VOOR EER EN GEWETEN FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER. 19) „Toch niet aan mij? grinnikte Potter ach ter zijn letterkast. Hij kreeg een kleur bij de gedachte hoe weinig het gescheeld had of hij had een bemoedigend woord gesproken tot een man, die het niet noodig had, die blijkbaar heelemaal niet aan den grooten strijd had gedacht. „Misschien heb ik er wel een noodig", vervolgde hij, Hollis guitig aan kijkende; „een oogenblik geleden dacht ik, dat je in de put zat over den toestand hier je keek tamelijk ongerust. Het verbaasde mij geweldig, dat je heelemaal niet aan Dun- lavy gedacht had." „Neen", stemde Hollis ernstig toe, „ik dacht niet aan Dunlavey. Ik vroeg men af, of ex- iets gedaan kon worden voor Ed Hazel ton." „Iets voor hem gedaan kon worden", vroeg Potter ernstig. „Ik heb dien jongeman nauwkeurig gadegeslagen en ik ben over tuigd, dat hij met goede zorgen en behande ling geheel zou herstellen. Maar ik heb in deze streek nooit van een specialist gehoord eigenlijk van geen een, dichterbij dan in Chicago. En ik heb zijn naam vergeten." „Hij heet Hammond", vulde Hollis aan. „Ik heb aan hem gedacht. Ik was met zijn zoon op het College. Ik ga aan hem schrijven." Hij keerde zich naar zijn lessenaar en nam een pen op, terwijl Potter voortging met zijn werk. Ongeveer een half uur later kwam Jiggs Lenehan het bureau binnen, over zijn geheele gezicht lachende. „Lijkt wel of iedereen in de stad vandaag de Kicker wil lezeix", zei hij, vroolijk gichelend. „Nog nooit zoo veel verkocht. Geef nog wat", voegde hij er buiten adem aan toe; „daar bij het sta tion staat een troep er om te schreeuwen. Zeg" schreeuwde hij tegen Hollis, toen hij de deur uitging met een grooten stapel Kickers onder zijn arm. „jij bent nog eens een uitgever!" Bij lachte bewonderend en hartelijk, toen hij verdween. Hollis voltooide zijn brief aan Hammond en leunde toen achterover in zijn stoel. Een half uur bleef hij zoo ziften, ernstig starende naar de straat en toen, gehoor gevende aan een plotselinge opwelling, stond hij op en liep naar de deur. „Ik ga naar het gerechtsgebouw:deelde hij aan Potter mee. Hij vond rechter Graney in zijn kamer aan de groote tafel zittende, een nummer van de Kicker voor zich opengeslagen. Bij zijn bin nenkomen schoof de rechter zijn stoel ach teruit en keek hem met een goedkeurend glimlachje aan. „Wel Hollis", zei hij, „ik zie, dat Dunlavey zijn eerste kaart uitgespeeld heeft." „Hij heeft den eersten slag niet gewon nen" was het snelle antwoord van den jon geman. „Gelukkig niet", lachte de rechter. Hij leg de een vinger op een kolom van de Kieker. „Dit artikel over de Cattelmen's Association is reusachtig als ik het zoo noemen mag. Een duidelijk, krachtige opsomming van fei ten. Dat moet je vrienden bezorgen." „Ik heb enkel de waarheid gesproken", antwoordde Hollis, „en als het artikel goed lijkt, dan komt dit alleen, omdat het een be ginsel verdedigt, dat goed is." „Maar alleen een man met een krachtig karakter kan het geschreven hebben", merkte de rechter op. „Misschien. Ik erken, dat ik buitengewoon belang stel in het vee-vraagstuk." „Je eerzucht?" insinueerde de rechter arg- listisch. „Is tijdelijk opzij gezet misschien wel voor goed." „Dus is je oorspronkelijk besluit om hier te blijven versterkt?" Hollis knikte. De rechter lachte geheim zinnig. „Er staat een artikel op de eerste bladzij van de Kicker, dat mij zeer interes seert", zei hij. „Het betreft den trein van zes uur naar het Oosten. Weet Je misschien ook, of de uitgever van de Kicker gebruik zal maken van de expres?" Hollis lachte waardeerend. „De uitgever van ae Kicker zal gebruik maken van de expres", stemde hij toe, „maar niet op de wijze, die sommigen wenschen. Het gewone getal nummers van de Kicker gaat mee met de expres, alsmede eenige zeer kernachtige brieven aan den President van de Vereenig- de Staten en den Secretaris van Binnen- landsche Zaken." „Goed!" zei de rechter. Hij keek Hollis onderzoekend aan. „Ik weet, dat je in Dry Bottom zult blijven", zei hij langzaam; „ik heb. nooit aan je moed getwijfeld. Maar ik moet je waarschuwen om voorzichtig te zijn. Bega niet de vergissing te denken, dat het briefje, hetwelk je vanmorgen op de deur van het bureau hebt gevonden, een grap is. Dergelijke grapjes halen zij hier niet uit. Natuurlijk weet ik, dat je niet bang bent en dat je niet op de vlucht zult gaan. Maar wees vooi'zichtig er zijn hier mannen, die een menschenleven even snel zouden uitblazen als zij het de vlam van een kaars doen, en met even weinig angst voor de gevolgen. Ik zou niet graag hooren, dat je je revolver gebruikte, maar als je gelegenheid hebt om hem te gebruiken, doe het dan snel en flink." „Ik houd er niet van om een p: "ooi te trekken", antwoordde Hollis ernst.0. „maar :k zal toch je waarschuwing in herinnering houden." Een uitdrukking van licht misnoe gen gleed over zijn gelaat. „Ik begrijp niet, waarom de mannen hier niet wat meer moed toonen", zei hij. „Ze dragen allen een pistool en blijkbaar verlangt iedereen om het te gebruiken. Ik zie niet in, welke vol doening het geeft om een man, met wien je ongenoegen hebt gehad, neer te schieten; ik vind het een beetje laf." Hij lachte grim mig. „Ik voor mij", vervolgde hij, „voel veel meer voldoening als ik een man tegen den grond sla. Misschien is het niet zoo kunstig als schieten, maar je hebt de voldoening te weten, dat je tegenstander zijn straf voelt en waardeert." Rechter Graney's blik rustte op de ge spierde gestalte van den jongeman. „Ik ge loof, dat er heel wat minder geschoten zou worden, als alle mannen zoo gebouwd wa- ren als jij. Maar, helaas, heeft de natuur goedgevonden om verschillende vormen ie gebruiken voor menschen. Niet iedere man heeft de kracht of de kennis om zijn vuisten te gebruiken, en dikwijls ook niet den moed. Maar er is één ding, dat je wel moet beden ken. Wanneer je een man neerslaat, die een pistool draagt, dan heb je hem slechts tijde- lijik verslagen; gewoonlijk zal hij zijn kans afwachten en zijn pistool gebruiken, wan neer je zulks het minst verwacht." „Je hebt zeker Yuma Ed en Dunlavey op het oog?" merkte Hollis op. „Wel, neen, Dunlavey niet. Ik heb nooit gehoord, dat Dunlavey iemand neerschoot; hij speelt een fijner spel. Maar Yuma Ea. Greasy, Ten Spot en eenige anderen, die tot de bende van Dunlavey behooren, zijn pistool-schutters van beroep en aarzelen niet om te schieten. De kans bestaat, dat Dunlavey op een andere manier met je zal trachten af te rekenen, maar ik zou voor zichtig zijn met Yuma een slag in het ge laat wordt nooit goed opgenomen door een man van zijn karakter." Een uur later, toen Hollis aan zijn schrijf tafel zat op het bureau van de Kicker, werd hij herinnerd aan de woorden van rechter Graney. Hii aan zijn gesprek met den rechter, toen Jiggs Lenehan buiten adem het bureau kwam binnenstormen, met bleek gelaat en angstige oogen. Hij beefde van op winding. „Ten Spot komt hiei-heen om je dood te schieten!" schreeuwde hij, toen hij weer op adem kwam. „Ik was in het Model en hoorde hem en Yuma er over praten. Ten Spot komt om zes uur hier." Hollis keerde zich langzaam om in zijn stoel en keek den jongen aan. Zijn wangen verbleekten een weinig. Rechter Graney had gelijk gehad. Hollis had wel verwacht, dat hij het te zijner tijd zou moeten uitvechten met Yuma, maar hij had gedacht, dat hy met Yuma zelf te doen zou krijgen. Hij lach te een beetje norsch. Het maakte heel wei nig verschil of hij met Yuma vocht of met iemand anders; hij had begrepen, dat hij, als hij in Dry Bottom verkoos te blijven, met iemand zou moeten vechten met iedereen van Dunlavey's aanhang. Hij keek op zijn horloge en zag dat de wijzers vier uur wezen. Hij had dus nog twee uur om zich op de komst van Ten Spot voor te bereiden. Hij glimlachte tegen den jongen, keek naar de drukkerij en zag, dat Potter hem bedaard •stond aan te kijken. Hij lachte tegen Pot ter en keerde zich toen tot Jiggs. „Hoeveel Kickers heb je verkocht?" „Tweehonderd en tien", antwoordde de laatste; „iedereen kocht ze". Hij kwam een stap naar voren; zijn handen ineengeklemd onder de opwinding waarin hij nog ver keerde. „Ik zei je, dat Ten Spot hierheen kwam om je te dooden!" zei hij schor en dringend. „Heb je mij niet gehoord?" „Ik hoorde je wel", lachte Hollis, ,.en ik begreep je volkomen. Maar ik geloof niet. dat wij ons daar druk over hoeven te maken. Hoeveel geld heb je ontvangen voor die twee- hoxxderd en tien couranten?" (Wordt vervolgd.). BURENGERUCHT. - On- eenigheid in de apenkooi. Druivendie niet zuur zijn. ben wetenschappe lijke EXPEDITIE heeft de hellingen beitegen van de Woo-Jung, den hoog- sten berg van het district Jehol. De lastdieren door waden een rivier op de helling van den berg. DE BAKKERIJ „DE GULDEN KORENAAR" te Amersfoort bestond Woensdag 50 Jaar. - Ter gele gen hiervan had dc directie een bakkerij laten inrichten zooals die voor 50 jaren werkte. Dc directeur toont den burgemeester van Amersfoort» Graaf van Randwijck, de destijds veel gebruikte „kropstoeten". HET RIJKSDAGBRANDPROCES TE BERLIJN. De getuige Sönke, die wegens meineed gearresteerd werd, legt zijn verklaringen voor de reehtbank af. HET WRAK van bet vliegtuig van den Franschen aviateur de Verneilh, die met den mecanicien Le Bas en den radiotelegrafist Goulmy nabij Dijon neerstortte en om het leven kwam. DE UTRECHTSCHE JACHTVEREENIGING hield Woensdag in de omgeving van Zeist haar jaarlijksche Hubertusj'acht. Het vertrek der deelnemers uit Zeist. DE NACHTMERRIE VAN DEN GEAZENWASSCHER. De ruiten van het dak van Waterloostation te Londen krijgen de jaarlijksche goede beurt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7