VOOR EES EN GEWETEN FEUILLETON CHARLES ALDEN SELTZER. -7) Hollis knikte, Norton's oogen glinsterden van verrukking. „Prachtig!" verklaarde hij. „Als je hier blijft, zul je bezigheid genoeg krijgen. Ik was bang, dat je niet zou büj- ven!" Hij keerde zich tot rechter Graney, een lachje van voldoening op zijn gelaat. „Ik zal je iets vertellen, waarvan je zult opkij ken" zei hij. „Ik zei immers, dat ik aange legd had in de herberg van Red Egger. De bende van Dunlavey was woest over het een en ander. Ik bleef een poosje zitten en pro beerde er achter te komen wat er aan de hand was, maar niemand zei iets tegen mij. Maar al spoedig kreeg ik Red in een hoekje en hij vertelde het mij. Volgens hem had Dunlavey dat meisje Hazelton buiten in het nauw gedreven en was onbeschoft tegen haar, toen een nuchter kalf, dat Dunlavey's teedere gevoelens in het minst niet ontzag, hem een kaakslag toediende." „Sloeg hij hem?" vroeg de rechter, grin nikend van plezier. „Sloeg hem bewusteloos" bevestigde Norton mét- tintelende oogen. Toen schoot Yuma toe en dacht zijn pistolen te gebruiken. Hij kreeg zijn portie ook. Het nuchtere kalf had geen*respect voor pistolen. Red zegt, dat hij nooit dacht, dat iemand zóó hard kon slaan. Het moet kostelijk geweest zijn!" Hij lachte verrukt. „Ik zou graag dat nuchtere kali de hand drukken hij is mijn vriend! Hollis trok een sigarenkoker uit zijn zak, zpcht een sigaar uit, stak die aan en rookte zwi.ï eend Haar naam was dus Hazelton. Hij bewon derde haar nog altijd om de wijze waarop zij de mannen in bedwang had gehouden voor Dunlavey overeind was gekomen; het had een diepen indruk op hem gemaakt. Maar grooter voldoening overstemde zijn gedach ten aan het meisje want hij had Dunlavey, den vijand van zijn vader neergeslagen. Zijn voldoening groeide aan tot pleizier. Wist Dunlavey, wie hem neergeslagen had? Hij moest het vermoed hebben, want Hollis her innerde zich de veelbeteekenende uitdruk king van den man, toen hij, nadat hij van dear grond opgestaan was, gezegd had: „Ik heb idee, dat wij elkander nog wel eens zul len ontmoeten." Hollis' gedachten vlogen snel van Dun lavey naar het meisje. Nu hij besloten had om te blijven, was hij ook vastbesloten om te weten te komen, wie zij was. Hij herinner de zich, dat Dunlavey minachtend over haar broeder laad gesproken en hij verzekerde zich zelf dat hij niet zou rusten voor hij het ge heim had ontdekt. Hij had het Norton of den rechter kunnen vragen, want beide man nen kenden blijkbaar het meisje, maar hij wilde zijn belangstelliaig in haar aan geen van beiden verraden. Hij hoorde Norton een uitroep van verwon dering slaken en toen hij opkeek, zag hij, dat deze zijn rechterhand uitgestrekt hield, de palm naar boven en deze onderzocht. Er was een bloedvlek op de palm en nog een op den onderkant van den duim. „Wat is dat!" zei Norton. „Waar heb ik dat gehaald!". Hij keek weer naar de hand en dook toen plotseling naar Hollis' zijde, greep zijn rechterhand, keek naar de knokkels en hield de hand triomfantelijk omhoog. „Ik geloot dat ik het hier gehaald heb!" grinnikte hij. Hollis keek spijtig naar zijn knokkels. De huid was. stuk blijkbaar waar zij in contact was gekomen met een bot van Dunlavey's of Yuana's kaak. Hij was van plan geweest om de geschiedenis van het avontuur geheim te houden. Maar hij zag dat Norton terugge treden was en aandachtig keek naar de valie zen die Hollis bij de deur had neergezet. Plotseling schreeuwde Norton het uit van pleizier. „Twee stuks!" zei hij, zijn opwinding be dwingende. „Twee tasschen! Red Eggers zei. dat er twee waren en dat het nuchtere kalf naar het gerechtsgebouw was gegaan!" Hij liep naar Hollis toe en bleef voor hem staan, om hem met bewondering en voldoening aan te kijken. „Beken!" zei hij. „Je hebt ons niet gezegd, dat jij het was, vervloekte kerel! O, zeg!" Hij gaf een schreeuw, die de paarden voor het gebouw haast had laten schrikken. Toen kalmeerde hij en sprak op zachten, spijtigen toon: „Jou vervloekt nuchter kalf! Hier zit ik jaren te wachten om dien grooten opschep per op zijn huid te slaan en jij komt hier aan zetten en bent mij te vlug af!" Hij onder drukte een uitroep van vroolijkheid. „En jij zoekt bezigheid? Als je dat, wat je met Dun lavey en Yuma gedaan hebt, geen bezigheid noemt, dan zal deze streek moeten opletten, wat er gebeurt, als je in ernst begint!" Rechter Graney boog zich over de tafel heen. „Ik vermoed, dat jij het geweest bent?" zei hij ernstig. Hollis knikte. „Ik kan het evengoed beken nen" zei hij. „Ik zag dat een man een jon gedame lastig viel en sloeg hem neer. Een an dere man schold mij uit en ik sloeg hem ook neer. Dat was alles." De rechter ging weer zitten, zijn gelaat was 'n weinig bleek geworden. Een veel beteeke- nende blik weid gewisseld tusschen hem en Norton, maar de laatste lachte grimmig. „Ik geloof dat hij het bal geopend heeft, heet van de naald", merkte hij op. Rechter Graney haalde diep adem. „Ja" antwoordde hij. „Ik geloof, dat die weg even goed is als een andere. Het moest toch ko men. Nu is het een strijd op leven en dood!" HOOFDSTUK IV. Op de Circle Bar. In de twee weken die volgden op zijn aan komst in Dry Bottom, had Hollis veel tijd om na te denken over de garoote verandering, die in zijn leven gekomen was. Zijn conclusie, dat veefokken en journalistiek niets met el kander gemeen hadden, was niet het resul taat van een ingewikkeld redeneerings-pro- ces en als hij niet begaafd was geweest met een zin voor humor, zou hij misschien ver bitterd zijn gewoi'den. Al brengt men met vreugde een offer, er blijft toch altijd een spooksel achter, dat den geest het beeld voortoovert van „wat had kunnen zijn". Hollis zou geen mensch geweest zijn, als hij niet eenig berouw over zijn opoffering had gevoeld. Toen hij twee weken geleden van het ge rechtsgebouw was weggereden op het wa gentje gezeten naast Neil Norton, zijn valie zen veilig onderin geborgen had het hem toegeleken, dat hij voor eens en voor al zich losmaakte van die groote drukke wereld, waarin hij zich had bewogen; in wier leven dige tooneelen hij zoo'n groot belang stelde. Zijn werk was groot geweest; gezeten aan zijn schrijftafel in het „stads" bureau van zijn courant, had hij zichzelf meermalen vergeleken bij een engel des gerichts, die met argus-oogen elk der vele atomen van een bezige menigte in het oog hield, om ze die plaatsruimte toe te kennen, die hun toekwam. Hij had zijn werk liefgehad; het had hem een breeden kijk gegeven, had hem juist die geestelijke oefening bezorgd, die noodig 'was om hem geschikt te maken het leven te genieten. Hier buiten zou hij alleen staan, ofschoon zijn vijanden, dit verzeker de hij zich zelf, zijn opoffering duur zouden moeten betalen. Hij hei-innerde zich nog levendig zijn tocht naar de Circle Bar rancho, De lange schemering, met haar lange schaduwen, was dien avond neergedaald voor Norton het pad naar de Circle Bar had bereikt en voor zij een mijl hadden afgelegd van de tien, die zij nog voor zich hadden, was het donker gewor den. Hollis voelde zich weinig gestemd om te praten en Norton stoorde hem niet, maar wijdde zijn aandacht aan de paarden. Er was geen man en de duisternis had zich, als een deken, over hen heen gespreid toen zij nog vele mijlen van Dry Bottom verwijderd wa ren. Het landschap leek niet meer dan een uit gestrekte vlakte, onderbroken door hoogten en diepten. Hier en daar doemde een lage heuvel op uit de duisternis, de schaduwen er omheen nog dieper; nu en dan ï'eed het rij tuigje door een hollen weg, waar de wielen tot aan de assen wegzonken in het losse zand. Verscheidene geulen kruisten het pad maar met een haast bewonderenswaardige zekerheid wist Norton handig deze hindernis sen te vermijden. Hollis kon geen voet voor zich uit zien, maar de ligging van het pad scheen geen geheim te zijn voor den opzich ter, want hij zette zijn paarden kalm aan, zonder een oogenblik te aarzelen. Gedurende den rit verbrak Norton een maal de stilte met een onderdrukt gelach en nog een keer lachte hij hardop. „Ik had Big Bill wel eens willen zien, toen je hem dien klap gaf" merkte hij op, met spijt in zijn stem. „Mij dunkt, hij zal wel een beetje verwonderd zijn geweest." Waarop Hollis geen antwoord gaf. Een an dere keer verbrak Norton de stilte lang ge noeg om te vragen: „Je zou hem zeker niet zoo hard geslagen hebben, als je geweten hadu wie hij was?" „Ik geloof, dat ik hem dan nog een beetje harder geslagen zou hebben", antwoordde Hollis kalm. (Wordt vervolgd), DE FRANSCHE PREMIER DAL AD IER tijdens de eerste rede, welke hij tot de kamer van afgevaar digden hield sinds het nittreden van Dnitschland uit den Volkenbond. MET DEN PAN DER-P OST JAGER waarmede men binnenkort in drie en een halven dag naar Indië hoopt te vliegen, zijn Woensdag op Schiphol te Amsterdam wederom proeven genomen. De machine op het vliegveld. DE AMSTERDAMSCHE POLITIERUITERS die deel tallen nemen aan de nationale politieruiter- wedatrijden die op 28 October a.s. te Utrecht tallen plaats vinden, zijn reed» druk in training. MADGËARU, de Roemeensche minister van Financiën, bij aankomst te Parijs voor een onderhoud met Bonnet, den Franschen mi nister van Financiën, over de internationale financieele aangelegenheden. DE „ZWARTE ZEE", de grootste sleepboot ter wereld, is Woensdag van Hoek van Holland vertrokken naar haar station te Brest. Het schip fall speed in volle zee op weg naar zijn plaats van bestemming. der eersten die een kaart kocht. DE KEIZERIN VAN ETHIOPIË bracht onlangs een officieel bezoek aan de Ethio pische meisjesschool te AddiB Abeba, welke school door de keizerin xelf gesticht is ter bevordering van de ontwikkeling der vrou welijke jeugd in haar land, O

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7