DE ZATERDAGAVOND en een beroemd auteur, HET BOVEN DICOEL-GEBIED. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 4 NOVEMBER 1933 H A A R L" E M'S DAGBLAD 13 Sneltochten van Papoea's. De eerste exploratie van het Boven Digoel- gebied had in 1905 plaats, toen men de Kali Digoel met den Gouvernementsstoomer „Valk" over een afstand van pl.m. 540 K.M d.w.z. tot ongeveer 60 K.M. stroomopwaarts yan het huidige Tanah Merah, opgevaren is. De daarop volgende verkenning van deze streek door de militairen geschiedde in 1909, bij welke gelegenheid men den Gouverne mentsstoomer „Zwaluw" gecharterd had en tijdens welke navorsching eveneens de groote zijrivieren van de Kali Digoel opgenomen in kaart gebracht zijn, Nadien werd op den linkeroever van de Kali Digoel de post Asike in het leven geroepen, waar toen een brigade Veldpolitie, onder be vel van een bestuurs-assistent gestationneerd is geworden. Deze post. die zeer zwaar door malaria geteisterd werd, is naderhand, nadat ook de voornoemde bestuursambtenaar als slachtoffer van deze hier zeer gevreesde ziek te gevallen was, weder opgeheven. Eerst in de tweede helft van 1926 werd in verband met de vele sneltochten, die in dit gebied plaats grepen, van Merauke uit we derom een exploratiepatrouille gewapende po litie, vergezeld van den Officier van Gezond heid Kalthofen en end er commando van den bestuursassistent Ma naar de Boven Di- goelstreek uitgezonden. Naar aanleiding van de ingekomen rapporten van deze patrouille is nadien dan ook de heuvelrug van het hui dige Tanah Merah. zijnde een daartoe bij uitstek geschikte omgeving, als ballingsoord door de Regeering uitgekozen. Ook was deze omgeving reeds voordien door enkele vogel jagers, of beter gezegd vo gelhandelaren, bezocht geworden, die. belust op een ruilhandel in de fraaie paradijsvo gels, welke echter voornamelijk door de Pa poea's met de aan hen uitgeleende hagelge- weren geschoten werden, hierheen trokken. Zoo kon dus het boven Digoelgebied geen terra incognita genoemd worden, toen in Ja nuari 1927 de militairen onder commando van den in Indië zeer populairen kapitein Becking alhier voet aan wal zetten, om met den bouw van de deportatie-kolonie een aanvang te maken. Wat toen onder leiding van dezen eminenten Officier alhier verricht is, kan slechts degene, die dit sombere rimboegebied van nabij aanschouwd heeft, naar waarde schatten. Kort na de vestiging van den post Tanah Merah is men toen begonnen het land van tijd tot tijd eens te gaan verkennen, door voornamelijk in Oostelijke richting militaire patrouilles 'in het oerbosch uit te zenden en dit exploratiesystcem is door de meeste op volgers van bovengenoeinden commandant in meerdere of mindere mate (soms in het geheel niet) voortgezet. Ook de verschillende bestuursambtenaren, die elkaar te Tanah Merah in den loop dei- jaren opgevolgd zijn, hebben ieder weieens een schuchtere poging tot onderzoek van het omringend gebied gedaan, welke pogingen echter tot het met een motorboot op en neer varen van de Kali Digoel of van hare zijrivie ren beperkt bleven. liet zijn dan ook vrijwel uitsluitend de militairen geweest, die door een geregelden patrouillegang een voortdu rend contact met de autochthone bevolking, de Papoea's onderhouden hebben en aan hen- danken wij dan ook de vele ethnografische gegevens, welke zij hierdoor hebben kunnen verzamelen. Ook de verschillende medici, die elkander ter plaatse in de laatste jaren afgelost hebben, zijn soms weieens met een patrouille meege trokken. Aan Officier Kalthofen komt de eer toe de eerste geneesheer te zijn geweest, die deze streek betreden heeft, terwijl een paar jaren later de bekende Malarioloog Dr. de Rook zeer fraaie onderzoekingen ter plaatse heeft verricht, waarbij tevens door dezen hy giënist de richtlijnen werden aangegeven, vol gens welke men de malaria te Tanah Merah in de toekomst zou moeten gaan bestrijden. Nadat het Plaatselijk Commando in Ja nuari 1933 aan den len luitenant Schollen overgedragen was, werd het patrouilieloopen te Boven Digoel volgens een uitgebreid ex ploratieschema met verdubbelde kracht voort gezet en maandenlang .trokken een tweetal brigades, elk in een afzonderlijke richting, het zware rimboeterrein binnen, tot zelfs op een acht dagen marschafstand van Tanah Merah vandaan, hetgeen tot een niet geringe bijdrage der terreinkennis van het geheele gebied tusschen Westelijk de Kali Mappi en Oostelijk de Kali Moejoe heeft geleid. De groote toegangswegen tot het binnen land van Zuid-Nieuw Guinea worden door de snelstroomende rivieren gevormd, redenen waarom men bij de exploratie van dit onher bergzame rimboegebied dan ook van de vrij goede bevaarbaarheid van deze meerendeels breede stroomen een dankbaar gebruik ge maakt heeft en aldus werden ook elders op N. Guinea bij alle ondernomen pogingen om het Centrale bergland binnen te dringen, zoo veel mogelijk de verschillende waterwegen opgestoomd. Van Tanah Merah uit zijn bij helder weer enkele sneeuwtoppen van dit Centrale ge bergte duidelijk en scherp afgeteekend tegen de kim waar te nemen. Toch is het tot op heden nog aan niemand gelukt de onbekende bergketenen van deze richting uit te bestij gen en vormt dit alsnog' het interessantste gedeelte der toekomstige exploratieplannen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden, dat het eenigen tijd geleden aan den Detache- ments-Commandant en den Assistent-Resi dent gelukt is de Kali Digotn bij hoogen wa terstand, ondanks den sterken stroom, per motorboot tob aan een punt gelegen op pl.m. 165 K.M .bovenstrooms van Tanah Merah op te varen, waarbij men aldaar hemelsbreed tot aan het Digoelgebergte gemeten, hiervan nog slechts ongeveer 50 K.M. verwijderd is ge weest. Uit de verslagen der vroegere militaire ex ploraties kan de lezer opmaken, dat men het grootste gedeelte van het gebied in Zuid- Nieuw Guinea als een permanent moeras be schouwde, dat zich vanaf de kust tot aan de uitloopers van het Centrale bergland zou moeten uitstrekken. Niets is integendeel min der waar dan dat. al kan het meermalen voor komen, dat geheele terreinstrooken langs de rivieren tijdelijk over groote afstanden kun nen onderloopen, doordat de kleine zijrivier tjes buiten de oevers treden. Men treft aldus bij hoogen waterstand, welke somtijds binnen een enkele etmaal kan optreden, buiten de meestal goed begaanbare en droge oevers der groote rivieren, uitgebreide z.g. geïnundeerde gronden aan, waarin het water tot aan man's hoogte kan stijgen. Meer naar binnen toe, tusschen de groote kali's in, liggen de hoogere terreinen, waarin men hier en daar door de zware slagregens, die hier veelvuldig kunnen voorkomen, ook nog wel eens temporaire waterbekkens kunnen ontmoeten. Ofschoon vrijwel geheel Zuid-Nieuw Gui nea een laag gelegen, hier en daar door en kele heuvelruggen doorsneden land is en men bij het patrouilieloopen in dit gebied door de mogelijk plaats hebbende overstroomingen zeer zware hindernissen zal moeten overwin nen, waarbij men zelfs den te volgen weg door den hoogen waterstand van tijd tot tijd ge heel versperd zal kunnen aantreffen, is het door de ruime ervaring bij het veelvuldige pa trouilleeren opgedaan gebleken, dat het ter rein toch meestal voldoende begaanbaar is. Dit verbloemt geenszins dat aan de pa trouilles. die dit gebied binnenrukken, zeer hooge eischen gesteld worden. De meeste militaire patrouilles alhier be staan uit een ongeveer 20 man sterke briga de Infanterie, onder commando van een lui tenant of van een onderofficier, waaraan bo vendien dan nog 'n aantal gestraften als dra gers van de benoodigde levensmiddelen toege voegd wordt. Vrijwel voortdurend worden de smalle Papoeapaden in het bosch gevolgd, die echter zeer slecht onderhouden en hier en daar zelfs nauwelijks waarneembaar zijn, waarbij men steeds over allerlei boomstam men moet heenstappen of klauteren. Voor het oversteken van een kali wordt er door het omkappen van een boom een brug zonder leuning geslagen en ziet men zich ge noodzaakt over een enkelen gladden boom stam op ettelijke meters boven den stroom, heen te balanceeren. Gezworen vijanden van de patrouille- ;angers in het bosch zijn o.a. de pat jets (bloedzuigers) en de boschluizen, welke klei ne diersoorten hier veelvuldig voorkomen en al probeert men zich tegen deze belagers o.a. met het insmeren van tabakwater, resp. se- reholie te beveiligen, toch kan men somtijds van deze verraderlijke wezentjes zeer veel te lijden hebben. De boschluizen, die nauwelijks waarneembare roodgekleurde organismen zijn, nestelen zich bij voorkeur over het geheele lichaam in de menschelijke huid en kunnen aldus een ondragelijke jeuk veroorzaken, ter wijl de patjèts er de oorzaak van kunnen zijn, dat letterlijk bij den patrouilleganger „het bloed uit de schoenen loopt". Indien men dan nog het'aantal doorgeloopen voeten in oogen- schouw neemt en bedenkt dat het kaliwater tot het ontstaan van exceem praedisponeert, dan kan men zich voorstellen, dat vrijwel niemand „geheel gaaf" van een patrouilletocht weerkeert. Het oerwoud van Zuid-N. Guinea is in door snede tamelijk ijl en mist veelal het ondoor dringbare onderhout, dat men o.a. in de bos- schen op Java en Sumatra aantreft. Er ko men zeer hooge boomen in voor en de elkaar rakende kruinen dezer woudreuzen vormen een hecht bladerdak, waar geen zonnestraal tje doorheen kan spelen en waardoor het steeds vochtig en duister is in het bosch. Een opvallend feit is dan ook dat de terugkeeren- de patrouilleganger er hierdoor ook meestal bleek uitziet. Ontwaart men tusschen het geboomte door een groote zonnige plek, dan bevindt men zich of vlak bij een rivier, of bij een Papoea- kampong, of bij een Papoealadang (bouw grond) en een sagomoeras. De Papoeakam pongs bestaan meestal slechts uit een 2 tot 5-tal door vele gezinnen bewoonde huizen, welke zich aan een, door de ettelijke omge kapte en niet opgeruimde boomstammen en hoog opgeschoten onkruid bedekt en hierdoor haast onbegaanbaar terreingedeelte, bevin den. De woningen staan somtijds op een hoogte van acht tot tien meter boven den grond en zijn op afgehakte boomstammen gebouwd, terwijl men meestal via een fagiel laddertje naar boven moet klauteren om daarna door een gat in den vloer in Ijet huis binnen te tre den. De wonir|.en kunnen door een of meer .schotten in verschillende afdeelingen verdeeld zijn, waarin de mannen en vrouwen geschei den van elkaar verblijf houden en hebben een vuurplaat onder aan den vloer hangen, waar op het voedsel geroosterd kan worden. In de zijwanden der huizen zijn hier en daar ver spreid kijkgaten aangebracht, waardoorheen bij de nadering van een militaire patrouille de Papoea's angstig naar beneden turen, voor zoover zij althans niet van te voren gillend en schreeuwend het oerbosch ingevlucht zijn. Alleen die kampongbewoners, die reeds eenige malen contact met een patrouille ge had hebben, treden haar verheugd en op luidruchtige wijze tegemoet. Bij een eerste kennismaking moet men dan ook steeds zeer omzichtig te werk gaan. daar de angst deze zenuwachtige boschbewoners wel eens tot het beschieten met pijlen van de patrouille zou kunnen aandrijven. Eerst na eenige kleine geschenken, als b.v. pakjes tabak, onder de woningen te hebben achtergelaten, heeft men kans bij een volgende ontmoeting reeds het vertrouwen van deze naaktlevende bevol king te hebben gewonnen. En zoo trekken onze kranige patrouilles geregeld kris en kras door het oerwoud heen, van kali tot kali, van kampong tot kampon; en worden bij al deze tochten de ontdekte Papoeapaden of de zelf gekapte verbindings wegen in schets gebracht, waarbij tevens een geregeld contact met de kaja-kaja's onder houden wordt, 's Morgens om 6 uur gaat men in een duister al op stap en eerst in den na middag begint men met den bouw van een bivak. Vuren worden aangelegd, eten wordt gekookt en nadat de honger gestild is, strekt men de moede leden op een veldbed uit en behoeft dan heusch niet meer in slaap ge wiegd te worden, zich veilig gevoelende onder de hoede der 's nachts uitgezette wachtpos ten. Van tijd tot tijd moeten er van Tanah Merah uit ook strafexpedities de jungle inge zonden worden, om de Papoea's die aan snel tochten deelgenomen of zich aan kanniba lisme schuldig gemaakt hebben, op te spo ren en in te rekenen. Deze heidensche gebrui ken komen, in tegenstelling met de vele de menti's hierover, in deze streken nog voort durend voor, zooals enkele onderstaande voor beelden o.a. ook aantoonen. Ongeveer 2y, jaar geleden werd een Papoea uit het Kaohgebied aan den overkant van de Digoelrivier. recht tegenover het Militair kampement en hiervan slechts op pl.m. 200 Meter verwijderd, door eenige z.g. Djairs- papoea's gesneld, waarna alle onverlaten on middellijk na deze daad bedreven te hebben, onder medeneming van den gesnelden kop de rimboe invluchtten. Helaas konden de daders, ondanks de oogenblikkelijk ingezette achter volging, waarbij het bloedspoor over een groo- ten afstand gevolgd kon worden, in het bosch ontsnappen. Zoo werd eveneens, nu ongeveer een jaar geleden, nder den rook va nTanah Merah, op een afstand van pl.m. 400 Meter van het in- terneeringskamp vandaan, in het struikgewas ëen onthoofd lijk van een Papoea aangetrof fen. In December 1932 werden aldus tevens een paar kaja-kaja's in een kampong, gelegen op pl.m. 2 uren marschafstand van Tanah-Tingi onthoofd en de najagende militaire patrouil le wist niet alleen eenige gijzelaars van den schuldigen stam in te rekenen, doch bracht tevens de doorrookte koppen mede, die alhier dadelijk door eenige vrienden der gevallenen herkend werden. Uit het als tamelijk rustig bekend staande Kaoh- en Moejoegebièd zijn nu korten tijd geleden drie hongitochten alhier gerappor teerd geworden, waarbij ook zelfs een paar jevallen van kannibalisme opgespoord wer den. De uitgerukte militairen, die eenige schuldige kaj a's in een kampong omsingeld hadden, werden door één hunner beschoten, waarbij de bevelvoerende sergeant slechts op zeer gelukkige wijze aan den dood ontkomen is, doordat de voor hem bestemde pijl op zijn sleutelbeen afgestuit is en bij welk treffen de dader dan ook onmiddellijk neergelegd werd. Trouwens bij de verschillende huisbezoeken werden in vele gebieden in den loop der tij den in de woningen allerlei schedels en men schelijke botten aangetroffen. Daar een overgroot gepelte dezer bosch bewoners nog slechts een zeer oppervlakkig contact met „de Kompenie" gehad heeft en zij bovendien nog dagenlang door het bosch zouden moeten trekken, om een overval of een hongitocht bij het bestuur te komen aan geven, kan men zich voorstellen, hoe betrek kelijk weinig berichten nog over hetgeen zich in dit uitgestrekte oerwoudgebied afspeelt, bij de betrokken autoriteiten zullen binnenkomen. In Februari 1933 waagden de brutale Dj airspapoea's het een motorboot van de ne derzetting te beschieten, waarbij de bestuur der slechts door handig te manoevreeren on gedeerd kon blijven. Bovendien hadden aeze rumoerige .rimboebewoners reeds ettelijke malen eenige geïnterneerde visschers geter roriseerd en hen onder bedreiging van een beschieting gedwongen hun vangst, vischtuig en zelfs kleeding af te staan. Bij de hierop- volgende kleine strafexpeditie bleek, dat de daders schuldbewust hun nederzetting reeds van te voren ontruimd hadden en werd dus volstaan met de hooge woningen om te kap pen. Ook onderling beslechten de PapoecVs al lerlei geschillen door elkander te beschieten en niet zelden ontmoeten de exploreerende brigades kampwoningen, waarvan de vloer en zijwanden met pijlen doorzeefd zijn ge worden. Eerst in den loop der jaren zal het zeker aan het Gouvernement gelukken, doch slechts na een langdurig contact met de kaja's on derhouden te hebben, om aan al deze exces sen voor goed een einde te kunnen maken en den Papoea's eenige civilisatie bij te brengen. Ook in dit la.f.ste opzicht is het te wenschen dat de post Tanah Merah in de toekomst ge handhaafd zal blijven. Caniee&uty- en die-keus- Westgate, de eenig overgebleven stadspoort van Canterbury, die een vijftig jaar geleden aan het sloopings gevaar ontsnapte Wanneer men zich van een der plaatsen aan de Zuidkust van Engeland naar het oude Canterbury begeeft, is het alsof het landschap er naar streeft den bezoeker genoemde stad in een vriendelijke stemming te doen betre den. De natuur, waarmede men op dien toch kennis maakt, is, hoewel nergens groötsch zeker haast overal in hooge mate liefelijk te noemen. De bodem van het graafschap Kent is sterk geaccidenteerd en vol variatie. Weng begroeide heuvels, soms afgewisseld door wa krijtachtige rotsen, appelboomgaarden, hop- tuinen, weiden, gestoffeerd met vee, dat mel de kleine koppen en lange lijven van een an der' type is dan het onze, aardige landhuizen en hier en daar half verscholen tusschen het groen, een oud kasteel, dit alles is wel in staat om U, zoo ge dit nog niet waart, te overtuigen van de schoonheid van het bij ons Hollanders nog zoo weinig bekende Engelsche landschap. Grove schets van het Oostelijk gedeelte van Zuid-Nieuw Guinea. Schaal 1 Micawber's Inn, door Dickens bekend geworden Wanneer men dan, na den „Tuin van Enge land", zooals Kent vaak niet ten onrechte ge noemd wordt, doorgetrokken te zijn, ten slotte Canterbury bereikt en dwaalt door de stille, vaak zoo. schilderachtige straatjes, die met hun overhangende gevels een zoo vriendelijk aanzien hebben bewaard, is de kans al heel jering, dat de door de reis gewekte stemming zal daïen. Daartoe biedt de stad u te veel ver rassingen. Wereldvermaard is haar schoone kathedraal, die men van de hoofdstraat, den eenigen drukken verkeersweg, door een zeer pittoresk steegje. Mercery Lane, bereikt, na dat men onder de mooie Christ Churchgate, een oude poort, is doorgegaan, die het straatje zoo fraai afsluit. Dit wonderschoone godshuis met zijn drie statige torens, vaak omcirkeld door een zacht- wiekende duivenvlucht, zoo prachtig van kleur, zoo rijk aan versieringen, vormt het middelpunt van een complex van oude gebou wen, kloosterruïnen, zuilengangen, oud-Engel- sche gewelven en droomerige binnenplaatsen, dat wellicht eenig in zijn soort te noemen is. Behalve de kathedraal heeft Canterbury nog een kerk, de St. Martin's Church, die ieder bezoeker van deze stad zeker bezichtigen moet. Men zou haar gevoegelijk de wieg van het Engelsche Christendom kunnen noemen. Er zal waarschijnlijk geen andere kerk aan te wijzen zijn, die, als deze, minstens dertien eeuwen geleden voor den Eeredienst in ge bruik genomen werd, Wanneer men bedenkt, dat hier reeds Augustinus omstreeks 597 Ko ning Ethelbertus tot het Christendom bekeer de. en men. op deze plaats staande, aan zijn geest de taïlooze geslachten voorbij laat gaan, die in ditzelfde gebouw hun gebeden opwaarts zonden, voelt men zich een nietig bezield stofje, aan wie het even vergund is in het ver leden te schouwen, waartoe het, na een korte spanne tijds, gedoemd is op zijn beurt te be- hooren. Getuigen genoemde kerken van een geeste lijk centrum, de deels nog goed bewaard ge bleven omwallingen der stad vertellen U van, (zij het ook voorbijgegane), wereldlijke macht. Aan den voet der oude muren staat de eerste locomotief, die in Engeland voor passagiers vervoer dienst deed, de zeer primitief aan doende „Invicta", reeds in 1825 door George Stephenson gebouwd. Weinig op zijn plaats üjkt mij if deze oude omgeving het moderne oorlogsmonster, de tank van 1916. Zeer fraai zijn ook de zoogenaamde We vershuisjes, waar sedert de zestiende eeuw nog steeds de weefgetouwen gebruikt worden. Deze gebouwtjes, zoo schilderachtig aan de rivier de Stour gelegen, ontleenen hun naam aan het feit. dat tijdens de geloofsvervolgin gen uitgeweken wevers uit Vlaanderen en Holland, (en later de Hugenoten), hier een onderkomen vonden en er hun beroep uit oefenden. Ten slotte zij nog één interessant bouw werk genoemd, de van alle oude stadspoorten eenig overgeblevene Westgate, die een vijftig jaar geleden ternauwernood aan het sloo- pingsgevaar ontsnapte, toen men overwoog dit historisch monument te slechten, omdat het zulk een geschikt materiaal voor de wegen op zou kunnen leveren. Gelukkig is men thans tot beter inzicht gekomen, zoodat een derge lijk vandalisme heden ten dage wel uitgeslo ten kan worden geacht. Wat illustre perso nages zijn al in den loop der tijden door deze poort getrokken! Henri de Vijfde, met- zijn Fransche gevangenen, na den slag van Agin- court, Koningin Elisabeth, Karei de Eerste en Olivier Cromwell, zij allen gingen onder haar grijzen boog door. Ook de beroemde dichter Geoffrey Chaucer (13401400) moet haar reeds in haar tegenwoordige gedaante aan schouwd hebben en ten slotte ziet mijn gees tesoog een onbelangrijk figuurtje door de Westgate gaan, den kleinen David Copper- field, op weg naar zijn tante in Dover. Can terbury en Charles Dickens! f tA- Agnes' huis in Canterbury. Vooral aan „David Copperfield", dat Dickens zelf van al zijn werken het liefst was en dat men grootendeels als autobiografie kan be schouwen, wordt men hier telkens herinnerd. Van de personen uit dit boek kan men te recht zeggen, dat zij naar het leven geteekend zijn, al zijn hun portretten dan ook niet overal geheel natuurgetrouw te noemen. Met zeker heid kan b.v. .worden aangenomen dat Dr. John Birt, die van 1816 tot 1832 aan het hoofd van King's School stond, en wiens karakter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13