VOORD
ALLES GOED VINDEN.
DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
8
VARIA.
De bijgaande afbeelding toont een bijzon
der aardig complét voor jonge dames. Het ge
heel bestaat uit 'n japon met 'n bijbehoorend
kort jasje en wordt gemaakt van 'n soepel wol
len stofje. De japon heeft een bovenstuk met
pofmouwtjes van de zoo moderne Schotsche
ruit. De strik, die het japonnetje zoo iets
joligs geeft, dient meteen als garneering voor
het rechte, eenvoudige jasje.
Dezen winter zal men veel de zoogenaamde
„kous-mutsjes" zien dragen. Deze mutsjes ge
lijken veel op den boord van een ouderwetsche
kous. Aan den bovenkant wórdt de rand om
geslagen, een beetje bij elkaar gehaald, maar
er blijft een opening.
Ook de aardige kapjes, die met een klein
puntje op het voorhoofd eindigen, zullen zich
in onze gunst verheugen.
Veel werk wordt er dit seizoen gemaakt van
de handschoenen. We zagen reeds verschil
lende juweeltjes liggen, klaar om geëxposeerd
te worden. Alle handschoenen hebben lange
kappen, die over de mouwen gedragen worden.
„Mag ik vanavond naar de bioscoop, ze ge
ven zoon mooie film, die meet je gezien
hebben!" Zoo komt Marietje van school
thuis.
Als moeder een bedenkelijk gezicht zet,
verdedigt ze heftig haar voorstel: ,.'t is im
mers toch Zaterdag, morgen kan ik uitsla
pen."
Nee, daar gaat het niet om bij moeder, ze
vindt dat gehol naar de bioscoop op Zater
dag niets goed, dat is immers de gezins
avond bij uitnemendheid!
Dan komt Marietje met haar laatste troef,
die in haar eigen oogen zeker den doorslag
geven zal: „Ze gaan allemaal, Bep, en Annie
en Tineke en Loes".
Maar wanneer moeder daarvoor óók onver
murwbaar blijkt, pruilt ze verongelijkt: ik
mag ook nooit wat!
Wie herinnert zich niet een dergelijk ge
sprek uit zijn kindertijd met vader of moeder
over een of ander bedacht plannetje, dat bij
die „vervelende oude menschen" niet het
enthousiasme verwierf, waarmee wij het zelf
begroet hadden.
En als we dan met elkaar de afspraak had
den gemaakt, mochten we in onze verbeel
ding allemaal niet uit zucht tot groot
spraak, maar omdat ons enthousiasme ons
die toestemming in een rooskleuriger licht
had voorgespiegeld dan waarin ze in werke
lijkheid zou staan. Dat zeggen dus van „ze
mogen allemaal, is alleen een uiting van al
te overmoedig optimisme, en wanneer va
der of moeder later nog eens informeerden,
hoevelen de toestemming hadden gekregen,
dan blijkt dat er meestal maar één te zijn,
die eene, welke in elke klas op iedere school
en bij elke generatie voorkomt en die werke
lijk voor alles toestemming krijgt van thuis.
Die van school mag verzuimen om elk pretje
die altijd de nieuwste en leukste kleeren
heeft-, die vaak 's avonds uitgaat, die met
al haar huiswerk geholpen wordt, die zoo
laat naar bed mag als ze zin heeft, die van
alle clubs lid is, die gemakkelijk door het
schoolleven rolt, en de afgunst opwekt van
al haar klasgenooten.
Dat zijn natuurlijk kinderen van rijke
ouders, zult u allicht zeggen.
Maar dat is soms juist heelcmaal niet het
geval .al te vaak zijn dat kinderen uit ge
zinnen waar een matig inkomen met moeite
wordt verdiend maar het dochtertje heeft
als eerste van haar klas een fiets, zij beoefent
al vroeg verschillende sports, en bij elk pretje
komt zij het eerst met de toestemming van
huis aandragen.
Hoe is dat nu mogelijk, omdat er voor al
die dingen toch geld noodig is!
Dat kan maar op twee manieren: óf de
ouders zijn lichtzinnig en vinden het gemak
kelijk om alles goed te vinden, betalen kan
wel wachten, óf de ouders hebben zichzelf
ondergeschikt gemaakt aan hun kinderen
en liggen zelf krom voor het gemakkelijke
leventje van de kinderen, die nog' te kinder
lijk en te onervaren zijn. om oen dergelijke
wantoestand te kunnen doorgronden.
Dat ouders zich dingen ontzeggen om het
leven van hun kinderen te veraangenamen
op de een of andere manier, is natuurlijk
heel begrijpelijk: studie, of desnoods een
aardige liefhebberij, grooten aanleg, dat zijn
allemaal redenen voor ouders, om zich zelf
een en ander te ontzeggen, opdat het
kind de kans krijgt, die het verdient.
Maar om elke kleine wensch. om iedere grjl
gced te vinden, om elk pretje toe te staan, om
elk kinderplan goed te keuren, en er zelf voor
achterop te raken, dat heeft met opofferen
de ouderliefde niets meer te maken, dat is
slap.
Daarbij komt nog, dat de betreffende kin
deren het. den ouders meestal niet in dank af
nemen, want door al dat verwennen zijn zij
zoo oververzadigd geraakt, dat niets meer
leuk genoeg is, dat niets meer de bekoring
heeft van het nieuwe.
Zoo wordt de grondslag gelegd voor onte
vreden menschen, wat er zeker niet minder
op zal worden, wanneer naderhand blijkt,
dat het leven wel heel andere dingen voor
hen in het vet heeft, dan louter pleziertjes,
dan alles mogen, dan alles goedkeuren.
Wie zijn kinderen voor het leven klaar wil
maken tot menschen, die een stootje kunnen
verdragen, moet ze met verstand zoo nu en
dan eens wat kunnen weigeren als het noo
dig is. niet natuurlijk onnoodig teleur
stellingen bereiden, om ze op die wijze aan
de hardheid van het leven te gewennen, want
dat zou hatelijk zijn. Maar wat een kind in
zijn ongeordende brein bedenkt, kan de
vader of moeder met zijn meerdere ervaring
tot de ware proporties terugbrengen, om dan
te beoordeelen in hoeverre de uitvoering van
het plan wenschelijk is. En het oudere kind
kan ook heel goed hooren, waarom iets niet
mag, opdat het de redelijkheid van de wei
gering inziet.
En al mag het dan eens teleurgesteld zijn,
om een geweigerd verzoek, lang duurt dat
meestal niet, en het plan is heel dikwijls
weer even spoedig vergeten ais dat het ge
opperd is.
E, E, J P.
KEUKENGEHEIMEN.
Omelette a la bonne femme (4 personen):
6 eieren, 1 2 ons ham. 1 groote gekookte aard
appel, 1 sneetje brood, 1.2 eetlepel gehakte pe
terselie, peper en zout, 1 1/2 lepel boter.
Klop de eieren met het zout en de peper,
voeg er de peterselie bij. Snijd de ham, de aard
appel en het brood in kleine dobbelsteentjes;
laat de boter in een koekenpan smelten, bak
daarin de ham lichtbruin, voeg er de blokjes
aardappel en brood bij en laat ze enkele mi
nuten meebakken. Giet de geklopte eieren in
de pan, prik met twee vorken voortdurend in
het stollende mengsel, laat de omelette een
paar minuten bakken, rol ze op en laat ze op
een verwarmde schotel glijden Presenteer de
omelette desverkiezende met wat warme to
matenpuree of tomatensaus.
Maïskolven: wasch ae maïskolven, maar laat
de beschuttende bladeren eromheen; kook ze
in ruim kokend water met wat zout gaar
pl.ni. 2 uur, daar de kooktijd wel eens ver
schilt voor sommige soorten overtuige men
zich van de gaarheid door een korrel eruit te
nemen en te proeven; de korrels doen denken
aan doperwtjes). Neem d-e maiskolven met een
schuimspaan uit het vocht en presenteer er
gewelde of gesmolten boter bij.
Hazelnotenvla (4 personen): 2 ons gepelde
hazelnoten. 1/2 L. melk, 75 gr. suiker, 2 eieren,
1 4 L. slagroom, 50 gr. suiker, 6 gr. gelatine (4
blaadjes).
Leg de hazelnoten op een bakblik en zet ze
ongeveer tien minuten in een warme oven.
totdat de bruine velletjes gebarsten zijn Wrijf
de velletjes eraf en stamp de noten met een
beetje melk fijn. Breng ze met de melk aan
den kook. neem de pan van het vuur*, voeg
voorzichtig de eidooiers, die met 75 gr. sui
ker zijn geroerd, toe en laat de vla op het vuur
even binden. Doe de in koud water geweekte
gelatine er bij en laat de vla, onder nu en dan
roeren, afkoelen. Klop de room stijf, daarna
ook de eiwitten, die langzamerhand met 50
gr. suiker worden vermengd. Roer, wanneer
de vla geheel koud is, de stijfgeslagen room en
eiwitten erdoor. Garneer de vla eventueel
met wat achtergehouden heele hazelnoten en
een weinig geklopte room.
C. F.
NOUVEAUTéS.
63
dat Saar er bij zou zijn. En als ze daar dan
stond met: haar hoog-rcode kleur en haar
angstig opgetrokken wenkbrauwen, dan was
er geen die medelijden met haar had, zelfs
,4e juffrouw" niet en Saar moest alleen be
ginnen.
Allemaal keken we haar strak aan glim
lachend in de hoop dat het weer niet gaan
zou. Wat kunnen kinderen onbewust wreed
zijn! Saar trachtte iets uit te brengen, werd
nog rooder en sloot haar mond. Dan zei de
onderwijzeres eindelijk een paar beginwoor
den en dan klonk liet dof-monotoon door de
klas wat Saar geleerd had en wat ze eigen
lijk goed kende tot ze ineens niet verder kon
omdat ze de k of de p niet los kon laten.
Dan was het. hoogtepunt bereikt voor ons.
we'stootten elkaar aan, we grinnikten, we
genoten en Saar moest naar haar plaats
gaan. Arme Saar!
Al bleef de wintermode in groote lijnen
gelijk aan de zomermode; eenige nieuwighe
den zijn toch wel op te merken. Daar is in de
eerste plaats het asymmetrische, dat in de
juiste verhoudingen toegepast, allerbekoor
lijkst kan staan.
We toonen u hier eenige nieuwe modellen,
gezien op de eerste herfstexpositie*.
No. 1eenvoudig gedistingeerd namiddag
japonnetje van maroquin. De rok is klokkend
geknipt. De mouwen vallen zeer wijd op den
pols. Het nieuwe is echter de completecrmg
door het pellerinetje van bont, dat de peleri
ne van stof, die we het laatste jaar gedra
gen hebben vervangen heeft.
No. 2: herfstcostuumpje van twee soorten
tweed. Het bovendeel is als een manteltje ge
maakt. heeft één breede rever; waaronder
een zijden shawl doorgehaald wordt. De rok
heeft van voren twee plooien.
No. 3. origineel japonnetje van effen, dun
ne wollen stof. Bijzonder grappig is het pelc-
rine'tje aan een schouder van Schotsche ruil.
Hiervan zijn ook de breede ceintuur, de
knoopen en de onderste gedeelten van de
mouwen vervaardigd. De jurk wordt dicht
geknoopt idus knoopen en knoopsgaten!)
van den hals tot de hoogte van de knie. Daar
springt de rok met een plooi open.
HERINNERINGEN UIT DEN
SCHOOLTIJD.
SAAR.
We zaten in de vierde klasse en Saar was
al een langopgeschoten kind. Ze had een bij
zonder diep, voor ons begrip zeer belachelijk
stemgeluid, dat we echter weinig te hooren
kregen door haar stotter-angst.
Eenmaal in de week was het evenwel „op
zeggen" en gedurende het geheel uur begaf
de hoop ons nooit dat Saar wel aan de beurt
zou komen; zelfs al- was het vijf minuten
vóór de bel (de mimiek van de gelukkigen
die een horloge hadden, maakte het duidelijk
aan de anderen) dan vei1 wacht ten we nóg
toont zoo „menschelijk" zijn. Als Marietje
daar zoo redeloos staat te schelden, als ze
Eddie uitmaakt voor alles wat leelijk is en
daarbij een gezicht zet van: en ik ben zelf
zoo feilloos dan lijkt ze angstig veel op
sommige menschen die we allemaal wel ken
nen. En tot zulke menschen willen we onze
kinderen toch niet op laten groeien.
Dat kinderen samen ruzie maken het zal
wel niet te verhinderen zijn. Zooveel hoofden,
zooveel zinnen en zoo goed als menschen het
onderling oneens zijn. zullen kinderen met
elkaar van meening verschillen. Ze zullen el
kaar in den weg loopen, elkaar op allerlei
wijzen hinderen. Maar als ge zoo'n ruzie mee
maakt, in de gelegenheid bent u er mee te be
moeien wijs er dan altijd op, dat ze zich
houden aan het punt waarover de twist ont
stond en treed flink op als ze in het wilde
weg beginnen te schreeuwen en te jouwen.
Is er een deuk in het poppehoofd? Goed,
dat is een reden voor Marietje om verdrietig
te zijn. En heeft Eddie dat gedaan? Ja. dan
kun je Marietjes woede op Eddie begrijpen.
Maar als hij het nu werkelijk per ongeluk
deed en als de deuk toch niet zoo heel erg
blijktWat zegt Marietje? Is Eddie zoo
lui en heeft hij vanmorgen op school ge
klikt? Maar daar hebben we het immers nu
niet over. Wat gek, om daar nu over te be
ginnen. Wat heeft dat met de deuk in het
poppehoofd te maken?
De deuk in het poppehoofd. En niets anders.
Je kan daar bij kinderen niet genoeg op ha
meren. Houd je aan dat, waar het om gaat,
laat jc niet drijven op je gevoel van soms zoo
tijdelijke antipathie. Niet in het wilde weg
schelden, desnoods verontwaardigd en boos
zijn, maar ook logisch en redelijk.
Misschien zullen ze dan opgroeien tot men
schen die zich weten te houden buiten kwaad
sprekerijen uit eigenbelang, buiten dom ge
klets en uit de lucht gegrepen beschuldigin
gen. Misschien zullen ze dan leeren elkaar de
waarheid die soms toch al hard genoeg is
te zeggen, zonder er feiten bij te halen die
niets met. de zaak te maken hebben en
zonder te jokken.
BEP OTTEN.
Eddie en Marietje hebben ruzie. Eddie heeft
in een wilde bui een deuk in een poppehoofd
gemaakt. Een poppehoofd dat toebehoort aan
een van Marietjes dierbare poppen. Dat is ook
werkelijk wel heel erg. Marietje's vei-ontwaar-
diging is hevig en Eddie weet zich in het be
ging maar heel zwak te verdedigen. Hij deed
het per ongeluk, het hoofd sloeg opeens tegen
den tafelrand. Ja, maar hij moet van Marie
tje's speelgoed afblijven.
Na een kwartier hebben ze nog ruzie. Maar
merkwaardig het poppehoofd mot de
deuk er in schijnen ze allebei vergeten. Ze
verwijten elkaar allerlei oude zaken: „toen.
heb je dit gedaan,..." en: „toen was jij zóó
naar." Allerlei vergrijpen worden weer opge
rakeld; nu weet Eddie zich ook te weren. En
als ze zich geen ware gebeurtenissen meer
herinneren, verzinnen ze de rest.
„Aai, dat is niet waar! Dat heb ik niet ge
daan. Je zal je zelf bedoelen!"
Het wordt steeds minder fraai. En het ein
digt in een scheldpartij.
Natuurlijk moet er dan ten laatste een
ouder aan te pas komen. Tranen, gemok, kop
pigheid, enfin, een vervelende dag.
Ik kijk er Marietje eens op aan zooals ze
daar zit als beleedigde, de beleedigde speelt.
En ik zie in haar opeens de vrouw die ze eens
zal zijn.
1-Iet is bijna nooit plezierig in het kind de
mensch te zien, de volwassene met eigen
schappen die je in het kind nog verontschul
digen kunt. „Het is nog maar een kind, het
weet niet beter". Je vertrouwt dat met de
jaren de wijsheid wel zal komen. Maar op een
gegeven moment twijfel je daar opeens aan.
omdat de eigenschappen die het kind ver-
OPMERKINGEN VAN
KINDEREN.
Het opschrijven en aan de openbaarheid
prijs geven van uitlatingen van kinderen is
een precair geval: er zijn al zooveel oma's en
opa's en vaders en moeders en ooms en tan
tes, die misit de grappige, en vrééselijke pien
tere en ontzettend rake opmerkingen van al,
wat er jeugdig blaedverwantje in de familie
is, te koop plegen te loopen in naam tot
vermaak en heil en stichting van hun vrien
den wereld, maar in werkelijkheid, meestal om
ontspanning te geven aan hun eigen opge
kropte bewondering en al of niet rechtvaar
dige trots op hun jeugdige nazaten.
Het geval wordt nog meer precair, als men
de bewuste opmerking van commentaar gaat
voorzien: kinderopmerkingen, voorzien van
meer of mindier commentaar, en behangen
met waarachtige bordjes van „zeer belang
rijk", „hoogst belangrijk", „uiterst belang
rijk", en wat dies meer zij, zijn de laatste
jaren bij dergelijke hoeveelheden de wereld
in gestuurd, dat de eenvoudige mensch zich
afvraagt, of het niet een klein beetje te veel
van het goede is dat er -wat goeds aan is
wil hij graag erkennen; maar dat hardop
zeggen durft hij maar half in deze Eeuw var
het Kind.
Enfin, men neme dit alles maar zooals men
het zelf nemen wil; en kinderopmerkingen de
wereld insturen is af en toe een te dankbaar
werk, dan dat men het laten zou. Een kind
weet nu eenmaal nog niet anders, of liet
heeft zijn taal en zijn mond gekregen om
zijn gedachten uit te spreken; als ze eenmaal
komen op den leeftijd, waarop ze onbewust
gaan beseffen, dat men met zijn taal ook
uiterst goed zijn gedachten kan verbergen,
verdwijnt er dikwijls veel van de charme van
hun opmerkingen, die voor een groot mensch
juist in dat rechtstreeksche reageeren zit;
zelfs opa en oma, de hardnekkigste bewon-
dieraads van allen, beseffen dat ten slotte en
zeggen zuchtend tegen elkaar, dat de kinde
ren toch alweer zoo „groot" worden!
Maar hier zijn er dan, ter uitbreiding van
de al zoo geweldige verzameling, een paar:
het was een meisje van een jaar of acht.
waarvan ze afkomstig zijn. en dat hoewel ze
er een grappig soort van eigenwijsheid op na
hield, dat waarschijnlijk was veroorzaakt,
doordat ze over het algemeen te veel met
groote menschen, en te weinig met kinderen
omging nog volkomen een „klein kind"
was in haar manier van de feiten t? verwer
ken en haar gedachten erover te uiten. Zich
met haar vervelen deed men nooit, al wan
delend en al boodschappen doend kwebbel
de ze honderduit over de menschen, de boo-
men, de etalages van de winkels. Op een goe
den keer, toen we aan het strand zaten te
kijken naar een jongetje, dat met een paar
groote menschen met een grooten bal speel
de, en dat zich werkelijk, hoog gillend en
springend en dansend, veel te erg opwond, zei
ze opeens tegen me:
„Dat jongetje is vast een zenuwpatientje".
Acht jaar! En terwijl ik met zat af te vragen
hoe oud ik zelf eigenlijk was, voor ik van
dergelijke dingen ooit gehoord had, kwam
ze ook nog aandragen met een motiveering
van haar opmerking: „Hij trekt zoo raar
met zijn gezicht, als hij de bal opvangt, en
hij gilt zoo vreeselijk opgewonden". Het ging
doodkalm, en zonder eenige eigenwijsheid;
een minuut later keek ze al niet meer naar
het onjuiste en bakte ijverig zandtaartjes,
die ik ulttentreure op moest eten.
Twee dagen later had ze zelf met een paar
groote menschen vriendschap gesloten en
gooide midden op een snikheeten dag haar
'bal heerlijk van den één naar den ander, tot-
ze vuurrood zag; toen ze later tevreden sab
belend aan een „ijsje" naast me zat, consta-.
teerde ze zonder eenige pretentie:
„Die ééne meneer vond me, geloof ik, heel
aardig."
En na nog een lik: „Trouwens, al die me-
neeren vonden me, geloof ik, aardig."
Het was absoluut waar: ik ook, en zij alle
maal hadden plezier gehad in het bruine
lijfje in het witte badpak, dat achter den bal
aan rende. Maar toen ik onthutst groot
mensch, me afvroeg, of niet alle paedagagie
ter wereld om een kleine domper op zooveel
zelfbewustheid schreeuwde, en lamlendig het
eerste het beste zei, dat in mijn hersenen op
kwam:
„Nu, maar als ze hadden gezien, hoe .ie
gisteren deed, toen we speelden met je bal,
hadden ze je zeker niet zoo aardig gevon
den!" 'Toen waren er namelijk meening»
verschillen gerezen, omdat zij den bal niet
genoeg kreeg, die eindigden met een huilbui
en het in duigen vallen van alle plezier).
„Hè", zei ze verwijtend, „nou hadden we
net vanmorgen afgesoroken, dat we het daar
niet meer over zouden hebben". Dat was ab
soluut waar.
Buitengewoon sterk had ze de afkeur van
alle kinderen om toegesproken te worden
als een kind: de conversatie van het „groote
mensch" in kwestie bestaat dan gewoonlijk
uit zinnelooze vragen en opmerkingen, die
gedaan worden op de gebruikelijken. over
vriendelijken toon. en de meeste kinderen
zijn gewoonlijk prompt beleedigd. alsof ze
het er absoluut niet mee eens zijn als her-
senlooze wezen behandeld te worden,
„Wat zul jij dik wordqn, als je zooveel
blijft eten!" zei op die bewuste toon eens
een lid van het gezelschap tegen het kind,
dat inderdaad, door de zeelucht waarschijn
lijk. een geweldige eetlust had.
„Ach!" zei ze schouderschokkend, waar
schijnlijk meer in haar wiek geschoten over
de toon dan over de opmerking. De spreek
ster, niet in het minst ontmoedigd, zeurde
door.
„En als je dan terug komt, zul je zien,
dat pappie je niet eens meer herkent!" Deze
volkomen dwaze opmerking kon ze gelukkig
van repliek dienen zonder dat iemand haar
later van onbeleefdheid kon beschuldigen:
rechtstreeksche aanvallen op je afwezige
pappie moesten natuurlijk afgeslagen wor
den.
„Zoo is mijn pappie anders heelemaal niet,"
zei ze strak, maar volkomen correct van
toon; de andere partij begreep opeens ver
legen lachend, dat er iets niet in den haak
was, en de discussie was daarmee gesloten.
Maar voor het overige, als men met haar
redeneerde op voet van gelijkheid, was ze
volkomen redelijk en door een steekhoudend
argument bijzonder gauw gewonnen. Op
een avond laat al nog in haar pyjama en op
bloote voetjes naar buiten willende om oom,
zus of zoo te begroeten, die langs kwam,
coupeerde ze het lang uitgesponnen bezwaar
daartegen: „Neen, dan maak je je voetjes
weer vuil, en dan moet mammie weer mee
naar boven om ze te wasschen, en dan duurt
het weer zoo vreeselijk lang voor je
plotseling met een krachtig en volkomen op
gewekt: „Nou. dan niet". Ze had de onrede
lijkheid van haar verzoek waarschijnlijk al
ingez'en voor de andere partij met zijn woor
denvloed begon.
Op een anderen keer zei ze tegen me:
„Hoe vind jij mijn mammie?"
..Lief', zei ik.
Even stilte.
„Er was een meisje bij mij in de klas",
ze ze toen gekwetst, en dat zei tegen me, dat
ze mijn mammie niet lief vond".
Weer een stilte. Ik zei ook niets, want ik
was benieuwd, hoe dit zich afwikkelen zou.
„En toen wou ik tegen dat- meisje zeggen,
dat ik haar mammie ook niet lief vond".
Nog een stilte.
..Maar ik heb bet nog niet gedaan". Dat
broeide dus blijkbaar ai drie weken, want ze
had al drie weken vacantie.
Toen hebben we eens heel serieus het voor
en tegen van het- wél zeggen overwogen, en er
zeker een gesprek van een kwartier over ge
had. Het slot was. dat we het er over eens
waren, dat het beter was om het niet te
zeggen.
WILLY .VAN DER TAK.
yeejutieuw
GROOTE HOUTSTRAAT 16
èx-ica fraedUoap.
is au ze lewze-
Daarom openen xcij het seizoen
met SPECIALE AANBIEDINGEN
in alle ajdeelingen.
En U weet het: wanneer U bij
Abr. MEIJER koopt behoeft U
niet te vreezen, dat U later zult
denken, dat goedkoop duur
koop was.
Wij zijn in de v oil e beteekenis
van het ivoord goedkoop.
Gaarne toonen ivij U onze col
lectie zonder verplichting iets te
koopen.
(Adv. Ingez. Ried.)
VOOR ONZE SCHOOLMEISKES.
Bij ingang van het nieuwe schooljaar,
moet ook de garderobe van onze schoolir.eis-
kes eens nagezien en zoo noodig vernieuwd
worden.
Hoewel ook voor onze bakvisschen de
modelijnen in groote trekken gevolgd worden
blijven de kleeren toch eenvoudig. Hoe meer
de eenvoud betracht wordt, hoe beter de fris-
sche jeugd van onze meisjes tot haar recht
komt.
No. 1: een jurkje van donkerbruine wollen
stof. Het lijfje valt met een schootje over den
rok, die van voren in drie stolpplooien open
springt. Gele manchetten en 'n geel 'pas.ie
langs den hals fleuren het geheel op.
No. 2. eenvoudig blauw genopt wollen
kleedje, langs hals en zakjes gegarneerd met
wit crêpe craqueié; knoopen van glas.
No. 3: toont een heerlijke rechte jas van
donkergrijze wollen stof met een kraag van
grijs astrakan. Opgestikte zakken, doorge
stikte revers en manchetten.
No. 4: aardig gelegenheidsjurkje van
kunstzijden crêpe craqueié. De kleine schou
derkapjes geven het jurkje de moderne ver-
breede schouderlijn. Het jurkje was in licht
groen gedacht, terwijl ceintuur, manchetjes
en halsgarneering vuurrood zijn. De knoopen
op de puntzakjes zijn van glas. Diepe stolp
plooien geven den rok de noodige bewegings
vrijheid.