R DE VROU - liS- KLOSKANT. dmms besten Schaalkwek VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933 HAARCE M'S DA'GB C A D O Vóór me ligt een uitgave van Van Holke- ma en Warendorf, getiteld: Kantwerk Het maken van kloskant, door M. Schutten-Put- ters, directrice van de Nederl. Kantvereeni- ging „Het Molenwiekje". En het geheel doet me ouderwets aan. Niet het boekje zelf dat er inderdaad zeer goed verzorgd uitziet, dat van het allereerste begin af het kantklossen beschrijft, dat zeer veel mooie werkstukken met duidelijke fo to's te zien geeft, en waarbij ook nog op vier bijlagen de patronen tot in de finesses zijn uitgelegd dit alles is aantrekkelijk en mooi genoeg. Maar men vraagt zich onwillekeurig in de eerste plaats af: Wie heeft daar nu nog tijd voor? Wie heeft nog zooveel tijd dat zij het groote en omslachtige kantkussen te voor schijn gaat halen, dat zij al het werk van klosjes winden, zelfs wanneer het machi naal gaat, ervoor over heeft, en alles wat er verder nog aan te pas komt. Om dan nog maar niet eens te spreken van de ruimte die men voor het werk noodig heeft, van het aparte tafeltje waaraan liefst gewerkt wordt, van de moeilijkheid met goed licht, wat tegen den winter toch ook wel een overweging waard is en van het bezwaar dat dit geen handwerk is, dat meegenomen kan worden wanneer men bij een vriendin of familielid eens wat gezellig gaat zitten handwerken. We zijn dus aangewezen op thuis, maar omdat we er niet maar zoo eens een ver loren oogenblikje aan kunnen werken moe ten wij er den heelen morgen of middag voor nemen. Door de verlichtingsvraag zal de avond in de meeste gevallen al niet in het stuk voorkomen. Maar nu zijn we bloedig bezig aan een smal kantje, totdat we, zooals het een ken nis van me ging, een aardig kantje in een winkel zien voor een paar centen per me ter, dat, zij het dan ook wat grover, opval lend veel op ons eigen moeizaam gewerkte kantje lijkt. We koopen een meter van de kant, zetten het op en inderdaad blijkt deze machinaal gekloste kant op het kantkussen gewoon voortgezet te kunnen worden. Een omstandigheid die de dame in kwestie dan ook voor goed het klossen van kant deed opgeven. Nu zal een kantwerkster mij allicht ant woorden: maar dat is met breien en haken toch ook zoo, elk gekocht jumpertje of mutsje kan nagemaakt worden en dan ver schillen de twee niets in uitvoering. Vol komen waar, maar het groote verschil ligt hierin, dat breien en haken sne.l resultaat toonen, terwijl kantklossen zeer langzaam vordert, en daardoor, wil men er eenig ple zier van hebben, een groote hoeveelheid tijd vraagt. En het komt mij toch voor, dat dit niet meer in onzen tijd past. Niet, omdat het tempo van tegenwoordig ons voortjaagt, of omdat handwerken een te geestdoodende arbeid is voor de vrouw van heden; want om het leven eens te laten ja gen en om zelf een stapje opzij van den groo- ten verkeersweg af te doen, en met een handwerkje in de vingers eens tot zichzelf te komen, en rustig te kunnen denken over alles wat het denken waard is, dat kan een heilzamen invloed uitoefenen. En zoo is voor velen een handwerk nog weieens een toe vlucht in een druk leven, waarbij de handen actief werk verrichten, maar die een mini mum van gedachten vragen, zoodat deze hun eigen weg kunnen gaan. Maar de uren en uren die noodig zijn om met het kantklossen eenig resultaat te zien, en dan het zekere wéten, dat dit werk evengoed gekocht kan worden, dat geeft er een drukkende sfeer aan, die menigeen niet kan overwinnen en die naar andere werkjes doet omzien. Zooals sommigen dan ook met ontzag in hun stem kunnen spreken van een linnen kleed, dat „met de hand geklost" is, dat doet even onnoodig aan als het zoomen van la kens met de hand. wat voor menigeen even bewonderenswaardig schijnt te zijn. Handwerken is een prachtige kunst en sommigen hebben het er ongeloofelijk ver in gebracht, Maar wanneer de machine het evengoed, soms zelfs beter kan en veel vlug ger, dan heeft het zijn tijd toch wel gehad. E. E. J.—P. WARME MANTELS. Links: deze warme mantel van genopte wollen stof, kameelhaar of iets dergelijks, met 'n dubbele rij knoopen, beschut ons tegen alle weersomstandigheden. In den rug een ceintuurtje, dat met een knoop sluit. Midden: kleurige slank vallende jas van zwart gemêleerde wollen stof. De sluiting valt opzij. Heel, apart zijn de dicht geknopte man chetten. Rechts: sportmantel van dikke wollen stof. Heel modern is de oplossing van de revers. Twee kleine zakjes verhoogen het sportieve idee van de jas. De knoopen zijn van donker leer. JEANNE DE PL. CAPE'JES EN PELLERINETJES. Ze staan niet alleen bijzonder aardig: de cape'jes en pellerinetjes, die we dezen herfst en winter zullen dragen; maar ze zijn ook practisch. Is het weer te warm voor een zwaren win termantel; wel dan dragen we het cape'je bij een jurk. Het verschil met het cape'je dat we dezen zomer droegen bestaat daarin, dat de nieuwe pelerines een pas hebben, die over de schou ders loopt. Aan deze pas wordt een ruim val lend volant gerimpeld .die tot den elleboog reikt. Meestal wordt het cape'je van hetzelfde materiaal als de japon vervaardigd: maar men zal ook veel effen capes bij gebloemde of anders bewerkte japonnen dragen. Men moet er dan op letten, dat de grondtinten in ieder geval harmonieeren. De afwerking bestaat uit een shawlkraagje van bont, dat in twee slipjes eindigt */yr ''v' 0U Door alle eeuwen heen is de vrouw een raadsel genoemd: het schoone raadsel. En door alle eeuwen heen is de vrouw zelf daar trotsch op geweest. Want nietwaar: een raadsel moet een op lossing hebben, een raadsel houdt iets in, iets geheimzinnigs en interessants. Wat dit is de mannen raden er vergeefs naar. Wij vrou wen weten het geheim en bewaren het zorgvuldig. Niet één vrouw in al die eeuwen heeft het verklapt. Dat is wel een zeldzame prestatie, en dat nog wel van een geslacht waarvan men zegt, dat het geen geheimen kan bewaren! Dit is op zich zelf weer een raadsel. En je bent ge neigd de oplossing hierin te zoeken: zou het ook kunnen zijn, dat de vrouwen zelf het ge heim niet kennen en alleen maar zwijgen om dat ze niets verklaren kunnen? „Ellendige wezens zijn we toch, ellendig", zegt een jong, pas getrouwd vrouwtje tegen me. „Weet je wel, dat ik het maar niet kan laten mijn man jaloersch te maken. En waarom? Ik houd dol veel van hem, ik zou hem geen verdriet willen doen. En toch Toch doe ik in zijn gezelschap erg graag aar dig tegen andere mannen die me niets kun nen schelen. Ik weet, dat hij het naar vindt, dat hij er onrustig door wordt en op dat mo ment twijfelt of mijn liefde voor hem wel echt is. Ik vind het echt min van mezelf en toch kan ik het niet laten. Eiken keer be zwijk ik weer voor de verleiding." Ja, wat is dat? Probeert ze door het prik kelen van zijn jaloezie haar man nog meer aan zich te binden? Wil ze hem laten zien dat andere mannen haar ook aardig vinden en hem haar bezit nog meer op prijs laten stellen! Ja, misschien is het wel zoo iets en nog iets andersJe weet het niet pre cies. Het jonge vrouwtje noemt het „vrou welijke gemeenheid". Ze is niets trotsch op de vreemde krachten die haar drijven. Zij iseen gelukkige uitzondering. Als haar man met verwijten zal komen, zal ze die aanvaarden omdat, ze ze rechtvaardig vindt. Een gevolg van haar verkeerd gedrag. Maar er zijn genoeg vrouwen die zich maar laten gaan op dat raadselachtige instinct van jaloersch-willen-maken. Daar past dan ook in, dat, ze de verwijten van echtgenoot of verloofde belachelijk noemen en de belee- digde spelen op den koop toe. Wat tot aller- lei conflicten leidt die nergens een wezen lijken grond hebben. Wij vrouwen zijn onszelf dikwijls een raad sel. Laten we dat maar bekennen. Vooral in liefdes-zaken hebben we vaak de gewoonte de dingen net anders om te zeggen dan we ze bedoelen. En hoe dikwijls hebben we ons zelf en anderen daar al verdriet mee gedaan. Een man is honderd maal eerlijker in de liefde dan een vrouw. De oorzaak kan na tuurlijk gezocht worden in schuchterheid, in coquetterie, in het veroverd willen wezen. Maar wat de oorzaak dan ook is: eerlijk zijn we niet. We willen een raadsel blijven, we willen de mannen zich laten aftobben dat raadsel op te lossen. Zelfs de mannen van wie we werkelijk houden, schepen we met dergelijke problemen op, terwijl we weten dat we hen daar zeker niet gelukkiger mee maken. Ondanks het feit dat de moderne vrouw frank en vrij langs de wegen gaat, gaat de liefde toch nog altijd langs kronkelpaadjes. Gedreven door oer-oude instincten en tra dities plegen we dan onze eerlijkheid te ver liezen. We worden weer „raadsels", waarvan we zelf de oplossing wel eens zouden willen weten. Maar laten we dan tenminste eerlijk zijn om die „raadselachtigheid" te erkennen en er ons niet op voor te laten staan. Ik geloof niet, dat de vrouw haar bekoring zal verliezen als ze wat minder raadsel is. Vooral in deze moeilijke tijden waarin de man al genoeg raadsels op te lossen krijgt, heeft hij niet ook nog behoefte aan een raad sel thuis. In deze tijden heeft hij meer dan ooit behoefte aan een kameraad. BEP OTTEN. Wij kunnen U een ongeëvenaarde sor teering voorleggen in IN ALLE PRIJZEN ABR. MEIJER KWALITEIT ZUINIGHEID EN VLIJT. KOUSENBESCHERMERS. Het slijten van de kousen is een voortdu rende zorg voor de huisvrouw, want behal ve het vele en steeds terugkeerende werk, datr het meebrengt, is het telkens moeten aan vullen van den kousenvoorraad een groote post op het huishoudbudget. Het is in dit verband zeer de moeite waard eens te probeeren, hoezeer men het uithou dingsvermogen van kousen en sokken kan verlengen door aparte „voeten" te maken uit de beenen van afgedankte kousen. Zulke extra voeten zijn gemakkelijk te knippen naar het model van een nieuwe kous. Na tuurlijk moet de naad. die op den voet valt, plat worden gelegd, opdat hij bij het loopen geen pijn veroorzaakt. Langs den bovenkant moet een haak- of festonsteekje worden ge werkt om uitrafelen te voorkomen. Deze ex tra-voet wordt onder de kous gedragen en voorkomt het doorslijten van hiel en teen. KEUKENGEHEIMEN. Aardappelcroquetten met ham (4 personen) 400 gr. gekookte aardappelen (ongeveer 10 stuks), 1/2 ons ham, 1 d.L. melk. 1 lepel boter, wat peper, zout, nootmuskaat, fijngehakte peterselie, 1 ei, paneermeel, een ijzeren potje met frituurvet. Maak de warme, gekookte aardappelen fijn met een stevige houten lepel of een puree- stamper, of laat de koude gekookte aardappe len goed warm worden in ruim kokend water met zout, giet ze af en wrijf ze daarna op dezelfde wijze fijn: vermeng ze met de boter, de melk. de fijngesneden ham. peper, zout, nootmuskaat, en de fijngehakte peterselie. Vorm van dit deeg croquetten of balletjes, wentel ze in paneermeel, daarna in een losge klopt ei, tenslotte nog eenmaal in paneermeel en bak ze in een diep pannetje gevuld met dampend heet vet vlug bruin. Laat de cro quet] es even op grauw papier uitlekkken en presenteer ze als voorgerechtje (als lang werpige croquetten) of als aardappelgerecht in den vorm van balletjes) bij b.v, biefstuk, ossenhaas, enz. Gesmoorde uien (4 personen): 2 L. kleine uien. 2 1/2 d.L. melk. 1 theelepel suiker, wat zout, peper en nootmuskaat, 2 lepels boter. 1 lepel tarwemeel. Laat de uien even in kokend water weeken; zij zijn dan bij het schoonmaken minder hin derlijk voor de oogen; maak ze schoon, wasch ze en doe ze met de boter en de suiker in een geëmailleerde pan. Laat ze. af en toe schud dende, even warm worden; voeg er een scheutje water en zout bij en laa,t ze daarmee zachtjes ongeveer T2 uur gaarsmoren, vooral zorg dragende, dat er steeds wat water op den bodem is. daar anders de uien bruin zouden worden. Roer het tarwemeel erdoor en giet dan langzamerhand steeds roerende de melk erbij, tot een gebonden saus is gevormd, die de uien juist omhult. Maak het gerecht af met wat peper, nootmuskaat en misschien wat zout. Als de uien groot zijn, snijd ze dan bij het schoonmaken in tweeën of in vieren. Chocolade bluf: 14 L. slagroom 2 eiwitten, 1/2 ons gezeefde poedersuiker, 20 gr. cacao poeder, desverkiezende een scheutje koffie- extract. Klop de slagroom stijf, meng ze met de poe dersuiker, de cacaopoeder, de zeer stijf gesla gen eiwitten, en het koffie-extract. Vul hier mee hooge sorbetglazen en presenteer er zachte biskwietjes of wafeltjes bij. De meeste kinderen vinden deze chocoladebluf een heer lijke versnapering. Maak de bluf niet al te lang voor het gebruik, want stijfgeslagen eiwit zakt tijdens het staan altijd eenigszins uit. DE BOERENZAKDOEK. Wij kennen hem allemaal, den gewo nen, rood met wit ten, katoenen boe- renzakdoek, die men tot voor eeni- ge jaren alleen nog maar in kleine knusse winkeltjes in achterdorpjes kon krijgen, en die in het leven van den stadsmensch geen rol meer speelde. Het rijk van den boerenzakdoek heeft zich in- tussohen uitgebreid: van het land kwam hij naar het strand, waar hij dezen zomer op alle mogelijke manieren benut werd: dubbel gevouwen tot een driehoek, van boven me een bandje eraan, en van achteren vastge knoopt. als één van de vele soorten van „driehoekjes", die een integreerend deei van het zonnebadcostuum uitmaakten, als hoofd bedekking met een landelijk tintje, en werden zelfs heele „bain de soleils" gemaakt van een paar op ingenieuze wijze aan elkaar gezette boerenzakdoeken. Het op de teeke ning aangegeven patroon was het. meest ge liefde ervoor: witte strepen rondom en witte noppen in het midden. Ondertusschen biedt de boerenzakdoek ook voor het najaar en den winter mogelijkheden, die niet te onderschatten zijn, vooral niet voor hen, die iets origineels zoo weten te dragen, dat het origineel blijft, maar niet buitenissig of opzichtig wordt, een kunst, die maar door weinigen beheerscht wordt. Maar waarom zou men niet eens in plaats van een zijden shawl een rood en boerenzak doek onder zijn donkerblauwen najaarsman tel dragen, of onder den witten regenman tel? En waarom zou men niet een wat kleinere editie in de halsopening van zijn gladde don kerblauwe truitje dragen, van voren over el kaar geslagen of dichtgeknoopt en ingestopt, en met de dubbele punt er van achteren over heen op den rug? En ais men een donkerblauwe of zwarte jurk heeft met een rond wit kraagje, die van voren een strik behoeft, waarom zou men er dan een klaar koopen? Men knipt doodeen voudig van een boerenzakdoek een paar schuine reepen, zet die aan elkaar.slaat den buitenkant in, zoomt dien af, en men heeft een fleuriger en origineeler strik dan men ooit in een winkel koopen kan! WREED. Alle klassen spraken onvriendelijk en bru taal over haar. „Van Kooien" gaf handwerkles en ze deed dit zoo goed als ze kon, ze verzuimde zelden, maar als ze met haar blosje op de wangen voor de klas zat. en met haar heesche stem ons iets trachtte uit te leggen, dan hoestte ze veel. We hadden dan intusschen gelegenheid om te praten en gekheid te maken: dan wond ze zich op en maakte zich boos. Een van ons zei dan geregeld: „Mer.sch. maak je niet dik!" Van Kooien kon nooit nagaan waar die stem precies vandaan kwam. hetgeen ons weer een lachbui bezorgde. Kwamen we daarna met ons werk bij haar om het te laten controleeren dan merkten we dat Tiaar stem totaal weg was en dat haar handen zóó klam waren dat onze naalden, die ze een oogenblik vastgehouden had, stroef door het werk gingen. We trokken onze neuzen tegen elkaar op, zóó dat juffrouw Van Kooien het zien moest; en dat gefluister van haar von den we wel grappig. Het werd steeds onmogelijker op de hand werkles, we bonden elkaar met de schorten vast aan de banken en waren dan verbaasd als de een of ander „zoo treuzelde" als ze geroepen werd. „Van Kooien" werd steeds driftiger tot we op een keer hoorden: „Juffrouw van Kooien kan geen les meer ge ven" en een tijd later: „Juffrouw van Kooien is gestorven". Toen werden we wel even stil. maar wat dit leven van „Van Kooien" voor een tragedie geweest moest zijn daar had den we ook toen nog geen begrip van. ZWART IS ELEGANT. „VERDOOFDE" EIEREN. Onlangs heeft men iets nieuws bedacht om eieren maanden lang frisch te houden. In groote luchtledige ruimten werd stik stof en koolzuur gevoerd. Deze beide gassen onderbreken volkomen de „levensgeesten" van de eieren, zoodat men kan zeggen, dat de eieren min of meer „verdoofd" zijn. De dusdanig geconserveerde eieren kan men op iedere wijze bereiden; daar ze absoluut geen slechte smaak of reuk overhouden. Men ge looft dat het mogelijk is met genoemde gas sen ook vleesch langen tijd versch te hou den en te bewaren. VLEKKEN OP HOORNEN MESHEFTEN. Deze kan men doen verdwijnen en de hef ten als nieuw maken, door ze in te smeren met een papje van groene zeep en fijn Wee- ner krijt, half om half. (Géén water er bij doen iNa een poosje uitwrijven en daarna opwrijven met een wollen lapje met fijn krijt of witte was. Deze bewerking kan men zoo noodig, herhalen. BLOEMKOOL IN EEN NIEUW KLEED. Links: een klein strikje van hermelijn en een roode gesp aan de ceintuur vormen de .note gaie" van een eenvoudige japon van zwart marocain. Langs halsuitsnijding en manchetten zijn kleine ingestikte naadjes. Midden: bijzonder feestelijk staat een gar nituur van imitatie Breitschwanz of herme lijn op een jurk van zwart fluweel. De rok heeft van voren een kleine ingezette klok. Rechts; japon van zwart en wit marocain. Door het witte bovenstuk en den zwarten rok maakt het geheel een zeer slanken indruk. Het strikje is van imitatie bont. Bloemkool mag zeker gerekend worden tot de groenten die bij het Hollandsche publiek in den smaak vallen. Maar zooals gewoonlijk gaat, ook zelfs met de fijnste gerechten: diezelfde bloemkool begint ons op den duur te vervelen, als we ze til te dikwijls (en dan nog steeds in denzelfden vorm) op tafel brengen. Het kan daarom van belang zijn. om eens na te gaan, of we in den tijd van bloemkoolovervloed geen middeltjes kunnen toepassen, waardoor het gevaar voor eentonigheid vermeden wordt. De eerste keeren, dat onze echte zomer bloemkool ons wordt voorgezet, weten we niet beter of het „melksausje" vormt er een onmisbaar onderdeel van. Eenige weken verder.... en we zouden dat onmisbare sausje graag wegkijken van de schaal, zóó verveelt het ons. Maar waarom dan er aan vastgehouden? Minstens even smakelijk. en ter afwisse ling zeker aan te bevelen is de bloemkool, die in de schaal is overgoten met wat gesmol ten boter (als we 't bijzonder smakelijk willen maken, druppelen we door de gesmolten boter een ietsje soja. Of. blijven we hechten aan een bedekkende saus. dan bestaat er geen enkele reden waarom 't juist altijd de.melksaus zou moeten zijn en niet b.v. eens een tomaten-, een kerry-, een kaas- of zelfs een garnalensausje: die alle passen uitstekend bij de bloemkool. In de hoop, dat verschillende lezeressen er haar menu mee kunnen varieeren laat ik hier eenige recepten volgen, die wel in den smaak zullen vallen. Bloemkool met gebruinde boter (4 personen). 1 flinke bloemkool. 30 G. (3 afgestreken eet lepels) boter, 1 eetlepel azijn, 1 2 theelepel soja. 1 eetlepel fijngehakte peterselie. Maak de bloemkool op de bekende wijze schoon (liefst in haar geheel) en kook ze gaar in ruim kokend water met zout (ongeveer l 2 uur). Schep ze met een schuimspaan uit de pan, laat ze goed droog uitlekken en breng ze over in een verwarmde schaal. Zorg, dat intusschen de boter lichtbruin is gebakken, strooi, er de gehakte peterselie in, roer er den azijn en de soja door en giet dan het mengsel over de bloemkool. Bloemkool met. kerrpsaus en garnalen (4 personen). 1 Flinke bloemkool, 4 d.I.. kokend water met 2 bouillonblokjes. 1 theelepel kerry, 30 G. (3 afgestreken eetlepels) boter. 100 G. (1 ons) gepelde garnalen. Kook de schoongemaakte bloemkool (liefst in haar geheel) in kokend water met zout gaar. Bereid intusschen de saus, door de boter met de bloem en de kerry roerende te verwar men tot een glad papje, daarbij langzamer hand den bouillon te voegen en het mengsel dan even te laten doorkoken. Wasch de gar nalen in wat water met zout en roer ze door de warme saus. Schep op een schuimspaan de bloemkool goed droog over op een verwarmden schotel: overgiet ze geheel met de saus. Omring dit bloemkoolgerecht desverkiezen de met een rand van gebakken saucijsjes voor 4 personen ongeveer 250'a 300 G.) Bloemkool au gratin (4 personen). 1 Flinke bloemkool. 1 2 L. melk, 40 G. (4 afgestreken eeetlepels» bloem, 30 G. (3 afgestreken eet- lepens boter. 60 G. (ongeveer 4 volle eetlepels) geraspte kaas, 1 theelepel soja. Kook de bloemkool in kokend water met zout gaar (liefst in haar geheel); leg ze met behulp van een schuimspaan goed droog uit gelekt in een vuurvasten schotel. Verwarm roerende de bloem met 2 lepels van de boter tot een gelijk papje, voeg daar bij langzamerhand de melk en laat de saus even doorkoken tot ze flink gebonden is; maak ze dan af met soja, 3 lepels van de geraspte kaas en zooveel zout als voor den smaak noo dig blijkt te zijn. Bedek de bloemkool geheel met de saus; strooi er het restje van de geraspte kaas over en spreid er de overgehouden boter over. in kleine klontjes verdeeld. Zet den schotel in den oven, tot de overge- strooide kaas goudbruin is gekleurd. Presenteer dit gerecht als een „groente- tusschenschotel", zonder toevoeging dus van versch vleesch of aardappelen; of wél, geef er varkenscoteletjes of saucijsjes bij met aardappelpurée of met gekookte aardappelen. Bloemkool met tomatensaus (4 personen). 1 Flinke bloemkool, 4 d.L. kokend water met 2 bouillonblikjes, 4 eetlepels dikke tomaten- purée, 30 G. (3 afgestreken eetlepels bloem, 20 G. (2 afgestreken eetlepels) boter, wat ge hakte peterselie. Kook de bloemkool op de gewone wijze gaar en breng ze met behulp van een schuimspaan goed uitgelekt in een verwarmde schaal over. Bereid, even voordat de kool gaar is, de saus. Verwarm daarvoor roerende de boter met de bloem tot een gelijk papje, voeg er lang zamerhand eerst de tomatenpurée en vervol gens den bouillon bij en Iaat de saus een oogenblik zachtjes doorkoken. Giet de saus over de bloemkool en strooi er ten slotte de fijngehakte peterselie op.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7