LETTEREN EN KUNST PT^V Kinderboeken. DINSDAG 17 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7 HET TOONEEL BALLET JOOSS. DE ZEVEN HELDEN. DE VERLOREN ZOON. Op zijn afscheidsavond, voor zijn vertrek naar Amerika, heeft Kurt Jooss Zaterdag avond in onzen Stadsschouwburg De zeven Helden en de dramatische legende De Verlo ren Zoon welke laatste voor Haarlem ge heel nieuw was gegeven. De balletten van Kurt Jooss winnen nog bij een herhaling, omdat ze zoo rijk zijn aan détails, welke bij een eerste opvoering niet alle onmiddellijk zoo de aandacht trekken. Zoo troffen mij Zaterdag bij het weerzien van de grappige en kleurrijke burlesque van De ze ven Helden de geestige armbewegingen der vrouwen in het eerste deel, wanneer zij de mannen overwonnen hebben, en hun vreugde dansen bij den terugkeer der helden tegen het slot. Hoe goed zijn ook de passen en de logge bewegingen van den beer. hoe zuiver geeft Elisabeth Wartmann hier het wezen van het dier weer. En hoe voortreffelijk is het Kurt Jooss gelukt den naieven geest van het oude sprookje in deze gedanste burlesque te bewaren. Toch werd de indruk van De zeven Helden dat eigenlijk meer een divertissement is geheel verdrongen door wat na de pauze volg de. In De Verloren Zoon is Kurt Jooss evenals in De Groene Tafel de geniale ont werper van het dans-drama. Hierin herkennen wij den kunstenaar, die niet alleen een voor treffelijk danser is, maar vooral een groot re gisseur. die al zijn medewerkers weet te be zielen en op te voeren tot het extatisch „be leven" van het door hem geconcipieerde kunst- .werk. Kurt Jooss geeft niet alleen den dans om den dans; hij gaat daar ver boven uit. Hij geeft aan het drama een nieuwen vorm door dans. plastiek en mimiek, Van hoe veel beteekenis het mimisch ele ment is in een ballet van Jooss. blijkt wel het meest uit De Verloren Zoon. Welk een expres sie was er voortdurend in dat gezicht van Ru dolf Pesciht als de zoon! Verlangen, harts tocht, trots, wreedheid, wanhoop, moeheid, berusting, vrede, ze wisselden zich telkens met onfeilbare zekerheid er op af. Het lichaam van den danser gaf plastisch vorm aan de in nerlijke gevoelens, het gezicht was steeds de spiegel van de ziel. Zoo was het ook bij den „raadselachtigen reisgenoot". Welk een unheimische schittering telkens in die oogen. Deed hij niet voortdurend denken aan een slang, deze geest van het kwaad met het fascineerende „booze oog"? Welk een hooge bezieling daarentegen op het gezicht van de moeder, wanneer zij den vader afhoudt van zijn vervloeking en zij den zoon omarmt, voordat hij van haar heengaat. Het is vooral dit plastisch en mimisch zoo innerlijk beleven van het drama dezer dan sers, dat op ons, toeschouwers, eert zoo die pen indruk maakt. En er is de onfeilbare, hoog opgevoerde techniek van al deze artisten, die het tot een esthetische kunstuiting van hoo- gere orde opvoert. Groot was reeds dadelijk de indruk, toen het licht aangloeide, en wij den zoon daar op den achtergrond zagen staan als een beeld van Sehnsucht en verlangen. Hoe prachtig was dit van plastiek, hoe mooi ook contras teerde de zoon hier in zijn felle kleuren te gen het in het effen bruin gekleede ouder paar De muziek zet het motief van den arbeid in en de zoon voegt zich bij zijn ouders, die in breede, forsche regelmatige romp- en arm bewegingen het gewone, besloten leven van den arfoeidzamen mensch symboliseeren. Maar telkens komt bij den zoon het verlangen naar het onbekende terug, maakt li,ij zich los van de groep. Tevergeefs tracht de moeder hem tegen te houden; het verlangen wordt te sterk en als hij eindelijk den sprong waagt en uit de beslotenheid van het alledag-leven is ge vlucht, en de vader reeds zijn arm tot ver vloeking heeft geheven, is het de moeder, die tusschen vader en zoon treedt en de vervloe king keert. Maar wanneer de zoon is heen gegaan. zinkt zij ineen, en onvergetelijk zal voor mij de herinnering zijn aan deze mater dolorosa, die als het beeld van de smart daar neerlag tegen den witten muur, waarover haar kind zoo juist is weggevlucht. Dan volgen wij den zoon op zijn omzwer vingen door de wereld. Eerst de ontmoeting met den „raadselachtigen reisgenoot", die niet anders blijkt te zijn dan de verpersoon lijking van den demon in den mensch, en die hem overal vergezelt, op het feest aan het Hof, op zijn bruiloft met de koningen, zijn kroning en daarna in de dagen van zijn neer gang, wanneer het volk tegen hem opgestaan wegens zijn tirannie, hem verdrijft en hij bij deernen en dieven zijn toevlucht neemt en geheel ten onder gaat. Maar wanneer hij tot het diepste gezonken is, komt het berouw en alleen, zonder den raadselachtigen reisge noot. trekt hij verder om als een bedelaar weer te keeren in het ouderlijk huis, waar de moeder hem met deernis ontvangt en hem laaft met het beste, dat zij heeft. En als ook de vader den teruggekeerden zoon met zijn armen omvangen heeft, zet de muziek het motief van den arbeid uit het eerste tafe reel nogmaals in en weder opgenomen in de beslotenheid van het gezin, symboliseeren de breedheid, de kracht en de regelmaat van het gebaar den teruggevonden innerlijken vrede en de rust ook bij den teruggekeerden zoon. Dit gegeven biedt Kurt Jooss de gelegen heid tot prachtige dansmanifestaties. Er is een treffend contrast tusschen den innerlij ken vrede in het ouderhuis en de onrust in het uiterlijke, bonte gewemel van de wereld daar buiten. Uit de ontmoeting van den zoon met den raadselachtigen reisgenoot ontwik kelde zich een fascineerend en meesleepend dansduo van Rudolf Pescht en Edgar Frank, waarin vooral het gezamenlijk rondtrekken over het tooneel met dien uitwaaienden man tel in zijn forschheid en zwier sterk imponee rend was. Het feest aan het Hof werd een festijn ook voor het oog. Hoe licht en beval lig was het dansen der vrouwen, wat een elan was er in de bewegingen der mannen. En dan plotseling de verschijning van de koningin in bet pure wit en haar dans, zoo vol nobele gratie en van een verbluffende techniek! Wondermooi bijvoorbeeld die wen telingen met dat rondcirkelende kleed. Het tafereel van den koning-tyran was even een inzinking al viel ook hierin de plastiek van den koning te bewonderen maar adem-beklemmend in de uitvoering was het oproer met die felle, bewegelijke groepen, waarboven de geheven armen aan brandende toortsen deden denken. Welk een vondst, dat plotseling te voorschijn rijzen als uit het niet van den koning en de ver starring van de oproerlingen om hem heen. Prachtig ook het dansen der twee deernen Frida Holst en Mascha Lidolt en de daarop volgende verleidingsscène met als een tra le figuur de diabolische vrouw van Lola Botha. Welk een climax in dat woeste en bonte bacchanaal! En hoe indrukwekkend na dat tumultueuse tafereel de Innerlijke rust en vrede van het ouderlijk huis. Het was een ontroerend slot van deze voor ons onvergetelijke dansavonden. Het publiek heeft ook nu weer Kurt Jooss en zijn prach tig ensemble geestdriftig minuten lang toe gejuicht. Terecht werd een deel van de hulde door Kurt Jooss overgedragen op den muzi- kalen begeleider Fritz Cohen. Aan hem toch dankten wij die groote eenheid in mu ziek en dans bij de dans-drama's De groene Tafel en De Verloren Zoon, een eenheid, die wij bij andere dansers al te dikwijls misken. Wanneer Kurt Jooss later naar Holland mocht terugkeeren, zal hij zeker weer op volle zalen te Haarlem kunnen rekenen. Dansmanifestaties als door hem gegeven, behooren tot de zeldzame genietingen van het seizoen. J. B. SCHUIL. NIEUW SCHOUWTOONEEL KINDEREN VAN ONS VOLK. Om dadelijk maar met het goede te begin nen: „Kinderen van ons Volk", het spel van het land, dat Cor Hermus en Kees Spierings naar den gelijknamigen roman en „De Schoo- ne Voleinding" van Antoon Coolen hebben be werkt, heeft gisteren bij de première in onzen Stadsschouwburg een zeer groot succes be haald. Dit succes was voor een zeer belangrijk deel te danken aan de voortreffelijke opvoe ring, die Het Nieuwe Schouwtooneel van dit spel van het land heeft gegeven maar ook het stuk heeft op het publiek merkbaar indruk ge maakt. Opmerkelijk is het, dat het tweede dramatisch zwakste deel den meesten bij val genoot; het was de nobele, brave pastoor Vogels door Ko van Dijk met innige men- schelijkheid heel fijn gespeeld die niet al leen bij zijn parochianen, maar ook bij het publiek de overwinning wegdroeg. Dit spel van het land bestaat uit twee deelen en ook zonder de romans gelezen te hebben, kan men precies aanduiden waar het eene boek eindigt en het andere begint. Als tooneelstuk is „Kinderen van Ons Volk" dan ook geen geheel geworden; de pauze scheidt het in twee van elkaar feitelijk zeer verschillende stukken. Tot de pauze kan men werkelijk van een tooneelspel spreken. In den roman' Kinderen van ons Volk lag de stof voor een drama en in de eerste drie bedrijven heb ben wij dan ook een dramatisch conflict, dat wij in zijn voorbereiding, ontwikkeling en tragisch slot zien. Wij maken den strijd tus schen Giel Sleegers en Godefridus van den Breemortel om Marie Verberne in deze drie bedrijven mee, wij voelen het noodlot hangen over deze drie menschen en het dramatisch einde van dezen strijd de dood van Gielen door Godefridus' hand is het logische slot van dit met de pauze afgesloten stuk. Wat dan volgt, de twee bedrijven, waar in de brave pastoor Vogels den ouden Sleegers met den moordenaar van zijn zoon verzoent, is feitelijk een heel nieuw stuk, dat slechts in zeer los verband staat met het eerste deel. En in dat tweede stuk was de dramatische stof veel moeilijker te verwerken. Wij hooren nu enkel nog maar van de kwellingen, die Gode fridus en zijn vrouw in het dorp ondergaan. Van het eigenlijke leed van deze twee na den moord vereenzaamde menschen wordt ons alleen maar verteld. En dat leed vermag dan ook niet veel indruk op ons te maken, zelfs niet de dood van de Kleine Marieke, welk ge beuren van zoo grooten invloed is op Godefri dus en zijn vrouw. Hoe zou het ook kunnen, waar wij van Marieke alleen maar even ter loops hebben hooren spreken. Ook in stijl en sfeer valt dit spel van het land met de pauze in tweeën. Met de verga dering van het comité naderen wij zelfs even ook door het spel de klucht, maar het is al weer de pastoor Vogels, die hier de situatie redt. Deze brave priester is nu hoofdpersoon geworden en beheerscht het deel na de pauze geheel. Maar de figuur van pastoor Vogels is van een zoo milde goedheid, zoo zachte men- schelijkheid en verkwikkende zonnigheid, dat wij onmiddellijk er vrede mee hebben, dat Kees Spierings en Cor Hermes feitelijk zondigen tegen alle wetten der dramatiek. En het pu bliek, dat maling heeft aan al die wetten, zou het tweede deel zeker niet anders hebben gewenscht. Het schonk al zijn sympathie aan dezen pastoor, die behalve priester ook zoo volko- mensch was en het prees zich gelukkig, dat- het slot der Sehoone Voleinding zoo veel har- monieuser en idyllischer was dan het schok kende en realistische einde van De Kinderen van ons Volk, waarmee het stuk voor de pau ze afsloot. De warme ovatie, die aan Ko van Dijk na afloop der voorstelling werd gebracht, bewees wel. hoe zeer hij als pastoor Vogels ook de harten van zijn niet-parochianen in de zaal veroverd had. Wij hebben in de laatste jaren al heel wat brave nobele pastoors op de planken gezien, en wel eigenaardig zij kwamen steeds weer uit romans op het tooneel. in Leontien- tje, Het Verraad, Flierefluiter's Oponthoud en nu weer in Kinderen van ons Volk. is het tel kens de pastoor, die met zijn milde goedheid in het midden der handeling staat. Van al deze priesters staat pastoor Vogels volgens mij bovenaan, omdat hij de meest menschelijke is. iMen zou van een pastoor, die zoo lang op een Brabantsch dorp heeft gewoond, hebben venvacht, dat hij wat meer van zijn omge ving had overgenomen. Deze pastoor Vogels, zooals Ko van Dijk hem speelde, leek meer op een fijnen, Franschen abbé dan op een dorpspastoor in de Brabant- sche Peel. Hij stond dan ook wel heel ver boven zijn parochianen. Maar wanneer men men dat eenmaal aanvaard had, kon men niet anders dan volle bewondering hebben voor dezen pastoor, die wel een der mooiste rollen, ooit door Ko van Dijk gespeeld, is geworden. Hij was van een zoo warme men- schelijkheïd en malden humor, maar tegelijk van zoo overtuigende waardigheid, dat hij wel een ieder moest ontwapenen. Een priester, 1 die boven allen stond, maar toch geheel mensch was met de menschen om hem heen. Een creatie van Ko van Dijk, die wij niet spoedig zullen vergeten. Een creatie was ook de oude Sleegers van Frits Bouwmeester, die in deze rol eindelijk weer eens kon toonen van het echte Bouw meester-ras te zijn. Met ongewone felheid gaf hij de ingevreten haat van dezen ouden boer tegen den moordenaar van zijn zoon en prachtig was zijn langzame overgang tot mil dere gevoelens en zijn overwinning aan het slot Dat tooneel tusschen Ko van Dijk en Frits Bouwmeester was werkelijk groot van spel. Eduard Palmers en Jacques Snoek waren de twee tegenstanders, Godefridus en Giel. Bra- bantsche boeren kon ik moeilijk in hen zien. maar het menschelijke in dezen strijd om de vrouw hebben zij beiden knap en met tem perament gegeven. De indruk van het stuk zou er zeker niet bij verminderen, wanneer de worsteling aan het slot van m wat min der realistisch werd gespeeld en wat meer werd bekort. In het tweede deel trof Palmers mij door zijn ingehouden en toch zoo expres sief stil spel. Jetty van DijkRiecker had een zeer ge lukkigen avond als Marie Verberne. Zij ty peerde knap de boerin, gaf haar innerlijken strijd met zuivere middelen overtuigend weer en ontwikkelde aan het slot van III een ster ke dramatische kracht. Twee prachtige figuren zagen wij weer van Lau Ezerman, eerst een harden, krachtigen, forschen boer, die de geur van 't land als het ware met zich medebracht op het tooneel, en later een kostelijk type van een verwaten dorpsbovenmeester, beiden even meesterlijk uitgebeeld. En bepaald een verrassing was mevrouw Jacqueline Royaards als vrouw Ver berne, een voor haar wel heel ongewone rol, die zij merkwaardig zuiver en gaaf volko men als boerin speelde. Henk Schaer was uitstekend als Klauske, de knecht. Het too- neeltje tusschen hem en Jetty van Dijk wanneer Marie hem vertelt-, dat zij moeder moet worden, was een der fijnste en gevoe ligste scènes van den avond. Sam de Vries had veel plezier van zijn Doruske Timmer, en Arend Hauer typeerde zeer aardig boer de Bijl. Zoo werd het een avond van uitstekend spel, die zooals wij reeds schreven een groot succes werd voor Het Nieuwe Schouw tooneel. Het lijkt mij wel zeker, dat dit gezel schap van Kinderen van ons Volk veel genoe gen zal beleven. J. B. SCHUIL MODESHOW VAN HET PARIJSCHE HUIS JENNY. De kunst van de eeuvoudige coupe en het verfijnde detail. De modeshow, die het Parijsche huis Jenny Zaterdagavond en Zondagmiddag in het Carltonhotel in Amsterdam gaf, was. als ik eerlijk mag zijn, een verademing en een op luchting, en tevens de bevestiging van een oude traditie, die echter de laatste maanden op ietwat wankele beenen scheen te zijn ko men staan; de traditie namelijk, dat de door Parijs gelanceerde modes altijd uitblonken door goeden smaak, distinctie en zij het geraffineerden eenvoud. Alarmeerende be richten omtrent een steeds ingewikkelder worden van de mode bereikten ons: foto's en t-eekeningen van de eerste herfst- en winter- modellen in de tijdschriften en couranten deden ons de handen in elkaar en de schrik om het ha'rt slaan: een dergelijke opeenhoo- ping van garneering, een dergelijke veelheid van details waren wij sinds jaren ontwend, en wij vroegen ons af of wij dan werkelijk naar de vooroorlogsche modes terug zouden gaan. waarop dit alles zoo kennelijk ge ïnspireerd was, en die ook inderdaad wel haar charme hadden, maar die wij toch liever niet weer wilden gaan dragen. Pom peuze hoeden, hoog op het hoofd staand, en versierd met een overvloed van spelden, vee- ren en veertjes en zelfs aigrettes; groote hamanenmouweningenieuze versieringen van de bovendeelen van japonnen en man tels, die geen enkele vrouw, hoe handig ook, ooit zelf zoo in elkaar zou kunnen tooveren, zoodat dus vele vrouwen met een niet al te ruim kleedingbudget zich erin zouden moe ten schikken niet ..mee" te kunnen doen. Want men mag tegen de mode van de afge- loopen jaren, met haar grooten eenvoud en haar simpele garneeringen bezwaren heb ben en niemand van ons zal nu achteraf niet willen toegeven, dat de tijd van de korte rokken en de afgezakte tailles bijzonder lee- lijk was! al deden, we er allemaal trouw aan mee! zij heeft dit voordeel gehad, dat vrij wel iedereen, die een beetje handigheid en goeden smaak bezat, zich aardig kon klee- den; en vrouwen die zich met geringe midde len uitstékend wisten te kleeden, alleen, om dat ze flair en inzicht in de mede en haar eigen type hadden, kwamen de laatste jaren veel voor de mode gaf haar een kans, zoo als zij die nog nooit gehad hadden Dit ailes zou dus nu uit zijn? en alleen zij, die zich ervaren coupeuses konden veroorloven, die de knepen van het vak tot in de uiterste puntjes kenden, zouden zich nog maar „goed" kun nen kleeden? Ik vermoed inderdaad, dat die eerste herfst- en wintermode-berichten door velen met spijt en schrik zijn begroet Vermoedelijk zal de show van het huis Jenny, als ze die tenminste gezien hebben, haar gerustgesteld hebben, en zullen zij op gelucht hebben geconstateerd, dat zij bij de wintermode, zooals dat huis haar lanceert, altijd nog 'n uitstekende kans hebben: terwijl het bovendien waarschijnlijk ook velen van het hart zal moeten, dat een mode als deze buitengewoon simpel van lijn en coupe, en zonder den overdadigen overvloed van gar neering en details, die zooveel andere model len kenmerkt, bijzonder aangenaam aandoet en van heel wat meer distinctie en goeden smaak getuigt dan van veel, dat tot nu toe voor de komende wintermode uitgekreten werd. Het huis Jenny, dat zich trouwens al tijd onderscheiden heeft door de verfijnde distinctie van zijn modellen, heeft met deze show, die zijn eerste was in Holland, waar schijnlijk de harten van heel wat Holland- sche vrouwen gestolen; en het is te hopen dat de Hollandsche vervaardigers en ontwer pers, die nog al eens aan een blijkbaar Ger- maansche voorliefde voor te veel garneering laboreeren, aan een collectie modellen als deze een voorbeeld zullen nemen; het Ne- derlandsch fabrikaat, waarvoor immers in de laatste maanden zoo'n intensieve reclame wordt gemaakt, hoeft het waarlijk niet be neden zijn waardigheid te vinden om een lesje te nemen van zijn zooveel ervarener Fransche broertje en wij zullen er allen wel bij varen. De velen, die dit feest van Franschen smaak en elegantie niet bijwoonden, zullen na deze lange tirade waarschijnlijk wel po pelen van ongeduld om wat nadere feiten te vernemen. Het eerste zeer opvallende verschijnsel was dat er, vooral voor de daagsche wollen en de wat gekleedere zijden middagjurkjes (die bijna alle gecompleteerd werden met een driekwart langen mantel van het oorspron kelijk Amerikaansche zoogenaamde „swag ger" model: zonder ceintuur en van onderen •niet aansluitend, maar vrij wijd) bijna uit sluitend gedekte kleuren gebruikt waren: veel licht en donker beige, licht en donker grijs, natuurlijk buitengewoon veel van het door alle Franschen geliefde zwart; een en kele maal de nieuwe modekleur, het „mur sauvage", een vrij donker en diep paai'srood een ander maal een jurkje van een mooi dof steenrood. De driekwart lange mantels brachten als van zelf de casaques weer in de mode; zij varleerden in lengte van ongeveer vijftien centimeter onder de ceintuur tot vijf tien centimeter boven den rokzoom. Een ander opvallend verschijnsel was, dat het huis Jenny voor middagjurkjes en casaques bijzonder veel brokaat van een mooie doffe soort gebruikte en dat een enkele maal de oude aigrette als ruggarneering van een overigens eenvoudigen avondjapan weer tevoorschijn kwam. Dat fluweel veel gedragen V J#jjl V J V VvA NCT E. Q wordt mag als bekend verondersteld worden, terwijl ook het feit, dat bijna alle japonnen, zelfs veel avondjaponnen, van voren aan den hals hoog zijn, niet nieuw meer is: er mag in Holland, waar vele vrouwen hardnek kig blijven vasthouden aan lage halsuitsnij dingen, nog wel eens met nadruk op gewezen worden, dat van voren hoog gesloten halzen met of zonder kraag, bijzonder flatteus en jeugdig zijn en heelemaal niet zoo „zedig" staan een bezwaar, dat wonderlijker wij ze in ons toch niet zoo onzedelijk Holland vaak geopperd wordt! De ruguitsnijdingen van de avondtoiletten bleven laag, dikwijls lager dan mopi is, vooral omdat lang niet alle ruggen door den beugel kunnen! De hoeden waren zonder uitzonderingen zonder rand: kleine geestige puntige kapjes met een guitig veer tje er" parmant boven op of grappige en heerlijk warme kozakkemmitsen van het materiaal van den mantel of bijpassend bij de bont-jas. Een alleraardigst voorbeeld hier van was de driekwart lange mantel van nutria, het zachtbruïne mooie bont. dat jaren lang van het tapijt verdwenen was, met bij passende muts erbij. Dat schouderkapjes en alle schouderver- breeaingen afgedaan zouden hebben, was te voorzien: cp het oogen blik zijn voornamelijk de mouwen op ingenieuze wijze met piooien en stiksels versierd, waarbij een eindelooze variatie mogelijk is. Ook capejes van stof en bont waren veel ..en evidence"; bijzonder mooi was hierbij het garnituur van zilvervos, waar van net bont van voren met een groote zwart satijnen strik sioot het werd gedragen op een zwart jurkje en waarbij een mof van zilvervos hoorde moffen zullen weer veel gedragen worden! De rokken waren hoogst eenvoudig van model: vrij nauw, glad. en absoluut zonder plooien. De heele collectie te beschrijven zou mon nikenwerk zijn. Ik zal trachten een paar bij zonder mooie modellen zoo goed en zoo kwaad als het gaat te schilderen en het zou niet eeriijk zijn als ik daarbij niet begon met ..Sorbïer", een jurk van dof steenroode wollen stof, eenvoudig van mcdel, hoog gesloten aan den hals, waarover een aan twee kanten draagbare driekwart Lange mantel hoorde, die met een hooge. aan den mantel bevestigde shawl sloot en waarvan de eene zijde van de mantelstof van de japon en de andere van donkerbruin velours de chasse of wel ribbel- tjesfluweel was. De bovenbeschreven nutria- mantel en muts. waaronder een buitenge woon mooi dof goudbrokaten middagjurkje werd gedragen was een andere aantrekkelijke creatie, evenzoo de mantel van grijs agneau met donkergrijzen rok in de tint. waa rover heen een lange casaque van zilverachtig, vaag lila en groen' gebloemd brokaat. Het zwartflüweelen mantelpakje „Aiglon" met een wit hermelijnen col was bijzonder eenvoudig en mooi. het gekleede complet ..Ambassadeur" bestaande uit een beige japon met denker- roode stippen, waarover een mantel van be:ge met boni. dat van dezelfde tint beige naar donkerder liep. vertoonde voor een enkele maal nog de schuine, eenzijdige garneering, die er verder volkomen „uit." is. De wat gekleedere middagjurkjes waren bijna zonder uitzondering zwart en eenvou dig van model; ze waren vrijwel allemaal ge garneerd met een opengewerkte lijndecoratie van de stof zelf. of met ingezette stukken zwarte kant: „Liliane" was hier een mooi voorbeeld van: een enkel middagjurkje was met een kleur gegarneerd, zooals één met hard blauw, en één. waarvan het bovenstuk uit groene faille bestond, terwijl on der Kant en driekwart mantel zwart waren, Het is en blijft een wonderlijk feit. dat al deze mid dagjurkjes aanmerkelijk korter waren dan over het algemeen in Holland gedaan wordt; zelfs de gekleede middagjurkjes kwamen niet verder dan halverwege het been. Dat-dé avondjaponnen, die het nu eenmaal het meest- van lijn en coupe moeten hebben, bij deze show bijzonder mooi waren, spreekt van zelf. Ook hier geen schouderkapjes en weinig mouwtjes, wel vrij veel van voren tegen den hals aanliggende licht gedrapeerde „bateau" modellen, die van achteren dikwijls tot aan het middel gedecolleteerd waren: „Manet" van zacht groen fluweel, een naar achteren toe wijd uitloopenden rok met boogvormig opgezette plooien, die opzij op hielden en korte niet zeer wijde pofmouwtjes was hier een buitengewoon mooi voorbeeld van. „Largilière" van heel bleek lila satijn met 'n kort f'.uweelen capeje van mur sauvage was niet minder charmant; heel ander van stijl was „Fleur Persane" van zwart fluweel met groote bloembouquetten, waarvan het diepe rugdecolleté zich bovenaan weer sloot onder twee even schuin staande toefen aigret tes. „Nult de Noel" was een bijzonder mooie creatie van dof zilverbrokaat, waarvan de eenige garneering een dik zilverkoord was. dat om het décolleté liep. in den rug gekruist werd en van voren om de taille liep, waar het als een ceintuur sloot met een dikken knoop. „Venitienne" was een geraffineerde, zeer laag uitgesneden zwarte japon, waarover een capeje van het zelfde zwarte tul-Ie met groote noppen hoorde, dat de onderkant van de rok versierde, terwijl misschien wel de mooiste creatie van allen de avondjapon vaar zilver stof was, met een onder het rugdecolleté be ginnende draperie, die in een sleep eindigde, waarop zich een strik van dezelfde stof ge hecht laad. Een achteraanzicht, dat werke lijk even rococoachtig aandeed! Deze stralende „Soleil de minuit" besloot op alleszins waardige wijze een show, waarop zoowel het Carlton Hotel, dat het huis Jenny naar Holland haalde, als Jenny zelf met voldoening terug kunnen zien, en die op een wederzien doet hopen. WILLY VAN DER TAK. PROF. ROLAND HOLST UIT DE GIDS- Naar het Handelsdlad verneemt-, treedt prof. R. N. Roland Holst met 1 Januari a.s. uit de redactie van „De Gids". GRETA VOOR GOED NAAR ZWEDEN? De geruchten, dat Greta Garbo voornemens is de film varwei te zeggen en te gaan wonen in een villa nabij Stockholm, wanneer haar huidig contract- in Hollywood is afgeloopen, nemen blijkens een Reut-ertelegram uit Stock holm vasieren vorm aan door het bei'icht dat haar broeder Sven Gustafsson een uitgesti'ekt terrein heeft aangekocht in de omgeving van Stockholm. Dikkie en de Tooverketting. Tekst en illustraties van Willy Smit. Uitg. N.V. Drukkerij en Uitg. Mij. De Vlijt, Ariahem Mej. Smit ise benijdenswaardig. Zij kan vlot teekenen en vlot een verhaal schrijven. En niet alleen vlot in de appreciatie van den vol wassen criticus, maar ook an de waardeering van de kleuters, voor wie zij werkt, naar hij heeft kunnen constateeren. Een klein, welverzorgd boekske, dat op een winterdag ingespannen kinderlijke aandacht in menig gezin kan brengen. De hoogste heg. De hoogste heg ter wereld vindt men op het landgoed van lord Landsdowne. Mei- kleour. Pertshire, Schotland. De haag is honderd voet hoog en een kwart mijl lang.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7