DE ZATERDAGAVOND
H
N,
is tweHsmuc.
ZATERDAG 2 DECEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
15
Z>e dellen vaoe:
aar het tooverland wil ik
u geleiden, naar het gebied van
pracht, praal, schittering en leven,
naar een domein waar het sprookje
werkelijkheid is geworden. Daar waar
een andere sfeer heerscht, waar een
onbekende geest ademt, die den
vreemdeling benauwt, en vrij maakt
tegelijk, een geest die van onwerke
lijkheid getuigt en toch de natuur
zelve is. Kortom naar een plaats zoo
emotioneel door de veelzijdigheid van
impressies dat degene die deze veste
voor de eerste' maal betreedt, wel
moet duizelen in deze verwarring.
De diamantfabriek van de firma
I. J. Asscher bedoel ik, in Amsterdam.
Fabriek is eigenlijk niet de juiste be
naming, want diamanten worden niet ge
maakt, doch bewerkt, en juist deze bewerking
is het die aan de koolstof in haar zuiversten
kristalvorm de schoonheid geeft die haar voor velen zoo
aantrekkelijk en begeerlijk maakt. Maar het lijkt een fabriek,
door de velen die er werken, althans werken kunnen, want ook
de diamantindustrie maakt een moeilijken tijd door, wat wel te be
grijpen is, want algemeen beschouwt men brillanten als een luxe die
men zich nu niet meer kan veroorloven. Het plan-Douwes heeft er
wel eenige verbetering in gebracht, maar is natuurlijk niet in staat
dat leven in de industrie te wekken zooals men het vroeger kende.
Zooals vroegertoen de Cullinan gekloofd werd.
Het oogenblik dat de beslissende slag werd toegebracht is onge
twijfeld het hoogtepunt geweest in de geschiedenis der diamantin
dustrie. De Cullinan, de grootste diamant die ooit ter wereld is ge
vonden, kwam uit de velden van Noord-West Pretoria, en toen men
den steen den Engelschen Koning ten geschenke had gegeven, be
sloot Eduard VH hem bij de firma Asscher te laten klooven.
Klooven wil zeggen met een slag in tweeën hakken, nadat er aan
een zijde van den diamant een klein kerfje is aangebracht. De
plaats waar dat zal geschieden, wordt bepaalid na een langdurige
studie, en het oogenblik dat de kloover toeslaat is telkens weer een
moment van de allergrootste be teekenis. Geen wonder dat het splij
ten van de Cullinan een moment van historische beteekenis was,
waaraan vele uren van zenuwsloopende spanning vooraf zijn gegaan.
Als de slag mis is kunnen er duizenden guldens verloren zijn, ja,
zelfs zou het kunnen gebeuren dat de geheele steen nagenoeg waar
deloos is geworden. De stukken die uit de Cullinan zijn gemaakt, ver
tegenwoordigen nog een ontzaggelijke waarde en het eene stuk is
nog altijd de grootste steen die er' bestaat. Hij weegt niet minder dan
510,5 karaat. Een karaat is een vijfde gram. Het is een steen die in
peervorm is geslepen en die dus juist een ons weegtOver het al
gemeen drukt men het gewicht der diamanten in honderdste karaten
uit, want zelfs de kleinste stukjes kunnen nog groote waarde hebben.
„Waarom wordt een brillant gekloofd?" vraagt men zich onwille
keurig af. Immers, hoe grooter de steen is, des te meer waarde heeft
hij. Dit is natuurlijk volkomen waar, maar er is haast geen steen
te vinden, die niet een of meer „onzuivers" heeft, zooals de vak
term luidt, die het fonkelen bederven. De moeilijkheid is nu den steen
zoo te verdeelen dat deze onzuiverheden precies op het kloofvlak
komen. Dit is geen kwestie van millimeters, maar van onderdeelen
ervan, van streepjes die men nauwelijks kan zien.
Het kan echter ook zijn dat het zwarte puntje niet op een kloof
vlak ligt, en dan moet men tot zagen zijn toevlucht nemen. Zoo
snel als het klooven gaat, zoo langdurig kan iet zagen zijn. Sommige
steenen moeten een week achtereen gezaagd worden eer zij zijn ge
splitst. Het zagen geschiedt evenals het zagen van hout tegen
den draacl in, met dit verschil dat men geen zaag met tanden ge
bruikt, maar een metalen plaatje dat ongeveer een twintigste deel
van een millimeter dik is. Het hardste metaal zou echter spoedig ka
pot zijn, want een diamant wint het wat hardheid betreft van elk
ander materiaal. Daarom moet de diamant met.... diamant worden
gezaagd, en op het plaatje (dat uit phosphonbrons bestaat), be
vindt zich diamantpoeder. Slechts zoo is het mogelijk ten slotte den
steen te splitsen. De diamant wordt met diamant overwonnen.
Vijf duizend keer in de minuut draa'it de zaag rond, en dan nog
kan het wel zeven dagen duren eer de steen in tweeën is. Daarom
kan één werkman 20 a 25 zagen tegelijk bedienen, waarbij hij erop
moet letten dat het zagen langs de inktlijn geschiedt die er op het
kantoor door de vakkundigen op is aangebracht.
Als de steen gezaagd en ge
kloofd is, of alleen gekloofd of
alleen gezaagd, dan is de dia
mant nog niet geschikt om in
de etalage te worden uitge
stald, want in die gedaante zou
er wel niemand te vinden zijn,
die er iets om zou geven. Hij
ziet er onoogelijk uit, zou ik
bijna willen zeggen. Het echte
leven, die waardevolle fonke
ling, komt er pas later in. Im
mers een goede diamant heeft
die prachtige kleurenschifting
zooals men in een prisma kan
bewonderen en de diamanten
die in de etalages liggen der
juweliersfirma's (meestal ach
ter ruiten met rolgordijnen
hebben met één prisma maar
ontelbare, die teza-
en gekloofd is, heeft een bombastischen vorm,
en de snijder pas geeft er een vorm aan die
hem handelbaar en verhandelbaar maakt.
Het is werkelijk onbegrijpelijk hoe de dia
mantbewerkers met de allerkleinste steentjes
nog weg weten. Er zijn stukjes glinstering van
een dergelijke afmeting dat een gewoon
mensch een vergrootglas noodig heeft om goed
te zien, en zelfs aan deze kleine stukjes wordt
nog een bepaalden vorm gegeven, worden de
kantjes bijgewerkt, hoekjes afgesneden en
uren werk wordt zelfs aan deze splintertjes
besteed, om hen tot kostbaarheidjes te maken,
die ook den minder koopkrachtige tot sier kun
nen dienen. Niet alleen de rationalisatie heeft
de brillanten in het bereik gebracht van hen
die vroeger een diamant beschouwden als iets
waaraan men alleen maar mocht denken, ook
de toepassing van het spreekwoord „Wie het
kleine niet eert is het groote niet weert" heeft
daartoe bijgedragen. Er zijn nu zelfs „echte"
diamanten verkrijgbaar voor een bedrag
waarvoor men vroeger slechts imitatie kon
krijgen. Ook hier is een weg om de arbeidsmo-
gelijkheid in de diamantindustrie te vergroo-
ten: populariseering van den diamant!
Het snijden geschiedt door een diamant in
een soort draaiende bankschroef te zetten en
een anderen diamant ertegen te duwen. Zoo
snijdt het mes aan twee kanten, in dit geval
de diamant. U ziet dat dit niets op snijden
lijkt, en waarom men het zoo noemt, zal
waarschijnlijk den snijders even duister zijn
als het mij is.
Wij loopen verder over de naadlooze vloeren
van het gebouw, naar de slijperij. Waarom
men geen vloeren van planken gebruikt zal
wel geen betoog behoeven. Denkt U zich eens
in dat er een stukje van ongeveer twintig ka
raat, dus circa vier gram, tusschen de naden
van den vloer zou verdwijnen. Het verlies zou
grooter kunnen zijn dan de waarde van een ge-
BOVEN: een krans van brillanten, van verschillenden vorm; in het midden een
octaëder van groote icaarde. IN HET MIDDENeen brillant (enkele keer en vergroot!
LINKS ONDER: een grof stuk steen wordt in tweeën gezaagd; soms is een week
noodig voor dat de zaag er door is. RECHTS ONDER: het slijpen op den molen, die
ruim twee duizend omwentelingen per minuut maakt.
van den versteller. Deze heeft tot
taak, aan de slijpers de doppen met
heelen vloer is! Eiken dag worden dan ook alle
vloeren aangeveegd en het stof wordt ver
brand in eigen ovens. Diamanten verbranden
pas bij zeer hooge temperatuur en zoo zou het
kunnen gebeuren dat een verloren stukje in
de asch. teruggevonden werd. De moeite wordt
wel beloond als er slechts een keer een stukje
van een gram of tien zou worden gered
Nog steeds echter heeft de steen het echte
leven niet gekregen en zijn kanten zien er
dof en akelig uit. De slijper zal er nu voor zor
gen dat de steen een behoorlijke diamant
wordt, die zijn naam met eere zal dragen.
Ook de slijper is een wonderman, want hij
ziet kans om aan niet minder dan acht en
vijftig kanten een sprankelende fonkeling te
geven. Dat doet hij niet met schuurpapier of
zand, maar weer met diamantpoeder dat met
olie vermengd op een draaiende schijf wordt
gebracht, den molerï zooals dat heet.
Zoo noodig kunnen er vier diamanten tege
lijk op geslepen worden, en terwijl de molen
met een snelheid van meer dan twee duizend
keeren in de minuut rondtolt worden de acht
en vijftig kanten, ruiten of facetten geslepen.
Toen de fotograaf de magnesiumlamp aan
flitste en een plaat belichtte, merkte de slij
per op; „Die is gauwer met zijn ruitje klaar
dan ik met het mijneen daarin had hij
gelijk. Want ondanks het snelle draaien kan
het toch nog eenigen tijd duren voor de kant
voldoende is geslepen. Dat neemt echter niet
weg dat de slijpers voortdurend naar hun
loupes grijpen om te zien of het slijpen lang
genoeg geduurd heeft, want vijf seconden slij
pen beteekent dat de molen ruim 180 keer
rond is geweest en als de slijper den diamant
te lang laat rusten op het slijpvlak is de steen
grondig bedorven. Als de symmetrie eruit is
gaat een groot gedeelte verloren om de zaak
weer in orde te krijgen.
Maar nog verantwoordelijke!' is het werk
soldeer te geven, waarin de te slijpen
vlakken uitsteken. De diamant die
namelijk geslepen moet worden is in
soldeer gevat, en het kantje dat op
den molen moet komen, steekt eruit.
De versteller maakt boven een gaspit
het soldeer warm, stopt den diamant
er zoo diep in als het noodig is, en als
de slijper met zijn werk klaar is,
maakt hij het soldeer weer warm,
haalt den diamant eruit en verstelt
hem, waarna de tweede facet geslepen
wordt. Zoo gaat het door tot acht en
vijftig keeren toe! Meestal althans.
De kleinste diamanten hebben na
tuurlijk geen acht en vijftig facetten,
maar zelfs zij die een dertigste karaat
wegen, (dat is dus een honderd vijftigste
ram) hebben nog acht en vijftig kanten. En
teentjes van' een duizendste karaat (dus een vijfde
milligram) tellen er nog drie!.... Voor den leek onbegrijpe
lijk enongelooflijk!
Deze soideerdoppen zitten op koperen stelen en dit zou van geen
beteekenis zijn, indien hier niet een interessante bijzonderheid mee
in verband stond. Hieraan ontleent namelijk het Diamantbewerkers
Koperen-Stelenfonds zijn naam, welk fonds hoofdzakelijk de tuber
culose onder de diamantbewerkers bestrijdt. Vroeger verkreeg dit
fonds zijn baten uit de opbrengst van de koperen stelen, maar nu
er tegenwoordig langs de molens vang-randen zijn geplaatst die de
wegspattende olie opvangen en dus ook 't diamantpoeder dat er in zit
is een voorname bron van inkomsten dit diamantpoederslijpsel. Het
wordt verkocht en de opbrengst is voor het Koperen Stelen Fonds.
Zelfs de jassen en de broeken van de diamantbewerkers worden ge
reinigd om eventueel diamantstof ten bate van het fonds te winnen.
En het feit dat deze moeite genomen wordt om het oogenschijnlijk
geringe gewicht aan diamantpoeder te winnen, bewijst dat de er
varing heeft geleerd dat ook poeder nog wel waarde heeft
En ten slotte komen wij dan in het hart van de fabriek: de kluis.
Gemakkelijk gaat dat niet, maar dat moet ook niet, want een kluis
heeft juist tot taak het binnenkomen zoo moeilijk mogelijk te
maken! Ik zal niet trachten onder woorden te brengen wat daar
is te zien, want ik zou zeker te kort schieten. Laat uw fantasie
werken, ongebreideld, volkomen vrij en als u cijfers wilt: neemt
een stuk papier en rekent zoo veel u wilt; in elk geval zult u toch
niet de werkelijkheid kunnen overtroeven! Inderdaad is het een
sprookjespaleis, zoo'n diamant-bewerkingsfabriek, waar de vreemde
ling zich bedrukt voelt, en waar het hem ioor de veelzijdigheid
der impressies wel moet duizelen.
Hier is het waar de tientallen geslepen diamanten keurig ver
pakt in papiertjes wachten op hun eigenaars. Op elk papiertje
staat nauwkeurig het gewicht, en andere gegevens die als het ware
het signalement van den kostbaren inhoud vormen. Zij zeggen niet
alleen „wat" er in zit, maar ook „wie", want een brillant is meer
dan een voorwerp alleen; deze brillant gevormd en geslepen, is een
levend wezen.
En als ik eenige oogenblikken later in een aparte kamer ben met
deze stukken kristal voor me op de tafel, dan word ik inderdaad
benauwd, want het is geen verbeelding dat men op mijn handen
Als ik ga verzitten kijkt men naar mijn handen en als ik
opsta kijkt men naar mijn handen.
Maar dat is heel gewoon, ik ben er van overtuigd dat het een
tweede natuur wordt van iemand die dagelijks met diamanten
omgaat en voor hen heeft te zorgen en erover waakt.
En aan den anderen kant treft het hoe nonchalant men ook
weer met de dure dingen omspringt. In een klein bakije, naast de
sigaar en wat korreltjes lood, liggen de diamantsplintertjes, of zoo
maar los op een plaatje metaal op de vensterbank. Zoo blijkt al
weer dat men de waarde niet meer ziet van datgene, waarmee men
dagelijks omgaat en ten slotte vertrouwd raakt.
Wanneer de diamanten na korter of langer in de kluis te zijn ge
weest gekocht worden, moeten zij nog worden gezet, om het mo
derne byoux te verkrijgen, dat als lijst om den diamant of den
brillant de hoogste uitwerking moet helpen bereiken.
Voordat het kleinood zijn bestemming heeft bereikt moet er nog
heel wat werk worden verricht, maar in de diamantfabriek is het
werk wel afgeloopen, en de vraag is slechts wanneer zij het gebouw
zullen verlaten om een eigenaar te zoeken, tenzij natuurlijk de
eigenaar van te voren reeds bekend was.
Roosjes, achtkanten, brillanten, diamanten, alles ligt geduldig te
wachten in gemeenschappelijk lijden in de kluis. Eigenlijk kan men
alle steenen diamanten noemen, maar 't gebruik heeft aan de roos
jes den naam diamant toegekend. Een roosje is een steen die aan de
onderzijde niet- geslepen, maar plat is, wat natuurlijk niet zoo mooi
is. Maar dat komt dan ook wel in den prijs tot uitdrukking!
Onder brillant verstaan de meesten een steen die in tegenstelling
tot het roosje ook aan de onderzijde is geslepen. Oök bij de brillant
maakt men weer onderscheid, doch dat heeft meestal betrekking op
den vorm: peer, markies (langwerpig en rechthoekig), trapeze, enz.
Wat er met die diamanten gebeurt, die door hun talrijke „onzui
vers" gedoemd zijn een andere bestemming te krijgen dan sier voor
den mensch? Die moeten zich tevreden stellen met een nuttigheids-
taak, als verwerkt te worden tot glassnijder of zelfs tot boor, maar
die hebben nu onze belangstelling niet. Ons interesseert alleen
brillanten gloed, een gloed die als het ware ook buiten de fabriek
straalt, door Amsterdam en door het land tot over de grenzen. Het
lijkt alsof deze gloed, weer toeneemt, nadat 'hij voor kort aan het
verbleeken was.
Er zijn duizenden die wenschen dab dit geen gezichtsbedrog is!
W. SCH.
prikkelenden invloed uitoe
fenen welke ons tot kooper
maakt, of als aspirant-koo-
per voor den ruit doet staan!
De steen die dus gezaagd