RDACAVOND
Hoe komen de maanden
aan haar namen?
H
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
MEDITATIE
ZATERDAG 28 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
13
IJdelheid van Romeinsche Keizers.
et is van algemeene bekendheid, dat
de Romeinen slechts tien maanden
hadden. Martius de eerste maand
werd door Romulus naar Mars,
den God van den oorlog gedoopt;
Aprilis wees op 't prille groen, en was de
maand, waarin alles ontlook; Ma jus was aan
de voorvaderen of Majores gewijd, Junius aan
de godin Juno; Quintilus was de vijfde, Sexti-
lus de zesde, September de zevende, October
de achtste, November de negende en Decem
ber de tiende maand.
Julius Caesar voegde er Januarius (naai
den god Janus) en Februarius, of de boete
doende maand, bij en herdoopte Quintilus
in Julius. Ook keizer Augustus vereeuwigde
langs dien weg zijn naam, door den naam
Sextilus met Augustus te verwisselen.
Deze namen zijn nu de algemeen gangba
re en gebruikelijke, doch hier en daar leven
in de taal van het volk nog andere namen,
waarover hier een en ander volgt.
Januari heet ook Louwmaand. Louw of
Law was in de Oudheid een wet; vooral de
huwelijkswetten deden voorheen in deze
maand grooten dienst, daar dan de meeste
huwelijken plachten voltrokken te worden.
Wellicht staat dit „louw" met een ander
woord, n.l. „louwn", in nauw verband. In som
mige streken van de provincie Groningen ging
vroeger het verhaal van twee geliefden, die
de brutaliteit hadden voor 't oog van anderen
elkaar te zoenen; men zei „Wat is dat louwn!"
Oude geschriften spreken nog van Haard-
maand. Of dit een verwijzing naar den win
terhaard dan wel een naar 't haerden, harde
of herde jaargetijde is, valt niet met zeker
heid te zeggen.
Op oude schilderijen is de maand Januari
afgebeeld in de gedaante van een ouden man,
in het wit gekleed, een voorstelling, die be
trekking heeft op de sneeuw, waarmee de aar
de in dien tijd gewoonlijk bedekt is. Hij blaast
in zijn vingers om de koude aan te toonen.
Onder zijn linkerarm houdt hij een dik brand
hout. Ook ziet men hem dikwijls bij een sterk
brandend vuur. Naast hem staat het beeld
van den Aquarius (het twaalfde teeken van
den dierenriem, dat de zon op den 19den van
deze maand betreedt).
De oude Saksen, die groote liefhebbers van
sterken drank waren, beeldden Januari af als
aan een tafel zittende met een grooten beker
voor zich. Op den achtergrond zag men men-
schen met ossen ploegen, zaaien of andere
winterbezigheden verrichten.
Februari of Sprokkelmaand. In onze
jeugd leerden we reeds, dat dit „sprokkel" op
't houtsprokkelen van arme lieden sloeg. We
denken echter liever aan een klankverwisse
ling van het oude sporlcelen, dat ophouden of
eindigen beteekent. Meer grond voor laatst
genoemde opvatting vindt men nog in den
naam „Hornink", die afgeleid moet zijn van
„opharen" of „ophooren", dat gelijke betee-
kenis had als sporkelen en eenigszins terug te
vinden is in ons „raamhorren". Voor Februari
wordt ook wel Sellemaand gebruikt. Daarvan
is de afleiding niet ver te zoeken, als men
bedenkt, dat nog in vele streken van het
land de dienstboden of knechts met „Maria
Lichtmis" in dienst komen. De naam Snoei-
maand behoeft geen nadere toelichting. An
ders staat het met „Schrikkelmaand". Daar
voor wordt wel de volgende uitlegging gege
ven. Het eerste lid van het woord is de stam
van schrikkelen, d.i. springen. In zulk een jaar
voegt men aan de maand Februari niet een
dag toe. doch men schrikkelt een dag over,
n.l. tusschen 23 en 24 Februari. Hierop zou
ook de Duitsche benaming (Schaltjahr) wij
zen, waar die dag „ingeschoven" wordt.
De bekende etymoloog dr. Johannes Franck
zegt; „Schrikkelmaent" wordt aldus genoemd
omdat de dagen na den 24sten Februari één
dag verspringen (St. Matthijs op 25 in plaats
van op 24 Februari). Hierdoor zou men ook
een verklaring hebben voor het Engelsche
woord, n.l. leapyear (springjaar).
Maart heet ook wel Lentemaand; het
waarom ligt vo'or de hand. Minder duidelijk
is Dorremaand. Bekend is, dat in deze maand
veel vastendagen zijn, waarin schraalhans
keukenmeester is; 't dorre, schrale is te be-
grijpen.
Numa Pompilius, de opvolger van Romulus
'voegde de maanden Januari en Februari bij
het Romeinsche jaar en maakte ook Maart de
derde maand in zijn kalender. Dit bleef zij,
totdat de Christelijke kerk het tijdstip van
Paschen als het begin des jaars aannam. In
Frankrijk werd deze schikking wederom ver
anderd door een edict van Karei IX, in 1564,
waarbij bepaald werd, dat voortaan het jaar
op 1 Januari zou beginnen. Dit voorbeeld werd
terstond door bijna alle landen gevolgd. In
Engeland bleef men echter den 25sten Maart
tot in het jaar 1752 als den nieuwjaarsdag
beschouwen.
Hoewel de Romeinen deze maand, gelijk
gezegd, naar den god van den oorlog noem
den, werd ze toch beschouwd onder de bi-
zondere bescherming van Minerva, de godin
der wijsheid, te staan. Zij heeft altijd uit
31 dagen bestaan, aangezien niemand na
Romulus daar eenige verandering in ge
bracht heeft. Maart werd bij de Romeinen
als een ongelukkige maand voor het voltrek
ken van huwelijken beschouwd. De oude
Saksers noemden deze maand „Rhede" of
„Rethe-Monath", om haar ongestadige
weersgesteldheid aan te duiden, want
„rhede" beteekent ruw of oneffen. Volgens
andere opvatting was deze naam afkomstig
van de godin Rheda. aan wie, vóór hun bekee
ring tot het Christendom deze maand ge
wijd was. Naderhand noemden zij haar „Lenet
Monath". hetgeen waarschijnlijk hetzelfde is
als onze Lentemaand.
Men heeft Maart gewoonlijk afgebeeld ais
Treffende afbeeldingen.
een sterken, grooten man, met een helm op
het hoofd^ veel gelijkende op den god Mars.
Behalve de helm was er niets krijgshaftigs
te ontdekken. In de eene hand houdt hij een
bos amandelen. Zijn hand rust op een schop,
terwijl een korfje met zaad aan denzelfden
arm hangt. De andere hand rust gewoonlijk
op een ram.
April of Grasmaand heeft ook wel Scha-
penmaand, omdat in deze maand de schapen
veelal worden geschoren. De naam Ooster-
maand wijst wellicht op het Paaschfeest, dat
in denzelfden tijd invalt als vroeger het feest
der Germaansch godin Ostara.
Julius Caesar gaf deze maand dertig da
gen; Numa had dit oorspronkelijk op negen
en twintig bepaald. De naam is afgeleid van
„aperire" (openen), omdat in dezen tijd de
aarde zich als het ware opent. (Grasmaand).
De Romeinen wijdden April aan de godin
Venus; vandaar, dat zij haar ook wel „mensis
Veneris" noemden. Vandaar ook, dat anderen
den oorsprong van het woord April in „Aphro
dite", den bijnaam van Venus zoeken, omdat
men uit 't woord „aphros" (schuim) „aphrile"
en vervolgens „Aprilia" zou gemaakt hebben.
De schilders hebben deze maand meestal
voorgesteld in de gedaante van een jongeling
met vleugels op de schouders en een groenen,
golvenden mantel versierd met mirte- en ha-
gedoornkransen. Hij houdt narcissen in de
hand en rijdt of leunt op een stier, hetgeen
zinspeelt op het sterrenbeeld van die naam,
dat de zon in de tweede helft intreedt.
M e i heet ook wel Bloeimaand, Bloemmaand
en Wonnemaand (wonne is genot).
Bijna geen enkele maand heeft meer de
aandacht van wijsgeeren, dichters en schrij
vers gehad dan Mei. Zoo dichtte Vondel reeds
(Poëzij, 11e deel):
De jongvrouw Bloeimaent schijnt het
hart der jeught te blaken,
Doch niet door blaauw gewaet, of bloemen.
schoon van glans
En tulpen, die zij hecht aan haren rijken
krans
Maer door de bloem, waermêe zij verft
haer mont en kaken.
Ik zie aspergh en roos: 'k hoor gondelzangk
en snaer.
De tweeling kust zijn broèr: de jeught, de
bloom van 't jaer.
Om het aangename der Bloeimaand af te
beelden, vertoonde de wijsgeer Eustachius
Mei in de gedaante van een jongeling, wiens
hoofdharen gekruld en met een krans van
witte en roode rozen omvlochten waren. Hij
tooide zijn beeld met een gouden kleed met
vele schoone bloemen, waarmee een luchtig'
windje schijnt te spelen. In de handen hield
hij rozen en viooltjes, en op een der vingers
van zijn rechterhand een nachtegaal.
In het jaar van Romulus was Mei de derde
maand. Bij de kalenderverandering van Nu
ma werd zij de vijfde. De stichter van "„ome
gaf haar 31 dagen, die door zijn opvolgers
weer met één dag verminderd werden. Julius
herstelde den een en dertigsten dag. De naam
der maand schijnt lang vóór den tijd van
Romulus bepaald te zijn. De Ouden beschouw
den haar als gewijd aan Apollo. Op den eer
sten dag offerden de Romeinen aan Maja, de
moeder van Mercurius. Op het eerste gezicht
is men geneigd daarin den oorsprong van
den naam der maand te vinden. Geschied
schrijvers deelden echter mede, dat Romulus
dien naam behouden heeft ter eere van zijn
Senaat, waarvan de leden den naam van Ma-
joris (de ouderen of aanzienlijken) droegen.
Juni, Zomermaand of Rozenmaand, noemt
men hier en daar ook nog wel Braakmaand,
naar het braken van den akker (naar het
Duitsche Brachmonat, is Zomermaand). Ook
hoort men soms den naam Wiede- of Weide-
maand noemen, omdat de boer dan het vee
in de na-weide of het nagras (etgroen) brengt, i
De benaming Weddermaand was eertijds ook
gebruikelijk, vooral bij den landbouw, en bij
de veeteelt. Widder beteekent ram. En wie
eenigszins met de schapenfokkerij bekend is,
weet allicht waarom de volgende maand
Juli ook Rammenmaand zou kunnen hee-
ten.
In den oud-Latijnschen kalender had Juni
slechts 26 dagen: Julius Caesar maakte er 30
van. De Juni-maand werd door de Ouden
voorgesteld in de gedaante van een landman
met ontbloote armen, die in zijn rechterhand
een zeis hield, waarmee hij koren afmaait.
Sommigen versierden het beeld met een krans
van lijnzaad-bloemen; anderen laten hem ko
renschoven binden. Alles zinspeelt op den zo
mer, die in deze maand een aanvang neemt.
Een latere afbeelding toont een schoone
maagd, vroolijk gekleed, doch met een zeer
ernstige gelaatsuitdrukking; ook zij houdt m
de eene hand een zeis, en in de andere een
korenschoof. Op deze afbeelding doelt het
volgende oud-Hollandsche versje:
Al praalt de Zomermaand in het luchtige
gewaad,
Zij wekt onze aandacht door den ernst
van haar gelaat,
En schijnt, door dezen ernst, de tragen
op te beuren,
Alsof zij zei: 't is tijd, dat ge op uw pligten
past,
Eer gij door guren herfst of winter wordt
verrast,
Indien ge uw dwaasheid niet te spade
wilt betreuren.
Juni ontleent den naam, evenals Mei, van
de indeeling van de bewoners van Rome, door
Romulus in majores (ouderen) en juniores
(jongeren).
Juli, ook wel Hooimaand geheeten, werd
eertijds afgebeeld in de gedaante van een ge-
vleugelden jongeman, in het geel gekleed .'en
met korenaren omkranst. In de eene hand
hield hij het teeken van den leeuw, versierd
met allerlei graansoorten, erwtenranken enz.;
in de andere hand had hij een mandje met
meloenen, vroege vijgen, allerlei peren, noten
en andere vruchten. De leeuw doelt op het
sterrenbeeld van dien naam, dat de zon op
den 23sten intreedt.
Wanneer de maand Juli naar den akker
bouw alleen afgebeeld werd, nam men daar
toe een landman, half naakt staande op een
dorschvloer. Met beide handen houdt hij een
dorschvlegel vast, waarmee hij het koren
schijnt te dorschen. Naast hem staat een wan,
hark en ander gereedschap, dat bij den ko
renoogst dienst doet.
Nog een andere voorstelling was die, waar
bij een, eveneens halfnaakte landman, in
voorovergebogen houding staat. In zijn
rechterhand gaf men hem een zeis, waar
mee hij maait; met zijn linkerhand trekt hij
het gemaaide naar zich toe. Op zijn hoofd
plaatste men een breeden hoed, daarmee te
kennen gevende, dat de .zon in deze maand
fel brandt.
Ten slotte was er nog een voorstelling, die
opgemaakt kan worden uit het volgende versje
dat er als ondex*schrift bij diende:
De Hooimaand voegt het geel, het goud
geel, ligt van plooijen;
Haar hand de hark, waarmêe zij "t hooi
vast ommewerpt,
't Geen droogt, terwijl de zon haar stralen
wet en scherpt.
De zeissen giert door 't gras; de huislièn
naarstig hooijen,
Een ieder vlamt op winst; om winst is
al de strijd.
Augustus of Oogstmaand wordt ook nog
wel weitmaand (naar den weit- of tarweoogst
of Bouwmaand, naar het ploegen van den
akker voor 't winterkoren) geheeten.
Augustus wordt, naar den akkerbouw, voor
gesteld door een landman, die de benoodigde
gereedschappen voor den oogst gereed maakt.
Sommigen voegen er een kloek met kuikens
bij, want de kuikens, die in deze maand uit
het ei komen, leggen veel meer eieren, dan die
welke in andere maanden doorbreken.
Soms ziet men Augustus ook nog wel afge
beeld door een schoone vrouw van rijzige ge
stalte, omkranst met korenaren, waarmee zij
ook de handen gevuld heeft. Deze voorstel
ling is een zinspeling op de hemellichamen:
de zon treedt den 23sten dezer maand in tee
ken „de Maagd" binnen.
September of Herfstmaand, droeg een
tijdlang achtereenvolgens de benamingen van
Germanicus, Antonius, Hercules en Tacitus,
welke de gelijknamige Romeinsche keizers
haar gaven. Het duurde echter niet lang, of
de oorspronkelijke naam werd weer gekozen;
deze maand was Vulcanus gewijd. Eustatius
beeldde de Herfstmaand af door een man,
als boer gekleed, met een krans van wijn
gaardbladen om het hoofd, die in zijn hand
eenige druiventrossen hield. Naast hem stond
een vat met reeds geperste druiven, waaron
der een tobbe, waarin de most druipt. Som
migen voegden er nog eenige bijenkorven aan
toe, waar de nijvere diertjes in- en uitvlie
gen. Ook ziet men hem wel met een weeg
schaal in de hand (de zon komt deze maand
in het teeken van dien naam).
Hier en daar wordt September ook nog wel
Gerst- en Speltmaand genaamd, omdat deze
granen dan binnengehaald worden.
Ofschoon de maand October reeds se
dert den tijd van Numa de tiende maand van
het jaar is, heeft zij haar naam van haar
plaats in den ouden AlbaanSche kalender be
houden, die afkomstig' is van „octo" (acht).
Zij was door de Romeinen aan den god Mars
gewijd, en droeg een korten tijd de namen
van Faustinus en Invictus. Ook heette zij een
tijd Domitianus, naar den keizer van dien
naam.
Op oude schilderijen vindt men deze maand
voorgesteld door een man. die koren zaait; in
latere afbeeldingen evenwel door een man,
die een korf met noten en kastanjes in de
hand houdt, en die gehuld is in een mantel
van de kleur der afvallende bladeren.
Den algemeen bekenden Nederlandschen naam
Wijnmaand heeft October ontleend aan den
wijnoogst, die in deze maand begint. Dezen
oogst heeft men ook voornamelijk op het oog
gehad in een andere afbeelding der maand,
waarop het volgende oude versje betrekking
heeft:
De Wijnmaand krult en spreidt zijn'
ranken, rijk van druiven,
Daar hij den olm omvat, en noodigt
oog en mond
Op 't sap, dat zieken teelt, en zieken
maakt gezond-
Vermits het druk en zorg doet uit den
geest verstuiven.
Het leven is van 't brood, 't wel leven
van den wijn:
Zoo dit gewas niet waar', wie zou er
vrolijk zijn?
October wordt ook nog wel Zaadmaand ge
noemd, omdat tot het midden dezer maand
de tarwe gezaaid wordt; eveneens staat zij
bekend als Rozelmaand (rozel of reuzel is
varkensvet en 't varkensslachten begint ten
plattelande in 't laatst van October). Vroeger
schreef men ook Herselmaand, naar herse-
len, erselen, aarzelen of teruggaan: „het jaar
gaat dan terug", de winter vangt aan.
November is de maand, die nooit een
anderen naam gehad schijnt te hebben, of
schoon de Romeinsche Senaat eenmaal het
voornemen had, haar naar keizer Tiberius,
die erin geboren werd, te noemen. Ook de
duur van 30 dagen is steeds onveranderd ge
bleven.
Onder de afbeeldingen, die men weleer van
deze maand gemaakt heeft, komt diegene het
meest met ons jaargetijde overeen, welke be
staat uit een jongeling, gekleed in een gewaad
van de kleur der bladeren, wanneer zij van
de boomen vallen. Men geeft hem vleugels
en omwindt zijn hoofd met een vruchtdra-
genden olijftak. In zijn rechterhand heeft hij
het teeken van Sagittarius of den schutter,
welk teeeken van den dierenriem de zon den
22sten dier maand intreedt. In zijn linkerhand
houdt hij een mandje met rapen, radijs en
andere vruchten.
Algemeen is voor November ook de naam
Slachtmaand bekend of Smeermaand. naar
't vet of smeer van 't slachtvee. Hier en daar
hoort men ook nog wel spreken van Wind- of
Loefmaand.
Ten slotte de laatste maand van het jaar:
December.
December of Wintermaand wordt ook
Kerst- (Christ-) en Wolfsmaand genoemd.
Aangenomen wordt wel. dat deze laatste be
naming daarin moet worden gezocht, dat de
wolven in den winter zich eertijds nabij de
woningen en stallen durfden wagen.
December draagt den naam van Winter
maand. omdat het begin van den winter in
deze maand viel. De Ouden beeldden die
maand daarom af in de gedaante van een
jongeling, in het zwart gekleed en met vleu
gels voorzien. In zijn rechterhand heeft hij
het teeken van Capricornus (den steenbok),
welk teeken van den dierenriem de zon ,op
den 22sten December intreedt, en in de lin
kerhand een schaal vol paddenstoelen, die
in December het voorrieeligst waren in het
land. waar deze afbeelding het eerst gekozen
werd. Andere daarentegen nemen als afbeel
ding een sterken man. die met beide handen
een bijl omhoog heft, om daarmee een boom
te vellen, waaraan het houthakken, dat in
de Wintermaand geschiedt, ten grondslag
ligt.
Aardig is ook nog een andere voorstelling
van December, waarvan dit zes-regelig oud-
Hoilandsch rijmpje de verklaring geeft:
De Wintermaand gelijkt een' weduw'.
schraal van kaken;
Zij dooft het levensvuur in 't rimplig
aanzigt uit;
De kugchende echo stremt de klanken van
de fluit,
Waarmêe de dood zich, om de zege, gaat
vermaken:
Hij trekt den ouden man reeds bij den
mouw, en zeit:
Uw tijd is heen, leg af des werelds ijdelheid!
VAN EEN PANTOFFELHELD
oo heb ik jullie dus weer voor den dag
gehaald, m'n oude getrouwe kamer
gezellen. Te lang liet ik jullie aan je
lot over, daar in dien donkeren uithoek
van mijn schoenenkast. Ja, ik voel me eigen
lijk schuldig aan grove veronachtzaming, als
ik bedenk, dat ik jullie maanden lang eenzaam
heb achtergelaten, als misdadigers in trooste-
looze afzondering.
En nunu voel ik pas, wat een preten-
tielooze pantoffel in het leven van een ster
veling kan. beteekenen. Vergeef 't me maar,
want het schijnt nu eenmaal een fatum van
vele nuttige schepsels te zijn een tijdlang ver
geten in een hoek te moeten liggen, voordat
men hun bestaan gaat waardeeren.
Schept moed. brave veteranen, jullie tijd is
weer aangebroken, de winter staat voor de
deur! Als bondgenooten zullen we de lange
avonden weer doormaken, zooals we dat reeds
zoovele jaren hebben gedaan. Ja. ik verheug
me er al op, met hoeveel voldoening ik op zoo'n
feilen sneeuwdag m'n kille trappers zal uit
trekken om me aan jullie beschermende vacht
over te geven.
Wat een ziellooze voorwerpen zijn die leeren
schoenen toch feitelijk en wat stellen ze
iederen dag opnieuw belachelijke eischen aan
den mensch, terwijl jullie daar maar kalm je
tijd staat af te wachten.
Ja makkers, er komt werk voor jullie aan
den winkel, want deskundigen hebben een
strengen winter voorspeld.
Houdt braef stant
Ziet hier. waarde lezer, de simpele toespraak
van den pantoffelheld tot zijn ondergeschik
ten.
Ik heb mijn pantoffels lief, omdat ik niet
zonder hen zou kunnen, omdat ze zoo geheel
en al passen in de intieme sfeer van de huis
kamer. Mogen anderen het begrip „winter"
vereenzelvigen met de schaats, de slobkous, of
de kachel, voor mij rijst onmiddellijk het beeld
van de weldadige pantoffel op. Als in den
vroegen winterschen morgen de wekker zijn
onbarmhartig alarm slaat, dan vormen zij een
welkome schakel tusschen de behagelijke
warmte en de barre koude.
Als ik aan mijn pantoffels denk, gaan mijn
gedachten als vanzelf naar de huiskamer,
waar zij een onmisbare stoffeering van vor
men.
En als ik bij de huiskamer verwijl, kom ik
onwillekeurig aan bij de gezelligheid, die de
winteravonden bieden.
Het afscheid van den zomer is ontegenzeg
gelijk ten allen tijde een onplezierige gebeur-
LUTHER GEDENKDAG. Den tienden November is het. 450 jaar geleden, dat Maarten Luther
geboren werd. De joto toont zijn geboortevertrek in Eisleben, zooals het er in 14S3 uitzag
tenis, maar er rest ons een aanzienlijke troost
in de dingen, die komen zullen.
En dan dienen we allereerst een stille hulde
te brengen aan den heiligen Nicolaas. een dier
weinige uitverkorenen, wien de crisis onaan
geroerd schijnt te hebben gelaten. Als er
iemand de gezelligheid heeft bevorderd, dan
is het toch zeker deze onsterfelijke Spanjaard
geweest. In de etalages van onze winkelstra
ten zijn reeds de eerste symptomen van zijn
komst verschenen en spoedig zal zijn heer
schappij een aanvang' nemen
Sinterklaas is een onmisbare factor in onze
samenleving geworden en het heeft mij eigen
lijk altijd een beetje verwonderd, dat ik ner
gens nog een standbeeld voor hem heb aange
troffen.
Sinterklaas wondere illusie uit mijn kin
derjaren. Ik zie hem nog in al zijn majesteit
de kamer binnenschrijden. Plechtig was zijn
stap, plechtig zijn gebaar. Met bedeesde
stemmetjes zongen we hem toe. Hij knikte en
hij begon zijn rede. Wat wist hij veel en hoe
kende hij onze gebreken, Het bezoek van den
Sint. dat was het hoogtepunt van het jaar.
En toch, nu ik er over nadenk, hoe is het
te verklaren, dat die dwaze vlasbaard mij niet
aan het twijfelen bracht, omtrent de echtheid
van den hoogen gast, dat ik de afwezigheid
van mijn vader en de opvallende bekendheid
van deze stem niet in verband met elkaar
bracht? En waarom koesterde ik geen arg
waan jegens Zwarten Piet, die zich al aan
stonds opmaakte mij onderhanden te nemen
op de wijze, waarop mijn oudste broer dat
placht te doen? De illusie schijnt moeilijk te
treffen te zijn.
Het deerde mij evenmin, dat ik hem met
een reclamebord door de stad zag rijden, heele-
maal niet op den romantischen witten schim
mel. maar op een doodgewonen knol gezeten,
en ook verried hij zich niet, toe ik hem eens
als een zoutzak op het podium van een melk-
salon aantrof. Alleen eens heeft mijn verbeel
dingskracht mij bijna in den steek gelaten,
toen ik aan den vooravond van den grooten
dag in de stad plotseling twee Sinterklazen
ontwaarde. Maar mijn moeder redde de situa
tie met de uiteenzetting, dat de oude heer dit
jaar voor de gezelligheid een vriend meege
nomen had
Sinterklaas, dat is het familiefeest bij uit
nemendheid. Als we ouder zijn vervaagt de
indrukwekkendheid van zijn figuur. Sinter
klaas zet den narrenkop op en 5 December
wordt de dag van den gijn en den spot, van on
schuldige plagerijtjes en binnenpretjes. Maar
ook van de gezelligheid. Dan eeren we hem
als kampioen van den huiselijken haard, als
symbool van den luim. Dan waardeeren wij
de zonzijde van den oogensehijnlijk zoo wee
moedigen winter.
En past het ons ook niet lof toe te zwaaien
aan den alouden Sylvesteravond? Merkwaar
dige dag, oudejaar. Dag van stille overpein
zing eenerzijds, gloriepunt van den Holland
sehen oliebol anderzijds. Wie ter wereld zal ooit
het harmonisch samengaan van beiden kun
nen verklaren?
Ziet, waarde lezer, dit was slechts een vluch
tige meditatie, waartoe een paar nuchtere
sloffen aanleiding gaven.
Poëzie schuilt immers overal?
J. H. V.
LEVENDE ZADEN VAN 300 JAAR
HER?
Onlangs maakte „Nature" een interessante
opmerking over de vraag over de kiemvat-
baarheid van zaden, gevonden bij de opgra
vingen in Egypte, o.a. in het graf van Toet
ank-Amen.
Aangenomen wordt op grond van proeven
dat deze zaden nog kunnen ontkiemen, en
dan wordt daaruit de belangrijke gevolgtrek
king afgeleid dat zaden wel 30i:o jaar en nog
langer, zij het dan ook latent, blijven leven.
Nu zijn er echter door andere onderzoekers
negatieve resultaten verkregen, hetgeen aan
leiding geeft tot de vraag of zij, die een posi
tieve uitkomst kregen wel zekerheid hadden
dat hun zaden oud waren.
De inboorlingen gebruiken de graven als
graanschuren, en het is du§. ze<|: wel moge
lijk dat een gevonden tarwekorrel heelemaal
geen eeuwen oud is. In de laatste jaren komt
het zelfs voor dat de gids voor de toeristen
die hij rondleidt, „raummi tarwekorrels" op
graaft, welke hij den vorigen dag zelf neer
gelegd heeft.
Het schijnt.dat er geen enkel volkomen ze
ker voorbeeld van kiemende tarwekorrels,
die duizende jaren oud zijn. geconstateerd is.