I I LETTEREN EN KUNST „SHEPPEY. I HEEMSTEEDSCHE MUZIEKSCHOOL fgg Radiomuziek der week. Amsterdamsche Tentoonstellingen. n ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 14 HET TOONEEL LOUIS DAVIDS EN HET LEIDSCHEPLEINTHEATER. Een zich beperkende meester. Als een ras-tingeltangel-artiest schetst Jan Feith Louis Davids in zijn boek „Tin 'tan- gel", Tingeltangel-artiest, omdat er nu een maal geen beter Hollandsch woord gevonden is voor „variété" of „cabaret". Maar welk een tingeltangels zijn het, die Louis Davids exploiteert! Het Kurhauscaba- ret te Scheveningen, dat zich in de vier jaar van zijn bestaan een Europeesche vermaard heid verwierf, en het Leidscheplein-theater. Het best ingerichte kleinkunsttheater in Europa en het nieuwe theater te Amsterdam, dat vandaag zijn deuren opent voor de pre mière, en dat voor Davids een vaste basis in de hoofdstad wordt, al zal hij er niet altijd spelen. Men weet het, aan het Cornelius Broere huis te Amsterdam, een vergadergebouw in den hoek van het Leidscheplein tusschen Leidschestraat en Kleine Gartmanplantsoen, is den laatsten tijd verbouwd en een gedeelte er van wordt nu ingenomen door het intieme theater, dat slechts 360 plaatsen bevat. Een kleine- tengere figuur is Davids in de ruime kamer van zijn groot huis aan de Vos- siusstraat, dat op het Vondelpark uitziet. Een kleine figuur, tusschen den imposanten vleu gel en het groote bureau. Maar Holland's on betwist grootste cabaret-artist van nu. Ge zoudt het in de verste verte niet veronder stellen, dat hij nu 19 December vijftig jaar wordt Louis Davids vijftig jaar. Dat beteekent bijna, dat hij ook vijftig jaar op de „Bühne" staat. Hoe hij uit een familie van variété- artisten is voortgekomen, hij en zijn broer Hakkie, de pianist en zijn zusters Henriëtte en Rika, dat is bekend genoeg. Hoe hij gebo ren Rotterdammer, opgekomen uit het ver maakscentrum van de Zandstraat, zijn weg naar den roem zag leiden via de kermistent en den waren „tingeltangel" naar de buiten- landsche schouwburg-zalen en het Nederland- sche revuetooneel, iedereen weet het. De lied jes uit zijn eerste revue's „Koning 'k Zie zoo wat", „Loop naar den Duivel", enz. zijn nog bekend, „Zandvoort aan de Zee" blijft voor altijd populair. Maar dat Louis Davids nu reeds vijftig is, dat zouden weinigen vermoed hebben. Als dertienjarige knaap schreef hij liedjes, nu schrijft hij ze nog, en hoeveel roem en reden tot erkentelijkheid voor het Nederlandsche publiek liggen daar niet tus schen? In de drukte der beslommeringen, die aan de opening vooraf gaan, vindt Louis Davids nog even tijd om ons wat te zeggen over zijn nieuwe nederzetting in de stad, die veelal als zijn vaderstad wordt aangemerkt, ten on rechte. Na het vele, dat er reeds over het Leidscheplein-theater gepubliceerd is, hebben wij hem niet vfeel te vragen. „Het wordt", zegt hij, „een vaste basis voor alle tooneelgezelschappen. Een klein theater voor een beperkt publiek, waar de vroolijkste, zoowel als de meest serieuze kunst zal gebo den worden. En dat zich ook zal onderschei den door goedkoope prijzen. Ook buitenlan ders zullen er optreden, maar", daar legt de heer Davids den nadruk op „dit is te gen mijn zin. het is slechts een gevolg van bindende contracten. Het is de bedoeling, dat het theater in de toekomst een schouwburg voor Hollandschc kunst zal zijn". Verschillende gezelschappen zullen er op treden, het Groot Nederlandsch Tooneel, het Nieuw Nederlandsch en andere. De première wordt verzorgd door het Groot-Nederlandsch met „Week-End" onder regie van Frits van Dijk. En uw eigen gezelschap? Zelf zal ik zelden in Amsterdam zijn. Voor den eersten keer kom ik in mijn theater 16 December met ,.It 's a girl", een stuk met Fientje de la Mar, waarin Louis Davids -meespeelt. De voorstellingen te Sche veningen toch, zullen van den zomer hervat worden, en dezen winter is het Gezelschap van het Kurhaus Cabaret op tournée in de provincie! Zoo komen Davids en de zijnen van den winter ook weer in Haarlem. Een vaste bespeling is het te Amsterdam dus geenszins, en de heer Davids legde er den nadruk op. dat hij er wel de commercieele leiding voert, maar dat hij voor de artistieke slechts dan verantwoording draagt, wanneer hij er zelf optreedt. Het repertoire? Louis Davids heeft hot nog dezer dagen voor de radio afgekondigd, er staan .dertig nieuwe liedjes op en er zullen verschillende zeer bijzondere nummers in voorkomen. Zoo zijn dezen winter aan het gezelschap verbon den The Harmony Kings, vier neger-zangers en de beroemde Weensche kunstenaar Fred. Roner. De interviewer spreekt den wensch uit, dat de cabaretliedjes van Louis Davids nog eens in gebundelden vorm mochten verschijnen, maar de cabaretier wijst het denkbeeld af. Hij heeft besloten zijn liedjes niet meer in druk te doen uitgeven en als wij verwonderd de reden daarvan vragen, hooren wij, dat het dilettantisme hem er aanleiding toe heeft ge geven. Het was niet in het belang van de liedjes zelf, dat zij door iedereen gezongen worden, omdat niet iedereen ze goed zingt. Dit laatste doet den naam van onzen groo- ten cabaretier schade en het is wel teekenend voor Davids' meesterschap, dat juist hij, die zijn onderwerpen grijpt uit het volk en wiens kunst weerklank vindt in het volk, zich in dit opzicht eenige wapening moet verschaffen. Zoo algemeen en breed menschelijk zijn stof is, zoo exclusief is de bewerking en de weer geving, zóó teer en eigen, dat deze zeer fijn- gevoelde kunst niet de minste verminking verdraagt. Louis Davids zong voor His Master's Voice, doch ook dit heeft hij besloten op te geven, voor de gramofoon zal hij niet meer zingen, voor de radio nog slechts sporadisch. Zoo blijkt uit dit onderhoud,hoe deze waarlijk groote, die van zijn jongste jaren af streefde naar een immer beter genre, wel verre van de populariteit na te jagen, zich zelf scherp be paalde en weloverwogen beperkingen oplegt. Beperkingen, die er slechts toe leiden kunnen de kunst zelve en anders niet te dienen. Dit toetsende aan onze eigen ervaring, dat Davids met een ongetwijfeld vaak zeer litte rair genre en een fijne ironie, zich groote ge deelten van de massa wel moet zien ontval len, komen wij tot een laatste vraag: Hoe is de reactie van het publiek op uw genre? En het antwoord is dan dit: Meer en meer kom ik tot de vorming van een eigen pu bliek, een eigen beperkten kring. Welnu dan, laten wij hopen, dat deze kring in dit Amsterdamsche pied-a-terre met zijn begaafden meester een vast contact verkrijgt. Dat daarbuiten Louis Davids in vele zan gen toch de dichter van ons volk zal blijven, daaraan bestaat geen twijfel. Wellicht is het lied van den „kleinen Man" daar het beste bewijs voor! HET NIEUWE TOONEEL. JIJ.... EN CEEN ANDER. Ik heb op het tooneel al heel wat verliefde mannen zien rondloopen, maar nog nooit één, die het zoo hevig te pakken had, als de me neer, die op de spelerslijst van het blijspel: „Jij..., en geen ander' van Louis Verneuil wordt aangeduid als „de jonge man". Hij is zoo.smoor verliefd op mevrouw Thonnerqt, dat hij, eenmaal haar huis binnengedrongen, er zich door geen kanonskogel meer uit zou laten verdrijven. Voor mevrouw Thonneret, die haar man trouw wil blijven, is dat wel heel erg lastiig. De jonge man is als 'n klit en als hij eenmaal tot de ontdekking is gekomen, dat mijnheer Thonneret een faux pas heeft gedaan, is hij in het geheel niet meer weg te krijgen. Hij nestelt zich op zijn gemak in de huiselijke sofa naast mijnheer Thonneret, is het eene oogenblik zijn particuliere secretaris, dan weer zijn architect en een ander mo ment zijn vriend, maar hij blijft, waar hij is, omdat meneer Thonneret hem niet weg durft te jagen. Maar mevrouw houdt moedig stand, wat ei- I INSCHRIJVING 4 Oct. a.s. van 2—5 BINNENWEG 144 Dir. B. J. W. leerlingen voor de lessen die 5 Oct. SANDERS .s. beginnen. Maandag 2 en Woensdag Minimum lesgeld f 5.per maands (Adv. Ingez. Med.) VROUWEN IN VERWACHTING en jonge moe ders bezorgt het natuurlijke „Franz-Josef"- bitterwater een geregelde maag- en darm werking. Door medici ten zeerste aanbevolen. (Adv. Ingez. Med.) genlijk een ieder verbaast, omdat de verliefde jonge man allercharmantst en meneer Thon neret een idioot in het kwadraat is. Louis Verneuil heeft het er echter op gezet, om het spelletje drie bedrijven lang te laten duren, aleer mevrouw Thonneret zich gewonnen geeft. Voordat het zoo ver komt, krijgen wij alle per soonsverwisselingen die wij in een klucht want dit stuk van Verneuil is meer klucht dan blijspel, kunnen verwachten. Maar het slot is toch, dat de liefde overwint, en de jon ge man mevrouw Thonneret in zijn armen sluit, als zij tot de ontdekking komt, dat meneer Thonneret haar genegenheid niet waard is. Ik heb zoo'n vermoeden, dat de vertaler dit stuk van Verneuil erg gepolijst heeft en hij het in zijn bewerking van heel wat pikante rieën en ondeugendheidjes zuiverde. Zoo is dit Fransche stuk in het Hollandsch een on schuldig kluchtje van trouw en ontrouw ge worden. Je amuseert je tijdens de voorstelling, je lacht om den allerdwaasten, kostelijk ger speelden Thonneret van Johan Kaart, het weerstrevende vrouwtje van Fientje de la Mar en de halstarrig verliefde jonge man van Jan van Ees en eigenlijk verbaas je je nu en dan om je lach, omdat je zulke kluchten al honder den malen in je leven hebt gezien. De critische bril stop je in je zak, omdat je dien op zoo'n avond niet noodig hebt. Verbeeld je, dat je zwaarwichtige beschouwingen zoudt gaan hou den bij een klucht die enkel amusant wil zijn. Mtnny Erfman heet dn dit stuk Rose Pom pon en de naam zegt reeds, dat zij de vrouw was, die meneer Thonneret tot zijn misstap bracht. Flor la Roche was een Henri Rumbaud, de oude geliefde van Rose Pompon, .aan wiens sChurkachtigheid niemand in de zaal ook hij zelf niet twijfelde en Didi Conwey een schattig kamerkatje. Het abonnementspubliek in den Schouwburg Jansweg amuseerde zich blijkbaar uitstekend met dat Fransche gevalletje. Er is veel en gul gelachen gisteravond, en daarom was het den schrijver en de spelers tenslotte te doen. J. B. SCHUIL. SCHILDERKUNST. Er zijn deze week nog een paar Amster damsche tentoonstellingen te bezichtigen, waarover gesproken wordt en waarover een enkele korte aanteekening geplaatst mag worden. In het Stedelijk Museum, waar het zomer feest van Breitner'^ prachtig-sterke kunst nog lang in de heugenis der bezoekers zal blij ven naklinken, is thans ,tot 2 Oct. een ten toonstelling van werken van kustenaressen, georganiseerd door het Internationaal Comi té voor Schoone Kunsten van de Internatio nal Federation of Business and Professional Women, (waarbij aangesloten de Nederland sche Vereeniging van werkende vrouwen). Van deze tentoonstelling is veel werk ge maakt. Een eere comité met zeven ministers, een burgemeester, diens vrouw, een wethou der en nog enkele machtige mannen patro- niseeren een kunstgebeurtenis, die voor zoo ver het de kunst betreft van zeer minimale beteekenis is. Dat er over de geheele wereld geschilderd enz. wordt zal niemand meer on bekend zijn: dat er daarbij ook door vrouwen gearbeid wordt en vaak met werk uitgeko men van groote intrinsieke beteekenis evenmin. Ten opzichte van die beteekenis doet het er echter niets toe of het kunstwerk door een man of door een vrouw gewrocht werd. Wat hier nu getoond wordt is bijna zonder uitzondering van een in het oog loopende mid delmatigheid en het lidmaatschap dier Inter national Federation schijnt het eenig crite rium te zijn om aan die manifestaties te mo gen deel hebben. Daarmee is alweer voor de zooveelste maal de Kunst dienstbaar ge maakt aan een maatschappelijk streven, aan een sociaal inzicht en het onafwendbaar re sultaat is dan ook dat het gemiddeld kunst gehalte beneden dagelijksch peil blijft en het nut dier kostbare vertooning allerminst bewe zen wordt. Het heeft voor den clubgeest dier werkende vrouwen misschien eenigen zin dat de dames Watrous, Croulard en Spencer de Fransche kunstenaressen vertegenwoordigen (ik heb in Parijs nooit van ze gehoord, noch iets van ze gezien) doch tegenover de „echte" kunstenaressen die de levende Fransche kunst in grooten getale produceerde, zijn ze met hun drietjes een ietwat zielige deputatie, die met de kunst geen ander verband houdt dan dat ze van de beoefening daarvan haar brood winning maakt.misschien. Daar is na tuurlijk absoluut niets tegen in te brengen: waartegen gewaakt moet worden echter is, dat door de precieuse en snurkerige opzet van zulke expositie aan volslagen onbelangrijkheid een relief verleend wordt, waardoor de ver warring omtrent wat in kunst belangrijk is, en wat niet, wordt in de hand gewerkt. Wij houden nu verdere, gemakkelijk te ma ken aanmerkingen maar binnen. In de Pool- sohe en Italiaansche inzendingen zal de be zoeker allicht iets vinden dat de moeite van het onthouden waard is. Ook numeriek zijn deze inzendingen het uitgebreidst. De Hol- landsche groep maakt nog lang niet het slechtste figuur, integendeel. Ze dient hier werkelijk ter opluistering, doch zou ook zon der die internationale federatie gewaardeerd zijn. Resumeerend: het lijkt mij een vergissing schoonheidswaarden vast te koppelen aan maatschappelijk streven en van die vergissing is precies als bij de kunstmanifestaties ter gelegenheid van de Olympische spelen de schoonheidswaarde het kind van de rekening. In een ander aantal zalen van het Museum vindt men nog die Indische expositie gaan de, waaraan Van Mastenbroek's arbeid over de Zuiderzeewerken op eenigszins vreemd aandoende wijze is toegevoegd. Komt men nu in die rustig voorname zaaltjes waar het wonderbaarlijk mooie weefwerk der vrouwen van Palembang de wanden vult, dan krijgt ge, zoo mogelijk, nog meer respect voor deze in- landsche kunstenaressen, die, werkende vrou wen bij uitstek, nooit van een internationale federatie weet gehad hebben. Doch de Schoonheid staat aan haar kant. In Arti wordt de zeventig jarige Garms met een groote groepstentoonstelling gehuldigd. Een bescheiden en beschaafde figuur, ondenk baar buiten den kring der grooten, doch res pectabel door het absoluut gemis aan pretentie en de kennelijke liefde voor het werk. Ed. Karsen heeft er eveneens een groep en men ziet zijn werk niet zonder aandoening terug. Een gesloten, gave persoonlijkheid als de zijne is in de moderne kunstproductie bijna ondenk baar geworden. Die ingetogen voornaamheid van den geest schijnt tijdelijk in zeker boekje te zijn bijgeschreven. De charme eener anders-geaarde, luchtiger voornaamheid vindt men in de stillevens van mej. Van Regteren Altena, die met Hulshoff Poll het Artiquartet completeert. Zoo is dan, vóór de Octoberexposities aanvangen, nog in deze week het een en ander te genieten van Rokin tot Van Baerlestraat. J. H. DE BOIS Tooneel te Londen. Hef nieuwe stuk van SOMERSET MAUGHAM. LONDEN, 28 September. Het jongste stuk van Somerset Maugham en de cshrijver, die hier weinig minder succes heeft gehad dan Shaw, heeft gezegd dat dit zijn laatste is is een zinnespel. Sheppey is een kappersbediende in een high class zaak in Jerrnyn Street. Hij kent zijn lords en M. P's en hun zwakheden. Zulke heeren zijn immers niet alleen niet groot voor hun bedienden maar ook niet voor de vertrouwde mannen in smetteloos witte werk jassen, die hun kinnen bewerken met zeep en mes. Sheppey is de ziel van de zaak, een man die grijs is geworden in het bedrijf, dat stoppels doet verdwijnen en bloeit door man nelijke ijdelheid. Weinig klanten zijn be stand tegen de fluweelen aanprijzingen van lotions en watertjes, die gemoedelijk en ge makkelijk van Sheppy's lippen vallen terwijl hij met hoofsch gebaar het seheermes han teert. En hoe indrukwekkender d-e klanten, hoe gemakkelijker zij of hun beurs ter prooi vallen aan de reine kappers-diploma- tie van dezen Sheppy, die de heeren weg stuurt met flesschen welke den haargroei bevorderen of den glans en de volheid der jeugd terugtooveren op spaarzame lokken. Sheppy zou voortgegaan zijn op deze wijze, gelukkig in zijn handwerk, met de bijkomen de hypnotische praktijk die de voorraden crèmes en frictions en shampoo's zoo snel deed slinken, gelukkig ook in de waard,eering en den eerbied, die zijn patroon hem om voor de hand liggende redenen gaf. Hij zou gelukkig zijn gebleven, indien het lot niet had uitgemaakt dat hij 8500 zou trekken uit een Iersche sweepstake. Dat nieuws kwam in den avond, toen de zaak dicht zou gaan. Niet dat dit nieuws Sheppy van zijn stuk bracht. Hij had het verwacht: vroeg of laat. Hij was overtuigd dat hij onder een gelukkig gesternte was geboren. Hij had al lang uit gemaakt wat hij met het geld zou doen 100 of 50000 of wat ook, dot de sweep hem eens in de schoot zou werpen. Zijn baas zijn collega, de twee dames voor de manicure waren veel heviger overstuur dan deze rus tige. lankmoedige, wijsgeerige. altijd zichzelf gelijk blijvende ziel, die leefde in den per soon van Mi*. Miller alias Sheppy. De grootmoedigen en liefderijken van den tijd openbaren zicli in ongewone gedaanten. Sheppy vierde zijn geluk met champagne in hst gezelschap van hen, die de kleine we reld van zijn dagelijkschen arbeid bevolkten. Eén flesch van 14 1/2 shilling kon er wel af. Maar terugkeerend met den drank bracht hij 'n vrouw van de straat mee.tot ontsteltenis en afgrijzen van de manicure-dametjes en de mannelijke rest. Dat was het eerste tee- ken van de zonderlinge neigingen van Shep pey. Hij verontschuldigde zich met een uit eenzetting over de gelijkheid van menschen en de ongelijkheid van kansen en omstandig heden, die een parlementslid maken van Jan en een straatmeisje van Fietje en een dief van Klaas. Sheppey vond dat hij zijn pas verkregen rijkdom niet beter kon gebrui ken dan zijn medeschepselen, voor zoo ver ze binnen zijn bereik waren, gelukkig te ma ken. Zijn patroon stelde een deelgenootschap voor, met een bord „Bradley and Miller", en Sheppey, die bekende dat hij jaren lang van zulkeen deelgenootschap had gedroomd, wees het vriendelijk en vastberaden van de hand omdat hü „een wit licht" had gezien. Shep pey was den avond van het sweepnieuws be wusteloos gevallen en hij was opgestaan, een andere man. een Christen trou.v aan de leer en de letter van de bergrede? Met redelooze edelmoedigheid en vrijgevigheid zal hij zich wijlden aan de armen en de versfcootenen.Zijn trouwe echtgenoote weet niet hoe zij het heeft maar schikt zich zonder protest en met echtelijke trouw in de verschijning en het verblijf van misdadig volk in haar wo ning. Zijn dochter en haar verloofde denken er anders over. Zij zijn stalen van med:me berekende zelfzuchtige jeugd. Zij hadden zich voorgesteld op het geluk van de sweep stake, te trouwen en hadden hun plannen voor huwelijksreis en huis al gereed. En daar kwam de krankzinnigheid van Sheppy nu aan al deze verwachting den bodem inslaan. De jonge schoolmeester beproc '-'-o teve „.efs zyn eigenwijsheid en gemakkelijke rede naarskunst om den vader tot gezonder in zichten over de bestemming van een fortuin te overraden. Sheppey's Christendom was niet van dezen tijd. En terwijl de jongen hemel en aarde be woog, in den vorm van dokters en psychia ters, om Sheppey als krankzinnig te doen opsluiten, bad het meisje met vlammend ge moed en schrille stem dat haar vader „potty" (malende) zou worden bevonden. Deze opzet, gelukt, maar Sheppey sterft judst op tijd aan een hartverlamming, waarmede de toe stand eveneens is gered. Maugham heeft niet alleen een zinnespel maar tevens een bijtend hekelspel geleverd. Hij heeft zijn moderne heilige geplaatst te midden van het onmogelijkste volk. de meest onchristelijke Christenen van dit onder- maansche. Hij plaatst de grooten in het hemd der kleinzielige ijdelheid. De winkel is een nest van bestudeerd bedrog, waarin Sheppey overigens nog geen heilige is. De onmenschelijkheïd van de dochter (die van „godslastering" gewaagt wanneer haar va der het uitschot van de stad onder zijn be schermend dak brengt) wordt geëvenaard door den verloofde, die het jonge geslacht moet opvoeden en zijn taak op school eiken ochtend aanvangt met Bijbellezen voor de verheffing van de ziel. Wanneer de dokters bereid blijken Shep pey rijp te achten voor het gesticht heeft de schrijver gelegenheid, den medischen stand de volle laag van zijn satyre te geven. Shep pey's geval wordt in wetenschappelijk jar gon een van de treffendste gevallen van godsdienstwaanzin genoemd en de dokters staan gereed dit uitzonderlijk voorbeeld van goedheid en Christelijkheid voor zijn leven op te bergen. Het jonge geslacht komt er al heel slecht af en het gehoor mag zich af vragen wat er terecht kan komen van een toekomst, waarin onze jonge schoolmeester (naar hij met het volste vertrouwen ver wacht) eens eerste-minister zal zijn. Maugham is met boozen opzet aan het schrijven gegaan. Hij heeft het zeker te bar gemaakt. liet gansche stuk pakt van het begin (de schitterende realistische en zeer geestige voorstelling van het barbiersbedrijf) tot het einde. Ik heb zelden een st.uk gezien, waarin het publiek zoo meeleeft. Maar het sarcasm*4 ligt er hier en daar wat dik op. Een huisdok ter als die van Sheppey kan buiten de we reld van het tooneel geen broodwinnende praktijk krijgen. Maar het zijn kleine fouten bij de'hoedanigheden van dit spel. Elk woqrd van den tekst lijkt het eenige toepasselijke voor den toestand. De gevatheid van den schrijver treft telkens. En aangezien de bezet ting weinig minder schitterend is dan de tekst verschaft „Sheppey" een tooneel-ont- haal van hooge orde. A. K. van R. EEN VOORBESPREKING door KAREI DE JONG. „Pianoconcerten, die slechts zelden uitge voerd werden, of reeds in vergetelheid ge raakt zijn"; ik heb in een vorig overzicht er op gewezen dat Ruthardt in zijn desbetref fende opsomming wel zeer ten onrechte de beide concerten van Brahms er bij rekent. Het eerste dier beide komt trouwens ook deze week weer op een Engelsch radioprogramma voor. Dit tusschen haakjes. Maar ik vind nu in de programma's een paar andere klavier concerten vermeld, die met meer recht tot de zelden uitgevoerde of in vergetelheid geraak te gerekend zouden kunnen worden: het pianoconcert van Rimsky-Korsakow (Kalund borg, Zopdag) en dat in d. min. van Rubin stein (Warschau, Zondag), beide dus van Rus- sischen oorsprong. Het concert van Rimsky- Korsakow is voor zoover Ik weet zelden in het openbaar gespeeld: een repertoire-stuk der groote pianisten is het zeker niet en we kunnen dus met belangstelling de uitzending tegemoet zien. Het d. min. concert van den destijds als een der grootste pianisten be roemden Anton Rubinstein is wèl een reper toire-nummer geweest geweest, zeg ik, want het is uit de concertzaal vrijwel ver dwenen, zoo goed als de symphonieën van dezen componist, die, niet tevreden met zijn roem als vertolker, naar de onsterfelijkheid als scheppend kunstenaar streefde. Zij is hern niet ten deel gevallen, en het bewustzijn van zijn onmacht om het hoogste in zijn kunst te bereiken, een bewustzijn dat in zijn levens jaren hoe langer hoe duidelijker werd, heeft hem ten leste bitter gestemd t.i zijn oordeel over meerbegaafde tijdgenooten vertroebeld. Rubinstein had melodische vinding; zijn thema's zijn in groote lijn ontworpen en lig gen gemakkelijk in 't gehoor, maar de ont wikkeling zijner gedachten was niet in even redigheid met de groote vormen die hij steeds aanwendde. De bewerking bleef oppervlakkig en daardoor ontstonden leegten die al zijn groote werken ontsieren en ten deele onge nietbaar maken. Dit is ook in zijn pianocon certen het geval, en de pompeuze gedeelten, die vooral groot opgezette octaven- en ar peggio-passages bevatten kunnen voor de leegten en voor het gemis aan logischer, or- ganischen bouw niet voldoende schadeloos stellen. Rubinstein heeft evenals Beethoven vijf pianoconcerten geschreven en ook Ru binstein's vijfde staat in Es gr. t.; het vierde, dat in d. kl. t„ is vroeger het meest gespeelde Ook het eerste pianoconcert van Mendels sohn was, ongeveer tot vóór een halve eeuw, een repertoire-stuk. Tegenwoordig is het hoofdzakelijk als studie-object voor onder wijsdoeleinden in gebruik, maar van tijd tot tijd komt het toch nog wel eens op de con cert-programma's voor terecht, want, al is de finale zwak en oppervlakkig, de daar aan voorafgaande twee hoofddeelen hebben nog weinig van hun waarde verloren. Het Andante vooral is van ongemeene klank schoonheid. Had de componist er een finale aan kunnen toevoegen, als die van zijn viool concert, dan zou zijn eerste pianoconcert misschien een der meest gespeelde werken voor piano en orkest gebleven zijn. Wladimir Horowitz zal weer eens spelen, nu in Kalundborg (Donderdag) en in leven den lijve, dus niet als gramofoonplaat. 'tBlijft echter vrijwel 't zelfde, want 't wordt na tuurlijk weer zijn lijfstuk, het derde concert van Rachmaninow, dat om zijn buitensporige moeilijkheid zoowat door niemand anders, behalve dan door den componist zelf, in 't openbaar gespeeld wordt. Van'dezen hoorde ik het nooit maar van Horowitz wèl, en hij speelt het met een onfeilbaarheid en een verve, die de componist hem zeker niet zal kunnen verbeteren. Hoe vaak men het ook van hem zou hooren. het blijft altijd een merkwaardige pianistische praestatie. Chopin blijft, nog maar steeds het pianisten repertoire beheerschen en het feit dat Dinsdag de ballade in As door twee Nederlandsche stations uitgezonden wordt illustreert treffend wat ik vroeger eens aangaande den Chopin- overvloed schreef. Daventry zendt Zondag de cantate „Wach auf, ruft uns die Stimme" van Bach uit. Voor degenen die het prachtige orgelkoraalvoorspel van dien naam kennen zal het interessant zijn, de cantate te beluisteren, wijl zij ten deele bijna identiek met het koraalvoorspel is. Het sublieme contrapunt, dat de koraalmelodie omspeelt vormt zelf een melodische ingeving van hooge orde. Wie tijd en lust heeft, be- proeve eens de koraalmelodie te noteeren en er zelf een tegenmelodie bij te schrijven; men zal dan pas goed bemerken hoe onbereikbaar hoog Bach's kunst staat. Maandag wordt door Brussel Fr. een piano- kwintet van Theo Ysaye uitgezonden. Deze Ysaye is niet wijlen de wereldberoemde violist, want die heette Eugène, maar zijn broeder, die als pianist destijds met Eugène concer teerde en volgens de foto's 'het lichamelijk contrast van zijn corpulenten broeder was. Ik ken het kwintet niet, maar aangezien de pianokwartetten die voor de microfoon ko men, gewoonlijk beperkt blijven tot die van Brahms en Franck (er zijn er anders genoeg!) is het niet onpleizierig ook eens met een ander te kunnen kennis maken. Op het Bachconcert van Zaterdag te Keu len (Langenberg) zal o.a. een mis in A gr. t. worden uitgevoerd. Dit is een van vier kleinere missen die ongeveer in denzelfden tijd ge schreven zijn als de beroemde groote mis in b. kl. t. Van die vier schijnt de genoemde mis in A de eenige te zijn die nog wel op kerk- concerten wordt uitgevoerd. Met de compositie der kleine missen heeft Bach het zich niet al te moeilijk gemaakt: twee zijn geheel, de twee andere ten deele uit fragmenten van vroeger geschreven cantates samengesteld. Van de mis in A worden in 't bijzonder geroemd: het „Christe eleison" en de langzame gedeelten die het begin-Allegro van het „Gloria" onder breken. Hoe stemmingsvol en toepasselijk de muziek ook moge zijn. toch is zij oorspronke lijk niet voor dezen tekst geschreven. Bach nam ze over uit zijn cantate „Halt im Ge- dachtniss Jesum Christ". De Marxistische muziekuitzending uit Wee- nen op Woensdagavond brengt geen gevaar voor den Europeeschen vrede mee; de Sym- phonie „Aus Italien" van den Duitscher Rich. Strauss, die er aan voorafgaat legt evenmin den nadruk op een Duitsch-Oostenrijksch- Italiaansch verbond, maar levert een welkome bijdrage voor hen die zich van de geleidelijke ontwikkeling van Strauss in muziekprogram- matische richting na zijn f. min. symphonie (zie een vorig overzicht) willen overtuigen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14