VELO'S zijn niet duur LETTEREN EN KUNST KANTTEEKENINCEN HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct. Radiomuziek der week. BIOSCOOP. Nieuwe Uitgaven. ZATERDAG 4 NOVEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 17 Carnaval, door C. en M. Schar- ten Antink. A'dam, Wereld bibliotheek. Wij weten, dat, terzelfder stond met ons, millioenen menschen leven, liefhebben dood gaan. Dat komen en gaan geschiedt met zulk een onafwendbare regelmatigheid, en is per slot van rekening van zoo geringe importantie, dat wij ons zouden kunnen ver bazen over het gewicht dat wij aan de daar- tusschen liggende periode toekennen, zoo daar niet de liefde was, die even zoovele millioenen schakeeringen vertoont, in die veelsoortige nuances het leven kleur verleent en het in de uitnemendste gevallen een waarde geef! die ver boven de waarde van het leven zelf uitgaat en dan ook duurzamer dan het leven kan zijn. Tusschen twee carnavals in overziet Ar- dengo Abbatello zijn nog korte leven en schil dert het echtpaar Scharten ons Ardengo': groeiend besef van wat liefde zijn kan. In den aanvang is het met dat besef al heel ge woontjes gesteld. Hij kan er als knaap nog slechts afkeer van hebben als hij bemerkt hoe zijn vader, vroeg weduwnaar geworden, zijn positie tegenover het vrouwelijk perso neel misbruikt en kan ook nog niet de na tuurlijke goedheid van Diletta, de dienstbo de, die hem broertjes bezorgt, doorgronden. Hij haat haar, instinctief, hoewel ze hem het leven redt bij een brand, waarbij zij zel ve omkomt. Hij haat ook zijn vader en als hij, ouder geworden, zelf met het leven en de vrouw contact krijgt, zal hij van beide ge nieten, zooals ze op zijn weg komen, nuchter en liefdeloos. Maar zijn vader, die geen fielt, doch een bovenmatig luchthartig en lichtzin nig, toch goedbedoelend pretmaker is, raakt door zijn duiten heen en dan gaat Ardengo opgevoed worden in het huis van zijn groot vader, den ernstigen Senator Cavallaro, staatsman en professor en in alles een man van hooge geesteshouding. Ook deze is reeds jaren weduwnaar en bewoont met de weduwe van zijn eminenten, jong gestorven zoon de groote en prachtige villa Cavallaro. Een Zwitsersche jonge vrouw, Mademoiselle, if zijn secretaresse en assistente bij veel weten schappelijk werk, terwijl Renza, zijn schoon dochter, op voorname manier de honneurs van het huis waarneemt. In deze zuivere aristocratische sfeer groeit Ardengo thans op. Zijn vereering voor zijn grootvader grenzeloos en die wordt trouwens door ieder in den huize gedeeld. Want de oude Caval laro is een perfect gentleman. Met groote liefde omgeeft hij zijn kleinzoon zonder zich zelf op te dringen en ook voor den in de put geraakten ouden Abbatello en zijn verdere familie weet hij van tijd tot tijd op fijne wijze in de bres te springen. De jonge Ardengo ziet in zijn grootvader het voorbeeld ter navolging en in de voornaam-rustige sfeer van het huis de veilige haven voor zijn door allerhande pro blemen bestormden geest. Waarom moet dat alles in hem stuk gaan, als na grootvaders plotseling sterven, een op diens schrijftafel gevonden briefje aan Mademoiselle hem de vrij groote zekerheid geeft, dat er tusschen die beiden een meer dan gewoon vriendschap pelijke verhouding bestaan heeft! Ardengo voelt dat als een hoon aan zijn vereering voor den ouden man. Hij dus ook al, evenals va der! Ook hem gaat hij haten evenals made moiselle, en in de sfeer van het huis, die hem thans leugenachtig voorkomt, wil hij niet blijven. Hij verlaat Palermo, gaat zwerven en verdoet zijn geërfd vermogen met vriendin nen en met spel, in Londen en Parijs, in Nice en Monte Carlo. Eerst als hij berooid naar Palermo terugkeert en met Mademoi selle dat prachtige gesprek heeft, waarin deze hem leert dat iedere liefde die zuiver is er recht op heeft, ontzien te worden, waarin zij hem zijn grootvader weer doet zien in het licht zijner groote vereering, eerst dan komt er die groote rust van begrijpen over hem, en wast het besef van wat liefde zijn kan bij hem tot een vreugdig aanvaarden van het leven, dat zijn wantrouwen en afkeer ervan doodt. Zijn vader en Diletta ziet hij verge vensgezinder, zelfs met genegenheid, van zijn zuster gevoelt hij thans de zielegrootheid cn voor Mademoiselle een dankbare waardee ring. De weg tot het besef is lang geweest, maar hij gaat, hoewel arm nu aan goederen, met het hoofd omhoog een nieuwe toekomst tegemoet. De weg had korter kunnen zijn. Is het noodzakelijk dat Ardengo eerst zijn geld en goed verboemelt, vóór hij dat alles verhelde rende gesprek met Mademoiselle voert? Die tijd van zelfkwelling en menschverachting is door de auteurs wel lang genomen, maar wij zijn er een groot aantal mooi geschreven episoden rijker door geworden. Mooi geschre ven is trouwens dit geheele boek weer en ook de vele figuren die rond en naast Ardengo en zijn grootvader optreden en die ik zelfs niet noemde in dit verkort verslag, zijn met rijp begrip en scherp psychologisch inzicht op pooten gezet. Wat zouden wij graag col lega Schuil wees er reeds op in zijn verslag over Scharten's lezing in Haarlem, eenige weken geleden vernomen hebben hoe het echtpaar Scharten-Antmk den arbeid ver deelt, hoe zulk een gaaf boek uit een samen werking ontstaan kan. wat daarvan elks deel en elks verantwoordelijkheid is. Het „zwei Seelen, ein Gedanke" vindt hier wel een zeer letterlijke toepassing misschien. Ook het verschil tusschen spreken en schrij ven *an aan den persoon Carel Scharten ge demonstreerd worden. De spreker (lezer) Scharten kan mij voortaan gestolen blijven; den schrijver (medeschrijver) Scharten zul len wij hoogelijk blijven waardeeren. U voor lezend. met zachte, een beetje geaffecteerde stem, rustig voortkabbelend als een beekje in den Gelderschen achterhoek, geleek Schar ten een slaapwandelaar, die rustig zijn gang gaat en niets omver gooit. Schrijvend en aan zijn lezers de verklanking zijner gedachten overlatend, boeit hij op duurzame wijze door den rijkdom zijner psychologische inzichten, de zorgvuldigheid zijner beschrijvingen. Een klein beetje hinderlijk zijn in die overigens zoo verzorgde taal, uitdrukkingen als: „Hij keek rond zich" (voor eenvoudig „om zich heen") of „Haar gezicht was bleek en onder komen" (pag. 111). Ik geloof niet dat men dat in zuiver Nederlandsch pleegt te schrij ven of dat zulk een gezicht in onze taal een onderkomen vinden kan. Maar overigens: niets dan respect voor dit mooie boek, waar in van enkele nuances der genegenheid, waar uit liefde geboren wordt, een fijnzinnige en diep doordringende beeltenis gegeven wordt. MUZIEK. R. K. Oratoriumvereeniging Das Lied von der Glocke. De bloeitijd van Max Bruch's muze is wel voorbij, althans wat de groote muziekcentra betreft; dat zij echter ook in deze het vermo gen om te behagen en te boeien nog niet ver loren heeft, is me$ de uitvoering van ..Das Lied von der Glocke" door de R.K. Oratorium vereeniging bewezen. De inspiratie van den componist is maar zelden tot in de nabijheid der sterren gestegen en evenmin heeft hij de diepste diepten der menschelijke ziel gepeild; in detailschildering van pastorale en huise lijke scènes staat hij verre bij Haydn ten ach ter, vooral wat geestigheid betreft o. gees tig of ondeugend is de muziek van Bruch ner gens maar er is toch zóóveel aantrekkelijks en zoetvloeiends en wellluidends en soms ook wel verhevens in zijn „Das Lied van der Glocke", dat het volkomen begrijpelijk is, dat het meerendeel van het muziekminr.end menschdom het werk gaarne hoort en zelfs er de voorkeur aan geeft boven een compositie als „Jesus en de Ziel", die wel veel moderner, maar daarom nog niet mooier is. Het zwakst schijnt Bruch in zijn uitbeelding van het slechte, dramatische en verschrikkelijke, zoo als de tafereelen van brand en oproer. Hij heeft in dat opzicht eenige verwantschap met Franck, wien dat in „Les Béatitudes" ook het minst gelukt is. Overigens is Franck oorspron kelijker en overtuigender. De uitvoering mocht over 't geheel gepre zen worden. Het koor zong zuiver en be schaafd; de alten en de tenoren soms wat zwak tegenover de sopranen en de bassen. Van te groote scherpte der sopranen was nu geen sprake meer, zelfs bij de hooge bes niet. De solisten waren alle vier voor hun taak volkomen berekend. To van der Sluys heeft menig oogenblik door haar warme voordracht geboeid; de helderheid van haar rein geluid leek in den aanvang soms iets minder volko men dan anders, maar herstelde zich weer. Annie Woud zong aangrijpend de groote alt aria's, waarvan no. 11; „Wohltatig is des Feuers Macht" en no. 17: „Ach die Gattin ist's" bijzondere vermelding verdienen. De tenor Marcus Plooyer voldeed over 't alge meen zeer, al werd hij in een deel van no. 19 wat te veel door het orkest overstemd. De bas Louis Bogtman had een groote en belangrijke partij; bij zijn zingen bekoort me vooralsnog zijn edel geluid het meest; dictie en uitspraak kunnen, naar mij voorkomt, nog winnen. De samenwerking der solisten bereikte haar hoogtepunt in het mooie terzet (no. 22) dat prachtig van klank was. Alle goede momenten der solisten afzonder lijk te noemen zou veel te veel plaats vergen, maar ik wil nog vermelden dat aan elk van hen bijzondere bijvalsbetuigingen ten deel vielen. Het versterkte H.O.V.-orkest werkte met koor en solisten bevredigend samen. Aan 't slot der tenor-solo no. 4. was de orkestpartij on duidelijk. Het orgel, door Olivier Koop be speeld, ondersteunde met zijn machtige stem het ensemble en verleende aan de culminatie punten een hoogeren glans. De dirigent Hub. Cuypers nam in den aan vang sommige tempo's aanmerkelijk vlugger dan in de partituur voorgeschreven is. Ik kreeg niet den "indruk dat dit tot nadeel strekte. Het koor bleek door hem zóó goed voorbereid dat hij zich tot een rustige en voor de zaal nauwelijks in 't oog vallende directie bepalen kon: alles kwam toch naar behooren terecht. Zoo kan de R.K. Oratoriumvereeniging weer op een goede, goed bezochte en met gul applaus beloonde uitvoering terug zien. K. DE JONG. WASCHMACHINES van af tl. 30— WRINGMACHINES van af fl. 13ei Adv. Ingez. Med.) CONCERT DER H.O.V. OP 5 NOVEMBER A.S. Nu Ed. van Beinum het eerstvolgende con cert der H.O.V. belangeloos zal leiden, schijnt het me toe dat de Haarlemmers zijn welwil lendheid slechts op één wijze vergelden kun nen en moeten: door een stampvolle zaal. Dat is een eerezaak en een plicht, ook voor hen die gewoonlijk slechts de concerten van het concertgebouworkest bezoeken. Men be denke dat Ed. van Beinum een der dirigen ten van dit beroemde orkest en bovendien eerelid der Haarlemsche Bachvereeniging is. Men heeft hem op een Bachconcert het groote orkest zien leiden: men zal'met groote be langstelling waarnemen wat hij uit ons klei ne orkest, dat eenmaal z ij n orkest en z ij n leerschool was, zal weten te tooveren. Ons orkest zal zijn vroegeren leider met vreugde voor een wijle weerzien; wij mogen daarin niet achterblijven. K. DE JONG. October '33. J. H. DE BOIS EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Meer dan eens was er aanleiding om in deze rubriek te wijzen op het ontbreken van over leg en samenwerking tusschen de omroep- vereenigïngen in de verschillende landen, ten gevolge waarvan het niet zelden voorkomt, dat eenzelfde werk nu eens in langen tijd in 't geheel niet. dan weer plotseling in dezelfde week en zelfs op den zelfden avond meervou dig op de programma's voorkomt. Het kan zijn dat zulk een overleg om technische rede nen niet mogelijk is, hetgeen wij buitenstaan ders natuurlijk niet beoordeelen kunnen. Maar dat Hilversum één en dezelfde sonate van Beethoven tweemaal in een en dezelfde week op haar programma's laat plaatsen, zonder dat daarvoor een speciale reden, als een herden king of zoo iets, aanwezig is, wijst toch wel op een gebrek aan opmerkzaamheid bij dege nen. die met de samenstelling der program ma's belast zijn. Zoo'n geval doet zich a.s. week voor ten aanzien van de sonate op. 26 van Beethoven, die Maandag en Donderdag zal worden uitgezonden. Deze sonate is, vooral wegens den daarin voorkomenden tremmarsch. van vrij algemee- ne bekendheid. Toch schijnt het mij niet on dienstig eenige bijzonderheden ervan aan te stippen. De Sonate op. 26 is in de rij van Beethoven's sonates de eerste die wat betreft de soort en de opvolging der hoofddoelen princi pieel van het gewone schema afwijkt. Met haar voorgangster, op. 22 was Beethoven tot de vierdeelige sonate teruggekeerd, nadat de drie l daaraan voorafgegane in drie deelen vervat waren. Op. 26 nu is ook vierdeelig, maar de eerste en voornaamste eigenschap er van is, dat geen der vier hoofddeelen den z.g. hoofd vorm der sonate vertoont, hoezeer ook deze vorm door Beethoven geliefd was. Het eerste hoofddeel bestaat uit een reeks variaties op een liedvormig thema; het tweede, het Scher zo, heeft den vorm der Menuet met Trio. dus tweemaal tweedeelig; het derde, de Marcia funèbre, heeft denzelfden vorm; het vierde is een rondo. Een eigenlijk markant thema ont breekt in dit laatste hoofddeel: het is groo- tendeels uit een voortschrijdende of op de plaats blijvende figuur opgebouwd, die ook in dat fragment dat men als tweede thema moet beschouwen begeleidend optreedt. Dat tweede thema is wel zóó eenvoudig als het maar kan: de drie noten van een drieklank, die op en neer springen boven of onder een onveran derlijke septime-accoordharmonie, die zich pas oplost als dat tweede thema eigenlijk voorbij is en voor de slotgroep plaats maakt. Ook het alternatief, dat hier in mineur optreedt, is uit een reeks figuren samengesteld, zoodat de bewegelijkheid van het geheel aan een moto perpetus zou doen denken, ware het niet dat zij af en toe door accoordslagen onderbroken wordt. Van het Beethoven-programma van Hilver sum (Maandagavond) behooren de 8ste Sym phonic, het 4de Pianoconcert en de Aria „Ah! Perfido!" tot de algemeen bekende werken, het Rondino voor acht blaasinstrumenten echter niet. Dit werkje is in hetzelfde jaar, 1792, geschreven als het Octet voor blaasin strumenten. Beide werken verschenen pas na Beethoven's dood in druk, het Rondino zonder opusgetal, het Octet als op. 103. Dit hooge nummer stemt dus niet overeen met den tijd van ontstaan. Rondino en Octet zijn geschre ven voor het blazersensemble van den keur vorst Max Franz. dat twee hobo's, twee clari- netten. twee hoorns en twee fagotten telde. In 1796 verscheen een bewerking van het Octet als strijkkwintet met het opusgetal 4 van Beethoven's hand. Als men dit alles weet kan men de schijnbare tegenstrijdigheid in de muziekcatalogussen ..Quintett op. 4 nach dem Octett op. 103 oplossen. De Aria of ..Szene mit Orchester" is ook van het jaar 1796; zij be oogt in hoofdzaak een sterk dramatisch effect De tweede Symphonie van den Sakser Robert Volkmann (1815'83), een der epigonen van de MendelssohnSchumann periode, behoort ook al niet tot de werken die men hier vaak hooren krijgt. Nieuwe gezichtspunten zal de muziek van Volkmann, die in zijn latere levensjaren professor aan het Pester Con servatorium was, den hoorder niet openen, en misschien zal zij velen als een specimen van kunst uit een voorbijgegaan tijdperk schijnen, maar toch zal menig oor, dat nog niet door den modernen dissonantenregen ongevoelig ge maakt is voor eenvoudiger indrukken, met ge noegen naar Volksmann's ongekunstelde mu ziek luisteren, zooals we ook nog gaarne zijn Serenade en de .4 handige stukjes van zijn „Musikalisches Bilderbuch" hooren. De Sym phonie is vierdeelig. Allegro Vivace; Allegret to; Andantino; Allegro Vivace. De laatste twee hoofddeelen dragen eenigszins Russische karaktertrekken. Nog een zelden uitgevoerde 2de Symphonie valt te vermelden, n.l. van Tchaikowsky, wiens internationale roem als symphonie-com- ponist met zijn zesde begon om vervolgens achterwaarts tot en met de vierde te gaan. Zijn tweede is geschreven in 1872 en in 't vol gende jaar onder leiding van Nicolai Rubin stein (den broer van Anton R.) te Moskou voor 't eerst uitgevoerd. Zij staat in C. min., draagt het opusnummer 17 en bevat de volgende vier hoofddeelen: 1. Andante sostenuto Allegro; 2. Andante marziale; 3. Scherzo; 4. Finale. Zij werd bij de première koel ontvangen en verwierf eerst in 1891 nadat de componist in 1880 verschillende deelen omgewerkt had, suc ces. Tchaikowsky noemde haar nu eens zijn beste werk, dan weer zijn grootste prul. César Cui prees alleen de laatste 2 hoofddeelen. Ver schillende thema's in het werk zijn ontleend aan. volksliederen uit Klein-Rusland. Zij zal Maandagavond door Brussel Fr. worden uit gezonden. De keuze der Bach-Cantate voor a.s. Zondag (Deutschlandsender) bewijst met hoeveel oor deel men daar ook op muzikaal terrein te werk gaat. De titel is in verkiezingstijden reeds op zich zelf een stuk propaganda-materiaal. genheid aan, om de film te gaan zien of nog eens te gaan zien en te genieten van prach tig spel, een spannend scenario en hoog staande regisseurkunst. Voor het Luxor-Nieuws een extra compli ment voor de verrassing, dat we Lindbergh en zijn vrouw zien landen op Schelling- woude. Een prachtig programma, dat alle aan beveling verdient! REMBRANDT THEATER. Aan de oevers van de Taiga. Het Rembrandt-Theater zal Zondagmorgen een bijzonder goede film vertoonen in de serie der populair-wetenschappelijke voor stellingen. Ditmaal heeft de directie beslag gelegd op een Russische film van Litwinof. die de oerwouden van Siberië heeft vastge legd op den filmband. Niet alleen is het le ven der daar wonende bevolking op interes sante wijze weergegeven men ziet jager- dansen, de jacht, het maken van cano's, enz. maar ook valt de fotografie buiten gewoon te roemen ,Aan de oevers van de Taiga" is een film, die aller belangstelling inderdaad verdient. CINEMA PALACE LUXOR THEATER. Karin Hardt. zekere mijnheer Gran. Er voltrekt zich in Hans Albers een ont wikkeling, welke zich n elk zijner laatste ilms in sterker mate vertoont. Hij wordt minder onstuimig, rus tiger, makker zou men nisschien nog het best :unnen zeggen. Of is 'iet: vermoeid? Het :jkt er soms waarlijk od. of de fenomenale p Draufganger een tikje van het klimmen der iaren te-pakken krijgt. Men is in de sport al zeer vroeg aan zijn hoogtepunt toeEn Hans Albers' filmspel Thea von Harbou. de gewezen echtgenoote van regisseur Fritz Lang, die het scenario schreef voor Het Testament van dr. Mabuse. Het Testament van Dr. Mabuse. Om deze film van den eminenten regis seur Fritz Lang op de juiste waarde te schatten, moet men hem minstens tweemaal zien, omdat het bij eerste aanschouwing bijna onmogelijk is, om alles in zich op te nemen, waardoor er veel verloren gaat, dat zoo prachtig van vinding en verzorging is. De medespelenden zijn allen eerste krach ten, die elk hun rol op bijna volmaakte wij ze vertolken. Et is niet één ster. die zich op den voorgrond dringt, maar allen, in de hoofdrollen, t-oonen zich sterren, vrijwel ie dere rol heeft de volle belangstelling en de gespannen aandacht van den toeschouwer. Het scenario is geschreven door Thea von Harbow, die reeds verscheidene scenario's schreef en wier portret we hierboven geven. De vorige week heeft er reeds een uit voerige. zeer waardeerenüe bespreking in Haar!. Dagblad over „Het Testament van Dr. Mabuse'' gestaan. Een bespreking, die velen opgewekt heeft om naar Luxor The ater te gaan afgeloopen week. Daar de film geprolongeerd wordt, grijpe men de gele is met sport immers ten nauwste verwant. Niet, dat hij het klimmen en springen reeds opgeven zou! Het lijkt er voorloopig niet op. Ook in deze film volbrengt hij weer acrobati sche toeren, waarvan men versteld staat. Toch is het, of de trucage hem wat meer te hulp komt en hij niet meer zoo op eigen risico zijn waagstukken uitvoert. Zij vertoo nen niet langer het realistische karakter van vroeger. En er is in de beweging van Albers, die, door zijn lengte altijd reeds iets slunge ligs had, al verschafte zijn sportief getraind lichaam ook aan dit sloome gebaar zijn be koring, den laatsten tijd iets vadzigs gekomen, gelijk zijn stem iets van den schallenden over moed heeft ingeboet en zijn gelaatstrekken ie.ts bezonkens hebben gekregen. Dit alles doet aan Albers' figuur geen af breuk; integendeel, hij is menschelijker en daardoor belangwekkender geworden. Er is ziel in dit lichaam gekomen, dat nu niet al leen meer uiterlijk mannelijk aandoet, maar ook een rijperen geest openbaart. Er is in deze film nog een expressief man- nentype en dat is Albert Basserman, die het tooneel voor de film heeft verwisseld en op het witte doek niet minder effect maakt dan op de planken. Er ligt in de gegroefde kop van dezen Tschernikow een zoo rijk gescha keerde gevoelswereld, dat men heel de span nende geschiedenis, waarvan hij het centrum is, vergeet om zich weg te droomen in de prachtige close-up, waarop de acteur met nauw waarneembare gelaatsmimiek de hevige gemoedsbewegingen registreert, waaraan de intrigant ten prooi is, wanneer hij in zijn opera-loge den tegenspeler in het diploma tieke hazardspel bespiedt en eensklaps tot zijn ontsteltenis bemerkt, dat deze heer Gran is verdwenen. Eenzelfde gelaatsspel krijgt men te genieten in de confrontatie bij de kluis en aan 't slot bij de ontmaskering in het politie bureau. Als onervaren toeschouwer zou men de op merking kunnen maken, dat deze intrigant een te nobelen kop heeft en dat er toch wel een minimum aan sluwheid uit zijn gelaat had mogen spreken. Maar vooral in de diploma tieke en galante wereld is het correctste en sympathiekste masker vaak het bewijs voor de gemeenste inborst. Inzoover zou men bij dezen Tsernikow van een boeventronie kun nen spreken. Dan zijn er in de film nog een paar aller aardigste vrouwtjes, die zich evenals de man nelijke hoofdspelers onderscheiden door een getemperd optreden. Karin Hardt, een van de zwemsters uit Acht meisjes in een boot, toont ook hier weer haar rank sportfiguurtje. Mooi is de foto, waar zij met Hans Albers te zamen op het jacht is gezeten. Mooier mis schien is nog dit jacht zelf, zooals het met volle zeilen voorbijvaart. De film speelt in een bekoorlijke entourage, waarvan de camera goed profijt heeft ge trokken. Men ziet zich verplaatst te Rome, Venetië, de Apenijnen, in paleizen, palmen tuinen, opera-interieurs en oude burchten. Het scenario, dat de strijd behandelt tus schen drieërlei groepen spionnen om het be zit van een kaart, waar een nieuwe uitvin ding om oorlogsvliegtuigen onschadelijk te maken, uiteengezet is, brengt veel spannend avontuur, maar de toedracht van het geval is zoo ingewikkeld, dat men wel een puzzelaar van professie moet zijn om den draad vast te houden. De regisseur Gerhard Lamprecht heeft wel prettiger onderwerpen behandeld, prettiger voor ons, vredelievende menschen althans, dan dit werk. dat weer geheel uit belangstelling voor technische oorlogsproble men is opgebouwd en een beroep doet op den oorlogsgeest, die den sluwsten en brutaalsten tot held proclameert-, omdat in dienst van het vaderland alle middelen zijn geoorloofd. Als bijgerechten discht Cinema een teeken film. ditmaal onder het keukengerei spelend, op. Twee Balalaika-vlrtuosen vullen de pauze. Het Ufa-journaal geeft een fotografisch ju weeltje (landelijke dansen) te zien, dat ech ter niet heelemaal volmaakt gesynchroni seerd is. Polygoon verrast met een actualiteit: Lind bergh's aankomst op Schellingwoude. Voorts dressuur van Roode Kruishonden en politie- paarden en de voorbereiding voor de Zes- daagsche te Amsterdam. H. G. CANNEGIETER. a. werumeus buning overleden. De bekende schrijver van zeemansverha len A. Werumeus Buning is 87 jaar oud te 's-Gravenhage overleden. Arnold Werumeus Buning was geboren in 1846 te Uithuizen. Hij heeft als officier aan vele expedities deelgenomen tot hij in 1876 afgekeurd werd en optrad als directeur van de Modelkamer van het departement van Marine en van het Maritiem Museum Prins Hendrik te Rotterdam. Ook deed hij journa listiek werk. Zijn Marineschetsen, verschenen in 1880, zijn overbekend geworden en worden nog met graagte gelezen. Binnen en Buiten Boord van 1894 bevat nog meer van deze verhalen, van de Mottige en de Rooie enzoovoort. die met groo- ten humor en met groote liefde voor den zeeman geschreven zijn. Nog tal van andere boeken, alle min of meer op het zeewezen betrekking hebbende, heeft Werumeus Buning geschreven, maar de eerste bundels blijven wel de bekendste. Verscheidene letterkundigen, en vooral ook Jan Ligthart, hebben zeer gunstig over het werk van dezen verteller geoordeeld, en hem aangemoedigd. A. Werumeus Buning was ridder in de Or de van Oranje Nassau. De begrafenis is Maandagmiddag op Oud Eik en Duinen in Den Haag. De Omzetbelasting De fiscale medewerker van het weekblad „De Zakenwereld" te Amsterdam heeft een boekje geschreven, De Omzetbelasting (wat iedere zakenman er van weten moet). Gege ven worden in deze handleiding eerst de wet zelf en dan een toelichting, die gedeeltelijk reeds verschenen Is in artikelen in de Zaken wereld. Als supplement op dit werkje zullen ter zijner tijd verschijnen de Kon. Besluiten en de ministerieele resoluties, welke de uit voering dezer wat zullen regelen. Lectuur voor onze Jeugd. In de Gulden-serie van H. Meulenhoff te Amsterdam zijn drie mooie boeken versche nen voor onze groote meisjes. Zuster Iet door Anke Servaes is wel voor de allergrootsten bestemd. Iet van Heeteren, de heldin van ons verhaal heeft 't niet ge makkelijk. Vader en moeder sterven kort na elkaar en Iet wordt verpleegster. Ze sluit spoedig vriendschap met zuster Anneke. Beide meisjes zijn weezen en 't speekt vanzelf, dat er een groot verlangen in haar harten is naar een eigen thuis. De schrijfster heeft de ver schillende karakters buitengewoon goed gety peerd. Als Iet op haar vacantiereisje kennis maakt met Swen dan vinden we 't wel even jammer, dat Iet zich zoo laat gaan, haar lief de als 't wave op een presenteerblaadje aan biedt. De schrijfster vertelt het echter zoo natuurlijk, dat we gelooven, dat 't zich zoo ook heeft toegedragen. We hebben medelijden met Iet, als de ontgoocheling komt. Als dan Anneke zich verloven gaat met Guus, voelen dat het leven voor Iet nog moeilijker wordt. Dapper gaat Iet voort. Als ze dan ten slotte Annekes baby heeft verzorgd, is het zoo heel begrijpelijk, dat ze nu haar vleugels uit wil slaan. Indertijd heeft zuster Mia haar voorgesteld samen naar Indië te gaan. Toen weigerde ze. nu is ze besloten de reis te aan vaarden. „Met een vasten wil en een groot vertrouwen het nieuwe leven te gemoet!" Zuster Iet is een eenvoudig verhaal van een kleine heldin, 's Is een prachtboek. Mar-Ré-Li een boek voor jonge menschen door Else Hinzelmann bewerkt door G. W. El- berts. We hebben zooveel mooie oorspronke lijke meisjesboeken, dat ik eigenlijk vind, dat er absoluut geen behoefte is aan vertaalde verhalen. Dit is in ieder geval een prettig, uit stekend bewerkt verhaal. Lief en leed van de drie kinderen Andersen Marianne. Regi en Lilian worden heel prettig verteld. Vader Andersen is boekhandelaar en moeder is arts. Moeder Do verdient hoofd zakelijk, want vader is meer man van de we tenschap dan koopman. 't Eerste deel van 't boek is de beschiüjving van een gelukkig familieleven. Dan komt het groote leed, Re en Li krijgen diphterie. maar moeder verzorgt ze. Zij krijgt het ook en sterft. „Dapper zijn, Mar" waren moeders laatste woorden. Marianne is dapper, als ze haar studie opgeeft, om thuis moeders plaats te vervullen. Peter, haar buurjongen, stelt voor om alle dagen zijn huiswerk bij Mar te brengen, dan kan ze gelijk op leeren. Lilian zal danseres worden, Ré Montessori-leidster. En Dr. Kogeler, een vrouwen-arts neemt moeders practijk over en huurt zoo een paar kamers bij de Andersens. Mar heeft het 't moeilijkste. Moeder is niet te vervangen. De goede tante Lot brengt financieele uitkomst. En Mar gaat werken bij Dr. Sofie Kogeler. Ten slotte zal ze ook dokter worden. Dan scheiden Mar, Ré, Li. Hier en daar is 't verhaal wat gerekt, soms zelfs langdradig, maar ae kern is goed. Voor onze bakvischjes een aanbevelenswaardig boek. Hou de zon vast door Johanna Kuiper las ik met nog grooter genoegen. Een ver haal van dezen tijd. Een werklooze vader, een dappere moeder, drie kinderen. Lien. Mic-p en Henk. Vader Koopman is smid-bankwerker, een best vakman, die ten slotte werk krijgt in de mijnen in Limburg. Het afscheid van de goede buren, de aankomst in Kerkrade bij het lugubere huisje, wat is dat alles goed en raak beschreven. Eenvoudig en toch vol tragiek. Lien is een flink type. die in alles moeders steun is. Hou de zon vast, had buurvrouw gezegd. Waar moest je de zon zoeken in het armzalige huis van Schuttestraat 86? 't Lykt me goed gezien van de schrijfster om onze meisjes eens een blik te laten slaan in 't leven van anderen, die 't zoo veel moeilyker hebben. De eerste zonnestraal voor Lies komt uit de oogen van het geredde poesje. Een voleende zonnestraal is de jonge mevrouw Goodsen. die aan moeder Koopman naaiwerk verschaft En dan mag Lien naar de Ulo-school te Heerlen, maar ze moet er 3 uur per dag voor loopen. Met Henk krijgen ze moeilijkheden. Hij spij belt van school. Hij is niet eerlijk meer. Zijn rapporten zijn slecht. Dan wordt besloten, dat Henk naar Amsterdam zal gaan om een vak te leeren. Na al de moeilijkheden passen ze zich toch aan. zoodat ze de zon in hun leven kun nen vasthouden. Dat is 't mooie in dit ver haal, dat de levensdurf cn de levensmoed niet ondergaan. W. B.—Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 17