MANTELS EN COSTUUMS. ABR. MEIJER DONDERDAG 2 NOVEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 8 EEN ORIGINEEL PELERINETJE UIT EEN VIERKANTEN LAP. ICeukeTis ek e Traen U vindt die pelerine'tj es zoo schattig, Me vrouwtje; maar om eerlijk te zijn, U ziet een beetje tegen den prijs op? Welnu, laat dat bezwaar dan maar rustig varen, want dan gaan we er een maken, dat bijna niets kost! Bent U niet handig met de naald? Is ook al niet noodig. Luistert U maar! We nemen de stof, waarvan we de pele rine willen maken en knippen er een vier kante lap van met zijden van ongeveer 55 cM. Die knippen we in, zooals dat op de af beelding is aangegeven enfeitelijk is ons jaelerine'tje nu klaar. We zoomen de kanten netjes om, en zetten er een valenciennekant langs. Al naar ge lang het materiaal, waarvan we de pelerine maken, kunnen we het dragen op een mid dag jurkje of bij een avondtoilet. Het effect os altijd verrassend! Dicky is bezig met een legkaart, een heel moeilijke iegkaart. Er is veel blauw voor de lucht, veel geel voor het zand. Die groote effen vlakken zijn moeilijk te leggen. Dicky draait de stukjes om en om. hij past en meet. Eerst is het een leuk spelletje geweest waar hij met enthousiasme aan begonnen is; er zijn dieren en' menschen ontstaan, maar nu moet het ook af. Nu de lucht en de grondMaar dat is vervelend. Dicky zucht, Dicky kijkt hulpzoekend op, een onwillig blokje geheven in zijn hand. „Gaat niet", zucht hij. „Wil ik eens helpen?" Hij knikt dankbaar, kijkt hoe de lucht groeit. Maar als je dan zelf ook een beetje moet zoeken, hetgeen hem te lang duurt, laat hij zich van zijn stoel afglijden en bemoeit zich verder niet met het geval. Met veel moeite win je dan weer zijn aandacht, hij komt naast je staan, vraagt of het af is. Hij wil zoo graag aan een andere plaat beginnen. Och, waarom zou je hem zijn zin niet geven? Is het zoo erg iets even af te maken of op te ruimen wat kinderen hebben laten liggen? Ze eventjes voort te helpen om ze weer aan iets anders te kunnen laten beginnen? Nee, voor ons is het niet erg. Maar voor hem zelf misschien wel. Als we het kind zien tobben, als het in moei- lijkheden zit komen wij als van zelf te hulp. i Het lijkt zoo natuurlijk, dat wij, grooteren en sterkeren even recht zetten wat hen zooveel moeite kost. En als ze werkelijk ondanks al hun werk en energie niet slagen, als ze voor onmogelijkheden staan, ja, dan kan het ook geen kwaad. Maar anders Men zegt: een goed begin is het halve werk. Je zou dat ook op een andere dan op de ge bruikelijke manier uit kunnen leggen. Een goed begin is het halve werk, ja, maar wat komt er van de andere helft terecht? Hoe dikwijls komt het niet voor, dat we ons tot de een of andere bezigheid aangetrokken voelen, dat we vol enthousiasme beginnen en dat het ten slotte toch niet meevalt of ons ver veelt. De kunst is: doorzetten ook als „het nieuwtje er af is". En als we dat in onze jeugd niet leer en zal het later heel moeilijk te leeren zijn. Want later moét het. Later zijn het geen spelletjes meer en later is er niemand die het voor ons afmaakt. En dan komt onvermijdelijk de narigheid. Nee, ik geloof, dat we Dickey geen dienst be wijzen door hem aan een andere plaat te laten beginnen. Beter is het, dat hij onder toezicht en met een klein beetje hulp nu en dan de eerste plaat afmaakt en dan de voldoening leert kennen van iets voltooid te hebben. Kent hij dat gevoel eenmaal dan zal hij zich mis schien inspannen om een tweeden keer het werk zonder hulp te volbrengen. Let ook eens op hoe gauw het plezier van de legdoos afgaat als hij niet één plaat in zijn geheel kan leggen. Een werkje dat je vooraf weet niet te zullen volbrengen, daar begin je niet aan. Diclcy moet dan nieuwe leg- en bouwdoozen hebben om weer nieuwe kaarten en figuren te probeer en. Vaders en moeders van zulke Dicky's zullen hun zoon toch niet graag in de toekomst zoo willen zien. Zich werpend op een aantrekke lijke studie, terugschrikkend als de moeilijk heden komen, zich weer met enthousiasme aan een andere studie wijdend, weer bekoeid en teleurgesteld. Dan: een baantje hier, een baantje daar, steeds nieuwe plannen, maar nooit genoeg energie om ze ten uitvoer te brengen. En er is toch groote kans dat het zoo worden zal als ze hem steeds helpen en hem niet aansporen het begonnene af te maken. Want het is zoo, dat in het leven van vol wassenen de helpende handen die naar ons uitgestoken worden te tellen zijn. Dat we in ieder geval nooit op ze rekenen kunnen. Daar staan geen liefdevolle ouderen klaar orn ons te leiden en ons weer nieuwe bezigheden te geven. Daar moéten we dooi'zetten, dikwijls tegen tegenwerking in. Het is voor het kind wel prettig geholpen te worden; maar als hij eens mensch is zal hij u misschien verwijten, dat hij te veel gehol- P6n 'S' BEF OTTEN. Winterwortelsoep (4 personen): 1 pond winterwortelen, 1 3/4 water plus 1 lepel zout of 1 3/4 bouillon 'b.v. van 5 bouil lonblokjes), 60 gr. boter, 1/2 kopje rijst, één uitje, een paar takjes selderij. Schil de wortelen, wasch ze, snijd ze in dunne schijven en laat ze met het in plak ken gesneden uitje en de takjes selderij ge durende een half uur heel zachtjes in de bo ter smoren, zoodat alles licht van kleur blijft. Voeg het water met het zout, of de bouillon toe, en laat alles koken totdat de wortelen gaar zijn. Wrijf de soep door een zeef, voeg de gewasschen rijst toe en laat de soep nog een half uur koken, totdat ze een weinig ge bonden is door de rijst. Gevulde uien (4 personen) 8 groote uien of 4 Lissabonsche uien, 2 ons varkensgehakt, peper, zout, nootmuskaat, 1 d.L. overgebleven jus, paneermeel. Maak de uien schoon, kook ze 3/4 a 1 uur in ruim kokend water met zout gaar en 1-~1 ze een weinig uit. Vermeng het gehakt met wat peper, zout en nootmuskaat en laat het roerende in een koekepan op een laag vuur even gaar worden. Vul de uien met het ge hakt echter zóó, dat het gehakt als een kopje boven de ui uitsteekt. Leg de uien in een vuurvast schoteltje met de jus, bestrooi ze met wat paneermeel en leg wat vet van de jus er boven op. Laat ze in een warme oven ongeveer 1 kwartier stoven. We geven hier een reeks mooie modellen voor den winter. Zooals reeds in vorige arti kelen gezegd, de mode springt dit seizoen zeer kwistig om met bont, fluweel, enz. Hier volgt de beschrijving: No. 1: sterk getailleerde mantel van an- gora-kasha gegarneerd met een grooten bontkraag. No. 2: costuum voor mooie herfstdagen, be staande uit een rechten rok van een grove wollen stof en een kort lichtkleurig mantel tje, met over de schouders uitstekende re- vérs. No. 3: mantel van angora-kasha met pe lerine; pelerine en kraag zijn gegarneerd met breede strooken Persian er. No. 4: mantel van zwart fluweel, zijde lings met groote knoopen gesloten. De mouw heeft groote poffen aan den boven arm. No. 5: mantel van soepele, langharige stof met pelerine, die rijkelijk met bont is afgezet. De rok heeft in de taille kleine ingestikte naadjes. No. 6: complét van meerdere stoffen. De drie-kwart lange cape is van Schotsche ge ruite wollen stof, terwijl de rok van een ruige wollen stof is. Hierbij wordt een jum per gedragen in de kleuren van de cape. No. 7: elegante mantel van naturel-kleu rige kaslia. De sluiting is zeer origineel on der de heupen. De groote kraag is van waschbeer. GROOTE HOUTSTRAAT 16 WSet het koude, gure, natte weer is het absoluut nood zakelijk de kinderen warm te kleeden. Wij zullen U gaarne vakkun dig aile gewenschte inlich tingen daartoe verschaffen. SPECIALE AANBIEDINGEN: Zuiver wollen kinderdirec toires leeftijd 2 jaar fl.— met 10 ets stijging p. maat Gemolionneerde zijden directoires, leeftijd 2 jaar 10.80 met 10 ets stijging per maat. Voor Jaeger ondergoede ren voor kinderen is ABR. MEIJER UW ADRES (Adv. Ingez. Med.) EEN HERFSTGARNITUUR. Heeft u handschoenen van het z.g. „slipon" model zon der bijzonder groote kappen (want dan zijn ze al modieus) nee, zulke doodgewone-Goed- koope crème waschleeren exemplaren? liÜÜ Die zi-'n mal5;kehjk van kaP- 1 pen te voorzien. U knipt ze van roestbruin suède, volgens af- WmH beelding I. üHUff HiS Hiervan is ook de tasch een gewoon enveloppe-model ge- fe§||§|/i lllll maakt. W n|||| i|||| De vierkanten zijn van crème lllll suède in de kleur van de hand WÈÊM lllll schoen. Hierop wordt het blad- |F^l|jp=l motief geteekend en uitge lid JA knipt of gesneden 1). HLang het vierkant en de na- den waar de kap is aangezet en dichtgenaaid worden crème, roestbruine, of wat natuurlijk al leen mag, wanneer dat past bij uw toilet, bruin en crème alleen is meer neutraal groene koordjes gelegd en opgenaaid met een klein onzichtbaar steekje. Men kan ook de kappen crème nemen, de bladeren als applicatie aanbrengen in groen of roestbruin, met bruin of groen koord als omlijsting. Een ceintuur in twee kiemen suède is ook heel eenvoudig om te maken. De twee lange reepen worden naast of aan elkaar gezet en gehecht met een s in contrasteeren de kleur. Sluiting van tasch en ceintuur: een roest kleurige beenen ring om een dito knoop. Kunt u die kleur niet krijgen dan koopt u een potje lak. Simple comme bon jour. Zooals trouwens dit heele garnituur. LAURA KUIPER. HET BEWAREN VAN PROVISIE- VOORRADEN. Het is lang',niét hetzelfde, hoe en waar wij, huisvrouwen, onze voorraden bewaren, want door nonchalance en onwetendheid, kan ook in deze zoo heel veel bedorven worden. Thee, koffie en cacao moeten worden weg geborgen in goed sluitende metalen bussen of glazen potten, willen zij hun geur en smaak behouden. En omdat zij zoo licht vreemde luchtjes tot zich trekken, moeten ze op een droge, luchtige plaats worden neer gezet. Een stuk kaas, te groot van omvang om^ het in de kaasstolp te bergen, legt men. ge wikkeld in een linnen doek, die gedrenkt is in slappeiï pekel. Zoodra de doek droog is, bevochtigt men hem opnieuw. Heeft men uien opgedaan, dan kan men die op een drogen vloer naast elkander uit gespreid, neerleggen. Biedt het huis voor een dergelijke manier van „wegbergen" geen ge legenheid, dan kunnen ze worden bewaard in poreuze zakjes, die men in de onmiddellijke nabijheid van een open raam ophangt. Is de uienvoorraad groot, dan is de eerste manier aan te bevelen. Kleine porties, die men voor dagelijksch gebruik graag dicht bij de hand wil hebben, hangt men in de keuken op in een eiernetje, dicht bij het fornuis. Citroenen moeten een koel plaatsje heb ben. Is er eentje aangesneden, dan legt men hem met den open kant naar beneden in een schoteltje azijn. Niet alleen de schil, maar ook het sap blijft dan langen tijd bruikbaar. Meel bewaart men het best in een houten kist. Uit de voórraadkist vult men dan tel kens den meelpot in de keuken, want de keu ken zelf is een slechte bewaarplaats voor meel, omdat dit niet alleen waterdamp, maar ook alle geuren tot zich trekt. Meel moet op een donkere, luchtige plaats bewaard worden en mag niet zijn blootgesteld aan de inwer king van zonnestralen. Is men gewend groote voorraden meel op te doen, dan loont het de moeite, de meelkist met zink te laten be slaan en in eenige vakken te verdeelen, om de verschillende meelsoorten uit elkaar te houden. Vet mag ook alleen op een koele plaats worden weggezet, in dichtgedekte steenen of porceleinen schotels. Eieren zet men op een rekje. Om het door zakken van den dooier te voorkomen, is het goed, ze nu en dan om te keeren, d.w.z. nu eens met den punt, en dan weer met den stompen kant naar beneden. Zeep moet koel en droog bewaard worden. Slaolie en petroleum bergt men het best in donkere kasten, daar zij het zonlicht niet kunnen verdragen. EMAIL. 1) Op de teekening ziet men de hand schoenen met als garneering het uitgesne den motief; de tasch met applicatie. Vooral hier geldt het parool „een goede behandeling verzekert een lang leven." Want al zijn de pannen en ketels ook van de al lerbeste kwaliteit, als er ruw of verkeerd mee wordt omgesprongen, raken ze al gauw in verval. Wie het gevreesde afschilveren wil voor komen, moet de volgende tien geboden in acht nemen: 1. Laat geen vloeistof tot den laatsten druppel in pan of ketel verkoken. 2. Giet nooit koud water in een heete pan. 3. Laat émail nooit vallen en zet het niet hard neer op marmer of steen. 4. Zet geen pan droog op het vuur. 5. Zet een pan, die kokendheet is, niet di rect op een kouden ondergrond. Door die plotselinge afkoeling kan het émail springen. 6. Zet de pannen na het gebruik met lauw water weg en wasch ze daarna in warm zeep sop, Is er aanzetsel in, dat nog te vast zit, boen dit dan weg met Brusselsche aarde of zandzeep. Is dit niet mogelijk, doe dan nog wat water in de pan, opdat de korst verder los kan weeken. 7. Krab nooit met messen of andere harde voorwerpen het vuil af, maar gebruik een harden joannenboender. Of kook de pannen uit met sodawater. In de meeste gevallen zal het vuil dan loslaten 8.. Zien de pannen er wat goor en onfrlsch uit, boen ze dan uit met verwarmd bleekwa- ter, waarin wat azijn is vermengd en zorg ervoor ze vaak en goed na te spoelen. 9. Maak geëmailleerde fornuizen schoon met warm zeepsop, droog -ze, en wrijf ze dan na met witte of zwarte meubelwas. 10. Boen geëmailleerde teilen uit met Brusselsche aarde en zeep, spoel ze goed na en droog ze met een zeemleeren lap. Mocht het émail bruin aangeslagen zijn, wrijf het dan af met bleekwater en azijn. De ondervinding heeft geleerd, dat waar eenmaal een stukje émail van kookgerei is afgestooten, de ijzeren onderlaag snel gaat roesten en spoedig doorslijt, ook als het af gestooten plekje niet grooter is, dan een speldeknop. Voorzichtigheid zij dus aange raden!; voorzichtigheid vooral bij het schoon maken, dat, wat den buitenkant der pannen aangaat, moet geschieden door afboenen met heet sodawater, en als de pannen nog voch tig zijn ze na te wrijven met een in krijt ge- doopten doek. Naspoelen met lauw water en goed afdrogen. De geëmailleerde koekepan moet op de zelfde manier behandeld worden als het an der keukengerei, uit dit materiaal vervaar digd. Men zorge steeds, de beste kwaliteit émail te krijgen! DE BOTERHAM. „Toe, Puckie, eet nu door! Je moet zóó naar school!" Het kindje had eerst moeten passen toen ze thuis gekomen was en juffrouw Schmid was aan twee jurkjes bezig; alles moest on der moeders leiding bekeken en besproken worden. Puckie had het gevoel gehad of ze nooit klaar zou komen. Ze kon heel moeilijk stilstaan. „Eventjes nog, Puckie", had de naaister telkens gezegd. Ze was er heelemaal moe en warm door geworden, die arme juf frouw Schmid; maar daarvan had Puckie geen idee. Ze draaide maar en wiebelde van haar eenen voet op den andere. Toen ze eindelijk klaar was, wilde ze zoo graag even ballen in den tuin. „Ja, ga maar", had moeder gezegd. Het kind moest toch voelen dat ze een oogenblik vrij was. De eieren konden in dien tijd ge bakken worden. Maar nu schoot Puckie niet op met eten. De eerste boterhammen waren er goed in gegaan. Moeder wilde dat ze dit dunnetje met roggebrood ook op zou eten. Puck was echter alleen bezig met een boos gezichtje haar karnemelk op te drinken. Moeder werd een beetje ongeduldig. In eens helderde Puck's stoute snoetje op: „Moeder ik weet wat, mag ik dansen?" Moe der lachte, het was al meer voorgekomen. Puck nam de boterham en terwijl ze aar dige vroolijke sprongetje en pasjes maakte, verdween de boterham in een ommezien in haar maagje. Rijsttaart met gember. (6 personen): 1 L. melk, 2 ons rijst, 2 eieren. 1 1/2 ons suiker, 1 ons boter, 1/2 theelepeltje zout, 1 ons natte geconfijte gember, poedersuiker. Laat op een zacht vuur de gewasschen rijst met de kokende melk en het zout zacht jes doorkoken tot de rijst gaar en ongeveer droog is; laat, als het eenigszins kan, de pap koud worden. Roer de boter met de suiker zalfachtig, voeg er één voor één de eierdooiers bij, daar na de dikke rijstebrij, de fiin gesneden gem ber en op het laatst het zeer stijf geklopte eiwit. Doe het deeg in een met boter inge- smeerden en met paneermeel bestrooiden springvorm en bak de taart in een matig warme oven ongeveer 11/2 uur; neem ze na bekoeling uit den vorm en bestuif ze kort voor het opdienen met gezeefde poedersui ker (de poedersuiker smelt namelijk op deze ietwat vochtige taart vrij snel weg). C. F. OM ZELF TE MAKEN! Engelsch borduurwerk. Het Engelsch borduurwerk is weer in trefk gekomen, hoewel het vrij veel tijd vergt. En dat is geen wonder, wamt een garnituurtje, dat afgewerkt is met Engelsch borduurwerk, is allerliefst en beloont rijkelijk alle moeite. Ook voor het afwerken van kinder kleertjes zijn de gaatjes erg aardig. Hoe werkt men nu precies, opdat de gaat jes mooi en gelijk worden? Wel heel eenvou dig! Met een passer trekken we eerst dun den omtrek van het gaatje. Binnen het potlood lijntje maken we nu een dubbele rij van fijne rijgsteekjes, op de manier zooals dat op de teekening is aangegeven. Met het puntje van een handwerkschaartje prikken we dan een heel klein gaatje, dat we met een priem mooi rond maken. En nu wordt het gaatje omgefestonneerd. De dra den moeten dicht naast elkaar liggen, opdat men niets meer van de rafels kan zien. De dubbele rij rijgsteken maakt dat het feston- randje mooi dik wordt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8