I N IOTTGERING LETTEREN EN KUNST Édi VOOR EER EN GEWETEN Opoe. liii gro( MAANDAG 20 NOVEMBER 1933 II A ARLEM'S DAGBLAD 9 HET TOONEEL Een Première Ie Zandvoort. LEVENSDRANG van J. H. L. HENDRIKS. De lieer J. H. L. Hendriks uit Zandvoort heeft een tooneelspel geschreven, dat hij Levensdrang heeft genoemd en dat Za terdagavond op een propaganda-feestavond van de „Vereeniging tot bevordering van een betere ....Treinverbinding" door eenige Zand- voortsche dames en heeren voor het voetlicht is gebracht. Na afloop der voorstelling was er vriendelijk applaus van het publiek, dat de groote zaal van het gebouw Monopole ge heel vulde, en waren er bloemen voor de spelers en een krans voor den auteur. Het was dus een feestelijke stemming en ik zou 't bij deze enkele mededeeling laten, wanneer ik niet toevallig tooneelcriticus was en men mij in deze functie had uitgenoodigd. Het is allesbehalve gemakkelijk over een stuk als Levensdrang te schrijven, omdat het nu ja, het hooge woord moet er maar uit feitelijk heelemaal geen tooneelspel is. Het is alles zoo onbeholpen en naïf, dat je je er over verbaast, hoe er nog dames en heeren bereid worden gevonden om zulk een stuk in te studeeren en te spelen. Het lijkt mij dan ook wel zeker, dat het bij deze eene voorstelling te Zandvoort zal blijven en de auteur zijn Levensdrang na dezen avond in zijn boekenkast zal opbergen. Wat er dan fout aan is? zal de heer Hen driks mij misschien vragen. Ja. dat is juist zoo moeilijk te zeggen, als er eigenlijk niets goed aan is. Maar een nuchter resumé van Levensdrang zal den heer Hendriks misschien de oogen openen. In een kort tafereeltje van ongeveer drie minuten zien wij in een hotel een meneer en een dame, die niet met elkaar getrouwd blijken te zijn, maar samen een slippertjegaan maken. Hij is een lord en ge trouwd, zij een Miss en vriendin van des Lords vrouw. De Lord geeft orders aan een kellner om hun koffers naar Londen te stu ren en het doek valt. Dit tafereeltje heet een „proloog" en moet ons dus inwijden in de si tuatie. In het daarop volgende bedrijf zijn wij in het huis van den Lord, die William Humson heet. De Lord is al 8 dagen zoek en niemand, behalve wij natuurlijk, die hem in de proloog- hebben gezien, weet waar hij is. Maar dan komt er licht in de duisternis. Mevrouw Humson leest ons hardop uit de krant een bericht voor terwijl de dienstbode nota bene in de kamer is dat men den Lord met een dame van schoone gestalte ergens heeft gezien. De dienstbode is Oost-Indisch doof en interesseert zich blijkbaar in het. ge^ heel niet voor het geval en wij jerwopderen ons over een zoo wonder lijk krantenbericht, waarin niet eens vermeld staat, waar dé Lord dan wel met die dame is gezien. Als even later een dame van schoone ge stalte binnentreedt, herkennen wij in haai de Miss uit de proloog. Zij vertelt aan me vrouw Humson, dat zij naar het eiland Wight is geweest, wat weinig indruk op me vrouw schijnt te maken. Maar als even later een jong meisje haar zegt, dat Lord Humson heel erg met Miss Strong heeft geflirt, valt zii in zwijm en zakt het doek. Het volgende bedrijf speelt, op het kantoor van den advocaat Crafield. Op dat kantoor loopt ieder in en uit en het wordt ons lang zamerhand duidelijk, dat de advocaat de zaken voor mevrouw Hamson behartigt en zoekende is naar een Lord. Het is alles heel erg verward en de auteur, die wel voelt, dat hij het bedrijf met de zaak Hamson niet alleen kan vullen, zorgt voor 'n paar grapjes met een „geruischloozen" bediende en een advies vragend geëngageerd paar. Totdat eindelijk de lord binnen komt vallen en aan den ad vocaat vertelt, dat hij hevig berouw heeft over zijn daad. Als dan ten slotte mevrouw Hamson onverwacht verschijnt, vallen man en vrouw in elkanders armen en is het de beurt aan de ondeugende Miss van het uitstapje die intus- schen ook is verschenen om in zwijm te vallen, waarop het doek voor de derde maal zakt. Het stuk zou dan gevoegelijk uit kunnen zijn, maar de heer Hendriks heeft er nog een laatste acte aan toegevoegd, waarin de ver zoening tusschen den lord met zijn vrouw en kinderen feestelijk wordt gevierd. Allen zijn in avondtoilet en er is geen een van het ge zelschap, die. niét tot groeiend vermaak van het publiek teen speech afsteekt. Als er eindelijk bloemen van de Miss van Wight komen met een Jangen brief die ook al wordt voorgelezen denken wij dat alles in orde is, maar de auteur heeft het anders be schikt. Juist op het moment als de familie aan tafel wil gaan, komt de advocaat met een krant in zijn hand binnen en leest ons het be richt voor, dat Miss Strong als slachtoffer van haar „levensdrang" dood op haar kamer is gevonden. „Mijn schuld! Mijn schuld!" pre velt de Lord en het scherm zakt opnieuw, maar nu gelukkig "voor het laatst. De heer Hendriks heeft het blijkbaar goed bedoeld, maar uit dit stuk blijkt, dat hij van tooneel weinig of geen begrip heeft. Wij kre gen zelfs nog lange monologen in afgrijselijk stijve boekentaal te slikken. Wanneer ik met de kwaliteiten van dit „tooneelspel" rekening- houd, viel het mij nog mee wat de Zandvoort- sche dames en heeren er van terecht brach ten. Mevrouw Stal—Reeders trachtte Mary zoo sympathiek "mogelijk te maken, wat haar dank zij haar eenvoudig, ongekunsteld spel ook wel gelukte.. Miss Strong mevrouw Vol lersMarseille had werkelijk een schoone gestalte, de heer Hilvering deed al zijn best Lord Hamson wat leven in te blazen, de auteur speelde zelf de wonderlijke rol van den jour nalist, mej. Bolwidt en de heer Van der Ven zorgden- voor wat afwisseling als verliefde „hooien", én de heer Chr. Rouffaer toonde als Stirk, de „geruischlooze" bediende, dat hij meer op de planken heeft gestaan, maar ook, dat hij zich zelf te veel bewust is van zijn komiekigheid. Zoo deden de dames en heeren alles om Levensdrang door de branding te slepen en het was niet hun schuld dat het scheepje van den heer Hendriks toch ondanks dat naar den kelder ging. J. B. SCHUIL. TOURNEE MEVROUW DE BOER—VAN RIJK. Een uitverkochte zaal bij een première te Haarlem.... wie zou dat wonder in dezen tijd nog mogelijk hebben geacht? En toch zijn wij er Zondagavond getuige van geweest in den Schouwburg aan den Jansweg bij de eerste opvoering van Opoe, waarin mevrouw de Boervan Rijk de titelrol vervulde. Mevrouw de Boer blijkt met haar 80 jaren bij het publiek nog steeds „favoriet" onder- de Nederlandsche tooneelspeelsters te zijn. En laten wij er maar dadelijk bijzeggen, dat haar succes weer ernorm was. Zoodra zij in het tweede bedrijf als „opoe" verscheen was er he't contact met .de zaal, dat tot het eind toe. is geblevén,;. Er is gifter'en onbedaarlijk rgelde,hen' om ihëyrouw dë^Boér' 'in deze iiieuwé rol én: aan'het slot heeft Het publiek de altijd even jeugdige 80-jarige weer een daverende ovatie gebracht. In Opoe is mevrouw de Boer een gewiekst, bij de hand oud vrouwtje, dat met krachtige 'hand en met vrouwelijke slimheid ingrijpt in het huwélijksleven van haar zoon, wan neer zij ziet, dat dit mis dreigt te loopen. Zij .discht heele verhalen op over ontrouw van „opa" om haar zoon een spiegelbeeld van hem zelf te geven, zij neemt de bedreigster van het geluk vaii haar schoondochter a faire op zoo'n manier, dat elk woord van haar als een floret-steek is midden in het hart van de tegenpartij,. Zij meestert over opa, alsof hij nog 'n ventje 'van 12 was. Zij is de baas in huis on.dan.ks. haar 80 jaar en schakelt als een vrouwelijke Hitier allen gelijk. Grootva der, vader, en kleinkinderen. Zij regeert op een zoo resolute wij zé, dat ieder naar' haar pijpen danst, maar toch weet zij onze sym pathie te houden, omdat wij er van overtuigd zijn dat zij enkel- het goede voor heeft. De man is nu eenmaal zwak en heeft leiding nóodig. Opoe zorgt voor de leiding, maakt dat opa niet meer alcohol drinkt dan goed voor hem is, dat Jim, -haar zoon, weer tot zijn vrouw terugkeert en dat haar kleinkinderen in rust en vrede het hoogste geluk 'kunnen afwach ten. Een vrouwelijke huzaar is deze Opoe, maar één-met-'n góed hart, zoodat zij niet alleen haar familie maar ook de heele zaal om haar vingers windt en triomfantelijk de overwinning wegdraagt. fjpf O/ft' Japansch Tooneelspeler. Het Jdpansche tooneelspel is heel anders dan bij ons: de stukken zijn vaak heel oud, zoodat iedereen ze kent, ze duren dikwijls ontzettend lang. Maar het publiek leelt volop mee! In het nieuwe album „Japan" van de firma Dobbelman Nijmegen staan heel veel interessante dingen over het Japansche tooneel. De moeite waard er kennis van te nemen Koop het boek voor F1.- en spaar de plaatjes die U bij de zeep krijgt. Bij Lentebloemen, Coco-roso, Lygia, Perla, Karnemelkzeep, enz. U is natuurlijk vast ge bruiker, want U weet: OP GOEDE ZEEP STAAT (Adv. Ingez. Med.) Wat zou dit door Jaap van der Poll be werkte Amerikaansche blijspelletje van George Barr geweest zijn, wannéér mevrouw de Boer er niet haar schouders onder had gezet? Het eerste bedrijf, toen Opoe nog niet „op" was, deed weinig verwachten, maar zoodra verscheen mevrouw de Boer in de gedaante van het oude bazige vrouwtje, of de zaai was gewonnen. Van dat oogenblik was de lach niet meer uit de zaal en met steeds stijgend plezier volgde het publiek de evoluties van deze vrouwelijke dictator. Wat speelt mevrouw de Boer deze „Opoe" weer me't een verrukkelijken humor! Zij weet met tact de kluchtige accenten te ver mijden, zoodat wij tot op het laatst in het -blijspel-blijyen. En wie kan als zij, haar tekst jan.ceèr-en, zóó .dat'elk woord raak is én kleur krijgt. Kostelijk was dat tooneel waarin zij aan de verzamelde en ontstelde familie de -verhalen -opdischt van de stra- patzen van opa, oer-komisch haar gebaar, waarmee zij elke nieuwe episode inzette. .Mevrouw de Boer zal van Opoe zeker vee-I plezier beleven; en Hein Harms zal als Opa het succes met haar deelen. Want ook hij was heel vermakelijk als een opgewekte, oude heer, die zonder morren het strenge bewind van zijn vrouw aanvaardt, omdat hij weet, dat het voor allen zoo het béste is. Opoe en Opa dragen het stuk op hun oude schouders en bewijzen weer, dat in de tooneel wereld de oudjes dikwijls de jongsten zijn. J. B. SOHUTL. nsga ssoomen Verwen Stoppage .v Behens stoomem GROOTE HOUTSTRAAT Sa„ Tel. 10771, 1156' (Adv. Ingez. Med.) MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. De violiste Eveline Lopes Salzedo was de soliste op het Zondagnamiddag-concert der H.O.V. Het was geen debuut.; immers we hoorden haar ongeveer een jaar geleden eveneens op een Zondagnamiddagconcert. Voor haar tweede optreden had de violiste Beethoven's concert gekozen: een keuze die onvermijdelijk de herinnering aan de voor vertolking door groote meesters wakker roept. Wat mej. Salzedo te hooren gaf was veels zins zeer respectabel; het magistrale van het werk vond ik echter niet overal in haar voor dracht terug. Als proeve van goede techni sche ontwikkeling behoeft Beethoven's con cert niet dienstbaar gemaakt te worden, al stelt het de hoogste eischen. De soliste be zorgde door onjuiste inzetten den dirigent een paar moeilijke oogenblikken, maar W- rinus Adam wist telkens het gevaar spoedig te bezweren. Dat de soliste de ongelijkheid niet gewaar werd en dus niet zei verhaar di rect herstelde leidt wel tot de onderstelling van een nervositeit, die omgekeerd weer als verontschuldiging mag gelden. Een grootsch opgezette Egmont-Ouverture leidde het concert in en gaf vooral aanlei ding om het strijkersensemble der H.O.V. te prijzen: de blazers hadden af en toe met de stemming te kamp-en. De „Sheharazade"-Suite van Rimsky-Kor- sakow vulde het tweede programmadeel. Deze muziek is een staalkaart van schitterende orkestrale vondsten, maar ondanks Rimsky's virtuositeit in de behandeling van het orkest, de gedaanteverwisseling zijner thema's en de harmonische behandeling maakt zijn Suite een ontzettend langdradigen indruk. De ein- delooze herhalingen, aan vele Russische com posities eigen, vermoeien en irriteeren ten slotte. Aan Adam's directie lag het niet dat die indruk ook Zondag niet vermeden werd. Hij leidde haar met levendigheid en kleur, en Hans Bijvanclc speelde de vioolsolopartij zeer goed; en zoo moet ik den levendigen bij val wel in hoofdzaak als de vertolkers gel dend beschouwen, te meer daar waardeering voor het werk nog moeilijker wordt als in het programma geen analyse aanwezig is Ook de vioolsoliste werd warm toegejuicht. K. DE JONG. Vereeniging „Onderling Genoegen". Afdeeling Zang en Operette. Ik weet niet welke afdeeling of afdeelingen de Vereeniging „Ons Genoegen" nog rijk is, behalve de afdeeling Zang en Operette, die Zaterdagavond in den Jansschouwburg een druk bezochte uitvoering gaf. Maar wél durf ik zeggen, dat als de werkzaamheid der an dere afdeelingCen )op.hetzelfde peil staat als die van die ééne, de vereeniging haar naam eer aandoet. Er heerschte een uiterst genoege- lijke geest, aan beide kantenvan het .voet licht, bij uitvoerenden én bij bezoekers. .'Men kon'zien met welk éen tact en toe wij ding de Heer J. Post zijn scharen van kleinen en groo- ten leidt, men kon zich in de resultaten slechts verheugen. Daar werd gezongen en geacteerd met een animo, waaruit duidelijk bleek welk een genoegen de uitvoerenden zelve In hun werk vinden: daar waren ook de bewijzen te over dat de leiding zich niet met half werk tevreden stelt, maar zich beijvert om ook den bezoekers het volle pond te geven. Regie en costumeering waren keurig verzorgd. Vooral de sprookjes-operette „Asschepoetster" stelt in dit opzicht vrij hooge eischen, wil de ech te sprookjessfeer ontstaan. Maar die was er ook en daartoe hebben de talrijke inlasschen van het jeugd-ballet ensemble niet weinig bij gedragen. Elk spoor van gewichtig gedoe was vermeden in wat dit ensemble te zien gaf, maar de,feeërie was een lust voor het oog. „Asschepoetster" was, met uitzondering van het ballet, het werk der grooteren. De kleine ren voerden Een „Vacantiegeval" uit: een zeer eenvoudig gegeven, waarin Jantje, die on danks het verbod op z'n eentje gaat visschen, het dramatische en het komische moment brengt. Men kan zich den afloop denken, als het aas uit de broekzak een 24-ponds-snoek verschalkt heeft: geruk, getrek, maar de strijd is te ongelijk en Jantje verdwijnt om tusschen de coulissen den 24-ponder gezelschap te gaan houden. Dit isde dramatiek van het geval en de schrik van het jeugdige vacantiegezel- schap is de natuurlijke weerslag er op. Maar Marietje redt den toestand en Jantje door een touw te halen en een half honderd kin derhanden blijken sterker dan de 24 pond plus Jantje's gewicht aan de andere zijde van het touw: Jantje wordt uit het water geheschen, zij het ook zonder snoek of hengel. En nu komt het komische moment: Jantje stond vóór ons, echt, heusch kletsnat. Z'n haren dropen, z'n kleeren waren doorweekt. Gelukkig dat in den Jansschouwburg een haast tropische temperatuur heerschte De muziek van Jac. Jansen bij „Een vacan tiegeval" bevat talrijke aardige vondsten, die haar boven alledaagsehheid verheffen. Toch zou ze niet tot haar recht gekomen zijn, als niet zoo een uitstekend en vaardig speler aan het klavier had gezeten als de heer Piet Post bleek te zijn. Z'n confraters werkten beschaafd met hem samen; er werd even zuiver gespeeld in de orkestruimte als gezongen op het too neel en de gelijkheid van zang en begeleiding liep geen oogenblik gevaar. Ook in „Assche poetster" verliep alles vlot. Een aardig idee van den leider J. Post was om aan het zingen van eenige kinderkoor tjes het reciteeren van den tekst door een der kinderen vooraf te doen gaan. Er werd ook gezamenlijk geklepperd en gefloten: alles goed in de maat en prompt. Door een der meisjes werden aan den Heer J. Post mooie chrysanthen aangeboden: een welverdiende hulde. K. DE JONG MUZIEKSCHOOL TOONKUNST. Met het doel de leerlingen in te leiden tot het doen hooren van belangrijke werken der muziek, en daardoor de lust tot musiceeren te bevorderen, hebben leeraren (eressen) der Toonkunst-school het plan opgevat, in dezen winter enkele muziekuitvoeringen te geven. De eerste uitvoering, waaraan mejuffrouw R. Brockmann, zang en de heeren Jos. de Clerck. viool, J. de Wilde, cello en A. de Vogel, piano, hunne medewerking verleenen, zal plaats hebben op Woensdagavond 22 Novem ber. Ouders en leerlingen kunnen toegangs kaarten verkrijgen. Het programma bevat werken van Bach, Beethoven, Reger en Sinding. DE A. J. C. De A. J. C. heeft voor korten tijd haar leden, die een school bezoeken, in een apart organisatorisch verband samen gebracht. Deze söbolieren zijn lid van de Jeugdgroep voor Socialistische Scnolieren. De groep heeft een eigen bestuur en houdt aparte bijeenkomsten. De J. S. S. houdt Donderdag 23 November een propaganda-avond in het jeugdhuis „Het Baken", Bakenessergracht. Spreker voor dien avond is Mr. J. F. de Jongh uit Amsterdam, die als onderwerp heeft gekozen „Socialisme, de weg naar be schaving". COÖPERATIEVE VERBR. VEREENIGING „DE EENDRACHT". Dezer dagen hield bovengenoemde Coöpe ratie een film- en propaganda-avond in" de groote zaal van het Concertgebouw. De belangstelling was groot, dat geen plaats onbezet bleef. De zaal was keurig aangé- kleed met groen en coöperatieve vlaggen, terwijl op het podium een stand was opge richt van producten van de Coöperatieve Groothandelsvereeniging „De Handelska mer" te Rotterdam. Na de opening door den voorzitter, den heer Hulsman (welke in zijn openingswoord gewaagde van de - vele hinderpalen, welke tegenwoordig aan de Coöperatie .in den weg worden gelegd) sprak de.heer Talsma, pro pagandist van den Centralen Bond van Ned. Verbruiks-Coöperaties. Hij belichtte den economischen toestand van heden met zijn overproductie van alle mogelijke consumptie-artikelen waarvan een groot gedeelte weer wordt vernietigd, omdat het den prijs niet kan opbrengen, welke de particuliere winsthandel daarvoor eischt en dat, terwijl millioenen van gebrek verkom meren. Hij stelde daartegenover de voor deden van een georganiseerde productie en distributie, zooals die door de coöperatie wordt gepropageerd. De ovatie, welke hem na zijn rede werd gebracht, getuigde dat zijn woorden weer klank hadden gevonden. Tijdens de pauze werd aan alle aanwe zigen een kopje thee aangeboden met een speculaasje. Hierna werd een film vertoond „Wie 't winnen zal". Door de propaganda, welke in deze film voorkwam, was een aardige geschiedenis geweven. Een verloting van een tiental gevulde manden besloot deze geslaagden avond. HERDENKING F. D. NIEUWENIIUIS Een herdenkingsvergadering van den sterf dag van F. D. Nieuwenhuis zal worden ge houden op Dinsdagavond 21 Nov. in „Caeci- lia". Spreker de heer Aug. Rosseau, met als onderwerp: „F. D. N. als pionier en strijder". FEUILLETON CHARLES ALDEN SELTZER. 34) „Wat heeft dit alles te beteekenen, Nor ton?" vroeg hij, tot den laatste het woord richtende die vooruit getreden was en nu naast Greasy stond. Hoe opgewonden hij ook geweest was door de plotselinge ontdek king dat zijn mannen een veedief gevangen hadden en op 't punt stonden om hem op te hangen, was zijn ongerustheid verdwenen tegelijk met de inspanning van zijn snellen rit naar het katoenboomenbosch en Hollis stem was kalm, toen hij den opzichter aan sprak. Norton lachte grimmig. „Wij zochten van morgen afgedwaalde beesten aan den ande ren kant van de Narrows en Ace en Wery werkten langs de rivier. In dat kleine stukje holle weg juist aan den overkant van de Narrows vonden zij dezen gluiper, die twee van onze ossen brandde door een stuk natte deken. Hij had het al gedaan en wij betrapten hem dus op heeterdaad. Het is de eerste maal, dat wij de hand hebben kunnen leggen op een van Dunlavey's schurken en wij dach ten hem tot een voorbeeld te stellen". Hollis ontmoette Nortons grimmigen blik en glim lachte. „Ik moet je bedanken jullie alle maal, dat je zoo ijverig voor mijn belangen opkomt", zei hij. „Deze man verdient onge twijfeld dubbel en dwars om opgehangen te worden dat wil zeggen, natuurlijk, over eenkomstig jullie opvattingen van het recht. Ik begrijp, dat tot dusverre de zaken hiér zoo afgehandeld zijn. Maar ik neem aan, dat jullie geen van allen mij belachelijk wilt maken?" „Zeker niet", klonken verscheidene stem men in koor- Hollis lachte: „Maar je koos den secuur- sten weg om dat te doen", vervolgde hij. Hij zag dat Norton een kleur kreeg en hij wist, dat de laatste de beteekenis van zijn woorden al begrepen had. Maar de anderen, eenvoudiger van geest, die geen ingewikkelde redeneeringen hielden, keken hem, blijkbaar verwonderd aan. Hij zou het hun nader moe ten verklaren. Dat deed hij ook. Toen hij hun aan het verstand had ge bracht, dat zij door het ophangen van den veedief een prinicpe zouden verkrachten, dat hij zich ten doel had'gesteld om te verdedi gen, stónden zij beschaamd, geheel en al ontwapend voor hem. Allen behalve Ace. De hersenen van. den dichter waren nog werk zaam. „Je zou kunnen zeggen, dat je er niets van geweten hadt, dat wij hem ophingen?" stelde hij voor. „Dat zou ik kunnen doen" antwoordde Hol lis. „Maar de menschen zouden het niet ge- looven. En dan is mijn geweten er ook nog. Ik zou deze handelwijze niet in overeenstem ming kunnen brengen met het principe, waar voor ik strijd. Ik geloof dat jullie geen van allen mij erg zou vertrouwen, als ik den een en dag de wet- verdedigde en den volgen den dag haar overtreedt. De toepassing van dit beginsel, zou precies hetzelfde zijn alsof ik vandaag een paard ging stelen en jullie morgen l'iet arresteeren, omdat jullie er een gestolen hadt." „Dit is zoo", riepen zij in koor en werden stil, terwijl zij hem met nieuwe belangstel ling aankeken. „Maar wat ga je dan met den kerel doen?"' vroeg er een. „Wij hebben'immers een sheriff in Dry Bottom?" vroeg Hóllis. Een grijnslach-verscheen op de gezichten van verscheidene mannen, het gelaat van den gevangene klaarde op. „O ja," zei er een, „ik geloof wel, dat Bill Watkins de sheriff is". „Dan zullen wij hem naar Bill Watkins bren gen" besloot Hollis. De grijnslach op de gezichten der mannen werd sterker. Norton lachte. „Ik geloof, dat je Bill nog niet kent, Hollis", zei hij. „Bill heeft zijn betrekking aan Dun- lavey te danken. Er is nog nooit een veedief door Watkins schuldig bevonden. Ik geloof niet, dat er ooit een door hem veroordeeld zal worden tenzij hij betrapt wordt op het stelen van Dunlavey's vee. Bill's recht spraak is een grap." Hollis lachte grimmig. Hij had dat alles al van rechter Graney gehoord. Hij verwachtte niet om recht te krijgen, maar hij wenschte iets tastbaars te hebben, waarop hij kon voortbouwen om de wet in deze streek in te voeren. Zijn plicht in deze zaak was om de gevangene over te geven aan de autoriteiten, in dit geval de sheriff. De sheriff zou voor hem aansprakelijk zijn. Hij zei dit tegen de mannen. Er was geen andere weg. Het verbaasde hem niet, dat zij het met hem niet eens waren. Zij hadden veel onder vinding opgedaan in den omgang met Dun- lavey; zij hadden nooit succes gehad met de oude wijze van oorlogvoeren, maar zij waren ten volle bereid om op Hollis' oordeel te ver trouwen. „Ik geloof, dat je gelijk hebt", zei de eene, die straks gesproken had. „Als wij dezen ke rel ophangen, is het met hem gedaan. Maar dat zou de zaak zelf niet oplossen. Wij moeten het voor eens en vooral uitgemaakt hebben." „Juist!" stemde Hollis toe; „jullie hebt het goed begrepen. Wij zouden een dozijn man nen kunnen ophangen voor het stelen van vee en wij zouden kunnen voortgaan met ze op te hangen daarvoor hebben wij een wet-gekregen. Laten wij dan volgens de wet handelen!" De gevangene was op dezelfde plek blij ven- staan en keek naar de mannen rondom hem; zijn gelaat verried allerlei aandoeningen. Toen men het eindelijk eens was geworden om hem naar Dry Bottom te brengen en aan den sheriff over te geven, grinnikte hij over zijn heele gezicht. Maar hij zei niets, toen zij het koord van zijn hals namen, hem dwon gen om op een paard te gaan zitten, zich om hen heen schaarden en uit 't boschje naar het ranchohuis van de Circle Bar reden. HOOFDSTUK XVIH. De tiende dag. Het was al donker geworden toen Greasy naar de slaapplaats gebracht was en Mrs. Norton had de petroleumlampen aangesto ken. toen Norton en Hollis, overtuigd van de veiligheid van den gevangene, de slaapplaats verlieten en het huis binnengingen voor het avondeten. Potter had het stof van de reis van zich afgewasschen en toen Norton en Hollis aankwamen zat hij op de veranda hen op te wachten. Mrs. Norton begroette hen met een glimlach. Haar oogen getuigden van dankbaar heide toen zij Hollis aankeek. „Ik ben zoo blij, dat je op tijd kwam", zei ze. „Ik zei tegen Neil, dat hij het niet doen moest, maar hij was vastbesloten en wilde niet naar mij luisteren". „Je had moeten probeeren om den baas over hem te spelen", stelde Hollis voor, die zich de woorden van zijn opzichter herin nerde, bij gelegenheid van zijn eerste ont moeting met Norton's vrouw. Hij keek Nor ton strak aan, terwijl hij zijn oogen plagend een weinig dichtkneep. „Je weet, je hebt mij eens verteld, dat „Misschien overdreef ik een beetje, toen ik je dat vertelde", viel Norton hem in de rede, onbeschaamd grinnikend. „Als een man altijd de waarheid vertelde, zou het hem moeite kos ten om een vrouw voor te blijven." „Het heeft lang geduurd voor je ontdekte, wat Ace al jarenlang schijnt te weten. En Ace is maar een vrijgezel". Nortons oogen fonkel den. „Je wreekt je op mij voor wat ik eergis- tren tegen je gezegd heb toen je stilhield bij de Hazeltons" verklaarde hij. „Maar je zult de vrouwen wel beter leeren kennen, als je meer ondervinding van haar hebt. Toen ik je zei, dat zij, den baas over mij gespeeld had, bedoelde ik 'niet, dat zij dit geregeld ge daan had. Geen enkele vrouw, die weet, hoe ver zij een man kan laten gaan, laat hem weten dat zij den baas over hem speelt. Mis schien zal zij doen, alsof zij hem zijn eigen gang laat gaan. Maar zij speelt toch den baas over hem. Ik geloof dat hij het wel prettig vindt. Tenminste alleen als een man werke lijk dol wordt, gaat hij óp eigen houtje een beetje den baas spelen. En dan zal hij heel waarschijnlijk ontdekken, dat hij zich leelijk vergist heeft. Zooals ik vandaag bijvoorbeeld deed met dat ophangen van Greasy". Hollis boog deftig voor Mrs. Norton. „Mij dunkt, hij heeft vergeving verdiend, Mrs. Norton", zei hij. «Eergisteren probeerde hij mij te overtuigen van de meerderheid van den getrouwden man over den ongetrouwden. En nu erkent hij nederig, dat hij den baas over zich laat spelen. Wat blijft er dan over van zijn veelgeroemde meerderheid? Zal ik vrij en zonder dat er den baas over mij wordt gespeeld mijn minderheid erken nen?" Mrs. Norton glimlachte verstandig toen zij om de tafel heen liep, om de schalen op tafel te zetten. „Daarover zou ik niet kunnen be slissen", zei ze „tenzij men mij verklaart, waarom zooveel mannen blijkbaar zoo verlan gend. zijn om een baas aan te schaffen." „Ik geloof dat dit de kwestie oplost", glun derde Norton. Als dit gesprek misschien twee maanden vroeger had plaats gevonden dan had Hollis misschien geantwoord. Ja, waarom waren de mannen toch zoo verlangend om een baas aan' te schaffen? (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9