I BLEYLE-artikelen ABR. MEIJER DONDERDAG 5 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Hoe moderniseeren wij een jurkje van verleden jaar? Wel zelden hebben ons zooveel hulpmid delen ten dienste gestaan., om japonnen van vorige jaren te moderniseeren als juist thans. Daar zijn kragen, pelerines, jakjes, passen, afneembare mouwen, enz. Met een beetje goeden wil en handigheid kunnen we van iedere oude jurk een keurig modem toiletje maken. Daar is bijv. het gestreepte jakje bij een effen jurk. Desnoods kan men er nog een shawl bij maken, die aan het eind het mono gram van de bezitster draagt. Dit jakje is heel gemakkelijk te maken, daar 't slechts bestaat uit een recht achterdeel en twee rechte deelen als voorkant. Niet zoo eenvoudig is het vest van ge bloemde zijde, dat een pelerine heeft en een voorbaan, die op den rug met \n strik ge sloten wordt. Van kant vervaardigd zal het een elegant geheel vormen met een avond toilet je terwijl het van gebloemde zijde schattig zal staan op een effen wollen jurkje. De afbeelding daarnaast toont een eenigs- zins meer gecompliceerd model. Men kiest het van hetzelfde materiaal der te moderni seeren jurk, echter in een contrasteerende kleur. De épauletten zijn van de japonstof. Het geheel wordt van voren en van ach teren op. de japon geknoopt. Het jakje van fluweel kan zoowel bij „ge wone" japonnen als bij avondjaponnen ge dragen worden. De kleine vleugelschoudertjes en de strik van voren geven het geheel iets bekoorlijks. Een nouveauté is de dubbele kraag, die van voren en van achteren met twee on gelijke punten over elkaar valt. Eén van de kragen is van het materiaal der japon vervaardigd, de andere in een contrasteerende tint. Heel grappig staat het monogram. Een paar manchetten voltooien het garnituur. „En vertel me nu nog eens van Rood kapje". „Maar dat heb ik gisteren al verteld en eergisteren „Hè, nog één keertje dan, vandaag ook nog". En dan volgt weer het verhaal van Rood kapje met al zijn avonturen en dat zijn hoog tepun-t bereikt als „Grootmoeder zulke groo- te oogen heeft". Elsje luistert weer even gespannen als de vorige dagen. Ze weet wat er gebeuren zal, wat er nu „komt" en dat maakt het voor haar nog aantrekkelijker. Kinderen kunnen avond aan avond van het zelfde verhaaltje genieten, het verveelt ze nooit. Ze houden meer van het bekende verhaal dan van he't onbekende dat best vervelend zou kunnen zijn. Men moet daarom vooral niet denken, dat het kind geen behoefte heeft aan spanning. Integendeel. Zijn lievelingsverhaal zal nooit een kalm verloopend verhaaltje uit het dage lij ksch leven zijn. Er moet avontuur in zijn, ook graag iets komisch waarom het schate ren kan, iederen keer weer. Het moet eiken keer iets beleven, herbeleven en dat ken nooit bij een saai verhaaltje. Dano, het is niet zoo makkelijk het juiste verhaal voor een kind te vinden! Want het mag vooral niet te griezelig zijn, wel spannend, maar niet griezelig. Het is wel typeerend dat alle Sprookjes van moeder de Gans altijd zonder bezwaar ver teld worden behalve dan door hen die heelemaal tegen het sprookjes vertellen zijn alle sprookjes behalve Blauwbaard. Dat- wordt algemeen als te griezelig beschouwd. De gruwelkamer met de vermoorde vrouwen, het sleuteltje dat in een bloedplas valt het heeft- ook wel iets van een modern sen satieverhaal en dat zullen we ook niet aan kinderen voorlezen. Er zit eigenlijk weinig sprookjesachtigs in het heele verhaal, goed beschouwd zou het best „waar" kunnen zijn. Blauwbaard en zijn vrouw, zuster Anna en de ruiters die in een stofwolk naderen het zijn allen reëele personen. Bovendien loopt het verhaal nog heel ijselijk af ook. Blauw- baard's hoofd wordt er afgeslagen en wat er verder met zijn ongelukkige vrouw gebeurt hoor je ook niet. In een „echt sprookje" zou ze toch minstens gelukkig moeten worden met den een of anderen dapperen ridder. En de vrouwen in de gruwelkamer worden ook niet weer levend. Nee. dan kun je beter te doen het*"*" met „onmogelijkheden". Een wolf die je opeet en waar je later toch weer levend uit komt, reuzen die veranderen in muizen, booze too- yerfeeën die je honderd jaren kunnen laten slapen. En dan tot slot altijd de ontspanning van de deugd die beloond wordt, de ontspan ning van het „toen leefden ze lang en ge lukkig". Wilt u het kind geen fantastische verhalen vertellen, zoek dan naar andere waar een gezonde spanning in zit, geen narigheden en vooral geen „doodelijke afloop" want de meeste kinderen zijn voor niets zoo bang als voor den dood in een „waar verhaal", want dat is de dood die in je eigen leven komen kan. Of er een stuk of wat heksen en toove- naars om het leven komen trekt hij zich minder aan. Vertelt u wel fantastische verhalen dan is er keus genoeg. En het kind 'kan het nooit tè fantastisch zijn. En heeft u eenmaal een goed verhaal gevonden dan bent u ook w-eer voor een tijdje klaar. Want valt het in den smaak dan is het elke keer weer: ,Toe, vertel dat nog eens!" BEP OTTEN. ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Iets heel -bijzonders! Twee japonnen, die op één van de groote mode-shows 'te Amster dam zeer in den smaak der aanwezige dames vielen. No. 186: namiddag- of theater jurk van zijde, gegarneerd met plissée in een iets lich tere nuance dan de japon zelf. Ook hier weer de zoo gewilde drie-kwart mouw. Bemoedigd: 5 Meter zijde van 90 c.M. voor de jaj-on, 50 c.M. voor de -garneering. No. 185: Japon van zwart fluweel. De eenige garneering bestaat uit een jabot vain, rose satijn, gesloten met een metalen gesp. Het zeer slank-vallende model heeft de mo derne schouder verb reeding, in dien vorm van kapjes aan den bovenarm. Bemoodigd: 5 Meter fluweel van 90 cM. breedte en 30 c.M. satijn. Beide patronen zijn tegen den prijs van 50 ets. per stuk in alle maten te verkrijger, bij de „Af deeling Kn-ippartonen" van de Uit geversmaatschappij „De Mijlpaal", postbox 175 te Amsterdam. Toezending zal geschieden ma ontvangst van het bedrag, dat kan worden overge maakt per postwissel, in postzegels of wel per postgiro: 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht bij het nummer van het patroon ook de ver langde maat; d.w.z.: boven-, taille- en heup wijdte. op te geven. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden. Men voorkomt daardoor vertra ging in de toezending, HET STRIJKEN VAN EEN HEEREN OVERHEMD. Ja zakdoeken, handdoeken en een heel enkele keer eens een schort strijken, dat is geen kunst! Maar een overhemd, een heeren- hemd met stijve borst en manchetten, dat verlangt meer dan een enkel „strijken". Wat moet zoo'n „kunstenares van het strijkijzer" dan wel doen? .Eerst vermengt ze een pakje glans-stijfsel met warm water (1/4 Liter water bij één pakje). Is alles goed opgelost dan stopt men de stukken waschgoed er in een drukt ze goed met de handen er door heen. Stevig oprollen in een doek, maakt dat het te veel aan stijfsel hier in opgezogen wordt. Vlak voor het strijken wrijft men het waschgoed nog eens in met een vochtigen lap vouwt het hemd glad gestreken, met naar binnen geslagen mouwen, nog eens in een doek. Na een poosje kan het strijken beginnen. Eerst het randje aan den hals en de schouderstukken Dan komen de manchetten Die worden glad gestreken en daarna door het ijzer stevig er op te drukken, rond. Onder de borst legt men een zachte lap en strijkt ze dan met een heet ijzer. Daarna wordt ze op het hout gestrekén, dat er den mooien glans aan verleent. Voorzichtig met de knoopen! Men moet er voorzichtig om heen strijken. De plooien in de borst haalt men met een vouwbeen omhoog en strijkt ze daarna plat. De rest, het strijken van het hemd zelf, is gemakkelijk. Dat kan iedere goede huis vrouw. HERINNERINGEN UIT DEN SCHOOLTIJD. MARIANNE. Marianne was lang en zwaar, maar ze zag er altijd slecht en moe uit en je zou haar met haar zorgelijk gezicht bijna voor een moeder uit een volkswijk gehouden hebben, zooals ze daar sjokte met haar jongere zus jes om zich heen. Onder haar kwam Eef, die was veel kleiner en veel knapper dan Marianne, ze liep altijd zoo'n beetje nuffig en op een afstandje alsof ze zeggen wilde: „Op mij hoef je niet meer te passen hoor, ben je mal!" Dan kwam Lies, die leek met haar pieke rige. slordige haar en haar vaal snuitje op Marianne. Ze hield meestal Justientje bij de hand, terwijl Coosje Marianne moést vast houden. Zoo was vier maal per dag het op tochtje waarvan Marianne de zorg droeg. Thuis hadden ze nog een paar broertjes en het allerkleinste zusje en daar had Marianne ook nog heel wat op te passen en t6 bered deren. Met haar veertiende jaar leek het of" ze nooit jong geweest was. ELISABETH TER PALIES ICeijkeTMjek eimere V V t V Ragoüt van kalfstong: 1 kalfstong, 1 ons kalfsgehakt, een klein blikje champignons. L. bouillon van de tong, 60 gr. bioem, 60 gr. boter, 1 eidooier, 1/2 d.L. room of melk, 2 le pels witte wijn of 14 lepel citroensap, peper, zout, foelie, een takje peterselie, een wortel tje, een stukje ui. Wasch de tong, laat ze in water staan tot ze gekookt wordt. Zet ze op met kokend .wa ter en zout, foelie, ui, wortel en peterselie. Laat ze ongeveer 2 uur zachtjes koken, tot het vel gemakkelijk loslaat. Vil ze, laat ze neg een kwartiertje koken in de bouillon, op dat het zout beter in het vleesch dringt en snijd ze daarna in plakjes. Laat de laatste 10 minuten ook de gehaktballetjes meeko ken: maak hiervoor het kalfsgehakt aan met wat zout, peper, nootmuskaat en een weinig eidooier en vorm er kleine balletjes van. Ver warm roerende de boter met de bloem, voeg hierbij langzamerhand en steeds roerende y2 L. gezeefde bouillon. Laat het sausje 5 a 10 minuten zachtjes doorkoken; klop de rest van de eidooier in een kommetje en doe hierbij, onder goed roeren „een weinig van de saus, giet dit bij de rest van de saus en maak deze roerende verder af met de room of melk, wit te wijn of citroensap, peper, doormidden ge sneden champignons en het champignonnat, mits de saus niet te dun is. Roer de plakken tong en de balletjes gehakt erdoor, breng de ragoüt over op een verwarmde schotel en leg er een rand fleurons, aardappelpuree of droge rijst omheen. Fleurons: 60 gr. bloem, 60 gr. boter, zout, ei. Doe bloem, boter en een snuifje zout in een kom, snijd de boter in stukken, voeg, roe rende, zooveel koud water toe tot een sa menhangende massa is verkregen, rol deze op een met bloem bestrooide aanrecht met een met bloem bedekte deegrol uit tot een dikke lap, vouw hem tweemaal dubbel (eerst de 2 uiteinden naar het midden en daarna dubbel vouwen), rol hem nog eens uit, vouw hem dubbel, herhaal dit nog tweemaal en laat het deeg een half uur op een koele plaats. rusten. Rol hem uit tot een lap van 1/4 centi meter dikte, steek er met behulp van een pasteistekertje of een glas halve maantjes van, leg deze op een met koud water be vochtigd bakblik, bestrijk de bovenkanten met wat los geklopt ei -,en bak de fleurons 15 minuten in een warmen oven. Leg ze als een rand om de een of andere ragoüt heen. C. F. MODDERVLEKKEN. Over het algemeen kan men uit donkere wollen feefsels moddervlekken verwijderen door de vlekjes te wasschen in houtzeep. Lichte kleuren behandelt men met een op lossing van een af andere zachte zeep of, zoo dit niet helpt, met een borsteltje gedoopt in terpentijn. Heeft de morsige straat kwaad gedaan aan een fluweelen of zijden japon, dan is het 't beste, de vuile spatten eerst rustig te laten drogen. Daarna borstelt men ze zoo goed mogelijk uit, om eindelijk de laatste sporen te verwijderen met behulp van zui vere alcohol. Om modderspatten uit mantels te ver wijderen geven wij den raad, eerst een te probeeren, om de spatten, zoodra die goed zijn opgedroogd, uit te borstelen. Lukt dit niet, blijven er leelïjke sporen achter, dan moet men zijn toevlucht nemen tot een af- waschbeurt met heet water. In de meests gevallen is elk spatje dan wel verdwenen. In geval van nood borstelt men de vlekjes weg met warm zeepsop. Ze moeten in dat geval worden nagespoeld en de heele plek moet opgestreken worden. Natuurlijk past men deze methode alleen toe waar het stoffen betreft, die tegen water kunnen. En dat is bij manels bijna altijd het geval. Heeft de modder vettige sporen achter gelaten, dan wrijve men nog eens na m gelaten, dan wrijve men nog eens na met een lapje of watje, gedrenkt in tetra of benzine. ZELF BEREIDE KOFFIE-EXTRACT We hebben niet altijd tijd. om versche koffie te zetten. Dan „warmen" we oude koffie op, en dit drankje kan zelfs de meest hartstoch telijke koffiegenieter de lust doen ontnemen, om nog eens deze kostelijk bruine vloeistof te gebruiken. Waarom zouden we dan niet onze toe vlucht nemen tot koffie-extract, dat lang bewaard kan worden en ons in een ommezien aan een geurig kopje koffie helpt? Boven dien is het zeer gemakkelijk bij het bereiden van koffie-puddingen enz. Men neemt 100 Gram goede koffie, even tueel coffeïne-vrij, een half pond poedersui ker en 11/2 Liter water. De suiker wordt aan de kook gebracht en op een zacht vuur zoo lang verhit tot er een lichte blauwe walm afkomt. Niet vergeten te roeren! Dan wordt de gemalen koffie erbij ge voegd en onder 'voortdurend roeren ongeveer twee minuten op het vuur gelaten. Daarna neemt men de pan van het vuur en voegt er langzaam het kokende water op. Dan' laat men alles twee a drie uur trekken in een hooikist, en zoo men die niet heeft, verpakt in krantenpapier en doeken. Daarna vult men goed schoongemaakte flesschen ermee, en sluit ze met stevig passende kurken. Men kan dit extract drie tot vier weken goed houden. Voor een kop koffie rekent men één a twee lepels extract en giet daar de kokende melk bij. DE GEMAKKELIJKE KRITIEK. Een Fransch spreekwoord zegt-: „La critique est aisée, mais 1' art est difficile", wat betee- fcent: „de kritiek is gemakkelijk, maar de kunst is moeilijk". In het leven van eiken dag is dat maar al te vaak van toepassing. Wij men-schen leve ren critiek op elkaar, en denken er verder niet over na. Wij geven felle critiek, afbre kende of opbouwende critiek, medelijdende of gevoel-looze critiek, critiek met of zonder rr.lcn, minachtende critiek, enzoovoorts. En die leveren we maar zoo vlotweg, dikwijls zonder ons duidelijk te maken, wat de bij komstigheden zijn, die het becritiseerde ge val kunnen hebben beïnvloed, of ook vaak zonder na te denken over de gevolgen, die het voor de bepaalde personen zal hebben. Bij de jeugd begint het al: zij leveren cri tiek op elkaar die lang niet malsch is, en ook op de ouderen, die niet minder openhartig en ongegeneerd aan doet. Zij verliezen daar bij de normen weieens wat al te veel uit het oog, en critiseeren met een scherpte die niets en niemand ontziet. Natuurlijk gaan die puntige hoekjes er op den duur wel af, maar het is toch geraden, om opgroeiende kinde ren in dit opzicht te remmen en een zeer mild oordeel tegenover het hunne te stellen. Kindieren behoeven in critisch opzicht niet aangemoedigd te worden, zij,zijn meestal zonder dat ook al critisch genoeg. Daarom kunnen de ouders veel beter hiertegenover een zachtere meening ten beste geven, be halve wanneer het bepaald leelijke of onge zonde dingen betreft terwijl zij hun eigen, opinie erover geen keweld behoeven aan tie doen. Zoo is daar die critiek op de school en alles wat ermee annex is, de critiek op het bestuur van vereerügimgen waarvan de kin deren lid zijn, de critiek op vriendjes en vriendinnetjes, dit alles is me;:tal zeer een zijdig gezien. Zelfs bij de oudere jeugd is de critiek op maatschappelijke toestanden, op boeken, op de meening van vreemden en al lerlei andere onderwerpen zeer geliefd, en meestal hangt het in de lucht, doordat het kind nog geen gelegenheid heeft gehad het onderwerp plus zijn critiek te toetsen aan het leven. Met volwassenen gaat het echter helaas dikwijls niet anders: zij critiseeren zonder een centimeter verder te kijken d„n het enkele feit, waarover zij gevallen zijn, zij miaken gevolgtrekkingen en bespreken het geval alsof zij de zaak volkomen hebben doorgrond. En met sommige menschen kent het soms bijna geen grenzen, iedereen die op hun weg komt, wordt besproken en becritiseerd, en eigenlijk is dat nooit anders dan afbrekende critiek, dat weten wij allemaal wel. Uit dit alles blijkt wel, dat critiek niet ge makkelijk is, zooals het Fiiamsche spreek woord zegt, maar juist uiterst moeilijk, dat wil zeggen, een goed overwogen, weldoor dachte critiek is zee? moeilijk. Want die vraagt niet alleen een objectief oordeel, wat voor de meesten uiterst bezwaarlijk is, maar ook een kennis van zaken die men zich slechts met veel inspanning eigen kan maken. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat een eigen oordeel niet geoorloofd zou zijn, het is zelfs heel wenscheiijk, evengoed voor jonge als voor oudere menschen,- maar het maar- raak-critiseeren van alles en nog wat, waar van de criticus geen verstand heeft, duidt bij de jeugd op onbezonnenheid, die beter geremd kam worden, bij de ouderen echter op domheid. Het tweede dieet van het- aangehaalde spreekwoord zegt: „maar de kunst is moei lijk", wat in ruimeren zin bedoeld is als: „de levenskunst is moeilijk". Wie echter kan in zien, dat de critiek niet gemakkelijk is, maar integendeel moeilijk, heeft al heel wat van die le'-rnskumst gelieerd, en de moeilijkheden die deze in den weg gelegd worden, zullen des te gemakkelijker overwonnen worden. Maar dat is een bereikt ideaal, dat men alleen van volwassenen kan. vergen, zeker nieti van de critiseerende jeugd. E. E. J.—P. GRCOTE HOUTSTRAAT 10 Wij etaleeren deze week speciaal: DAMESJAPONNEN KINDERJURKJES VESTEN TRUIEN PULLOVERS Geen tricot-weefsel ter wereld kan concurreeren met Bleyie. IJzersterk, waschecht en een schitterende coupe! (Adv. Ingez. Med.) WAT IN PARIJS GEDRAGEN WORDT. Schoenen van slangen- en hagedissenleer verheugen zich dit winterseizoen bijzonder in de gunst der Parisiennes. Ook tasschen ziet men er van De schoentjes zijn hoog gehakt en coquet. Was men dezen zomer degelijk en droeg men sportieve platte hak ken, dit seizoen willen de Parisiennetjes bewijzen, dat zé nog wel degelijk graag op hooge hakjes trippelen. Tasschen van wit leer zijn modern geble ven. De handschoenen van hetzelfde mate riaal als het costuum zijn eveneens gehand haafd. Handschoenen van glacé of waschleer heb ben lange kappen, die opengewerkt zijn. .j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8