VOORD ALLES GOED VINDEN. DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 VARIA. De bijgaande afbeelding toont een bijzon der aardig complét voor jonge dames. Het ge heel bestaat uit 'n japon met 'n bijbehoorend kort jasje en wordt gemaakt van 'n soepel wol len stofje. De japon heeft een bovenstuk met pofmouwtjes van de zoo moderne Schotsche ruit. De strik, die het japonnetje zoo iets joligs geeft, dient meteen als garneering voor het rechte, eenvoudige jasje. Dezen winter zal men veel de zoogenaamde „kous-mutsjes" zien dragen. Deze mutsjes ge lijken veel op den boord van een ouderwetsche kous. Aan den bovenkant wórdt de rand om geslagen, een beetje bij elkaar gehaald, maar er blijft een opening. Ook de aardige kapjes, die met een klein puntje op het voorhoofd eindigen, zullen zich in onze gunst verheugen. Veel werk wordt er dit seizoen gemaakt van de handschoenen. We zagen reeds verschil lende juweeltjes liggen, klaar om geëxposeerd te worden. Alle handschoenen hebben lange kappen, die over de mouwen gedragen worden. „Mag ik vanavond naar de bioscoop, ze ge ven zoon mooie film, die meet je gezien hebben!" Zoo komt Marietje van school thuis. Als moeder een bedenkelijk gezicht zet, verdedigt ze heftig haar voorstel: ,.'t is im mers toch Zaterdag, morgen kan ik uitsla pen." Nee, daar gaat het niet om bij moeder, ze vindt dat gehol naar de bioscoop op Zater dag niets goed, dat is immers de gezins avond bij uitnemendheid! Dan komt Marietje met haar laatste troef, die in haar eigen oogen zeker den doorslag geven zal: „Ze gaan allemaal, Bep, en Annie en Tineke en Loes". Maar wanneer moeder daarvoor óók onver murwbaar blijkt, pruilt ze verongelijkt: ik mag ook nooit wat! Wie herinnert zich niet een dergelijk ge sprek uit zijn kindertijd met vader of moeder over een of ander bedacht plannetje, dat bij die „vervelende oude menschen" niet het enthousiasme verwierf, waarmee wij het zelf begroet hadden. En als we dan met elkaar de afspraak had den gemaakt, mochten we in onze verbeel ding allemaal niet uit zucht tot groot spraak, maar omdat ons enthousiasme ons die toestemming in een rooskleuriger licht had voorgespiegeld dan waarin ze in werke lijkheid zou staan. Dat zeggen dus van „ze mogen allemaal, is alleen een uiting van al te overmoedig optimisme, en wanneer va der of moeder later nog eens informeerden, hoevelen de toestemming hadden gekregen, dan blijkt dat er meestal maar één te zijn, die eene, welke in elke klas op iedere school en bij elke generatie voorkomt en die werke lijk voor alles toestemming krijgt van thuis. Die van school mag verzuimen om elk pretje die altijd de nieuwste en leukste kleeren heeft-, die vaak 's avonds uitgaat, die met al haar huiswerk geholpen wordt, die zoo laat naar bed mag als ze zin heeft, die van alle clubs lid is, die gemakkelijk door het schoolleven rolt, en de afgunst opwekt van al haar klasgenooten. Dat zijn natuurlijk kinderen van rijke ouders, zult u allicht zeggen. Maar dat is soms juist heelcmaal niet het geval .al te vaak zijn dat kinderen uit ge zinnen waar een matig inkomen met moeite wordt verdiend maar het dochtertje heeft als eerste van haar klas een fiets, zij beoefent al vroeg verschillende sports, en bij elk pretje komt zij het eerst met de toestemming van huis aandragen. Hoe is dat nu mogelijk, omdat er voor al die dingen toch geld noodig is! Dat kan maar op twee manieren: óf de ouders zijn lichtzinnig en vinden het gemak kelijk om alles goed te vinden, betalen kan wel wachten, óf de ouders hebben zichzelf ondergeschikt gemaakt aan hun kinderen en liggen zelf krom voor het gemakkelijke leventje van de kinderen, die nog' te kinder lijk en te onervaren zijn. om oen dergelijke wantoestand te kunnen doorgronden. Dat ouders zich dingen ontzeggen om het leven van hun kinderen te veraangenamen op de een of andere manier, is natuurlijk heel begrijpelijk: studie, of desnoods een aardige liefhebberij, grooten aanleg, dat zijn allemaal redenen voor ouders, om zich zelf een en ander te ontzeggen, opdat het kind de kans krijgt, die het verdient. Maar om elke kleine wensch. om iedere grjl gced te vinden, om elk pretje toe te staan, om elk kinderplan goed te keuren, en er zelf voor achterop te raken, dat heeft met opofferen de ouderliefde niets meer te maken, dat is slap. Daarbij komt nog, dat de betreffende kin deren het. den ouders meestal niet in dank af nemen, want door al dat verwennen zijn zij zoo oververzadigd geraakt, dat niets meer leuk genoeg is, dat niets meer de bekoring heeft van het nieuwe. Zoo wordt de grondslag gelegd voor onte vreden menschen, wat er zeker niet minder op zal worden, wanneer naderhand blijkt, dat het leven wel heel andere dingen voor hen in het vet heeft, dan louter pleziertjes, dan alles mogen, dan alles goedkeuren. Wie zijn kinderen voor het leven klaar wil maken tot menschen, die een stootje kunnen verdragen, moet ze met verstand zoo nu en dan eens wat kunnen weigeren als het noo dig is. niet natuurlijk onnoodig teleur stellingen bereiden, om ze op die wijze aan de hardheid van het leven te gewennen, want dat zou hatelijk zijn. Maar wat een kind in zijn ongeordende brein bedenkt, kan de vader of moeder met zijn meerdere ervaring tot de ware proporties terugbrengen, om dan te beoordeelen in hoeverre de uitvoering van het plan wenschelijk is. En het oudere kind kan ook heel goed hooren, waarom iets niet mag, opdat het de redelijkheid van de wei gering inziet. En al mag het dan eens teleurgesteld zijn, om een geweigerd verzoek, lang duurt dat meestal niet, en het plan is heel dikwijls weer even spoedig vergeten ais dat het ge opperd is. E, E, J P. KEUKENGEHEIMEN. Omelette a la bonne femme (4 personen): 6 eieren, 1 2 ons ham. 1 groote gekookte aard appel, 1 sneetje brood, 1.2 eetlepel gehakte pe terselie, peper en zout, 1 1/2 lepel boter. Klop de eieren met het zout en de peper, voeg er de peterselie bij. Snijd de ham, de aard appel en het brood in kleine dobbelsteentjes; laat de boter in een koekenpan smelten, bak daarin de ham lichtbruin, voeg er de blokjes aardappel en brood bij en laat ze enkele mi nuten meebakken. Giet de geklopte eieren in de pan, prik met twee vorken voortdurend in het stollende mengsel, laat de omelette een paar minuten bakken, rol ze op en laat ze op een verwarmde schotel glijden Presenteer de omelette desverkiezende met wat warme to matenpuree of tomatensaus. Maïskolven: wasch ae maïskolven, maar laat de beschuttende bladeren eromheen; kook ze in ruim kokend water met wat zout gaar pl.ni. 2 uur, daar de kooktijd wel eens ver schilt voor sommige soorten overtuige men zich van de gaarheid door een korrel eruit te nemen en te proeven; de korrels doen denken aan doperwtjes). Neem d-e maiskolven met een schuimspaan uit het vocht en presenteer er gewelde of gesmolten boter bij. Hazelnotenvla (4 personen): 2 ons gepelde hazelnoten. 1/2 L. melk, 75 gr. suiker, 2 eieren, 1 4 L. slagroom, 50 gr. suiker, 6 gr. gelatine (4 blaadjes). Leg de hazelnoten op een bakblik en zet ze ongeveer tien minuten in een warme oven. totdat de bruine velletjes gebarsten zijn Wrijf de velletjes eraf en stamp de noten met een beetje melk fijn. Breng ze met de melk aan den kook. neem de pan van het vuur*, voeg voorzichtig de eidooiers, die met 75 gr. sui ker zijn geroerd, toe en laat de vla op het vuur even binden. Doe de in koud water geweekte gelatine er bij en laat de vla, onder nu en dan roeren, afkoelen. Klop de room stijf, daarna ook de eiwitten, die langzamerhand met 50 gr. suiker worden vermengd. Roer, wanneer de vla geheel koud is, de stijfgeslagen room en eiwitten erdoor. Garneer de vla eventueel met wat achtergehouden heele hazelnoten en een weinig geklopte room. C. F. NOUVEAUTéS. 63 dat Saar er bij zou zijn. En als ze daar dan stond met: haar hoog-rcode kleur en haar angstig opgetrokken wenkbrauwen, dan was er geen die medelijden met haar had, zelfs ,4e juffrouw" niet en Saar moest alleen be ginnen. Allemaal keken we haar strak aan glim lachend in de hoop dat het weer niet gaan zou. Wat kunnen kinderen onbewust wreed zijn! Saar trachtte iets uit te brengen, werd nog rooder en sloot haar mond. Dan zei de onderwijzeres eindelijk een paar beginwoor den en dan klonk liet dof-monotoon door de klas wat Saar geleerd had en wat ze eigen lijk goed kende tot ze ineens niet verder kon omdat ze de k of de p niet los kon laten. Dan was het. hoogtepunt bereikt voor ons. we'stootten elkaar aan, we grinnikten, we genoten en Saar moest naar haar plaats gaan. Arme Saar! Al bleef de wintermode in groote lijnen gelijk aan de zomermode; eenige nieuwighe den zijn toch wel op te merken. Daar is in de eerste plaats het asymmetrische, dat in de juiste verhoudingen toegepast, allerbekoor lijkst kan staan. We toonen u hier eenige nieuwe modellen, gezien op de eerste herfstexpositie*. No. 1eenvoudig gedistingeerd namiddag japonnetje van maroquin. De rok is klokkend geknipt. De mouwen vallen zeer wijd op den pols. Het nieuwe is echter de completecrmg door het pellerinetje van bont, dat de peleri ne van stof, die we het laatste jaar gedra gen hebben vervangen heeft. No. 2: herfstcostuumpje van twee soorten tweed. Het bovendeel is als een manteltje ge maakt. heeft één breede rever; waaronder een zijden shawl doorgehaald wordt. De rok heeft van voren twee plooien. No. 3. origineel japonnetje van effen, dun ne wollen stof. Bijzonder grappig is het pelc- rine'tje aan een schouder van Schotsche ruil. Hiervan zijn ook de breede ceintuur, de knoopen en de onderste gedeelten van de mouwen vervaardigd. De jurk wordt dicht geknoopt idus knoopen en knoopsgaten!) van den hals tot de hoogte van de knie. Daar springt de rok met een plooi open. HERINNERINGEN UIT DEN SCHOOLTIJD. SAAR. We zaten in de vierde klasse en Saar was al een langopgeschoten kind. Ze had een bij zonder diep, voor ons begrip zeer belachelijk stemgeluid, dat we echter weinig te hooren kregen door haar stotter-angst. Eenmaal in de week was het evenwel „op zeggen" en gedurende het geheel uur begaf de hoop ons nooit dat Saar wel aan de beurt zou komen; zelfs al- was het vijf minuten vóór de bel (de mimiek van de gelukkigen die een horloge hadden, maakte het duidelijk aan de anderen) dan vei1 wacht ten we nóg toont zoo „menschelijk" zijn. Als Marietje daar zoo redeloos staat te schelden, als ze Eddie uitmaakt voor alles wat leelijk is en daarbij een gezicht zet van: en ik ben zelf zoo feilloos dan lijkt ze angstig veel op sommige menschen die we allemaal wel ken nen. En tot zulke menschen willen we onze kinderen toch niet op laten groeien. Dat kinderen samen ruzie maken het zal wel niet te verhinderen zijn. Zooveel hoofden, zooveel zinnen en zoo goed als menschen het onderling oneens zijn. zullen kinderen met elkaar van meening verschillen. Ze zullen el kaar in den weg loopen, elkaar op allerlei wijzen hinderen. Maar als ge zoo'n ruzie mee maakt, in de gelegenheid bent u er mee te be moeien wijs er dan altijd op, dat ze zich houden aan het punt waarover de twist ont stond en treed flink op als ze in het wilde weg beginnen te schreeuwen en te jouwen. Is er een deuk in het poppehoofd? Goed, dat is een reden voor Marietje om verdrietig te zijn. En heeft Eddie dat gedaan? Ja. dan kun je Marietjes woede op Eddie begrijpen. Maar als hij het nu werkelijk per ongeluk deed en als de deuk toch niet zoo heel erg blijktWat zegt Marietje? Is Eddie zoo lui en heeft hij vanmorgen op school ge klikt? Maar daar hebben we het immers nu niet over. Wat gek, om daar nu over te be ginnen. Wat heeft dat met de deuk in het poppehoofd te maken? De deuk in het poppehoofd. En niets anders. Je kan daar bij kinderen niet genoeg op ha meren. Houd je aan dat, waar het om gaat, laat jc niet drijven op je gevoel van soms zoo tijdelijke antipathie. Niet in het wilde weg schelden, desnoods verontwaardigd en boos zijn, maar ook logisch en redelijk. Misschien zullen ze dan opgroeien tot men schen die zich weten te houden buiten kwaad sprekerijen uit eigenbelang, buiten dom ge klets en uit de lucht gegrepen beschuldigin gen. Misschien zullen ze dan leeren elkaar de waarheid die soms toch al hard genoeg is te zeggen, zonder er feiten bij te halen die niets met. de zaak te maken hebben en zonder te jokken. BEP OTTEN. Eddie en Marietje hebben ruzie. Eddie heeft in een wilde bui een deuk in een poppehoofd gemaakt. Een poppehoofd dat toebehoort aan een van Marietjes dierbare poppen. Dat is ook werkelijk wel heel erg. Marietje's vei-ontwaar- diging is hevig en Eddie weet zich in het be ging maar heel zwak te verdedigen. Hij deed het per ongeluk, het hoofd sloeg opeens tegen den tafelrand. Ja, maar hij moet van Marie tje's speelgoed afblijven. Na een kwartier hebben ze nog ruzie. Maar merkwaardig het poppehoofd mot de deuk er in schijnen ze allebei vergeten. Ze verwijten elkaar allerlei oude zaken: „toen. heb je dit gedaan,..." en: „toen was jij zóó naar." Allerlei vergrijpen worden weer opge rakeld; nu weet Eddie zich ook te weren. En als ze zich geen ware gebeurtenissen meer herinneren, verzinnen ze de rest. „Aai, dat is niet waar! Dat heb ik niet ge daan. Je zal je zelf bedoelen!" Het wordt steeds minder fraai. En het ein digt in een scheldpartij. Natuurlijk moet er dan ten laatste een ouder aan te pas komen. Tranen, gemok, kop pigheid, enfin, een vervelende dag. Ik kijk er Marietje eens op aan zooals ze daar zit als beleedigde, de beleedigde speelt. En ik zie in haar opeens de vrouw die ze eens zal zijn. 1-Iet is bijna nooit plezierig in het kind de mensch te zien, de volwassene met eigen schappen die je in het kind nog verontschul digen kunt. „Het is nog maar een kind, het weet niet beter". Je vertrouwt dat met de jaren de wijsheid wel zal komen. Maar op een gegeven moment twijfel je daar opeens aan. omdat de eigenschappen die het kind ver- OPMERKINGEN VAN KINDEREN. Het opschrijven en aan de openbaarheid prijs geven van uitlatingen van kinderen is een precair geval: er zijn al zooveel oma's en opa's en vaders en moeders en ooms en tan tes, die misit de grappige, en vrééselijke pien tere en ontzettend rake opmerkingen van al, wat er jeugdig blaedverwantje in de familie is, te koop plegen te loopen in naam tot vermaak en heil en stichting van hun vrien den wereld, maar in werkelijkheid, meestal om ontspanning te geven aan hun eigen opge kropte bewondering en al of niet rechtvaar dige trots op hun jeugdige nazaten. Het geval wordt nog meer precair, als men de bewuste opmerking van commentaar gaat voorzien: kinderopmerkingen, voorzien van meer of mindier commentaar, en behangen met waarachtige bordjes van „zeer belang rijk", „hoogst belangrijk", „uiterst belang rijk", en wat dies meer zij, zijn de laatste jaren bij dergelijke hoeveelheden de wereld in gestuurd, dat de eenvoudige mensch zich afvraagt, of het niet een klein beetje te veel van het goede is dat er -wat goeds aan is wil hij graag erkennen; maar dat hardop zeggen durft hij maar half in deze Eeuw var het Kind. Enfin, men neme dit alles maar zooals men het zelf nemen wil; en kinderopmerkingen de wereld insturen is af en toe een te dankbaar werk, dan dat men het laten zou. Een kind weet nu eenmaal nog niet anders, of liet heeft zijn taal en zijn mond gekregen om zijn gedachten uit te spreken; als ze eenmaal komen op den leeftijd, waarop ze onbewust gaan beseffen, dat men met zijn taal ook uiterst goed zijn gedachten kan verbergen, verdwijnt er dikwijls veel van de charme van hun opmerkingen, die voor een groot mensch juist in dat rechtstreeksche reageeren zit; zelfs opa en oma, de hardnekkigste bewon- dieraads van allen, beseffen dat ten slotte en zeggen zuchtend tegen elkaar, dat de kinde ren toch alweer zoo „groot" worden! Maar hier zijn er dan, ter uitbreiding van de al zoo geweldige verzameling, een paar: het was een meisje van een jaar of acht. waarvan ze afkomstig zijn. en dat hoewel ze er een grappig soort van eigenwijsheid op na hield, dat waarschijnlijk was veroorzaakt, doordat ze over het algemeen te veel met groote menschen, en te weinig met kinderen omging nog volkomen een „klein kind" was in haar manier van de feiten t? verwer ken en haar gedachten erover te uiten. Zich met haar vervelen deed men nooit, al wan delend en al boodschappen doend kwebbel de ze honderduit over de menschen, de boo- men, de etalages van de winkels. Op een goe den keer, toen we aan het strand zaten te kijken naar een jongetje, dat met een paar groote menschen met een grooten bal speel de, en dat zich werkelijk, hoog gillend en springend en dansend, veel te erg opwond, zei ze opeens tegen me: „Dat jongetje is vast een zenuwpatientje". Acht jaar! En terwijl ik met zat af te vragen hoe oud ik zelf eigenlijk was, voor ik van dergelijke dingen ooit gehoord had, kwam ze ook nog aandragen met een motiveering van haar opmerking: „Hij trekt zoo raar met zijn gezicht, als hij de bal opvangt, en hij gilt zoo vreeselijk opgewonden". Het ging doodkalm, en zonder eenige eigenwijsheid; een minuut later keek ze al niet meer naar het onjuiste en bakte ijverig zandtaartjes, die ik ulttentreure op moest eten. Twee dagen later had ze zelf met een paar groote menschen vriendschap gesloten en gooide midden op een snikheeten dag haar 'bal heerlijk van den één naar den ander, tot- ze vuurrood zag; toen ze later tevreden sab belend aan een „ijsje" naast me zat, consta-. teerde ze zonder eenige pretentie: „Die ééne meneer vond me, geloof ik, heel aardig." En na nog een lik: „Trouwens, al die me- neeren vonden me, geloof ik, aardig." Het was absoluut waar: ik ook, en zij alle maal hadden plezier gehad in het bruine lijfje in het witte badpak, dat achter den bal aan rende. Maar toen ik onthutst groot mensch, me afvroeg, of niet alle paedagagie ter wereld om een kleine domper op zooveel zelfbewustheid schreeuwde, en lamlendig het eerste het beste zei, dat in mijn hersenen op kwam: „Nu, maar als ze hadden gezien, hoe .ie gisteren deed, toen we speelden met je bal, hadden ze je zeker niet zoo aardig gevon den!" 'Toen waren er namelijk meening» verschillen gerezen, omdat zij den bal niet genoeg kreeg, die eindigden met een huilbui en het in duigen vallen van alle plezier). „Hè", zei ze verwijtend, „nou hadden we net vanmorgen afgesoroken, dat we het daar niet meer over zouden hebben". Dat was ab soluut waar. Buitengewoon sterk had ze de afkeur van alle kinderen om toegesproken te worden als een kind: de conversatie van het „groote mensch" in kwestie bestaat dan gewoonlijk uit zinnelooze vragen en opmerkingen, die gedaan worden op de gebruikelijken. over vriendelijken toon. en de meeste kinderen zijn gewoonlijk prompt beleedigd. alsof ze het er absoluut niet mee eens zijn als her- senlooze wezen behandeld te worden, „Wat zul jij dik wordqn, als je zooveel blijft eten!" zei op die bewuste toon eens een lid van het gezelschap tegen het kind, dat inderdaad, door de zeelucht waarschijn lijk. een geweldige eetlust had. „Ach!" zei ze schouderschokkend, waar schijnlijk meer in haar wiek geschoten over de toon dan over de opmerking. De spreek ster, niet in het minst ontmoedigd, zeurde door. „En als je dan terug komt, zul je zien, dat pappie je niet eens meer herkent!" Deze volkomen dwaze opmerking kon ze gelukkig van repliek dienen zonder dat iemand haar later van onbeleefdheid kon beschuldigen: rechtstreeksche aanvallen op je afwezige pappie moesten natuurlijk afgeslagen wor den. „Zoo is mijn pappie anders heelemaal niet," zei ze strak, maar volkomen correct van toon; de andere partij begreep opeens ver legen lachend, dat er iets niet in den haak was, en de discussie was daarmee gesloten. Maar voor het overige, als men met haar redeneerde op voet van gelijkheid, was ze volkomen redelijk en door een steekhoudend argument bijzonder gauw gewonnen. Op een avond laat al nog in haar pyjama en op bloote voetjes naar buiten willende om oom, zus of zoo te begroeten, die langs kwam, coupeerde ze het lang uitgesponnen bezwaar daartegen: „Neen, dan maak je je voetjes weer vuil, en dan moet mammie weer mee naar boven om ze te wasschen, en dan duurt het weer zoo vreeselijk lang voor je plotseling met een krachtig en volkomen op gewekt: „Nou. dan niet". Ze had de onrede lijkheid van haar verzoek waarschijnlijk al ingez'en voor de andere partij met zijn woor denvloed begon. Op een anderen keer zei ze tegen me: „Hoe vind jij mijn mammie?" ..Lief', zei ik. Even stilte. „Er was een meisje bij mij in de klas", ze ze toen gekwetst, en dat zei tegen me, dat ze mijn mammie niet lief vond". Weer een stilte. Ik zei ook niets, want ik was benieuwd, hoe dit zich afwikkelen zou. „En toen wou ik tegen dat- meisje zeggen, dat ik haar mammie ook niet lief vond". Nog een stilte. ..Maar ik heb bet nog niet gedaan". Dat broeide dus blijkbaar ai drie weken, want ze had al drie weken vacantie. Toen hebben we eens heel serieus het voor en tegen van het- wél zeggen overwogen, en er zeker een gesprek van een kwartier over ge had. Het slot was. dat we het er over eens waren, dat het beter was om het niet te zeggen. WILLY .VAN DER TAK. yeejutieuw GROOTE HOUTSTRAAT 16 èx-ica fraedUoap. is au ze lewze- Daarom openen xcij het seizoen met SPECIALE AANBIEDINGEN in alle ajdeelingen. En U weet het: wanneer U bij Abr. MEIJER koopt behoeft U niet te vreezen, dat U later zult denken, dat goedkoop duur koop was. Wij zijn in de v oil e beteekenis van het ivoord goedkoop. Gaarne toonen ivij U onze col lectie zonder verplichting iets te koopen. (Adv. Ingez. Ried.) VOOR ONZE SCHOOLMEISKES. Bij ingang van het nieuwe schooljaar, moet ook de garderobe van onze schoolir.eis- kes eens nagezien en zoo noodig vernieuwd worden. Hoewel ook voor onze bakvisschen de modelijnen in groote trekken gevolgd worden blijven de kleeren toch eenvoudig. Hoe meer de eenvoud betracht wordt, hoe beter de fris- sche jeugd van onze meisjes tot haar recht komt. No. 1: een jurkje van donkerbruine wollen stof. Het lijfje valt met een schootje over den rok, die van voren in drie stolpplooien open springt. Gele manchetten en 'n geel 'pas.ie langs den hals fleuren het geheel op. No. 2. eenvoudig blauw genopt wollen kleedje, langs hals en zakjes gegarneerd met wit crêpe craqueié; knoopen van glas. No. 3: toont een heerlijke rechte jas van donkergrijze wollen stof met een kraag van grijs astrakan. Opgestikte zakken, doorge stikte revers en manchetten. No. 4: aardig gelegenheidsjurkje van kunstzijden crêpe craqueié. De kleine schou derkapjes geven het jurkje de moderne ver- breede schouderlijn. Het jurkje was in licht groen gedacht, terwijl ceintuur, manchetjes en halsgarneering vuurrood zijn. De knoopen op de puntzakjes zijn van glas. Diepe stolp plooien geven den rok de noodige bewegings vrijheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8