Openstelling van den afsluitdijk voor het ver keer. Huldiging van Mevr. Esther de Boer van Rijk.
De schat in 't oude Holland
DE EERSTE PAAL voor het groote gebouw der administratie van het
Prov. Elect. Net in Noord-Holland, dat in het Kinheimpark te Bloemendnal
zal verrijzen, ia Maandag geslagen in tegenwoordigheid van ir. J. van Olden-
borgh, directeur der Prov. Electricitcitabcdrijvcn van Noord-Holland.
DE OFFICIEELE OPENSTELLING van den afsluitdijk van de Zuider
zee en de onthulling van het monument op de plaats waar het laatste
gat gedicht werd, heeft Maandagmiddag in tegenwoordigheid van
vele hooggeplaatste autoriteiten plaats gehad.
HENRI COCHET (links) heeft te Parijs
zijn eersten wedstrijd als professional
in de tennissport gewonnen. Zijn
tegenstander was Bruce Barnes (rechts)
OP DE WIELERBAAN TE HEER (L.) werd Zondag een 100 K.M.
koppelwedstrijd gehouden. Een moment tijdens de race.
IN DE FABRIEK „DE VEERSCHUIT" aan den Wormerringdijk te Wormcr, in welke fabriek afvalpro
ducten van cacaoboonen tot veevoeder vèrwerkt worden, heeft Maandag een ernstige brand gewoed. D«
fabriek is tot grond toe afgebrand. Het nablusschen.
HET SEIZOEN IS VOORBIJ en aan het strand wordt overal groote opruiming gehouden.
MEVROUW ESTHER DE BOER VAN RIJK heeft Maandagavond in den Stadsschouwburg te Amsterdam
haar 60-jarig tooneeljubileum gevierd. Door den senaat van het Amsterdamsche Studentencorps werd de
jubilaresse van haar woning gehaald, terwijl zij in de pauze op het peristyle van den schouwburg voor
de radio heeft gesproken.
FEUILLETON
(Een geval uit de practijk van
Wil J. Sanders, detective).
door UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden.
25)
Aclit u het beter u daaraan niet noodeloos
bloot te stellen en om u eerlijk de waar
heid te zeggen zou ik een dergelijk besluit
zeer wel kunnen billijken dan staat het
u natuurlijk volkomen vrij om u onmiddellijk
uit' deze onderneming terug te trekken. Zoo
niet, dan kan ik u slechts danken voor uw
medewerking, maar moet ik u er toch na
drukkelijk op wijzen, dat. u daarmee vrijwillig
elk risico op u neemt en mij dei'halve geen
enkele verantwoording op de schouders kan
worden gelegd voor eventueele onaangename
gevolgen. Zegt u mij dus ronduit hoe u er
over denkt. Ik geloof niet, dat er een van ons
zoo dom zou zijn het te veroordeelen. wan
neer u er de voorkeur aan zoudt geven het
verder onderzoek in deze zaak met het daar-.,
aan verbonden gevaar, waartegen u nu van
alle kanten gewaarschuwd bent. aan ons over
te laten
Nieuwen huis mocht dan eenigszms onder
den indruk zijn geweest van de minder pret
tige ontdekking, dat de man. die hem zijn
eigendom afhandig had gemaakt, er ook niet
voor zou terugdeinzen hem het leven te ont
nemen, nu toonde hij toch, dat hij niet bang
was. want zonder een oogenblik te aarzelen
verklaarde hi.i zich bereid ook verder aan net
onderzoek te blijven deelnemen.
En om u te bewijzen, dat het mij ernst is
en" ik niets onbeproefd zal laten om mij een
waardig medewerker te toonen, zoo besloot
hij op wat geforceerd-opgewekten toon, zal ik
nu beginnen de mij aangewezen post te be
trekken in de eetzaal, Ik hoop. dat dit eerste
optreden op het glibberige pad der speur-
kunst al direct een succes mag blijken!"
Zooals ik- reeds zei, werd het aanvankelijk
een vrij vervelende avond. Kort nadat Nieu-
wenhuis zich in de eetzaal had geïnstalleerd,
vertrok ook Sanders om zijn observatiepost
op het terras in te nemen en daar van Dob-
ben zich de gelegenheid ten nutte wilde ma
ken om eenige correspondentie af te doen,
bleef er voor mij niets anders over dan mij
eveneens op mijn kamer terug te trekken,
waar ik in een korte siësta kvacht hoopte te
vinden voor de scherpe waakzaamheid, welke
in de komende uren van mij zou worden ver-
eischt.
Helaas slaagde ik daarin niet. Het probleem
waaraan wij werkten, liet ook mij geen rust
en nu weer werd mijn denken geheel be-
heerscht door het briefje aan Nieuwenhuis,
de nieuwe boodschap van den geheimzïnni-
gen professor, wien het, wat hij ook mocht
zijn, aan brutaliteit zeker niet ontbrak. Weer
hadden wij een gevoelige nedexdaag geleden;
ons plan om Nieuwenhuis voor een vreemde
te doen doorgaan, was reeds verijdeld nog eer
wij zelfs gelegenheid hadden gekregen daar
uit- eenig voordeel te putten.
Sanders had hierover blijkbaar opzettelijk
gezwegen, wellicht om de beide makelaars
niet noodeloos angst in te boezemen. Maar
intusschen was het weer een bewijs te meer,
dat wij met een zeer geraffineerd heerschap
te doen hadden.
Ik trachtte een oplossing te vinden voor de
vraag, hoe de professor er achter was geko
men, dat ook Nieuwenhuis tot zijn tegenstan
ders behoorde. Er waren, wel beschouwd,
maar twee mogelijkheden; of hij kende Nieu
wenhuis reeds lang als de compagnon van
Van Dobben, of hij was stille getuige 'geweest
van diens aankomst in het hotel. Beide mo
gelijkheden leken zeer aannemelijk, maar
welke van de, twee tenslotte ook met de waar
heid overeenstemde, een feit bleef het. dat
ons een niet onbeduidend wapexid uit de hand
was geslagen. Of de professor er verstandig
aan had gedaan ons van zijn ontdekking in
kennis te stellen, was een vraag, welke hij
maar voor zichzelf moest uitmaken. Had hij
er een bepaalde bedoeling mee of was dit
brutale optreden misschien te beschouwen
als de daad van een man, die zich volkomen
veilig waant? Want veilig was hij; zooals de
zaken nu stonden, was het onmogelijk ook
maar iets tegen hem te ondernemen. Niets,
maar dan ook niets kon hem worden ten
laste gelegd; wij hadden geen enkel bewijs,
dat de inbraak te Haarlem, de aanslag bij
Wannsee en de lafhartige poging tot moord
in den trein van hem waren uitgegaan. Neen,
op het oogenblik leek alles nog even duister
en Sanders zou dan ook nog heel wat mate-
riaal moeten verzamelen, alvorens tot een ar
restatie te kunnen overgaan.
Om half acht begaf ik mij naar het terras,
waar ik den detectleve verdiept vond in de
lectuur van een telegram.
Tot mijn verwondering gaf hij op mijn vra
gen den blik onmiddellijk opheldering.
„Een telegram van de politie te Oslo, Miel.
Ik ben vanmorgen zoo onbescheiden geweest
eens telegrafisch te irformeeren. of professor
Christiansen inderdaad te Oslo bekend is en
dat denk je. dat ik voor antwoord ontvang?"
„Totaal onbekend natuurlijk!" antwoordde
ik, zonder een oogenblik te aarzelen.
„Mis, vriend! Professor Christiansen is
sinds jaren een zeer geacht hoogleeraar aan
de universiteit in de Noorsche hoofdstad,
vertoeft op het oogenblik buitenslands, ver
blijfplaats onbekend, vermoedelijk in Duitsch
land of Zwitserland".
„Dus toch.aarzelde ik.
Maar Sanders haalde de schouders op, ter
wijl lilj zijn stoel achteruit schoof.
„Er valt op het oogenblik .nog weinig te
zeggen", meende hij. „Ik heb professor Chris
tiansen nooit eerder gezien en jij wellicht
evenmin. Maar wat erger is: ik heb zelfs nog
nooit van hem gehoord
En terwijl hij mij haastig de hand toestak,
verliet hij het terras om zich naar de Stein-
poort te begeven, waar hij om kwart voor
acht Nieuwenhuis zou ontmoeten.
Door een zwijgzamen kellner liet ik mij
het diner serveeren, nog wat nasoezend over
Sanders' laatste opmerking. Wat had hij
daarmee bedoeld? Twijfelde- hij ondanks het
telegram van de Oslosche politie, aan het
bestaan van professor Christiansen? Maar
die verdenking leek mij toch we! wat' al te ver
te gaan. Ook ik had den naam Christiansen
voor het eerst van den hotelier gehoord, maar
daarom zou ik nog niet graag willen, bewe
ren, dat er geen professor van dien naam op
dit ondermaansche rondwandelde. Stel je
voor, dat je de hoogleeraren moest kennen
van alle universiteiten in Europa. Zelfs van
Sanders, met zijn uitgebreide kennis, zou dat
wat te veel gevergd zijn
Een oploopje op het marktplein voor mij
leidde mijn aandacht af. Kinderen en ook
vele ouderen groepeerden zich joelend om
een drietal straatmuzikanten, die, begeleid
door banjo, mandoline en guitaar een popu
lair liedje uit een bekende klankfilm aan
hieven. Het klonk werkelijk aardig onder de
machtige boomen van het oude marktplein
en ik concludeerde alweer haastig: drie le
den van een of andere goede band, die zon
der emplooy gedurende de zomermaanden
op deze manier aan den kost trachten te
komen. Een armzalig bestaan, dat in deze
streek zeker niet veel meer dan een boterham
zou opleveren.
Toen ik in den zwarten flambard, welke
mij met een uitnoodigend gebaar werd voor
gehouden, een geldstuk had la-ten vallen,
stond ik op. grabbelde op de leestafel in het
café wat lectuur bij elkaar en nam daarmee
weer m'n plaats in op het terras. Zonder be
langstelling gleed m'n blik over de illustraties
van „Die Woche", <le caricaturen van „Dor
Wahre Jacob" en de kolommen van het „El-
binger Kreisblatt".
Met een zucht van verveling vouwde ik het
dagblad op. toen mijn oog viel op een kort
beriebt onder de rubriek „Uit de omgeving",
waarboven met groote letters het hoofdje
„Bezoek uit Holland" prijkte.
„Naar wij vernemen", zoo luidde het be
richt. „zijn Zondagochtend alhier een drietal
heeren uit Holland aangekomen, die het voor
nemen koesteren een nader onderzoek in te
stellen, naar de verboi-gen schat in het slot
„Pazlok" waarvan wij reeds eerder melding
hebben gemaakt. Op welke wijze men daarbij
te werk zal gaan, is ons niet bekend. Het ge
meentebestuur schijnt echter bereids toe
stemming te hebben gegeven op de plaats,
waar men de schat hoopt te vinden, te gra
ven.
In den loop van gisteren arriveerde even
eens een hoogleeraar aan de universiteit te
Oslo. prof. Christiansen, die voor hetzelfde
doel naar Pr, Holland zou zijn gekomen. Al
len hebben hun Intrek genomen in hotel
„Schwarzer Adler".
„Akelige krantenmenschen", siste Ik tus-
schen m'n tanden, maar op hetzelfde oogen
blik schoot ik in een lach. Hoe vaak zou ik
zelf reeds mijn lezers aanleiding hebben ge
geven tot een dergelijke opmerking? Natuur
lijk. dat zag je niet zoo in, als je zelf de copie
doorgaf.
(Wordt vervolgd).