RDACAVOND Hoe komen de maanden aan haar namen? H BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD MEDITATIE ZATERDAG 28 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 13 IJdelheid van Romeinsche Keizers. et is van algemeene bekendheid, dat de Romeinen slechts tien maanden hadden. Martius de eerste maand werd door Romulus naar Mars, den God van den oorlog gedoopt; Aprilis wees op 't prille groen, en was de maand, waarin alles ontlook; Ma jus was aan de voorvaderen of Majores gewijd, Junius aan de godin Juno; Quintilus was de vijfde, Sexti- lus de zesde, September de zevende, October de achtste, November de negende en Decem ber de tiende maand. Julius Caesar voegde er Januarius (naai den god Janus) en Februarius, of de boete doende maand, bij en herdoopte Quintilus in Julius. Ook keizer Augustus vereeuwigde langs dien weg zijn naam, door den naam Sextilus met Augustus te verwisselen. Deze namen zijn nu de algemeen gangba re en gebruikelijke, doch hier en daar leven in de taal van het volk nog andere namen, waarover hier een en ander volgt. Januari heet ook Louwmaand. Louw of Law was in de Oudheid een wet; vooral de huwelijkswetten deden voorheen in deze maand grooten dienst, daar dan de meeste huwelijken plachten voltrokken te worden. Wellicht staat dit „louw" met een ander woord, n.l. „louwn", in nauw verband. In som mige streken van de provincie Groningen ging vroeger het verhaal van twee geliefden, die de brutaliteit hadden voor 't oog van anderen elkaar te zoenen; men zei „Wat is dat louwn!" Oude geschriften spreken nog van Haard- maand. Of dit een verwijzing naar den win terhaard dan wel een naar 't haerden, harde of herde jaargetijde is, valt niet met zeker heid te zeggen. Op oude schilderijen is de maand Januari afgebeeld in de gedaante van een ouden man, in het wit gekleed, een voorstelling, die be trekking heeft op de sneeuw, waarmee de aar de in dien tijd gewoonlijk bedekt is. Hij blaast in zijn vingers om de koude aan te toonen. Onder zijn linkerarm houdt hij een dik brand hout. Ook ziet men hem dikwijls bij een sterk brandend vuur. Naast hem staat het beeld van den Aquarius (het twaalfde teeken van den dierenriem, dat de zon op den 19den van deze maand betreedt). De oude Saksen, die groote liefhebbers van sterken drank waren, beeldden Januari af als aan een tafel zittende met een grooten beker voor zich. Op den achtergrond zag men men- schen met ossen ploegen, zaaien of andere winterbezigheden verrichten. Februari of Sprokkelmaand. In onze jeugd leerden we reeds, dat dit „sprokkel" op 't houtsprokkelen van arme lieden sloeg. We denken echter liever aan een klankverwisse ling van het oude sporlcelen, dat ophouden of eindigen beteekent. Meer grond voor laatst genoemde opvatting vindt men nog in den naam „Hornink", die afgeleid moet zijn van „opharen" of „ophooren", dat gelijke betee- kenis had als sporkelen en eenigszins terug te vinden is in ons „raamhorren". Voor Februari wordt ook wel Sellemaand gebruikt. Daarvan is de afleiding niet ver te zoeken, als men bedenkt, dat nog in vele streken van het land de dienstboden of knechts met „Maria Lichtmis" in dienst komen. De naam Snoei- maand behoeft geen nadere toelichting. An ders staat het met „Schrikkelmaand". Daar voor wordt wel de volgende uitlegging gege ven. Het eerste lid van het woord is de stam van schrikkelen, d.i. springen. In zulk een jaar voegt men aan de maand Februari niet een dag toe. doch men schrikkelt een dag over, n.l. tusschen 23 en 24 Februari. Hierop zou ook de Duitsche benaming (Schaltjahr) wij zen, waar die dag „ingeschoven" wordt. De bekende etymoloog dr. Johannes Franck zegt; „Schrikkelmaent" wordt aldus genoemd omdat de dagen na den 24sten Februari één dag verspringen (St. Matthijs op 25 in plaats van op 24 Februari). Hierdoor zou men ook een verklaring hebben voor het Engelsche woord, n.l. leapyear (springjaar). Maart heet ook wel Lentemaand; het waarom ligt vo'or de hand. Minder duidelijk is Dorremaand. Bekend is, dat in deze maand veel vastendagen zijn, waarin schraalhans keukenmeester is; 't dorre, schrale is te be- grijpen. Numa Pompilius, de opvolger van Romulus 'voegde de maanden Januari en Februari bij het Romeinsche jaar en maakte ook Maart de derde maand in zijn kalender. Dit bleef zij, totdat de Christelijke kerk het tijdstip van Paschen als het begin des jaars aannam. In Frankrijk werd deze schikking wederom ver anderd door een edict van Karei IX, in 1564, waarbij bepaald werd, dat voortaan het jaar op 1 Januari zou beginnen. Dit voorbeeld werd terstond door bijna alle landen gevolgd. In Engeland bleef men echter den 25sten Maart tot in het jaar 1752 als den nieuwjaarsdag beschouwen. Hoewel de Romeinen deze maand, gelijk gezegd, naar den god van den oorlog noem den, werd ze toch beschouwd onder de bi- zondere bescherming van Minerva, de godin der wijsheid, te staan. Zij heeft altijd uit 31 dagen bestaan, aangezien niemand na Romulus daar eenige verandering in ge bracht heeft. Maart werd bij de Romeinen als een ongelukkige maand voor het voltrek ken van huwelijken beschouwd. De oude Saksers noemden deze maand „Rhede" of „Rethe-Monath", om haar ongestadige weersgesteldheid aan te duiden, want „rhede" beteekent ruw of oneffen. Volgens andere opvatting was deze naam afkomstig van de godin Rheda. aan wie, vóór hun bekee ring tot het Christendom deze maand ge wijd was. Naderhand noemden zij haar „Lenet Monath". hetgeen waarschijnlijk hetzelfde is als onze Lentemaand. Men heeft Maart gewoonlijk afgebeeld ais Treffende afbeeldingen. een sterken, grooten man, met een helm op het hoofd^ veel gelijkende op den god Mars. Behalve de helm was er niets krijgshaftigs te ontdekken. In de eene hand houdt hij een bos amandelen. Zijn hand rust op een schop, terwijl een korfje met zaad aan denzelfden arm hangt. De andere hand rust gewoonlijk op een ram. April of Grasmaand heeft ook wel Scha- penmaand, omdat in deze maand de schapen veelal worden geschoren. De naam Ooster- maand wijst wellicht op het Paaschfeest, dat in denzelfden tijd invalt als vroeger het feest der Germaansch godin Ostara. Julius Caesar gaf deze maand dertig da gen; Numa had dit oorspronkelijk op negen en twintig bepaald. De naam is afgeleid van „aperire" (openen), omdat in dezen tijd de aarde zich als het ware opent. (Grasmaand). De Romeinen wijdden April aan de godin Venus; vandaar, dat zij haar ook wel „mensis Veneris" noemden. Vandaar ook, dat anderen den oorsprong van het woord April in „Aphro dite", den bijnaam van Venus zoeken, omdat men uit 't woord „aphros" (schuim) „aphrile" en vervolgens „Aprilia" zou gemaakt hebben. De schilders hebben deze maand meestal voorgesteld in de gedaante van een jongeling met vleugels op de schouders en een groenen, golvenden mantel versierd met mirte- en ha- gedoornkransen. Hij houdt narcissen in de hand en rijdt of leunt op een stier, hetgeen zinspeelt op het sterrenbeeld van die naam, dat de zon in de tweede helft intreedt. M e i heet ook wel Bloeimaand, Bloemmaand en Wonnemaand (wonne is genot). Bijna geen enkele maand heeft meer de aandacht van wijsgeeren, dichters en schrij vers gehad dan Mei. Zoo dichtte Vondel reeds (Poëzij, 11e deel): De jongvrouw Bloeimaent schijnt het hart der jeught te blaken, Doch niet door blaauw gewaet, of bloemen. schoon van glans En tulpen, die zij hecht aan haren rijken krans Maer door de bloem, waermêe zij verft haer mont en kaken. Ik zie aspergh en roos: 'k hoor gondelzangk en snaer. De tweeling kust zijn broèr: de jeught, de bloom van 't jaer. Om het aangename der Bloeimaand af te beelden, vertoonde de wijsgeer Eustachius Mei in de gedaante van een jongeling, wiens hoofdharen gekruld en met een krans van witte en roode rozen omvlochten waren. Hij tooide zijn beeld met een gouden kleed met vele schoone bloemen, waarmee een luchtig' windje schijnt te spelen. In de handen hield hij rozen en viooltjes, en op een der vingers van zijn rechterhand een nachtegaal. In het jaar van Romulus was Mei de derde maand. Bij de kalenderverandering van Nu ma werd zij de vijfde. De stichter van "„ome gaf haar 31 dagen, die door zijn opvolgers weer met één dag verminderd werden. Julius herstelde den een en dertigsten dag. De naam der maand schijnt lang vóór den tijd van Romulus bepaald te zijn. De Ouden beschouw den haar als gewijd aan Apollo. Op den eer sten dag offerden de Romeinen aan Maja, de moeder van Mercurius. Op het eerste gezicht is men geneigd daarin den oorsprong van den naam der maand te vinden. Geschied schrijvers deelden echter mede, dat Romulus dien naam behouden heeft ter eere van zijn Senaat, waarvan de leden den naam van Ma- joris (de ouderen of aanzienlijken) droegen. Juni, Zomermaand of Rozenmaand, noemt men hier en daar ook nog wel Braakmaand, naar het braken van den akker (naar het Duitsche Brachmonat, is Zomermaand). Ook hoort men soms den naam Wiede- of Weide- maand noemen, omdat de boer dan het vee in de na-weide of het nagras (etgroen) brengt, i De benaming Weddermaand was eertijds ook gebruikelijk, vooral bij den landbouw, en bij de veeteelt. Widder beteekent ram. En wie eenigszins met de schapenfokkerij bekend is, weet allicht waarom de volgende maand Juli ook Rammenmaand zou kunnen hee- ten. In den oud-Latijnschen kalender had Juni slechts 26 dagen: Julius Caesar maakte er 30 van. De Juni-maand werd door de Ouden voorgesteld in de gedaante van een landman met ontbloote armen, die in zijn rechterhand een zeis hield, waarmee hij koren afmaait. Sommigen versierden het beeld met een krans van lijnzaad-bloemen; anderen laten hem ko renschoven binden. Alles zinspeelt op den zo mer, die in deze maand een aanvang neemt. Een latere afbeelding toont een schoone maagd, vroolijk gekleed, doch met een zeer ernstige gelaatsuitdrukking; ook zij houdt m de eene hand een zeis, en in de andere een korenschoof. Op deze afbeelding doelt het volgende oud-Hollandsche versje: Al praalt de Zomermaand in het luchtige gewaad, Zij wekt onze aandacht door den ernst van haar gelaat, En schijnt, door dezen ernst, de tragen op te beuren, Alsof zij zei: 't is tijd, dat ge op uw pligten past, Eer gij door guren herfst of winter wordt verrast, Indien ge uw dwaasheid niet te spade wilt betreuren. Juni ontleent den naam, evenals Mei, van de indeeling van de bewoners van Rome, door Romulus in majores (ouderen) en juniores (jongeren). Juli, ook wel Hooimaand geheeten, werd eertijds afgebeeld in de gedaante van een ge- vleugelden jongeman, in het geel gekleed .'en met korenaren omkranst. In de eene hand hield hij het teeken van den leeuw, versierd met allerlei graansoorten, erwtenranken enz.; in de andere hand had hij een mandje met meloenen, vroege vijgen, allerlei peren, noten en andere vruchten. De leeuw doelt op het sterrenbeeld van dien naam, dat de zon op den 23sten intreedt. Wanneer de maand Juli naar den akker bouw alleen afgebeeld werd, nam men daar toe een landman, half naakt staande op een dorschvloer. Met beide handen houdt hij een dorschvlegel vast, waarmee hij het koren schijnt te dorschen. Naast hem staat een wan, hark en ander gereedschap, dat bij den ko renoogst dienst doet. Nog een andere voorstelling was die, waar bij een, eveneens halfnaakte landman, in voorovergebogen houding staat. In zijn rechterhand gaf men hem een zeis, waar mee hij maait; met zijn linkerhand trekt hij het gemaaide naar zich toe. Op zijn hoofd plaatste men een breeden hoed, daarmee te kennen gevende, dat de .zon in deze maand fel brandt. Ten slotte was er nog een voorstelling, die opgemaakt kan worden uit het volgende versje dat er als ondex*schrift bij diende: De Hooimaand voegt het geel, het goud geel, ligt van plooijen; Haar hand de hark, waarmêe zij "t hooi vast ommewerpt, 't Geen droogt, terwijl de zon haar stralen wet en scherpt. De zeissen giert door 't gras; de huislièn naarstig hooijen, Een ieder vlamt op winst; om winst is al de strijd. Augustus of Oogstmaand wordt ook nog wel weitmaand (naar den weit- of tarweoogst of Bouwmaand, naar het ploegen van den akker voor 't winterkoren) geheeten. Augustus wordt, naar den akkerbouw, voor gesteld door een landman, die de benoodigde gereedschappen voor den oogst gereed maakt. Sommigen voegen er een kloek met kuikens bij, want de kuikens, die in deze maand uit het ei komen, leggen veel meer eieren, dan die welke in andere maanden doorbreken. Soms ziet men Augustus ook nog wel afge beeld door een schoone vrouw van rijzige ge stalte, omkranst met korenaren, waarmee zij ook de handen gevuld heeft. Deze voorstel ling is een zinspeling op de hemellichamen: de zon treedt den 23sten dezer maand in tee ken „de Maagd" binnen. September of Herfstmaand, droeg een tijdlang achtereenvolgens de benamingen van Germanicus, Antonius, Hercules en Tacitus, welke de gelijknamige Romeinsche keizers haar gaven. Het duurde echter niet lang, of de oorspronkelijke naam werd weer gekozen; deze maand was Vulcanus gewijd. Eustatius beeldde de Herfstmaand af door een man, als boer gekleed, met een krans van wijn gaardbladen om het hoofd, die in zijn hand eenige druiventrossen hield. Naast hem stond een vat met reeds geperste druiven, waaron der een tobbe, waarin de most druipt. Som migen voegden er nog eenige bijenkorven aan toe, waar de nijvere diertjes in- en uitvlie gen. Ook ziet men hem wel met een weeg schaal in de hand (de zon komt deze maand in het teeken van dien naam). Hier en daar wordt September ook nog wel Gerst- en Speltmaand genaamd, omdat deze granen dan binnengehaald worden. Ofschoon de maand October reeds se dert den tijd van Numa de tiende maand van het jaar is, heeft zij haar naam van haar plaats in den ouden AlbaanSche kalender be houden, die afkomstig' is van „octo" (acht). Zij was door de Romeinen aan den god Mars gewijd, en droeg een korten tijd de namen van Faustinus en Invictus. Ook heette zij een tijd Domitianus, naar den keizer van dien naam. Op oude schilderijen vindt men deze maand voorgesteld door een man. die koren zaait; in latere afbeeldingen evenwel door een man, die een korf met noten en kastanjes in de hand houdt, en die gehuld is in een mantel van de kleur der afvallende bladeren. Den algemeen bekenden Nederlandschen naam Wijnmaand heeft October ontleend aan den wijnoogst, die in deze maand begint. Dezen oogst heeft men ook voornamelijk op het oog gehad in een andere afbeelding der maand, waarop het volgende oude versje betrekking heeft: De Wijnmaand krult en spreidt zijn' ranken, rijk van druiven, Daar hij den olm omvat, en noodigt oog en mond Op 't sap, dat zieken teelt, en zieken maakt gezond- Vermits het druk en zorg doet uit den geest verstuiven. Het leven is van 't brood, 't wel leven van den wijn: Zoo dit gewas niet waar', wie zou er vrolijk zijn? October wordt ook nog wel Zaadmaand ge noemd, omdat tot het midden dezer maand de tarwe gezaaid wordt; eveneens staat zij bekend als Rozelmaand (rozel of reuzel is varkensvet en 't varkensslachten begint ten plattelande in 't laatst van October). Vroeger schreef men ook Herselmaand, naar herse- len, erselen, aarzelen of teruggaan: „het jaar gaat dan terug", de winter vangt aan. November is de maand, die nooit een anderen naam gehad schijnt te hebben, of schoon de Romeinsche Senaat eenmaal het voornemen had, haar naar keizer Tiberius, die erin geboren werd, te noemen. Ook de duur van 30 dagen is steeds onveranderd ge bleven. Onder de afbeeldingen, die men weleer van deze maand gemaakt heeft, komt diegene het meest met ons jaargetijde overeen, welke be staat uit een jongeling, gekleed in een gewaad van de kleur der bladeren, wanneer zij van de boomen vallen. Men geeft hem vleugels en omwindt zijn hoofd met een vruchtdra- genden olijftak. In zijn rechterhand heeft hij het teeken van Sagittarius of den schutter, welk teeeken van den dierenriem de zon den 22sten dier maand intreedt. In zijn linkerhand houdt hij een mandje met rapen, radijs en andere vruchten. Algemeen is voor November ook de naam Slachtmaand bekend of Smeermaand. naar 't vet of smeer van 't slachtvee. Hier en daar hoort men ook nog wel spreken van Wind- of Loefmaand. Ten slotte de laatste maand van het jaar: December. December of Wintermaand wordt ook Kerst- (Christ-) en Wolfsmaand genoemd. Aangenomen wordt wel. dat deze laatste be naming daarin moet worden gezocht, dat de wolven in den winter zich eertijds nabij de woningen en stallen durfden wagen. December draagt den naam van Winter maand. omdat het begin van den winter in deze maand viel. De Ouden beeldden die maand daarom af in de gedaante van een jongeling, in het zwart gekleed en met vleu gels voorzien. In zijn rechterhand heeft hij het teeken van Capricornus (den steenbok), welk teeken van den dierenriem de zon ,op den 22sten December intreedt, en in de lin kerhand een schaal vol paddenstoelen, die in December het voorrieeligst waren in het land. waar deze afbeelding het eerst gekozen werd. Andere daarentegen nemen als afbeel ding een sterken man. die met beide handen een bijl omhoog heft, om daarmee een boom te vellen, waaraan het houthakken, dat in de Wintermaand geschiedt, ten grondslag ligt. Aardig is ook nog een andere voorstelling van December, waarvan dit zes-regelig oud- Hoilandsch rijmpje de verklaring geeft: De Wintermaand gelijkt een' weduw'. schraal van kaken; Zij dooft het levensvuur in 't rimplig aanzigt uit; De kugchende echo stremt de klanken van de fluit, Waarmêe de dood zich, om de zege, gaat vermaken: Hij trekt den ouden man reeds bij den mouw, en zeit: Uw tijd is heen, leg af des werelds ijdelheid! VAN EEN PANTOFFELHELD oo heb ik jullie dus weer voor den dag gehaald, m'n oude getrouwe kamer gezellen. Te lang liet ik jullie aan je lot over, daar in dien donkeren uithoek van mijn schoenenkast. Ja, ik voel me eigen lijk schuldig aan grove veronachtzaming, als ik bedenk, dat ik jullie maanden lang eenzaam heb achtergelaten, als misdadigers in trooste- looze afzondering. En nunu voel ik pas, wat een preten- tielooze pantoffel in het leven van een ster veling kan. beteekenen. Vergeef 't me maar, want het schijnt nu eenmaal een fatum van vele nuttige schepsels te zijn een tijdlang ver geten in een hoek te moeten liggen, voordat men hun bestaan gaat waardeeren. Schept moed. brave veteranen, jullie tijd is weer aangebroken, de winter staat voor de deur! Als bondgenooten zullen we de lange avonden weer doormaken, zooals we dat reeds zoovele jaren hebben gedaan. Ja. ik verheug me er al op, met hoeveel voldoening ik op zoo'n feilen sneeuwdag m'n kille trappers zal uit trekken om me aan jullie beschermende vacht over te geven. Wat een ziellooze voorwerpen zijn die leeren schoenen toch feitelijk en wat stellen ze iederen dag opnieuw belachelijke eischen aan den mensch, terwijl jullie daar maar kalm je tijd staat af te wachten. Ja makkers, er komt werk voor jullie aan den winkel, want deskundigen hebben een strengen winter voorspeld. Houdt braef stant Ziet hier. waarde lezer, de simpele toespraak van den pantoffelheld tot zijn ondergeschik ten. Ik heb mijn pantoffels lief, omdat ik niet zonder hen zou kunnen, omdat ze zoo geheel en al passen in de intieme sfeer van de huis kamer. Mogen anderen het begrip „winter" vereenzelvigen met de schaats, de slobkous, of de kachel, voor mij rijst onmiddellijk het beeld van de weldadige pantoffel op. Als in den vroegen winterschen morgen de wekker zijn onbarmhartig alarm slaat, dan vormen zij een welkome schakel tusschen de behagelijke warmte en de barre koude. Als ik aan mijn pantoffels denk, gaan mijn gedachten als vanzelf naar de huiskamer, waar zij een onmisbare stoffeering van vor men. En als ik bij de huiskamer verwijl, kom ik onwillekeurig aan bij de gezelligheid, die de winteravonden bieden. Het afscheid van den zomer is ontegenzeg gelijk ten allen tijde een onplezierige gebeur- LUTHER GEDENKDAG. Den tienden November is het. 450 jaar geleden, dat Maarten Luther geboren werd. De joto toont zijn geboortevertrek in Eisleben, zooals het er in 14S3 uitzag tenis, maar er rest ons een aanzienlijke troost in de dingen, die komen zullen. En dan dienen we allereerst een stille hulde te brengen aan den heiligen Nicolaas. een dier weinige uitverkorenen, wien de crisis onaan geroerd schijnt te hebben gelaten. Als er iemand de gezelligheid heeft bevorderd, dan is het toch zeker deze onsterfelijke Spanjaard geweest. In de etalages van onze winkelstra ten zijn reeds de eerste symptomen van zijn komst verschenen en spoedig zal zijn heer schappij een aanvang' nemen Sinterklaas is een onmisbare factor in onze samenleving geworden en het heeft mij eigen lijk altijd een beetje verwonderd, dat ik ner gens nog een standbeeld voor hem heb aange troffen. Sinterklaas wondere illusie uit mijn kin derjaren. Ik zie hem nog in al zijn majesteit de kamer binnenschrijden. Plechtig was zijn stap, plechtig zijn gebaar. Met bedeesde stemmetjes zongen we hem toe. Hij knikte en hij begon zijn rede. Wat wist hij veel en hoe kende hij onze gebreken, Het bezoek van den Sint. dat was het hoogtepunt van het jaar. En toch, nu ik er over nadenk, hoe is het te verklaren, dat die dwaze vlasbaard mij niet aan het twijfelen bracht, omtrent de echtheid van den hoogen gast, dat ik de afwezigheid van mijn vader en de opvallende bekendheid van deze stem niet in verband met elkaar bracht? En waarom koesterde ik geen arg waan jegens Zwarten Piet, die zich al aan stonds opmaakte mij onderhanden te nemen op de wijze, waarop mijn oudste broer dat placht te doen? De illusie schijnt moeilijk te treffen te zijn. Het deerde mij evenmin, dat ik hem met een reclamebord door de stad zag rijden, heele- maal niet op den romantischen witten schim mel. maar op een doodgewonen knol gezeten, en ook verried hij zich niet, toe ik hem eens als een zoutzak op het podium van een melk- salon aantrof. Alleen eens heeft mijn verbeel dingskracht mij bijna in den steek gelaten, toen ik aan den vooravond van den grooten dag in de stad plotseling twee Sinterklazen ontwaarde. Maar mijn moeder redde de situa tie met de uiteenzetting, dat de oude heer dit jaar voor de gezelligheid een vriend meege nomen had Sinterklaas, dat is het familiefeest bij uit nemendheid. Als we ouder zijn vervaagt de indrukwekkendheid van zijn figuur. Sinter klaas zet den narrenkop op en 5 December wordt de dag van den gijn en den spot, van on schuldige plagerijtjes en binnenpretjes. Maar ook van de gezelligheid. Dan eeren we hem als kampioen van den huiselijken haard, als symbool van den luim. Dan waardeeren wij de zonzijde van den oogensehijnlijk zoo wee moedigen winter. En past het ons ook niet lof toe te zwaaien aan den alouden Sylvesteravond? Merkwaar dige dag, oudejaar. Dag van stille overpein zing eenerzijds, gloriepunt van den Holland sehen oliebol anderzijds. Wie ter wereld zal ooit het harmonisch samengaan van beiden kun nen verklaren? Ziet, waarde lezer, dit was slechts een vluch tige meditatie, waartoe een paar nuchtere sloffen aanleiding gaven. Poëzie schuilt immers overal? J. H. V. LEVENDE ZADEN VAN 300 JAAR HER? Onlangs maakte „Nature" een interessante opmerking over de vraag over de kiemvat- baarheid van zaden, gevonden bij de opgra vingen in Egypte, o.a. in het graf van Toet ank-Amen. Aangenomen wordt op grond van proeven dat deze zaden nog kunnen ontkiemen, en dan wordt daaruit de belangrijke gevolgtrek king afgeleid dat zaden wel 30i:o jaar en nog langer, zij het dan ook latent, blijven leven. Nu zijn er echter door andere onderzoekers negatieve resultaten verkregen, hetgeen aan leiding geeft tot de vraag of zij, die een posi tieve uitkomst kregen wel zekerheid hadden dat hun zaden oud waren. De inboorlingen gebruiken de graven als graanschuren, en het is du§. ze<|: wel moge lijk dat een gevonden tarwekorrel heelemaal geen eeuwen oud is. In de laatste jaren komt het zelfs voor dat de gids voor de toeristen die hij rondleidt, „raummi tarwekorrels" op graaft, welke hij den vorigen dag zelf neer gelegd heeft. Het schijnt.dat er geen enkel volkomen ze ker voorbeeld van kiemende tarwekorrels, die duizende jaren oud zijn. geconstateerd is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13