De opbouw der wielerbaan voor den Zesdaagsche te Amsterdam, VOOR EER EN GEWETEN BEN DER PRAALWAGENS ia den grooten optocht, welke Zondig te Berlijn ten aansehoawe ▼en tienduisenden gehouden werd els besluit ren de Week van het Handwerk, welke in Duitschland georganiseerd werd. DE CRISIS RUNDVEB CENTRALE AMSTER DAM hield Maandag in de hoofdstad een veemarkt voor drachtige runderen. Op weg naar de veemarkt. ALLER OOGEN ZIJN GERICHT OP... Een spannend moment uit den wed strijd M.V.V.—JBleyerheide. DE HEER A. A. VAN DIJK vierde Maandag xijn 40-jarig jubileum als deurwaarder bij de Haagsche rechtbank. DE OPBOUW van de wielerbaan in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam voor de binnenkort te houden zesdaagsche is in vollen gang. Een overzicht van de stand der werkzaamheden. PRINS AUGUST WILHELM legde Zondag op het graf van wijlen keizerin Augusta Victoria in het park van Saossouci een krans bij gelegenheid der herdenking van haar 75sten ge boortedag. TER GELEGENHEID van het 75-jarig bestaan van het Kon. Oudheidkundig genootichap wordt in het Rijksmuseum te Amsterdam een tentoonstelling gehouden. Een hoekje der fraaie expositie. OP DE PLAATS DER BRANDSTICH TING. Rechters, bcklaagen (onder wie men v. d. Lubbe onderscheidt), getui gen en journalisten tijdens een rond gang in de groote zaa' van het Rijka- daggebouw te Berlijn. DEFINALE der tenniskampioenschap pen op de overdekte baan te Londen. Austin en Beretra voor hun match. FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER, 11) Enkele verschrikkelijke seconden zat Hol lis in het zadel terwijl de wereld om hem heen draaide en de rotsen en klappen een fantastischen dans uitvoerden. Moed had hij, dat was zeker; hij was al voorbereid geweest op den dood, toen hij tegenover het geweer van den man stond, maar hij had ge dacht dat de man in het volle bezit van zijn zintuigen was. Zoo'n dood zou al erg genoeg zijn geweest, maar om gedood te worden door de hand van een geestelijk onevenwich tig man! Dat leek iets heel anders, ontzettend onwezenlijk net een vreeselijke nacht merrie. Het duurde eenige seconden voor hij zijn zelfbeheersching terug kreeg en toen ging hij vast in het zadel zitten, terwijl hij zich in een opwelling van bitteren ironischen humor voorhield dat de dood door de hand der krank zinnige niet erger kon zijn dan de dood door de hand van een redelijk wezen. Hij keek weer op, met een uitdagend glim lachje op zijn lippen, om te zien, dat beide, man en geweer verdwenen waren. Onmid dellijk zag hij zijn kans schoon en trok er partij van. In een wip was hij van zijn pony; nog een en hij was verdwenen achter een beschuttende rots. waarna hij vrijer adem haalde, maar nog altijd op zijn hoede. Een poosje bleef hij in de beschutting der rots de bewegingen van den anderen man af wachten. Hij twijfelde er geen oogenblik aan, of de man had, handelende volgens de een of andere listige ingeving, zijn robsrand verla ten en besloop hem nu van een andere rich ting. Hij keek voorzichtig om zich heen. Hij dacht er niet aan om den man neer te schieten dat zou moord zijn, want de man was geestelijk niet aansprakelijk voor zijn handelingen. Zijn pogingen moesten alleen geconcentreerd zijn op het een of andere plan om zijn leven te redden. Maar om dit te doen begreep hij, dat hij voor zichtig moest zijn. Wegens de onfeilbare zekerheid van 's mans schot, zou het een ze keren dood voor hem zijn, als hij zich een oogenblik bloot gaf. Maar hij moest iets wa gen. Hiervan overtuigd, keek hij om den rand van zijn rots en wierp vliegensvlug een blik om zich heen. De man was nergens te zien. Hollis wachtte even en toen hij weer keek en den man niet zag, kwam hij langzaam op de been en bukte zich. Toen, met een plotselinge ge. roekelooze ingeving, sprong hij naar een andere rots op een twaalf voet afstand, ieder oogenblik verwachtende om het geknal van een geweer te hooren. Maar hij slaagde er in om ongedeerd de beschutting van de andere rots te bereiken. Blijkbaar zocht de man hem in een andere richting. Brutaal geworden door zijn succes, besloot hij grimmig om naar een andere rots, twin tig of dertig voet verderop te gaan. Evenals de eerste maal slaagde hij er in, om die veilig te bereiken. Hij had door deze manoeu vre een kleinen boog gemaakt, zoodat hij nu gedeeltelijk achter de rots kon kijken, waar- aohter de man zich verborgen had. En nu hij veilig en wel de tweede rots be reikt had, besloot Hollis om nog meer te wagen. Hij was overtuigd, dat de man hem vroeger of later moest zien als hij sprong. Het beeld, dat zijn verbeelding hem hier voortoo- verde. beviel hem niet. Daarom ging hij nu voorzichtiger te werk. Het duurde geruimen tijd voor hij een positie kon bereiken, waar hij over den bovensten rand der rots, waar achter hij verborgen zat. kon heengluren. Maar tenslotte kwam hij zoover en liet zich toen met een kreet van verbazing achterover vallen. Hij had den man vluchtig gezien. Hij lag met zijn gezicht omhoog achter den rots wand, zijn armen uitgestrekt en zijn geweer in het stof naast hem. Hollis kwam in de verleiding om naar zijn pony te snellen, op te stijgen en weg te ja gen. Maar een tweede gedachte hield hem tegen. Hij had de handelwijze van den man voor een list gehouden, maar waarom zou hij dat doen, nadat hij al eens gelegenheid had gehad om van zijn geweer gebruik te maken? Toch aarzelde Hollis nog een oogenblik, want hij wist, dat men nooit met zekerheid kon rekenen op de handelingen van een krank zinnige. Toen sprong hij met een glimmigen lach over de paar voet, die hem van den man scheidden en naderde hem voorzichtig, nog altijd een beetje aarzelend. Maar de man speelde geen comedie; Hol lis zag dat, toen hij dicht genoeg genaderd was om het gelaat van den man te zien. Het was eigenaardig bleek, de oogen wijd open en starend en een beetje schuim bedek te zijn lippen. Blijkbaar was hij overvallen door een aanval van zijn ziekte, op het oogen blik, dat Hollis hem ontdekte. Hollis deed een stap achteruit en slaakte een zucht van verlichting. Toen liep hij naar de plek. waar het geweer van den man lag, raapte het op en nam de kogels er uit. Hij keerde terug naar den man, nam de kogels uit zijn patroongordel en trok zijn pistool uit zijn holster, vastbesloten, dat de man, als hij van zijn aanval bekwam, geen gelegen heid zou hebben om het voorafgaande te herhalen. Toen ging hij, tegen den rotswand geleund staan wachten op het bijkomen van den man. Tien minuten later, toen hij nog altijd naai den man stond te kijken, hoorde hij hoefge kletter. Vastbesloten om niet weer bij verras sing overvallen te worden, trok hij zijn eigen pistool en keek voorzichtig om den rotswand. Wat hij zag, deed hem zeer haastig het pistool weer terugsteken in zijn holster. Toen trad hij uit zijn schuilhoek te voorschijn met een rood, verlegen gezicht, om een jonge vrouw te begroeten, wier onzekere en angstige ge laatsuitdrukking oogenblikkelijk veranderde in een blik van vreugde en herkenning, toen zij hem zag. Het was het meisje van Dry Bot tom. „O!" zei ze. „Ben jij het? Ik was bang En toen zag zij den man en was in een oog wenk van haar pony en bij zijn hoofd, dat zij opbeurde, waarna zij iets uit een flesch in zijn keel goot. Plotseling stond zij op. terwijl zij bloosde van verlegenheid. Hollis zag haar lippen be ven toen zij zich omkeerde en hem aan sprak. „Hij is weer in orde zoo dadelijk", zei ze, tegenover Hollis staande er. haar oogen neer slaande, alsof zij zich schaamde om de zijne te ontmoeten. „Hij heeft weer een aanval ge had van zijn zijn ziekte". Plotseling keek zij Hollis aan, terwijl zij zich dapper inspan de om haar aandoening te onderdrukken maar met weinig succes. „Je hoorde, wat hij Big Bill Dunlavey van mijn broer zei?" vroeg zij, met groote, vochtige oogen. Hollis knikte en zij vervolgde snel, met bevende stem: ..Wel, hij vertelde de waarheid." Haar stem sloeg over in een deerniswaardig gekerm, zij trad naar voren en stond, tegen den rotswand geleund, stil achter haar handen te snikken. „Daarom doet het. zoo'n pijn", vervolgde zij. Hollis voelde plotseling een diep meegevoel in zich opwellen. Hij stond vlakbij haar, zich bewust, dat hij in dezen vreemden toestand niets voor haar doen kon. Zij zag er zoo teer uit. zoo heelemaal hier niet op haar plaats, dat hij het gevoel had, dat wat hij ook deed of zei, niets zou helpen. Maar wat hij zei, hielp haar toch om haar zelfbeheersching te herwinnen. „Ik ben blij dat ik hem neersloeg!" zei hij vurig. Zij keerde zich plotseling tot hem, ter wijl zij haar handen ineenkiemde, bij de her innering. „Ik had je de hand wel willen drukken de hand, die hem sloeg!" Hollis glimlachte eigenaardig. „Ik heb de hand nog', zei hij veelbeteekenend, terwijl hij die aan haar toestak „voor het geval je er nog zoo over denkt". Hij lachte, toen zij de hand aannam en haar stevig drukte. „Ik zou denken, dat wij daarvoor allebei wel een handdruk te goed hadden", vervolgde hij. „Ik verstond toen niet wat hij zei over je broer, anders zou ik nog een paar pond extra aan dien klap toegevoegd hebben." Haar gelaat betrok toen hij over haar broer sprak. „Ai-me Ed", zei ze zacht. Zij liep naai den man toe. boog zich over hem heen en streek het haar van zijn voorhoofd, terwijl Hollis toekeek en in onmachtig meegevoel op zijn tanden beet. „Deze aanvallen komen niet dikwijls", ver telde zij aan Hollis,-toen ze weer naar hem toekwam. „Maar zij komen" vervolgde zij met stokkende stem. Hollis gaf geen antwoord, daar hij voelde, dat hij het recht niet had om te vragen. Maar zij vervolgde, iets meer op haar gemak en kennelijk blij, dat zü iemand had. dien zij kon vertrouwen. „Ed werd een jaar geleden gewond bij een val", lichtte zij Hollis in. Hij was een wild paard aan het dresseeren. een zadeiriem brak en hij viel, waarbij hij op zijn hoofd terecht kwam. De wond heelde, maar hij is nooit weer de oude geworden. Bij tusschenpoozen komen deze aanvallen en dan is hij ontoe rekenbaar en gevaarlijk". Zij huiverde. „Je stond naar hem te kijken", vervolgde zij, hem plotseling aanziende, „vondt je hem, zoo als hij is of heeft hij je aangevallen. (Wordt vervolgd),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5