorkeur aangaf door een
achterdeur te vertrekken? Of een leverancier,
die steeds van dezen weg gebruik placht te
maken? Het laatste leek mij niet waarschijn
lijk, daar de vreemdeling wel allerminst den
indruk maakte van een winkelier. Neen. naar
mijn meening moest deze man op de een of
andere manier in relatie staan met den pro
fessor.
Er was nu echter geen tijd meer te verlie
zen. Zoo gauw ik dat, zonder bij do overige
gasten in dc eetzaal al te veel op te vallen,
doen kon, spoedde ik mij naar het terras,
waar ik tot m'n teleurstelling echter a.leen
van Dobben aantrof, verdiept in het laatste
nummer van de „Berliner Hlustrierte".
„Waar is Sanders?" beet ik hem toe. min
of meer onvriendelijk door de nerveuse stem
ming. waarin ik verkeerde.
„Hij is ongeveer een kwartier geleden naar
zijn kamer gegaan om een brief te schrijven,
welke naar hij zei, vanmiddag nog gepost
moest worden. Is er wat bijzonders? Heb je
hem gezien?"
Ik vond het niet noodig den makelaar op
dit oogenblik tekst en uitleg te geven van
mijn ontdekking. Daartoe ontbrak trouwens
de tijd. Er bestond niet eens meer gelegen
heid om Sanders op zijn kamer te gaan zie
ken; ik moest nu zelf handelen en wel zoo
spoedig mogelijk, wilde het tweetal ons niet
ontgaan.
„Zeg tegen Sanders, dat ik onzen man ge
volgd ben", verzocht ik den lichtelijk ver
baasden makelaar en haastig verliet ik het
terras. Nauwelijks buiten zag ik het tweetal
reeds voor mij uitgaan De professor stak, als
iemand, die een bepaald doel voor oogen
heeft, het marktplein over. waarbij het mij
echter opviel, dat hij zich zorgvuldig buiten
den gezichtskring hield van hen. die zich op
het terras van het hotel zouden kunnen be
vinden: dc andere heer met de actetasch ver
liet juist het steegje en liep ongeveer even
snel als de professor, met wien hij, naar het
thans leek, niets had uit te staan.
Ik versnelde mijn pas om den afstand tus-
schen hen en mij wat korter te maken, doch
ik zorgde er daarbij wel voor steeds achter
den vreemdeling te blijven, die het laatst het
tuinpoortje verlaten had. Evenals dezen mor
gen ging de tocht weer door de Steintorstrasse
welke wij nu echter heel wat vlugger door
waren, daar de professor thans niet de min
ste belangstelling toonde voor de étalages.
Geen enkele maal wierp hij zelfs ook maar
een blik achter zich, doch aan het einde van
de straat keerde hij zich plotseling om, om
regelrecht op mij toe te treden.
Een oogenblik was ik zoo verbijsterd over
deze onverwachte handelwijze, dat ik mijn
tegenwoordigheid van geest verloor. Werktui
gelijk liep ik nog eenige meters door en juist
toen de beide vreemdelingen elkaar, zonder
elkaar met een blik te verwaardigen, passeer
den, schoot ik met een impulsieve beweging
een sigarenwinkel binnen, welks eigenaar
mij met een minzamen groet verwelkomde.
Tei-wijl de man belangstellend naar mijn
wenschen informeerde, trachtte ik het met
mijzelf eens te worden, dat deze handelwijze
in de gegeven omstandigheden de beste was.
waartoe ik mijn toevlucht had kunnen ne
men. De professor was mij reeds 200 dicht
genaderd dat hij, indien hij verdenking je
gens mij koesterde, mij had kunnen herken
nen. Wellicht had ik dat nu op het laatste
moment voorkomen, zoodat hij, wanneer hij
meende achtervolgd te worden, daaromtrent
nu misschien geen zekerheid had gekregen,
hetgeen anders zeker wèl het geval zou zijn
geweest. Intusschen werd ik mij er echter van
bewust, dat een hernieuwde achtervolging
onder deze omstandigheden nutteloos zou
zijn en dat ik dus het beste zou doen zoo
spoedig mogelijk naar het hotel terug te kee-
ren.
De man achter de toonbank vroeg thans
voor de tweede maal wat ik verlangde en
het drong tot mij door, dat ik iets zou moe
ten koopen. Ik stamelde dus zoo iets van „si
garetten" en liet me een uitgebreide collectie
van dit artikel voorleggen. Juist bepaalde ik
m'n keus op een kloeke doos „Fablan", toen
tot m'n grenzelooze verbazing de onbekende
met de actetasch, dien ik met den professor
gevolgd was, den winkel binnentrad. De man
knikte mij zoowaar vriendelijk toe en wachtte
geduldig tot ik mijn sigaretten betaald had.
Toen de winkelier echter in de toonbanklade
naar wisselgeld zocht, voelde ik, hoe hij mij
op den arm tikte om mij onmiddellijk daarna
met een handig gebaar een briefje toe tc
stoppen, dat ik ongemerkt in den zak liet
glijden. Nog voor ik het kleingeld, dat ik van
den winkelier terug kreeg, in mijn vestzak
had kunnen stoppen, bestelde de man naast
mij een paar sigaren van een merk. dat zich
op een standaard terzijde van de toonbank
bleek te bevinden en terwijl de winkelier zich
verwijderde om het verlangde te gaan halen,
fluisterde hij mij toe: „Hier lezen". Het kon
even goed in het Duitsch als in het Neder-
landsch zijn gezegd, mr.ar zóó vast was ik er
van overtuigd, dat de vreemdeling, dien ik
uit het hotel ..Schwarzer Adler" had zien ko
men, een Duitscher was. dat ik mijn oogen
niet geloofde, toen ik, het briefje heimelijk
open vouwdend, het mij zoo welbekende,
steile schrift van Sanders ontwaarde.
Overtuig den professor op een of andere
manier, dat je hem niet achtervolgt stond
er op het briefje en op hetzelfde moment
drong het tot mij door, dat de man naast mij,
de man met den Wilhelm-snor, het militaire
voorkomen en de lorgnet in goud montuur,
de man, dien ik gevolgd was en dien ik min
stens voor een handlanger hield van den ver
dachten professor in werkelijkheid niemand
anders was dan mijn vriend Wil Sanders, die
mij vóór was geweest en op zijn beurt den
geleerde achtervolgde.
Ik verliet den winkel met het onaangena
me gevoel mij in de oogen van den detective
deerlijk te hebben geblameerd en slechts de
wetenschap, dat ik niet zonder meer aan den
kant werd gezet, maar dat Sanders althans
nog iets van mij eischte. vormde een pleister
op de wonde, die aan mijn gevoel van eigen
waarde was toegebracht.
Eenmaal buiten sloeg ik de richting van
het station in. Ik passeerde de „Steintor"
zonder den professor te ontdekken, en betrad
het Stationsplein, dat op dit middaguur bijna
leeg was. Sanders had gemakkelijk praten.
Op zichzelf zou het zeker niet zoo heel moei
lijk zijn den professor er van te overtuigen,
dat ik hem niet achtervolgde, wanneer hij
mij daartoe maar de gelegenheid bood. Hoe
kon ik echter aan de opdracht gevolg geven,
wanneer de man zich intusschen uit de voe
ten had gemaakt? Ik redeneerde aldus: in
de Steintorstrasse was hij plotseling omge
keerd om te zien. of hij achtervolgd werd.
Daarvóór begaf hij zich echter met een be
paald doel in de richting van het station en
ik kon dus gevoegelijk aannemen, dat hij, on
middellijk nadat hij mij den sigarenwinkel
had zien binnengaan, weer op zijn schreden
was teruggekeerd. Maar. op het Stationsplein
bevond de man zich niet: zou hij dus toch
achter mij zijn gebleven of was hij wellicht
reeds het station binnengegaan? Terwijl ik
overlegde hoe mij van de juistheid van deze
laatste veronderstelling te overtuigen, zag ik
hem plotseling uit een drogisterij op het
plein komen. Op hetzelfde oogenblik zette ik
koers naar eenige, bij den stationsingang ge
parkeerde autobussen en na bij het groepje
chauffeurs geïnformeerd te hebben welke van
deze vervoermiddelen naar Canthen reed,
nam ik in de aangewezen bus plaats zonder
mij verder om den vriend uit Noorwegen te
bekommeren. Ik was er van overtuigd, dat
deze al mijn bewegingen had gevolgd. Nog zag
ik hem haastig het station binnengaan en
toen vijf minuten later de chauffeur van de
autobus de motor aanzette om mij met een
drietal andere passagiers naar Canthen te
brengen, ontwaarde ik plotseling ook San
ders, die juist de Steintorstrasse verliet, in
één vluchtigen blik de vier passagiers in de
hem rakelings passeerende bus in zich op
nam, maar door geen enkele beweging liet
blijken, dat hij mij gezien had.
Sombere voorgevoelens.
Gedurende den rit had ik volop gelegenheid
de balans van deze, onze jongste expeditie op
't terrein der misdaad op te maken. Het re
sultaat van onze bemoeiingen het ware
wellicht juister geweest van Sander's be
moeiingen te spreken, maar m'n aangeboren
bescheidenheid liet mij hier in de steek
het resultaat van onze bemoeiingen dus. voor
zoover ik dat althans kon overzien, was tot
dusverre vrij poover. Wij hadden een ..ver
dachte" ontdekt ik voelde mij werkelijk
eenigszins gestreeld bij de gedachte, dat die
ontdekking van mij was uitgegaan maar
daarmee waren wij tenslotte maar weinig
verder gekomen. Goed beschouwd, waren de
gedragingen van dezen verdachte de laatste
uren zelfs van dien aard. dat er alle reden
was om aan zijn „goede bedoelingen" als mis
dadiger te gaan twijfelen.
(Word-t vervolgd*.
DR. COLIJN, de minister-president, begeeft zich
naar de opening der Staten Generaal, welke Dinsdag
middag door H. M. de Koningin plaats had.
H. M. DE KONINGIN heeft Dinsdagmiddag de plechtige opening verricht der Staten Generaal te den Haag. De aankomst der Koninklijke familie ia
de gouden koets op het Binnenhof. Rechts op het bordes de commi* sie van ontvangst. H. M. de Koningin heeft de troonrede in de hand.
ONGEVEER 25000 KINDEREN brachten Dinsdagmiddag in den tuin van het Koninklijk paleis te den Haag aan
dc Koninklijke familie een sanghulde, welke door de vorstelijke personen op het bordes van het paleis werd
aangehoord.
DE VOOREEZING der troonrede door H.M. de Koningin bij gelegenheid der opening van Staten
Generaal, welke Dinsdagmiddag te den Haag plaats had. Aan de^echterende va» H. M. de Konmgm
sit Z. K. H. Prins Hendrik, aan de linkerzijde H. K. H. Prinses Juliana.
BIJ GELEGENHEID van het défilé dat Dinsdagmiddag na afloop van de sanghulde der kinderen voor de Koninklijke
familie te den Haag plaats vond, werden door eenige meisjes aan H. M. de Koningin bloemen aangeboden. H. M.
neemt van een der kleinen de bloemen in ontvangst.
HET BEKENDE KASTEEL „HOENSBROEK"
te Hoensbroek is in restauratie. Het bouw
werk is met steigers omgeven. De beurt is
op het oogenblik aan de torens.
DE JAARL1JKSCHE SCHLEIZER DRIE
HOEKS-RENNEN voor auto's en motoren
zijn Zondag ten aanschouwe van duizenden
verreden. Een der deelnemers in een ge
vaarlijke bocht.