Frans Perquin
Onze
Steenkolen*
Mijnen
U liever
M. VAft BREEMEN'S
tet.no.102f 2
De Anthraciet van „Willem Sophia"
BRANDSTOFFENHANDEL
ANTHRACIET
BRECHCOKES
SPECIAAL"
AN
TH RACIET
WOENSDAG 25 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
26
GROOTE HOUTSTRAAT
Hoe de kolenlagen in
den oertijd ontstaan zijn.
Wat het menschelijk vernuft
schiep om het zwarte goud
naar boven te brengen.
VOOR CENTRALE VERWARMING
Hoe dikwijls hebben de «leesten van
ons bij hun thuiskomst uit het gure
herfstweer niet huiverend de jas uit
getrokken en zich met bekwamen
spoed bij kachel of haard genesteld; hebben
niet sommigen bij de aangename warmte
straling het vuur even geïnspecteerd en er na
eenig beraad een schepje kolen opgedaan. Dat
doe je zoo, als een onbewuste tegenprestatie
voor al die warmteheerlijkheid, of als een
blijkgevende reden van je verblijf ter plaat
se. Dat zwartglinsterende goedje in de schop
hebben we wellicht even tevreden bekeken en
hardop of binnensmonds geconstateerd, wat
een massa warmte je van zoo'n beetje kolen
krijgt. En maar zelden mijmeren we nog wat
door over de herkomst, het lange transport
of de prettige en lastige (duurte!) eigen
schappen van het „zwarte goud:".
Die mijmeringen zijn hieronder nu eens
wat verder voortgezet en in een vorm gegoten,
welke zich het best leent om in een vrij half
uurtje bij het vuur gelezen te kunnen wor
den.
Laten we de kolen opzoeken waar ze ge
dolven worden.
Nog net in het zuidelijkste gedeelte van ons
land vinden we kolenmijnen. Waarom zoo ver
weg? Waarom hebben we hier geen koolont-
ginning in de buurt? De kolen zitten er waar
schijnlijk wel, maar dan zeer diep, minstens
1500 M. of nog dieper! Zoo diep kunnen we
met eenige kans op succes nog geen kolen
mijn maken: de diepste (in België) is 1200
M. en de temperatuur op die diepte, ondanks
de intensieve ventilatie, is bijna ondragelijk
voor den arbeider.
De kolen, die dieper dan 1200 M. liggen,
zijn dus in de meeste gevallen niet winst
gevend te ontginnen. We reizen dus achter
de exploitanten van de concessies aan, die
jaren geleden de gunstige plaatsen hebben
bepaald, waar de mijnschachten moesten wor
den aangezet. Veelal geschiedde dit pas nadat
men een uitgebreide en kostbare verzameling
van geologische (aardkundige) gegevens had
verkregen, met gebruikmaking van een groot
aantal proefboringen. Dit laatste is voorna
melijk het werk" geweest van de Dienst der
Rijksopsporing van Delfstoffen, onder leiding
van den eminenten geoloog Dr. Ir. A. J. M.
van Waterschoot van der Gracht, den tegen-
woordigen Hoofdingenieur der Mijnen. De re
sultaten van al die boringen en onderzoekin
gen zijn vastgelegd in het Eindverslag van
genoemden Dienst (1918). Deze dienst is
sindsdien de Rijks Geologische Dienst gewor
den, welke te Haarlem aan het Spaarne zetelt,
tegenover Teyler Museum.
De exploitanten van de tegenwoordige mijn-
velden in Zuid-Limburg zijn de Staat en
enkele particuliere maatschappijen. De Staat
heeft thans 4 Staatsmijnen, tevens de groot
ste, in bedrijf: n.i. van Oost naar West: de
Wilhelmina, de Hendrik, de Emma en de
Maurits. De laatste is waarschijnlijk de best
geoutilleerde en de grootste mijn in de wereld
De-particuliere mijnen leveren tezamen onge
veer twee derden van de totaalproductie der
Staatsmijnen. Het zijn: de Domaniale Mijn
(sedert 1845; de oudste van alle), de Willem
Sophia, de Laura, de Julia en de 4 Oranje-
Nassaumijnen. Op het bijgevoegde kaartje
vindt men ze allé terug; de nog niet ont
gonnen mijnvelden zijn voor de Staat ge
reserveerd.
Even voorbij Sitta-rd hebben we uit den
trein, iets van het groote complex gebouwen
van het bovengrondsch bedrijf der Staatsmijn
Maurits kunnen zien. Bij Hoensbroek hebben
we aan onze linkerhand de twee groote schoor
steenpij pen van de Emma ontdekt en juist
voor het station Heerlen ligt de Oranje-
Nassau I aan den spoorweg. Zware goederen
locomotieven met lange staarten kolenwagons
zijn ons reeds herhaaldelijk gepasseerd en
ook hier draagt het emplacement het stempel
van de kool. Lange treinen, geheel met kool
afgeladen, staan klaar voor hun bestemming
naar Holland.
Met een snelle tram arriveeren we vervol
gens aan de Emma. ons einddoel, waar we
door een opzichter (Steiger) worden verwel
komd. Vol verbazing komen we tot de ontdek
king dat het bovengrondsch bedrijf reeds een
geweldig emplacement van fabrieken en cen
trales op zich zelf is, eenige honderden meters
In het vierkant. Onze aandacht wordt al da
delijk even geboeid door de hooge schacht-
bokken met hun suggestief snel draaiende
schijven, welke de kabels met de kooien
dragen, waarin wij straks zullen afdalen.
We gaan het hoofdgebouw binnen en ver-
kleeden ons in een broeierig douchelokaal.
We krijgen mijnpakken van een lichte, dikke
stof aan te trekken en een soort leeren val
hoed als hoofddeksel. De ongewone k'cedij.
die niet altijd even juist getailleerd blijkt,
wekt niet weinig op de lachspieren van ons
gezelschap. Maar spoedig worden de gezich
ten weer strak van verbazing als we door de
groote loonhal in de arbeidersdouchezaal
komen. Hier hangen hoog boven ons een 4000
Die keus is niet moeilijk. Natuurlijk
kiest de huisvrouw die nieuwe vorm.
Dat ouderwetsche gedoe van anthra-
ciet in jute zakken, het heele huis
vol vuil en stof van 't sleepen en
storten - iederen dag dat geschep en
gesleep 'f behoort allemaal tot
het verleden. Nu kunt ge voor een
kleinigheid extra Uw Willem Sophia
Anthraciet in zulke ideale papieren
zakken betrekken, 't Zijn ijzersterke
zakken, die niet doorstuiven en de
anthraciet staat bekend als 't beste
van 't beste. Bovendien, bedenk wèl:
't is een Nederlandsch productl
IS (DESGEWENSCHT OOK ONVERPAKT) VERKRIJGBAAR AAN DE NA
VOLGENDE ADRESSEN:
HAARLEM:
W H. VAN STAVEREN Kant. Zakstraat 8, Tel. 10497
N. VAN BREEMEN CoKant. Bakenessergr. 78, 10070
N.V HOENDERDOS' Brandstoffenhandel Kinderhuissingel 2, 11979
G. HONING ZNKant. Nieuwe Gracht 36 10230
DRUPSTEEN's Kolenhandel Gen. Cronjéstraat 78, 12157
J. A. 3. PAULEN Bakenessergracht 16, 10627
H VAN WIJK Wouwermanstraat 14, 14338
J. VAN WIJK Brouwersvaart 106, 10748
K. BOUMA Saenredamstraat 48, 13028
HEEMSTEDE:
G. TEEUWEN ZNRaadhuisstraat 23, 28037
QVESVEEN:
N.V. Steenkolenhandel v.h. J. H. KRUL JrTel. 11617 14106
TH. N. VOGEL Zijlweg 274, Tel. 11432
SANTPOORT:
A. DE VRIES Kruidbergerweg 65, 23067
werkpakken in alle nuances zwart, te drogen,
elk meestal met 'n witte of blauwe handdoek;
het geheel lijkt op een lompenmagazijn in
een excentrieken stijl aangelegd. Elke arbei
der heeft hier zijn eigen kleerenhaak. die hij
met een ketting kan optrekken en elke ar
beider is verplicht te douchen na het werk.
Reeds komen de eersten uit de mijn binnen,
net schoorsteenvegers volgens onze dames.
We moeten ons haasten. We komen
langs de lampisterij, waar duizenden
electrische lampen geladen en bewaard wor
den. Wij, bezoekers, krijgen een geelkoperen
benzinelamp, welke een onderscheiding os voor
het toeziende personeel. We bekijken en con
troleeren het kleine vlammetje met de gaas
cilinder erboven herhaaldelijk, of-ie het nog
wel doet; en sommigen vertrouwen de con
structie maar half als ze aan mijngas en ont
ploffingen denken. Maar de Davy-lamp -heeft
bij een normale behandeling nog nooit ge
faald.
Nu hebben onze Limbuxgsche mijnen zeer
weinig mijngas: het gevaar van ontploffingen
kom<t dan ook in de eerste plaats van meng
sels van lucht en koolstof, die in bepaalde
verhoudingen met 'n open vonk (veroorzaakt
door wrijving of eleetriciteit) verschrikkelijke
verwoestingen kunnen aanrichten.
We leeren even het gebruik van het vuur
steentje, in de lamp aangebracht, om deze
aan te steken als ze mocht vallen of stooten
en dan uitgaan en loopen dan naar de
schacht. De overdekte verbindingsgang is in
tweeën gesplitst door een hekwerk en wij ont
moeten honderden bestoven, koolzwarte -mijn
werkers van de ochtendploeg, die zi-clh met
driftige, lange passen naar de douches haas-,
ten. Een -trap voert dan op het eind naar
de losvl-oer om de schachtbok, waar een groot
aantal sporen en wissels de volle en ledige
wagens uit en naar de schacht -kan verwer
ken. Juist komt een kooi met m-enschen b oven
Elke kooi heeft 4 verdiepingen en wordt op
twee losvloeren tegelijkertijd gel-ost, zoodat
men slechts eenmaal behoeft „om te zetten"
om de igeheeLe -kooi te lossen of te laden. In
deze schacht zien we twee vexvoerafdeelingen
dus twee kabels, elk met twee kooien en een
ondier,kabel om de bovenka-bel uit te balan-
ceeren. Voor elke kabel is één ophaalmachine
noodig. Een volle k-ooi vervoert 64 man of 8
wagentjes (met ong. 8.x 650 is 5200 K.G. kool)
We zien nog even hoe uit een kooi van de
andere af deeling de volle wagens automatisch
door de leege opvolgers worden uitgestooten:
daarna een belsignaal van dpn seingever en
snel verdwijnt de kooi in de diepte. Zoo duurt
de vervanging van wagens voor een heele kooi
nog geen 20 seconden; maar per dag moeten
er dan ook door de zes kooien ruim 1100 wa
gens (700-0 ton kool) opgehaald worden.
Nu moeten wij instappen en dicht op elkaar
gepakt, de lamp onhandig in een hand bun
gelend tegen eigen en andermans beenen,
staan we met ernstige gezichten ons lot af
-te wachten. Iedereen is plotseling stil gewor
den, zood-at het belsignaal hoi boven ons
klinkt, als we opeens naar de diepte gaan.
Even is er een geweldig geloei, als van een
storm; dan is het bijna volmaakt stil. We
zijn de luchttoev-oergang gepasseerd en dalen
d-us -met den luchtstroom mee. De snelheid
van de kooi is ongeveer 12 M. per sec., snel
ler dan een vallende steen in de eerste se
conde. Onze ooren suizen onder een vreemde
spanning van binnen uit (luohtonderdruk!)
en we merken het snelle dalen aan een eigen
aardige kriebeling in de maagstreek en het
schuifelend geluid van de kooischoenen in de
houten geleidbalken. Een licht doemt plotse
ling uit de donkere sehaehtwand op en is al
weer verdwenen. Dan opeens een groote licht
krans in een open ruimte, waar we mannen
stemmen hooren schreeuwen en hol terug
kaatsen onze dames roepen „ooh", een
angstreflex maar we zijn al weer in de
donkere schacht. Onze gids zegt alleen: „Dat
was de 259 M. verdieping". Het dringt niet tot
ons door. We voelen dat er allerlei vreemde
dingen staan te gebeuren en staren vol span
ning in het pikdonker naar de sehaehtwand.
We passeeren de 325 M en 410 M verdiepingen
eveneens als felle lichtflitsen en staan einde
lijk op de 546 M. verdieping stil. De geheele
afdaling heeft nog geen minuut geduurd,
maar we gelooven het -bijna niet. Er is zooveel
beleefd. Sommigen hebben onderweg van
schrik h-un lamp laten vallen en hebben zich
n-u met ijver op het spel met het vuursteentje
geworpen. Verbeeld je, dat je zonder licht de
mijn in moest!
De laadruimte bij de schacht is 45 M.
hoog en 6 -M. breed. Hierop monden verschil
lende hoofdsteengangen uit, welke, evenals
de laadruimte, electrisch verlicht zijn, echter
maar over een afstand van een 200 M. Verder
op moeten onze lampen het doen. De steen-
gang staat vol met treinen kolenwagens,
zo-oidat we aanvankelijk sleohts langzaam
vooruitkomen. Telkens zet een trein zich in
beweging en schreeuwt onze geleider zijni
waarschuwing, op te letten; dan wee-r ont
moeten we nieuwe treinen getrokken door
puffende locomotiefjes, die op het eerste ge
zicht -bijna geheel uit persluchtcylinders be
staan. De machinist zit gehurkt in een klein
huisje en belt vervaarlijk als hij ons gezel
schap ziet. We merken wel, dat we met eenl
vrij sterke luchtstroom meeloop en, imaar als
we een paa-r ijzeren deuren door moeten,
hooren we pas goed de wind' door de naden-
gieren en -het blikt veel moeite te kosten de
deux open te trekken. Met z'n drieën lukt het
en dan staan we in het donker. We volgen
onzen gids op de voet met eenige beving
des harten. Hij wijst ons op de groote pers-
luchtleiding in het „dak" van de gang, daar
deze lager hangt dan onze hoofden. Zoo moe
ten we naar beneden kijken waar we loopen,
rechts en links op die wagens letten en boven
dien nog n-aa-r boven zien. En dat alles bij'
zoo'n klein vlammetje. Dat ds enkelen dan
ook te machtig en met een akelige schreeuw,
stooten een paar hun hoofd aan een flens van
de luchtleiding, terwijl een dierde een wagen
ramt. Ondanks de builen -lachen we allemaal
luidruchtig, behalve o-n-ze gids, -die -waarschijn
lijk toch het meeste plezier -heeft.
We volgen (zie fig. steenkoolmijn) hem nu
door een hoofdsteengang, die geheel on-ge-
stut is. Het gesteente, een zandsteen, is blijk
baar sterk genoeg. Na een tien minuten echter
komen we aan een cirkelvormige ibetonbe-
kleedin-g, de duurste wijze van "versterking.
Hier blijken we een verschu'ivingiszone in het
gesteente te passeeren en o-nze gids verhaalt
-ons van den watertoievloed en het „slechte
dak", die men heeft moeten overwinnen met
dit betonwerk. We zien thans, dat de gang
verder op regelmatige afstanden door mijn-
hout ondersteund is en de gids wijst ons er
op, dat het gesteente hier leiachtig is gewor
den. Een paar willen zoo'n stukje steen uit
het d-ak slaan, dat nog geen 2 M. hoog is,
maar weer waarschuwt de leider scherp. En
hij doet -ons het verhaal van een opzichter,
die met zijn stok tegen het dak tikte, waar
hij een fossiele bladrest meende te zien. Dé
man kreeg een stuk steen van meer dan vier
ton op zijn hoofd en het duurde verscheidene
uren voor men de klomp voldoende had laten
springen om den verpletterde eronder uit te
halen. Dit verhaal wordt stilzwijgend door
ons verwerkt, de „dakkloppers" voelen zich
als gestrafte schooljongens. Het is akelig
stil in de gang. Alleen heel in de verte hooren
we het rammelen van mijnwagens over spoor-
wissels.
Na eenige minuten komen we op een krui
sing en gaan n-u de grondgalerij in, waar
wagens ontkoppeld en geduwd worden door
een viertal jonge sleepers. Er wordt flink ge-
Een oerwoud in het steenkool-tijd-perk in Bohemen. Naar een wandschildering uit het
Natuurhistorische Museum in Weenen door Jos. Hoffmann. In het midden de Lepidoden-
dron en het boomvarenkruid, links daarvan Sigillaria en rechts Kalamieten.
BAKENESSERGRACHT 78
TELEFOON 10070 HAARLEM
ZANDVOORTSCHELAAN 138
HEEMSTEDE
SCHOUWTJESLAAN 23
TELEFOON 10848
TELEFOON No 26455