I
I
LETTEREN EN KUNST
„SHEPPEY.
I HEEMSTEEDSCHE MUZIEKSCHOOL fgg Radiomuziek der week.
Amsterdamsche
Tentoonstellingen.
n
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
14
HET TOONEEL
LOUIS DAVIDS EN HET
LEIDSCHEPLEINTHEATER.
Een zich beperkende meester.
Als een ras-tingeltangel-artiest schetst Jan
Feith Louis Davids in zijn boek „Tin 'tan-
gel", Tingeltangel-artiest, omdat er nu een
maal geen beter Hollandsch woord gevonden
is voor „variété" of „cabaret".
Maar welk een tingeltangels zijn het, die
Louis Davids exploiteert! Het Kurhauscaba-
ret te Scheveningen, dat zich in de vier jaar
van zijn bestaan een Europeesche vermaard
heid verwierf, en het Leidscheplein-theater.
Het best ingerichte kleinkunsttheater in
Europa en het nieuwe theater te Amsterdam,
dat vandaag zijn deuren opent voor de pre
mière, en dat voor Davids een vaste basis in
de hoofdstad wordt, al zal hij er niet altijd
spelen.
Men weet het, aan het Cornelius Broere
huis te Amsterdam, een vergadergebouw in
den hoek van het Leidscheplein tusschen
Leidschestraat en Kleine Gartmanplantsoen,
is den laatsten tijd verbouwd en een gedeelte
er van wordt nu ingenomen door het intieme
theater, dat slechts 360 plaatsen bevat.
Een kleine- tengere figuur is Davids in de
ruime kamer van zijn groot huis aan de Vos-
siusstraat, dat op het Vondelpark uitziet. Een
kleine figuur, tusschen den imposanten vleu
gel en het groote bureau. Maar Holland's on
betwist grootste cabaret-artist van nu. Ge
zoudt het in de verste verte niet veronder
stellen, dat hij nu 19 December vijftig jaar
wordt
Louis Davids vijftig jaar. Dat beteekent
bijna, dat hij ook vijftig jaar op de „Bühne"
staat. Hoe hij uit een familie van variété-
artisten is voortgekomen, hij en zijn broer
Hakkie, de pianist en zijn zusters Henriëtte
en Rika, dat is bekend genoeg. Hoe hij gebo
ren Rotterdammer, opgekomen uit het ver
maakscentrum van de Zandstraat, zijn weg
naar den roem zag leiden via de kermistent
en den waren „tingeltangel" naar de buiten-
landsche schouwburg-zalen en het Nederland-
sche revuetooneel, iedereen weet het. De lied
jes uit zijn eerste revue's „Koning 'k Zie zoo
wat", „Loop naar den Duivel", enz. zijn nog
bekend, „Zandvoort aan de Zee" blijft voor
altijd populair. Maar dat Louis Davids nu
reeds vijftig is, dat zouden weinigen vermoed
hebben. Als dertienjarige knaap schreef hij
liedjes, nu schrijft hij ze nog, en hoeveel
roem en reden tot erkentelijkheid voor het
Nederlandsche publiek liggen daar niet tus
schen?
In de drukte der beslommeringen, die aan
de opening vooraf gaan, vindt Louis Davids
nog even tijd om ons wat te zeggen over zijn
nieuwe nederzetting in de stad, die veelal als
zijn vaderstad wordt aangemerkt, ten on
rechte. Na het vele, dat er reeds over het
Leidscheplein-theater gepubliceerd is, hebben
wij hem niet vfeel te vragen.
„Het wordt", zegt hij, „een vaste basis voor
alle tooneelgezelschappen. Een klein theater
voor een beperkt publiek, waar de vroolijkste,
zoowel als de meest serieuze kunst zal gebo
den worden. En dat zich ook zal onderschei
den door goedkoope prijzen. Ook buitenlan
ders zullen er optreden, maar", daar legt
de heer Davids den nadruk op „dit is te
gen mijn zin. het is slechts een gevolg van
bindende contracten. Het is de bedoeling, dat
het theater in de toekomst een schouwburg
voor Hollandschc kunst zal zijn".
Verschillende gezelschappen zullen er op
treden, het Groot Nederlandsch Tooneel, het
Nieuw Nederlandsch en andere. De première
wordt verzorgd door het Groot-Nederlandsch
met „Week-End" onder regie van Frits van
Dijk.
En uw eigen gezelschap?
Zelf zal ik zelden in Amsterdam zijn. Voor
den eersten keer kom ik in mijn theater 16
December met ,.It 's a girl", een stuk met
Fientje de la Mar, waarin Louis Davids
-meespeelt. De voorstellingen te Sche
veningen toch, zullen van den zomer hervat
worden, en dezen winter is het Gezelschap
van het Kurhaus Cabaret op tournée in de
provincie! Zoo komen Davids en de zijnen van
den winter ook weer in Haarlem. Een vaste
bespeling is het te Amsterdam dus geenszins,
en de heer Davids legde er den nadruk op.
dat hij er wel de commercieele leiding voert,
maar dat hij voor de artistieke slechts dan
verantwoording draagt, wanneer hij er zelf
optreedt.
Het repertoire?
Louis Davids heeft hot nog dezer dagen
voor de radio afgekondigd, er staan .dertig
nieuwe liedjes op en er zullen verschillende
zeer bijzondere nummers in voorkomen. Zoo
zijn dezen winter aan het gezelschap verbon
den The Harmony Kings, vier neger-zangers
en de beroemde Weensche kunstenaar Fred.
Roner.
De interviewer spreekt den wensch uit, dat
de cabaretliedjes van Louis Davids nog eens
in gebundelden vorm mochten verschijnen,
maar de cabaretier wijst het denkbeeld af.
Hij heeft besloten zijn liedjes niet meer in
druk te doen uitgeven en als wij verwonderd
de reden daarvan vragen, hooren wij, dat het
dilettantisme hem er aanleiding toe heeft ge
geven. Het was niet in het belang van de
liedjes zelf, dat zij door iedereen gezongen
worden, omdat niet iedereen ze goed zingt.
Dit laatste doet den naam van onzen groo-
ten cabaretier schade en het is wel teekenend
voor Davids' meesterschap, dat juist hij, die
zijn onderwerpen grijpt uit het volk en wiens
kunst weerklank vindt in het volk, zich in dit
opzicht eenige wapening moet verschaffen.
Zoo algemeen en breed menschelijk zijn stof
is, zoo exclusief is de bewerking en de weer
geving, zóó teer en eigen, dat deze zeer fijn-
gevoelde kunst niet de minste verminking
verdraagt.
Louis Davids zong voor His Master's Voice,
doch ook dit heeft hij besloten op te geven,
voor de gramofoon zal hij niet meer zingen,
voor de radio nog slechts sporadisch.
Zoo blijkt uit dit onderhoud,hoe deze waarlijk
groote, die van zijn jongste jaren af streefde
naar een immer beter genre, wel verre van de
populariteit na te jagen, zich zelf scherp be
paalde en weloverwogen beperkingen oplegt.
Beperkingen, die er slechts toe leiden kunnen
de kunst zelve en anders niet te dienen.
Dit toetsende aan onze eigen ervaring, dat
Davids met een ongetwijfeld vaak zeer litte
rair genre en een fijne ironie, zich groote ge
deelten van de massa wel moet zien ontval
len, komen wij tot een laatste vraag:
Hoe is de reactie van het publiek op uw
genre?
En het antwoord is dan dit: Meer en meer
kom ik tot de vorming van een eigen pu
bliek, een eigen beperkten kring.
Welnu dan, laten wij hopen, dat deze kring
in dit Amsterdamsche pied-a-terre met zijn
begaafden meester een vast contact verkrijgt.
Dat daarbuiten Louis Davids in vele zan
gen toch de dichter van ons volk zal blijven,
daaraan bestaat geen twijfel.
Wellicht is het lied van den „kleinen Man"
daar het beste bewijs voor!
HET NIEUWE TOONEEL.
JIJ.... EN CEEN ANDER.
Ik heb op het tooneel al heel wat verliefde
mannen zien rondloopen, maar nog nooit één,
die het zoo hevig te pakken had, als de me
neer, die op de spelerslijst van het blijspel:
„Jij..., en geen ander' van Louis Verneuil
wordt aangeduid als „de jonge man". Hij is
zoo.smoor verliefd op mevrouw Thonnerqt, dat
hij, eenmaal haar huis binnengedrongen, er
zich door geen kanonskogel meer uit zou laten
verdrijven. Voor mevrouw Thonneret, die
haar man trouw wil blijven, is dat wel heel
erg lastiig. De jonge man is als 'n klit en als
hij eenmaal tot de ontdekking is gekomen,
dat mijnheer Thonneret een faux pas heeft
gedaan, is hij in het geheel niet meer weg te
krijgen. Hij nestelt zich op zijn gemak in de
huiselijke sofa naast mijnheer Thonneret, is
het eene oogenblik zijn particuliere secretaris,
dan weer zijn architect en een ander mo
ment zijn vriend, maar hij blijft, waar hij
is, omdat meneer Thonneret hem niet weg
durft te jagen.
Maar mevrouw houdt moedig stand, wat ei-
I INSCHRIJVING
4 Oct. a.s. van 2—5
BINNENWEG 144 Dir. B. J. W.
leerlingen voor de lessen die 5 Oct.
SANDERS
.s. beginnen. Maandag 2 en Woensdag
Minimum lesgeld f 5.per maands
(Adv. Ingez. Med.)
VROUWEN IN VERWACHTING en jonge moe
ders bezorgt het natuurlijke „Franz-Josef"-
bitterwater een geregelde maag- en darm
werking. Door medici ten zeerste aanbevolen.
(Adv. Ingez. Med.)
genlijk een ieder verbaast, omdat de verliefde
jonge man allercharmantst en meneer Thon
neret een idioot in het kwadraat is. Louis
Verneuil heeft het er echter op gezet, om het
spelletje drie bedrijven lang te laten duren,
aleer mevrouw Thonneret zich gewonnen geeft.
Voordat het zoo ver komt, krijgen wij alle per
soonsverwisselingen die wij in een klucht
want dit stuk van Verneuil is meer klucht
dan blijspel, kunnen verwachten. Maar het
slot is toch, dat de liefde overwint, en de jon
ge man mevrouw Thonneret in zijn armen
sluit, als zij tot de ontdekking komt, dat
meneer Thonneret haar genegenheid niet
waard is.
Ik heb zoo'n vermoeden, dat de vertaler dit
stuk van Verneuil erg gepolijst heeft en hij
het in zijn bewerking van heel wat pikante
rieën en ondeugendheidjes zuiverde. Zoo is
dit Fransche stuk in het Hollandsch een on
schuldig kluchtje van trouw en ontrouw ge
worden. Je amuseert je tijdens de voorstelling,
je lacht om den allerdwaasten, kostelijk ger
speelden Thonneret van Johan Kaart, het
weerstrevende vrouwtje van Fientje de la Mar
en de halstarrig verliefde jonge man van Jan
van Ees en eigenlijk verbaas je je nu en dan
om je lach, omdat je zulke kluchten al honder
den malen in je leven hebt gezien. De critische
bril stop je in je zak, omdat je dien op zoo'n
avond niet noodig hebt. Verbeeld je, dat je
zwaarwichtige beschouwingen zoudt gaan hou
den bij een klucht die enkel amusant wil zijn.
Mtnny Erfman heet dn dit stuk Rose Pom
pon en de naam zegt reeds, dat zij de vrouw
was, die meneer Thonneret tot zijn misstap
bracht. Flor la Roche was een Henri Rumbaud,
de oude geliefde van Rose Pompon, .aan wiens
sChurkachtigheid niemand in de zaal ook
hij zelf niet twijfelde en Didi Conwey een
schattig kamerkatje.
Het abonnementspubliek in den Schouwburg
Jansweg amuseerde zich blijkbaar uitstekend
met dat Fransche gevalletje. Er is veel en gul
gelachen gisteravond, en daarom was het den
schrijver en de spelers tenslotte te doen.
J. B. SCHUIL.
SCHILDERKUNST.
Er zijn deze week nog een paar Amster
damsche tentoonstellingen te bezichtigen,
waarover gesproken wordt en waarover een
enkele korte aanteekening geplaatst mag
worden.
In het Stedelijk Museum, waar het zomer
feest van Breitner'^ prachtig-sterke kunst
nog lang in de heugenis der bezoekers zal blij
ven naklinken, is thans ,tot 2 Oct. een ten
toonstelling van werken van kustenaressen,
georganiseerd door het Internationaal Comi
té voor Schoone Kunsten van de Internatio
nal Federation of Business and Professional
Women, (waarbij aangesloten de Nederland
sche Vereeniging van werkende vrouwen).
Van deze tentoonstelling is veel werk ge
maakt. Een eere comité met zeven ministers,
een burgemeester, diens vrouw, een wethou
der en nog enkele machtige mannen patro-
niseeren een kunstgebeurtenis, die voor zoo
ver het de kunst betreft van zeer minimale
beteekenis is. Dat er over de geheele wereld
geschilderd enz. wordt zal niemand meer on
bekend zijn: dat er daarbij ook door vrouwen
gearbeid wordt en vaak met werk uitgeko
men van groote intrinsieke beteekenis
evenmin. Ten opzichte van die beteekenis doet
het er echter niets toe of het kunstwerk door
een man of door een vrouw gewrocht werd.
Wat hier nu getoond wordt is bijna zonder
uitzondering van een in het oog loopende mid
delmatigheid en het lidmaatschap dier Inter
national Federation schijnt het eenig crite
rium te zijn om aan die manifestaties te mo
gen deel hebben. Daarmee is alweer voor
de zooveelste maal de Kunst dienstbaar ge
maakt aan een maatschappelijk streven, aan
een sociaal inzicht en het onafwendbaar re
sultaat is dan ook dat het gemiddeld kunst
gehalte beneden dagelijksch peil blijft en het
nut dier kostbare vertooning allerminst bewe
zen wordt. Het heeft voor den clubgeest dier
werkende vrouwen misschien eenigen zin dat
de dames Watrous, Croulard en Spencer de
Fransche kunstenaressen vertegenwoordigen
(ik heb in Parijs nooit van ze gehoord, noch
iets van ze gezien) doch tegenover de „echte"
kunstenaressen die de levende Fransche kunst
in grooten getale produceerde, zijn ze met
hun drietjes een ietwat zielige deputatie, die
met de kunst geen ander verband houdt dan
dat ze van de beoefening daarvan haar brood
winning maakt.misschien. Daar is na
tuurlijk absoluut niets tegen in te brengen:
waartegen gewaakt moet worden echter is, dat
door de precieuse en snurkerige opzet van
zulke expositie aan volslagen onbelangrijkheid
een relief verleend wordt, waardoor de ver
warring omtrent wat in kunst belangrijk is,
en wat niet, wordt in de hand gewerkt.
Wij houden nu verdere, gemakkelijk te ma
ken aanmerkingen maar binnen. In de Pool-
sohe en Italiaansche inzendingen zal de be
zoeker allicht iets vinden dat de moeite van
het onthouden waard is. Ook numeriek zijn
deze inzendingen het uitgebreidst. De Hol-
landsche groep maakt nog lang niet het
slechtste figuur, integendeel. Ze dient hier
werkelijk ter opluistering, doch zou ook zon
der die internationale federatie gewaardeerd
zijn. Resumeerend: het lijkt mij een vergissing
schoonheidswaarden vast te koppelen aan
maatschappelijk streven en van die vergissing
is precies als bij de kunstmanifestaties ter
gelegenheid van de Olympische spelen de
schoonheidswaarde het kind van de rekening.
In een ander aantal zalen van het Museum
vindt men nog die Indische expositie gaan
de, waaraan Van Mastenbroek's arbeid over
de Zuiderzeewerken op eenigszins vreemd
aandoende wijze is toegevoegd. Komt men
nu in die rustig voorname zaaltjes waar het
wonderbaarlijk mooie weefwerk der vrouwen
van Palembang de wanden vult, dan krijgt ge,
zoo mogelijk, nog meer respect voor deze in-
landsche kunstenaressen, die, werkende vrou
wen bij uitstek, nooit van een internationale
federatie weet gehad hebben. Doch de
Schoonheid staat aan haar kant.
In Arti wordt de zeventig jarige Garms met
een groote groepstentoonstelling gehuldigd.
Een bescheiden en beschaafde figuur, ondenk
baar buiten den kring der grooten, doch res
pectabel door het absoluut gemis aan pretentie
en de kennelijke liefde voor het werk. Ed.
Karsen heeft er eveneens een groep en men
ziet zijn werk niet zonder aandoening terug.
Een gesloten, gave persoonlijkheid als de zijne
is in de moderne kunstproductie bijna ondenk
baar geworden. Die ingetogen voornaamheid
van den geest schijnt tijdelijk in zeker boekje
te zijn bijgeschreven.
De charme eener anders-geaarde, luchtiger
voornaamheid vindt men in de stillevens van
mej. Van Regteren Altena, die met Hulshoff
Poll het Artiquartet completeert. Zoo is dan,
vóór de Octoberexposities aanvangen, nog in
deze week het een en ander te genieten van
Rokin tot Van Baerlestraat.
J. H. DE BOIS
Tooneel te Londen.
Hef nieuwe stuk van SOMERSET MAUGHAM.
LONDEN, 28 September.
Het jongste stuk van Somerset Maugham
en de cshrijver, die hier weinig minder
succes heeft gehad dan Shaw, heeft gezegd
dat dit zijn laatste is is een zinnespel.
Sheppey is een kappersbediende in een high
class zaak in Jerrnyn Street. Hij kent zijn
lords en M. P's en hun zwakheden. Zulke
heeren zijn immers niet alleen niet groot
voor hun bedienden maar ook niet voor de
vertrouwde mannen in smetteloos witte werk
jassen, die hun kinnen bewerken met zeep
en mes. Sheppey is de ziel van de zaak, een
man die grijs is geworden in het bedrijf, dat
stoppels doet verdwijnen en bloeit door man
nelijke ijdelheid. Weinig klanten zijn be
stand tegen de fluweelen aanprijzingen van
lotions en watertjes, die gemoedelijk en ge
makkelijk van Sheppy's lippen vallen terwijl
hij met hoofsch gebaar het seheermes han
teert. En hoe indrukwekkender d-e klanten,
hoe gemakkelijker zij of hun beurs ter
prooi vallen aan de reine kappers-diploma-
tie van dezen Sheppy, die de heeren weg
stuurt met flesschen welke den haargroei
bevorderen of den glans en de volheid der
jeugd terugtooveren op spaarzame lokken.
Sheppy zou voortgegaan zijn op deze wijze,
gelukkig in zijn handwerk, met de bijkomen
de hypnotische praktijk die de voorraden
crèmes en frictions en shampoo's zoo snel
deed slinken, gelukkig ook in de waard,eering
en den eerbied, die zijn patroon hem om
voor de hand liggende redenen gaf. Hij zou
gelukkig zijn gebleven, indien het lot niet
had uitgemaakt dat hij 8500 zou trekken
uit een Iersche sweepstake. Dat nieuws kwam
in den avond, toen de zaak dicht zou gaan.
Niet dat dit nieuws Sheppy van zijn stuk
bracht. Hij had het verwacht: vroeg of laat.
Hij was overtuigd dat hij onder een gelukkig
gesternte was geboren. Hij had al lang uit
gemaakt wat hij met het geld zou doen
100 of 50000 of wat ook, dot de sweep
hem eens in de schoot zou werpen. Zijn baas
zijn collega, de twee dames voor de manicure
waren veel heviger overstuur dan deze rus
tige. lankmoedige, wijsgeerige. altijd zichzelf
gelijk blijvende ziel, die leefde in den per
soon van Mi*. Miller alias Sheppy.
De grootmoedigen en liefderijken van den
tijd openbaren zicli in ongewone gedaanten.
Sheppy vierde zijn geluk met champagne in
hst gezelschap van hen, die de kleine we
reld van zijn dagelijkschen arbeid bevolkten.
Eén flesch van 14 1/2 shilling kon er wel af.
Maar terugkeerend met den drank bracht hij
'n vrouw van de straat mee.tot ontsteltenis
en afgrijzen van de manicure-dametjes en
de mannelijke rest. Dat was het eerste tee-
ken van de zonderlinge neigingen van Shep
pey. Hij verontschuldigde zich met een uit
eenzetting over de gelijkheid van menschen
en de ongelijkheid van kansen en omstandig
heden, die een parlementslid maken van
Jan en een straatmeisje van Fietje en een
dief van Klaas. Sheppey vond dat hij zijn
pas verkregen rijkdom niet beter kon gebrui
ken dan zijn medeschepselen, voor zoo ver
ze binnen zijn bereik waren, gelukkig te ma
ken. Zijn patroon stelde een deelgenootschap
voor, met een bord „Bradley and Miller", en
Sheppey, die bekende dat hij jaren lang van
zulkeen deelgenootschap had gedroomd, wees
het vriendelijk en vastberaden van de hand
omdat hü „een wit licht" had gezien. Shep
pey was den avond van het sweepnieuws be
wusteloos gevallen en hij was opgestaan, een
andere man. een Christen trou.v aan de leer
en de letter van de bergrede? Met redelooze
edelmoedigheid en vrijgevigheid zal hij zich
wijlden aan de armen en de versfcootenen.Zijn
trouwe echtgenoote weet niet hoe zij het
heeft maar schikt zich zonder protest en
met echtelijke trouw in de verschijning en
het verblijf van misdadig volk in haar wo
ning. Zijn dochter en haar verloofde denken
er anders over. Zij zijn stalen van med:me
berekende zelfzuchtige jeugd. Zij hadden
zich voorgesteld op het geluk van de sweep
stake, te trouwen en hadden hun plannen
voor huwelijksreis en huis al gereed. En daar
kwam de krankzinnigheid van Sheppy nu
aan al deze verwachting den bodem inslaan.
De jonge schoolmeester beproc '-'-o teve „.efs
zyn eigenwijsheid en gemakkelijke rede
naarskunst om den vader tot gezonder in
zichten over de bestemming van een fortuin
te overraden. Sheppey's Christendom was
niet van dezen tijd.
En terwijl de jongen hemel en aarde be
woog, in den vorm van dokters en psychia
ters, om Sheppey als krankzinnig te doen
opsluiten, bad het meisje met vlammend ge
moed en schrille stem dat haar vader „potty"
(malende) zou worden bevonden. Deze opzet,
gelukt, maar Sheppey sterft judst op tijd aan
een hartverlamming, waarmede de toe
stand eveneens is gered.
Maugham heeft niet alleen een zinnespel
maar tevens een bijtend hekelspel geleverd.
Hij heeft zijn moderne heilige geplaatst te
midden van het onmogelijkste volk. de meest
onchristelijke Christenen van dit onder-
maansche. Hij plaatst de grooten in het
hemd der kleinzielige ijdelheid. De winkel is
een nest van bestudeerd bedrog, waarin
Sheppey overigens nog geen heilige is. De
onmenschelijkheïd van de dochter (die van
„godslastering" gewaagt wanneer haar va
der het uitschot van de stad onder zijn be
schermend dak brengt) wordt geëvenaard
door den verloofde, die het jonge geslacht
moet opvoeden en zijn taak op school eiken
ochtend aanvangt met Bijbellezen voor de
verheffing van de ziel.
Wanneer de dokters bereid blijken Shep
pey rijp te achten voor het gesticht heeft de
schrijver gelegenheid, den medischen stand
de volle laag van zijn satyre te geven. Shep
pey's geval wordt in wetenschappelijk jar
gon een van de treffendste gevallen van
godsdienstwaanzin genoemd en de dokters
staan gereed dit uitzonderlijk voorbeeld van
goedheid en Christelijkheid voor zijn leven
op te bergen. Het jonge geslacht komt er al
heel slecht af en het gehoor mag zich af
vragen wat er terecht kan komen van een
toekomst, waarin onze jonge schoolmeester
(naar hij met het volste vertrouwen ver
wacht) eens eerste-minister zal zijn.
Maugham is met boozen opzet aan het
schrijven gegaan. Hij heeft het zeker te bar
gemaakt.
liet gansche stuk pakt van het begin (de
schitterende realistische en zeer geestige
voorstelling van het barbiersbedrijf) tot het
einde. Ik heb zelden een st.uk gezien, waarin
het publiek zoo meeleeft. Maar het sarcasm*4
ligt er hier en daar wat dik op. Een huisdok
ter als die van Sheppey kan buiten de we
reld van het tooneel geen broodwinnende
praktijk krijgen. Maar het zijn kleine fouten
bij de'hoedanigheden van dit spel. Elk woqrd
van den tekst lijkt het eenige toepasselijke
voor den toestand. De gevatheid van den
schrijver treft telkens. En aangezien de bezet
ting weinig minder schitterend is dan de
tekst verschaft „Sheppey" een tooneel-ont-
haal van hooge orde.
A. K. van R.
EEN VOORBESPREKING
door KAREI DE JONG.
„Pianoconcerten, die slechts zelden uitge
voerd werden, of reeds in vergetelheid ge
raakt zijn"; ik heb in een vorig overzicht er
op gewezen dat Ruthardt in zijn desbetref
fende opsomming wel zeer ten onrechte de
beide concerten van Brahms er bij rekent.
Het eerste dier beide komt trouwens ook deze
week weer op een Engelsch radioprogramma
voor. Dit tusschen haakjes. Maar ik vind nu
in de programma's een paar andere klavier
concerten vermeld, die met meer recht tot de
zelden uitgevoerde of in vergetelheid geraak
te gerekend zouden kunnen worden: het
pianoconcert van Rimsky-Korsakow (Kalund
borg, Zopdag) en dat in d. min. van Rubin
stein (Warschau, Zondag), beide dus van Rus-
sischen oorsprong. Het concert van Rimsky-
Korsakow is voor zoover Ik weet zelden in
het openbaar gespeeld: een repertoire-stuk
der groote pianisten is het zeker niet en we
kunnen dus met belangstelling de uitzending
tegemoet zien. Het d. min. concert van den
destijds als een der grootste pianisten be
roemden Anton Rubinstein is wèl een reper
toire-nummer geweest geweest, zeg ik,
want het is uit de concertzaal vrijwel ver
dwenen, zoo goed als de symphonieën van
dezen componist, die, niet tevreden met zijn
roem als vertolker, naar de onsterfelijkheid
als scheppend kunstenaar streefde. Zij is hern
niet ten deel gevallen, en het bewustzijn van
zijn onmacht om het hoogste in zijn kunst te
bereiken, een bewustzijn dat in zijn levens
jaren hoe langer hoe duidelijker werd, heeft
hem ten leste bitter gestemd t.i zijn oordeel
over meerbegaafde tijdgenooten vertroebeld.
Rubinstein had melodische vinding; zijn
thema's zijn in groote lijn ontworpen en lig
gen gemakkelijk in 't gehoor, maar de ont
wikkeling zijner gedachten was niet in even
redigheid met de groote vormen die hij steeds
aanwendde. De bewerking bleef oppervlakkig
en daardoor ontstonden leegten die al zijn
groote werken ontsieren en ten deele onge
nietbaar maken. Dit is ook in zijn pianocon
certen het geval, en de pompeuze gedeelten,
die vooral groot opgezette octaven- en ar
peggio-passages bevatten kunnen voor de
leegten en voor het gemis aan logischer, or-
ganischen bouw niet voldoende schadeloos
stellen. Rubinstein heeft evenals Beethoven
vijf pianoconcerten geschreven en ook Ru
binstein's vijfde staat in Es gr. t.; het vierde,
dat in d. kl. t„ is vroeger het meest gespeelde
Ook het eerste pianoconcert van Mendels
sohn was, ongeveer tot vóór een halve eeuw,
een repertoire-stuk. Tegenwoordig is het
hoofdzakelijk als studie-object voor onder
wijsdoeleinden in gebruik, maar van tijd tot
tijd komt het toch nog wel eens op de con
cert-programma's voor terecht, want, al
is de finale zwak en oppervlakkig, de daar
aan voorafgaande twee hoofddeelen hebben
nog weinig van hun waarde verloren. Het
Andante vooral is van ongemeene klank
schoonheid. Had de componist er een finale
aan kunnen toevoegen, als die van zijn viool
concert, dan zou zijn eerste pianoconcert
misschien een der meest gespeelde werken
voor piano en orkest gebleven zijn.
Wladimir Horowitz zal weer eens spelen,
nu in Kalundborg (Donderdag) en in leven
den lijve, dus niet als gramofoonplaat. 'tBlijft
echter vrijwel 't zelfde, want 't wordt na
tuurlijk weer zijn lijfstuk, het derde concert
van Rachmaninow, dat om zijn buitensporige
moeilijkheid zoowat door niemand anders,
behalve dan door den componist zelf, in 't
openbaar gespeeld wordt. Van'dezen hoorde
ik het nooit maar van Horowitz wèl, en hij
speelt het met een onfeilbaarheid en een
verve, die de componist hem zeker niet zal
kunnen verbeteren. Hoe vaak men het ook
van hem zou hooren. het blijft altijd een
merkwaardige pianistische praestatie.
Chopin blijft, nog maar steeds het pianisten
repertoire beheerschen en het feit dat Dinsdag
de ballade in As door twee Nederlandsche
stations uitgezonden wordt illustreert treffend
wat ik vroeger eens aangaande den Chopin-
overvloed schreef.
Daventry zendt Zondag de cantate „Wach
auf, ruft uns die Stimme" van Bach uit. Voor
degenen die het prachtige orgelkoraalvoorspel
van dien naam kennen zal het interessant
zijn, de cantate te beluisteren, wijl zij ten
deele bijna identiek met het koraalvoorspel is.
Het sublieme contrapunt, dat de koraalmelodie
omspeelt vormt zelf een melodische ingeving
van hooge orde. Wie tijd en lust heeft, be-
proeve eens de koraalmelodie te noteeren en
er zelf een tegenmelodie bij te schrijven; men
zal dan pas goed bemerken hoe onbereikbaar
hoog Bach's kunst staat.
Maandag wordt door Brussel Fr. een piano-
kwintet van Theo Ysaye uitgezonden. Deze
Ysaye is niet wijlen de wereldberoemde violist,
want die heette Eugène, maar zijn broeder,
die als pianist destijds met Eugène concer
teerde en volgens de foto's 'het lichamelijk
contrast van zijn corpulenten broeder was. Ik
ken het kwintet niet, maar aangezien de
pianokwartetten die voor de microfoon ko
men, gewoonlijk beperkt blijven tot die van
Brahms en Franck (er zijn er anders genoeg!)
is het niet onpleizierig ook eens met een ander
te kunnen kennis maken.
Op het Bachconcert van Zaterdag te Keu
len (Langenberg) zal o.a. een mis in A gr. t.
worden uitgevoerd. Dit is een van vier kleinere
missen die ongeveer in denzelfden tijd ge
schreven zijn als de beroemde groote mis in
b. kl. t. Van die vier schijnt de genoemde mis
in A de eenige te zijn die nog wel op kerk-
concerten wordt uitgevoerd. Met de compositie
der kleine missen heeft Bach het zich niet al
te moeilijk gemaakt: twee zijn geheel, de twee
andere ten deele uit fragmenten van vroeger
geschreven cantates samengesteld. Van de
mis in A worden in 't bijzonder geroemd: het
„Christe eleison" en de langzame gedeelten
die het begin-Allegro van het „Gloria" onder
breken. Hoe stemmingsvol en toepasselijk de
muziek ook moge zijn. toch is zij oorspronke
lijk niet voor dezen tekst geschreven. Bach
nam ze over uit zijn cantate „Halt im Ge-
dachtniss Jesum Christ".
De Marxistische muziekuitzending uit Wee-
nen op Woensdagavond brengt geen gevaar
voor den Europeeschen vrede mee; de Sym-
phonie „Aus Italien" van den Duitscher Rich.
Strauss, die er aan voorafgaat legt evenmin
den nadruk op een Duitsch-Oostenrijksch-
Italiaansch verbond, maar levert een welkome
bijdrage voor hen die zich van de geleidelijke
ontwikkeling van Strauss in muziekprogram-
matische richting na zijn f. min. symphonie
(zie een vorig overzicht) willen overtuigen.