R DE VROU
- liS-
KLOSKANT.
dmms besten
Schaalkwek
VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933
HAARCE M'S DA'GB C A D
O
Vóór me ligt een uitgave van Van Holke-
ma en Warendorf, getiteld: Kantwerk Het
maken van kloskant, door M. Schutten-Put-
ters, directrice van de Nederl. Kantvereeni-
ging „Het Molenwiekje". En het geheel doet
me ouderwets aan.
Niet het boekje zelf dat er inderdaad zeer
goed verzorgd uitziet, dat van het allereerste
begin af het kantklossen beschrijft, dat zeer
veel mooie werkstukken met duidelijke fo
to's te zien geeft, en waarbij ook nog op
vier bijlagen de patronen tot in de finesses
zijn uitgelegd dit alles is aantrekkelijk en
mooi genoeg.
Maar men vraagt zich onwillekeurig in de
eerste plaats af: Wie heeft daar nu nog tijd
voor? Wie heeft nog zooveel tijd dat zij het
groote en omslachtige kantkussen te voor
schijn gaat halen, dat zij al het werk van
klosjes winden, zelfs wanneer het machi
naal gaat, ervoor over heeft, en alles wat
er verder nog aan te pas komt.
Om dan nog maar niet eens te spreken
van de ruimte die men voor het werk noodig
heeft, van het aparte tafeltje waaraan liefst
gewerkt wordt, van de moeilijkheid met goed
licht, wat tegen den winter toch ook wel
een overweging waard is en van het bezwaar
dat dit geen handwerk is, dat meegenomen
kan worden wanneer men bij een vriendin
of familielid eens wat gezellig gaat zitten
handwerken.
We zijn dus aangewezen op thuis, maar
omdat we er niet maar zoo eens een ver
loren oogenblikje aan kunnen werken moe
ten wij er den heelen morgen of middag voor
nemen. Door de verlichtingsvraag zal de
avond in de meeste gevallen al niet in het
stuk voorkomen.
Maar nu zijn we bloedig bezig aan een
smal kantje, totdat we, zooals het een ken
nis van me ging, een aardig kantje in een
winkel zien voor een paar centen per me
ter, dat, zij het dan ook wat grover, opval
lend veel op ons eigen moeizaam gewerkte
kantje lijkt. We koopen een meter van de
kant, zetten het op en inderdaad blijkt deze
machinaal gekloste kant op het kantkussen
gewoon voortgezet te kunnen worden. Een
omstandigheid die de dame in kwestie dan
ook voor goed het klossen van kant deed
opgeven.
Nu zal een kantwerkster mij allicht ant
woorden: maar dat is met breien en haken
toch ook zoo, elk gekocht jumpertje of
mutsje kan nagemaakt worden en dan ver
schillen de twee niets in uitvoering. Vol
komen waar, maar het groote verschil ligt
hierin, dat breien en haken sne.l resultaat
toonen, terwijl kantklossen zeer langzaam
vordert, en daardoor, wil men er eenig ple
zier van hebben, een groote hoeveelheid tijd
vraagt. En het komt mij toch voor, dat dit
niet meer in onzen tijd past.
Niet, omdat het tempo van tegenwoordig
ons voortjaagt, of omdat handwerken een te
geestdoodende arbeid is voor de vrouw van
heden; want om het leven eens te laten ja
gen en om zelf een stapje opzij van den groo-
ten verkeersweg af te doen, en met een
handwerkje in de vingers eens tot zichzelf
te komen, en rustig te kunnen denken over
alles wat het denken waard is, dat kan een
heilzamen invloed uitoefenen. En zoo is voor
velen een handwerk nog weieens een toe
vlucht in een druk leven, waarbij de handen
actief werk verrichten, maar die een mini
mum van gedachten vragen, zoodat deze hun
eigen weg kunnen gaan.
Maar de uren en uren die noodig zijn
om met het kantklossen eenig resultaat te
zien, en dan het zekere wéten, dat dit werk
evengoed gekocht kan worden, dat geeft er
een drukkende sfeer aan, die menigeen niet
kan overwinnen en die naar andere werkjes
doet omzien.
Zooals sommigen dan ook met ontzag in
hun stem kunnen spreken van een linnen
kleed, dat „met de hand geklost" is, dat doet
even onnoodig aan als het zoomen van la
kens met de hand. wat voor menigeen even
bewonderenswaardig schijnt te zijn.
Handwerken is een prachtige kunst en
sommigen hebben het er ongeloofelijk ver
in gebracht, Maar wanneer de machine het
evengoed, soms zelfs beter kan en veel vlug
ger, dan heeft het zijn tijd toch wel gehad.
E. E. J.—P.
WARME MANTELS.
Links: deze warme mantel van genopte
wollen stof, kameelhaar of iets dergelijks, met
'n dubbele rij knoopen, beschut ons tegen
alle weersomstandigheden. In den rug een
ceintuurtje, dat met een knoop sluit.
Midden: kleurige slank vallende jas van
zwart gemêleerde wollen stof. De sluiting valt
opzij. Heel, apart zijn de dicht geknopte man
chetten.
Rechts: sportmantel van dikke wollen stof.
Heel modern is de oplossing van de revers.
Twee kleine zakjes verhoogen het sportieve
idee van de jas. De knoopen zijn van donker
leer.
JEANNE DE PL.
CAPE'JES EN PELLERINETJES.
Ze staan niet alleen bijzonder aardig: de
cape'jes en pellerinetjes, die we dezen herfst
en winter zullen dragen; maar ze zijn ook
practisch.
Is het weer te warm voor een zwaren win
termantel; wel dan dragen we het cape'je bij
een jurk.
Het verschil met het cape'je dat we dezen
zomer droegen bestaat daarin, dat de nieuwe
pelerines een pas hebben, die over de schou
ders loopt. Aan deze pas wordt een ruim val
lend volant gerimpeld .die tot den elleboog
reikt.
Meestal wordt het cape'je van hetzelfde
materiaal als de japon vervaardigd: maar
men zal ook veel effen capes bij gebloemde
of anders bewerkte japonnen dragen. Men
moet er dan op letten, dat de grondtinten in
ieder geval harmonieeren.
De afwerking bestaat uit een shawlkraagje
van bont, dat in twee slipjes eindigt
*/yr
''v' 0U
Door alle eeuwen heen is de vrouw een
raadsel genoemd: het schoone raadsel. En
door alle eeuwen heen is de vrouw zelf daar
trotsch op geweest.
Want nietwaar: een raadsel moet een op
lossing hebben, een raadsel houdt iets in, iets
geheimzinnigs en interessants. Wat dit is
de mannen raden er vergeefs naar. Wij vrou
wen weten het geheim en bewaren het
zorgvuldig. Niet één vrouw in al die eeuwen
heeft het verklapt.
Dat is wel een zeldzame prestatie, en dat
nog wel van een geslacht waarvan men zegt,
dat het geen geheimen kan bewaren! Dit is
op zich zelf weer een raadsel. En je bent ge
neigd de oplossing hierin te zoeken: zou het
ook kunnen zijn, dat de vrouwen zelf het ge
heim niet kennen en alleen maar zwijgen om
dat ze niets verklaren kunnen?
„Ellendige wezens zijn we toch, ellendig",
zegt een jong, pas getrouwd vrouwtje tegen
me. „Weet je wel, dat ik het maar niet kan
laten mijn man jaloersch te maken. En
waarom? Ik houd dol veel van hem, ik zou
hem geen verdriet willen doen. En toch
Toch doe ik in zijn gezelschap erg graag aar
dig tegen andere mannen die me niets kun
nen schelen. Ik weet, dat hij het naar vindt,
dat hij er onrustig door wordt en op dat mo
ment twijfelt of mijn liefde voor hem wel
echt is. Ik vind het echt min van mezelf en
toch kan ik het niet laten. Eiken keer be
zwijk ik weer voor de verleiding."
Ja, wat is dat? Probeert ze door het prik
kelen van zijn jaloezie haar man nog meer
aan zich te binden? Wil ze hem laten zien
dat andere mannen haar ook aardig vinden
en hem haar bezit nog meer op prijs laten
stellen! Ja, misschien is het wel zoo iets
en nog iets andersJe weet het niet pre
cies. Het jonge vrouwtje noemt het „vrou
welijke gemeenheid". Ze is niets trotsch op
de vreemde krachten die haar drijven.
Zij iseen gelukkige uitzondering. Als
haar man met verwijten zal komen, zal ze
die aanvaarden omdat, ze ze rechtvaardig
vindt. Een gevolg van haar verkeerd gedrag.
Maar er zijn genoeg vrouwen die zich maar
laten gaan op dat raadselachtige instinct
van jaloersch-willen-maken. Daar past dan
ook in, dat, ze de verwijten van echtgenoot
of verloofde belachelijk noemen en de belee-
digde spelen op den koop toe. Wat tot aller-
lei conflicten leidt die nergens een wezen
lijken grond hebben.
Wij vrouwen zijn onszelf dikwijls een raad
sel. Laten we dat maar bekennen. Vooral in
liefdes-zaken hebben we vaak de gewoonte
de dingen net anders om te zeggen dan we
ze bedoelen. En hoe dikwijls hebben we ons
zelf en anderen daar al verdriet mee gedaan.
Een man is honderd maal eerlijker in de
liefde dan een vrouw. De oorzaak kan na
tuurlijk gezocht worden in schuchterheid, in
coquetterie, in het veroverd willen wezen.
Maar wat de oorzaak dan ook is: eerlijk zijn
we niet. We willen een raadsel blijven, we
willen de mannen zich laten aftobben dat
raadsel op te lossen. Zelfs de mannen van
wie we werkelijk houden, schepen we met
dergelijke problemen op, terwijl we weten
dat we hen daar zeker niet gelukkiger mee
maken.
Ondanks het feit dat de moderne vrouw
frank en vrij langs de wegen gaat, gaat de
liefde toch nog altijd langs kronkelpaadjes.
Gedreven door oer-oude instincten en tra
dities plegen we dan onze eerlijkheid te ver
liezen. We worden weer „raadsels", waarvan
we zelf de oplossing wel eens zouden willen
weten. Maar laten we dan tenminste eerlijk
zijn om die „raadselachtigheid" te erkennen
en er ons niet op voor te laten staan.
Ik geloof niet, dat de vrouw haar bekoring
zal verliezen als ze wat minder raadsel is.
Vooral in deze moeilijke tijden waarin de
man al genoeg raadsels op te lossen krijgt,
heeft hij niet ook nog behoefte aan een raad
sel thuis. In deze tijden heeft hij meer dan
ooit behoefte aan een kameraad.
BEP OTTEN.
Wij kunnen U een
ongeëvenaarde sor
teering voorleggen in
IN ALLE PRIJZEN
ABR. MEIJER KWALITEIT
ZUINIGHEID EN VLIJT.
KOUSENBESCHERMERS.
Het slijten van de kousen is een voortdu
rende zorg voor de huisvrouw, want behal
ve het vele en steeds terugkeerende werk, datr
het meebrengt, is het telkens moeten aan
vullen van den kousenvoorraad een groote
post op het huishoudbudget.
Het is in dit verband zeer de moeite waard
eens te probeeren, hoezeer men het uithou
dingsvermogen van kousen en sokken kan
verlengen door aparte „voeten" te maken uit
de beenen van afgedankte kousen. Zulke
extra voeten zijn gemakkelijk te knippen
naar het model van een nieuwe kous. Na
tuurlijk moet de naad. die op den voet valt,
plat worden gelegd, opdat hij bij het loopen
geen pijn veroorzaakt. Langs den bovenkant
moet een haak- of festonsteekje worden ge
werkt om uitrafelen te voorkomen. Deze ex
tra-voet wordt onder de kous gedragen en
voorkomt het doorslijten van hiel en teen.
KEUKENGEHEIMEN.
Aardappelcroquetten met ham (4 personen)
400 gr. gekookte aardappelen (ongeveer 10
stuks), 1/2 ons ham, 1 d.L. melk. 1 lepel boter,
wat peper, zout, nootmuskaat, fijngehakte
peterselie, 1 ei, paneermeel, een ijzeren potje
met frituurvet.
Maak de warme, gekookte aardappelen fijn
met een stevige houten lepel of een puree-
stamper, of laat de koude gekookte aardappe
len goed warm worden in ruim kokend water
met zout, giet ze af en wrijf ze daarna op
dezelfde wijze fijn: vermeng ze met de boter,
de melk. de fijngesneden ham. peper, zout,
nootmuskaat, en de fijngehakte peterselie.
Vorm van dit deeg croquetten of balletjes,
wentel ze in paneermeel, daarna in een losge
klopt ei, tenslotte nog eenmaal in paneermeel
en bak ze in een diep pannetje gevuld met
dampend heet vet vlug bruin. Laat de cro
quet] es even op grauw papier uitlekkken en
presenteer ze als voorgerechtje (als lang
werpige croquetten) of als aardappelgerecht
in den vorm van balletjes) bij b.v, biefstuk,
ossenhaas, enz.
Gesmoorde uien (4 personen): 2 L. kleine
uien. 2 1/2 d.L. melk. 1 theelepel suiker, wat
zout, peper en nootmuskaat, 2 lepels boter.
1 lepel tarwemeel.
Laat de uien even in kokend water weeken;
zij zijn dan bij het schoonmaken minder hin
derlijk voor de oogen; maak ze schoon, wasch
ze en doe ze met de boter en de suiker in een
geëmailleerde pan. Laat ze. af en toe schud
dende, even warm worden; voeg er een
scheutje water en zout bij en laa,t ze daarmee
zachtjes ongeveer T2 uur gaarsmoren, vooral
zorg dragende, dat er steeds wat water op den
bodem is. daar anders de uien bruin zouden
worden. Roer het tarwemeel erdoor en giet
dan langzamerhand steeds roerende de melk
erbij, tot een gebonden saus is gevormd, die
de uien juist omhult. Maak het gerecht af
met wat peper, nootmuskaat en misschien
wat zout. Als de uien groot zijn, snijd ze dan
bij het schoonmaken in tweeën of in vieren.
Chocolade bluf: 14 L. slagroom 2 eiwitten,
1/2 ons gezeefde poedersuiker, 20 gr. cacao
poeder, desverkiezende een scheutje koffie-
extract.
Klop de slagroom stijf, meng ze met de poe
dersuiker, de cacaopoeder, de zeer stijf gesla
gen eiwitten, en het koffie-extract. Vul hier
mee hooge sorbetglazen en presenteer er
zachte biskwietjes of wafeltjes bij. De meeste
kinderen vinden deze chocoladebluf een heer
lijke versnapering. Maak de bluf niet al te
lang voor het gebruik, want stijfgeslagen
eiwit zakt tijdens het staan altijd eenigszins
uit.
DE BOERENZAKDOEK.
Wij kennen hem
allemaal, den gewo
nen, rood met wit
ten, katoenen boe-
renzakdoek, die
men tot voor eeni-
ge jaren alleen nog
maar in kleine
knusse winkeltjes
in achterdorpjes
kon krijgen, en die
in het leven van
den stadsmensch
geen rol meer
speelde.
Het rijk van den boerenzakdoek heeft zich in-
tussohen uitgebreid: van het land kwam
hij naar het strand, waar hij dezen zomer op
alle mogelijke manieren benut werd: dubbel
gevouwen tot een driehoek, van boven me
een bandje eraan, en van achteren vastge
knoopt. als één van de vele soorten van
„driehoekjes", die een integreerend deei van
het zonnebadcostuum uitmaakten, als hoofd
bedekking met een landelijk tintje, en
werden zelfs heele „bain de soleils" gemaakt
van een paar op ingenieuze wijze aan elkaar
gezette boerenzakdoeken. Het op de teeke
ning aangegeven patroon was het. meest ge
liefde ervoor: witte strepen rondom en witte
noppen in het midden.
Ondertusschen biedt de boerenzakdoek ook
voor het najaar en den winter mogelijkheden,
die niet te onderschatten zijn, vooral niet
voor hen, die iets origineels zoo weten te
dragen, dat het origineel blijft, maar niet
buitenissig of opzichtig wordt, een kunst, die
maar door weinigen beheerscht wordt.
Maar waarom zou men niet eens in plaats
van een zijden shawl een rood en boerenzak
doek onder zijn donkerblauwen najaarsman
tel dragen, of onder den witten regenman
tel?
En waarom zou men niet een wat kleinere
editie in de halsopening van zijn gladde don
kerblauwe truitje dragen, van voren over el
kaar geslagen of dichtgeknoopt en ingestopt,
en met de dubbele punt er van achteren over
heen op den rug?
En ais men een donkerblauwe of zwarte
jurk heeft met een rond wit kraagje, die van
voren een strik behoeft, waarom zou men er
dan een klaar koopen? Men knipt doodeen
voudig van een boerenzakdoek een paar
schuine reepen, zet die aan elkaar.slaat den
buitenkant in, zoomt dien af, en men heeft
een fleuriger en origineeler strik dan men
ooit in een winkel koopen kan!
WREED.
Alle klassen spraken onvriendelijk en bru
taal over haar.
„Van Kooien" gaf handwerkles en ze deed
dit zoo goed als ze kon, ze verzuimde zelden,
maar als ze met haar blosje op de wangen
voor de klas zat. en met haar heesche stem ons
iets trachtte uit te leggen, dan hoestte ze
veel. We hadden dan intusschen gelegenheid
om te praten en gekheid te maken: dan wond
ze zich op en maakte zich boos. Een van ons
zei dan geregeld: „Mer.sch. maak je niet
dik!" Van Kooien kon nooit nagaan waar die
stem precies vandaan kwam. hetgeen ons
weer een lachbui bezorgde. Kwamen we
daarna met ons werk bij haar om het te
laten controleeren dan merkten we dat Tiaar
stem totaal weg was en dat haar handen zóó
klam waren dat onze naalden, die ze een
oogenblik vastgehouden had, stroef door het
werk gingen. We trokken onze neuzen tegen
elkaar op, zóó dat juffrouw Van Kooien het
zien moest; en dat gefluister van haar von
den we wel grappig.
Het werd steeds onmogelijker op de hand
werkles, we bonden elkaar met de schorten
vast aan de banken en waren dan verbaasd
als de een of ander „zoo treuzelde" als ze
geroepen werd. „Van Kooien" werd steeds
driftiger tot we op een keer hoorden:
„Juffrouw van Kooien kan geen les meer ge
ven" en een tijd later: „Juffrouw van Kooien
is gestorven". Toen werden we wel even
stil. maar wat dit leven van „Van Kooien"
voor een tragedie geweest moest zijn daar had
den we ook toen nog geen begrip van.
ZWART IS ELEGANT.
„VERDOOFDE" EIEREN.
Onlangs heeft men iets nieuws bedacht
om eieren maanden lang frisch te houden.
In groote luchtledige ruimten werd stik
stof en koolzuur gevoerd. Deze beide gassen
onderbreken volkomen de „levensgeesten"
van de eieren, zoodat men kan zeggen, dat
de eieren min of meer „verdoofd" zijn. De
dusdanig geconserveerde eieren kan men op
iedere wijze bereiden; daar ze absoluut geen
slechte smaak of reuk overhouden. Men ge
looft dat het mogelijk is met genoemde gas
sen ook vleesch langen tijd versch te hou
den en te bewaren.
VLEKKEN OP HOORNEN MESHEFTEN.
Deze kan men doen verdwijnen en de hef
ten als nieuw maken, door ze in te smeren
met een papje van groene zeep en fijn Wee-
ner krijt, half om half. (Géén water er bij
doen iNa een poosje uitwrijven en daarna
opwrijven met een wollen lapje met fijn
krijt of witte was. Deze bewerking kan men
zoo noodig, herhalen.
BLOEMKOOL IN EEN
NIEUW KLEED.
Links: een klein strikje van hermelijn en
een roode gesp aan de ceintuur vormen de
.note gaie" van een eenvoudige japon van
zwart marocain. Langs halsuitsnijding en
manchetten zijn kleine ingestikte naadjes.
Midden: bijzonder feestelijk staat een gar
nituur van imitatie Breitschwanz of herme
lijn op een jurk van zwart fluweel. De rok
heeft van voren een kleine ingezette klok.
Rechts; japon van zwart en wit marocain.
Door het witte bovenstuk en den zwarten rok
maakt het geheel een zeer slanken indruk.
Het strikje is van imitatie bont.
Bloemkool mag zeker gerekend worden tot
de groenten die bij het Hollandsche publiek
in den smaak vallen.
Maar zooals gewoonlijk gaat, ook zelfs
met de fijnste gerechten: diezelfde bloemkool
begint ons op den duur te vervelen, als we ze
til te dikwijls (en dan nog steeds in denzelfden
vorm) op tafel brengen. Het kan daarom van
belang zijn. om eens na te gaan, of we in den
tijd van bloemkoolovervloed geen middeltjes
kunnen toepassen, waardoor het gevaar voor
eentonigheid vermeden wordt.
De eerste keeren, dat onze echte zomer
bloemkool ons wordt voorgezet, weten we
niet beter of het „melksausje" vormt er een
onmisbaar onderdeel van.
Eenige weken verder.... en we zouden dat
onmisbare sausje graag wegkijken van de
schaal, zóó verveelt het ons.
Maar waarom dan er aan vastgehouden?
Minstens even smakelijk. en ter afwisse
ling zeker aan te bevelen is de bloemkool,
die in de schaal is overgoten met wat gesmol
ten boter (als we 't bijzonder smakelijk willen
maken, druppelen we door de gesmolten boter
een ietsje soja.
Of. blijven we hechten aan een bedekkende
saus. dan bestaat er geen enkele reden waarom
't juist altijd de.melksaus zou moeten zijn en
niet b.v. eens een tomaten-, een kerry-, een
kaas- of zelfs een garnalensausje: die alle
passen uitstekend bij de bloemkool.
In de hoop, dat verschillende lezeressen er
haar menu mee kunnen varieeren laat ik hier
eenige recepten volgen, die wel in den smaak
zullen vallen.
Bloemkool met gebruinde boter (4 personen).
1 flinke bloemkool. 30 G. (3 afgestreken eet
lepels) boter, 1 eetlepel azijn, 1 2 theelepel
soja. 1 eetlepel fijngehakte peterselie.
Maak de bloemkool op de bekende wijze
schoon (liefst in haar geheel) en kook ze gaar
in ruim kokend water met zout (ongeveer l 2
uur). Schep ze met een schuimspaan uit de
pan, laat ze goed droog uitlekken en breng ze
over in een verwarmde schaal.
Zorg, dat intusschen de boter lichtbruin is
gebakken, strooi, er de gehakte peterselie in,
roer er den azijn en de soja door en giet dan
het mengsel over de bloemkool.
Bloemkool met. kerrpsaus en garnalen (4
personen). 1 Flinke bloemkool, 4 d.I.. kokend
water met 2 bouillonblokjes. 1 theelepel kerry,
30 G. (3 afgestreken eetlepels) boter. 100 G.
(1 ons) gepelde garnalen.
Kook de schoongemaakte bloemkool (liefst
in haar geheel) in kokend water met zout
gaar.
Bereid intusschen de saus, door de boter
met de bloem en de kerry roerende te verwar
men tot een glad papje, daarbij langzamer
hand den bouillon te voegen en het mengsel
dan even te laten doorkoken. Wasch de gar
nalen in wat water met zout en roer ze door
de warme saus.
Schep op een schuimspaan de bloemkool
goed droog over op een verwarmden schotel:
overgiet ze geheel met de saus.
Omring dit bloemkoolgerecht desverkiezen
de met een rand van gebakken saucijsjes voor
4 personen ongeveer 250'a 300 G.)
Bloemkool au gratin (4 personen). 1 Flinke
bloemkool. 1 2 L. melk, 40 G. (4 afgestreken
eeetlepels» bloem, 30 G. (3 afgestreken eet-
lepens boter. 60 G. (ongeveer 4 volle eetlepels)
geraspte kaas, 1 theelepel soja.
Kook de bloemkool in kokend water met
zout gaar (liefst in haar geheel); leg ze met
behulp van een schuimspaan goed droog uit
gelekt in een vuurvasten schotel.
Verwarm roerende de bloem met 2 lepels
van de boter tot een gelijk papje, voeg daar
bij langzamerhand de melk en laat de saus
even doorkoken tot ze flink gebonden is; maak
ze dan af met soja, 3 lepels van de geraspte
kaas en zooveel zout als voor den smaak noo
dig blijkt te zijn.
Bedek de bloemkool geheel met de saus;
strooi er het restje van de geraspte kaas over
en spreid er de overgehouden boter over. in
kleine klontjes verdeeld.
Zet den schotel in den oven, tot de overge-
strooide kaas goudbruin is gekleurd.
Presenteer dit gerecht als een „groente-
tusschenschotel", zonder toevoeging dus van
versch vleesch of aardappelen; of wél, geef
er varkenscoteletjes of saucijsjes bij met
aardappelpurée of met gekookte aardappelen.
Bloemkool met tomatensaus (4 personen).
1 Flinke bloemkool, 4 d.L. kokend water met
2 bouillonblikjes, 4 eetlepels dikke tomaten-
purée, 30 G. (3 afgestreken eetlepels bloem,
20 G. (2 afgestreken eetlepels) boter, wat ge
hakte peterselie.
Kook de bloemkool op de gewone wijze gaar
en breng ze met behulp van een schuimspaan
goed uitgelekt in een verwarmde schaal over.
Bereid, even voordat de kool gaar is, de
saus. Verwarm daarvoor roerende de boter met
de bloem tot een gelijk papje, voeg er lang
zamerhand eerst de tomatenpurée en vervol
gens den bouillon bij en Iaat de saus een
oogenblik zachtjes doorkoken.
Giet de saus over de bloemkool en strooi er
ten slotte de fijngehakte peterselie op.