VELO'S zijn niet duur LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week. BIOSCOOP. ZATERDAG 9 DECEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD HET TOONEEL ENSEMBLE BOUBER.. 'T KIND VAN DE BUURVROUW. Wanneer Haarlemmers in Amsterdam too- ne-el willen zien spelen, dan gaan zij naar dien Stadsschouwburg, het Oentr,aal Theater of het Rika Hopper Theater. Maar gaan ze ook wel eens naar den Plantage Schouwburg? Vele Haarlemmers weten niet eens, waar dat oude theater staat en toch wordt daar even goed, ja dikwijls beter komedie gespeeld dan ergens anders te Amsterdam. Daar geeft Bouber met zijn ensemble zijn frisscne, gezonde volks kunst, daar zijn de Jantjes, de Zeemansvrou wen en De Jordaan gegaan, daar spelen ze mi weer nadat de Commensaal er een serie van meer dan 100 opvoeringen mocht behalen avond aan avond met groot succes ,,'t Kind van de Buurvrouw", een tooneelspel, dat Bou ber naar den Amsterdamsehen roman Arie van Johan Elsensolin heeft bewerkt. Wanneer wij een avond in dén Plantage Schouwburg zijn, gelooven wij weer in de lief de voor het tooneel bij ons volk. Daar zitten de waarachtige tooneelliefhebbers, die niet naar den schouwburg gaan om eens „n avond je uit te zijn", maar om nog eens ouderwetsch van tooneel te genieten. Men moet er tusschen het publiek in zitten om te zien, hoe zoo'n zaal meeleeft, j,a meespeelt, met wat daar op het tooneel gebeurt. Het publiek reageert er veel sterker en directer dan in een deftig thea ter, het geeft nog uiting aan zijn medelijden, zijn verontwaardiging en zijn bewondering, het gelooft nog aan het tooneel. Welk een voorrecht moet het voor de artisten zijn om voor een zoo sterk meelevende zaal te spelen! Het is bijna altijd een vreugde voor mij een voorstelling van het gezelschap Bouber bij te wonen. Volkskunst? Goed, maar dan ook vol maakt gegeven. Wie zou in ons land een vrouw uit het volk in haar liefde voor het kind met grooter verteedering en. innigheid kunnen spe len dan Aaf Bouber? Zou er één ander ge zelschap in ons land in staat zijn de sfeer van een Amsterdamse he volksbuurt zoo zuiver en raak te treffen als het gezelschap van .den Frascati-schouwburg? Men zie vooral niet met een zeker dédain op deze realistische too- neelspeelkunst neer! Ik verzeker u, dat ik die toch zoo veel komedie zie spelen op zoo'n avond waarachtig geniet van zoo zuiver, op recht en gezond spel, dat tevens zoo door en door Hollandsch is. Bouber is wel weer heel gelukkig geweest met zijn tooneelbewerking van Elsensohn's Arie. Het stuk loopt vlot en natuurlijk, is ge schreven in een van leven tintelenden dia loog en geeft zooals altijd bij Bouber een voortdurende afwisseling van den lach en de traan. Maar die afwisseling van het komische en het dramatische is bij Bouber zoo weinig opzettelijk, het komt alles zoo heel gewoon uit de situatie voort. Bouber toont telkens weer een opmerkelijk goeden kijk op het too- nel te bezitten en zijn stukken worden eer be ter dan minder, omdat Bouber zijn werk hoe langer hc-e meer van overgevoeligheid weet vrij te houden. De inhoud van 't Kina van de Buurvrouw is gauw verteld. Het huwelijk van „tante DaM en haar man Arie is kinderloos gebleven. Vooral voor tante Da is dat een groot ver driet en wanneer Rooie Lien, het ongetrouw de buurmeisje, een kindje ter wereld brengt en aan Da en Arie vraagt, of zij het in huis wil len nemen, beschouwen deze twee kinderlooze menschen dat als een geschenk uit den He mel. Maar het is geen blijvend geluk, dat hun geschonken is, want als Mientje 15 jaar is ge worden, komt de moeder in de stad terug en haalt zij langzaam het kind van haar pleeg ouders af. Dit valt de moeder niet moeilijk, omdat zij van het vele geld, dat zij nu niet be paald op eerbare wijze verdient. Mientje weel de en luxe kan geven, die het kind boven het snoepwinkeltje van tante Da en "Dij Arie, den kruier geheel moet ontberen. Langzaam maar zeker verhezen Da en Arie hun kind en dat is te vreeselijker voor hen, omdat zij heel goed inzien, dat de nieuwe omgeving voor Mientje funest zal zijn. Mientje verkiest de luxe boven de armoede, maar wanneer zij is heenge gaan, zakt Da, die zich tot het laatste toe zoo dapper heeft weten te houden, in haar snoep winkeltje in elkaar en ~wij vreezen met de 3 buurvrouwen, dat de wonde, welke Mientje tante Da heeft toegebracht, doodelijk zal zijn. Men ziet het, de inhoud is heel eenvoudig, voor het tooneel eigenlijk op het simpele af, maar toch boeit het stuk voortdurend, omdat het ook in de milieuschildering zoo vol leven is. Met welk een tooneelkennis heeft Bouber Elsensohn's roman voor de planken bewerkt. Hoe knap is bijvoorbeeld het tafereel, waarin Mientje hoort, dat niet tante Da maar Lien, de buurvrouw, haar moeder is en - hoe weet Bouber in dat tafereel een climax aan te brengen met dat tooneel, waarin Mientje Arie voor de voeten werpt," dat hij niet haar vader is. En hoe voortreffelijk heeft Bouber het con tact tusschen het snoepwinkeltje en de straat telkens weten te brengen door die drie buur vrouwen van tante Da. Hce leeft in die drie buurvrouwen het oude Amsterdam, zooals een Brederode het ons reeds schilderde Voortreffelijk wordt dit stuk door het en semble Bouber gespeeld. Hoe levend en prach tig in den volkstoon is reeds dadelijk dat eer ste tafereel, waarin wij in een aangrenzende kamer de geboorte van Mientje als het wai'e meemaken En hoe mooi en gevoelig do-et in dat drukke zenuwachtige milieu de figuur van l tante Da, die de geboorte van een kind daal' in haar onmiddellijke nabijheid als een won der ondergaat! Subliem wordt Aaf Bouber, wanneer eindelijk het kind geboren is en zij het in haar armen naar binnen draagt. Welk een wij ding in dit gebaar, weik een verteede ring in deze moederlooze vrouw, die zich een oogenblik moeder voelt! Waarlijk dat is hoo- ge kunst van Aaf Bouber. En zeer mooi sluit zich hierbij Jan van Dommelen in de rol van Arie aan. Eén brok goedheid is deze onbehol pen kruier, die van een vrouwelijke zacht heid wordt als hij staat tegenover het wonder van het pasgeboren kind. En men moet Aaf Bouber zien in het laatste tafereel, zooals zij stil en gelaten de kLeeren inpakt van Mientje. Welk een technisch mees terstukje is dat neervallen van haar, als Mientje om den hoek van de straat uit het gezicht verdwenen is Ook het volksleven is weer bij Bouber kleur rijk geschilderd. Een staal van voortreffelije ensemble-spel geeft het tafereel in de kroeg te zien, waarin elke bezoeker een levende fi guur is. Bouber heeft zich tevreden gesteld met de kleine rol van den kastelein. Joh. Vischer typeert treffend raak een man uit het volk en Anton B'urgdorffer is van hoog komische kracht als „mijnheer Ergo", die zich in zijn „ponteneur" voelt getast, omdat men de trouw van zijn vrouw verdacht heeft gemaakt. Spran kelend van leven en volkshumor zijn de drie buurvrouwen Clara Vischer, Riek Berkhout en Truus Bakker en knap gespeeld wordt ook de gehaaide Blonde Kee door Greet Ger- lach. Jeanne Hunsch-e-Verkade was de moeder van Li-en. Zij is in dit ensemble nog niet vol komen ingespeeld, maar toch trof ook zij her haaldelijk vooral in het tooneeltje met haar dochter door haar raak accent. Ten slotte de rol van Mientje. het pleeg kind. Zij werd heel zuiver gespeeld door Cissy van Bennekom. nog volkomen kind en toch steeds in den juïsten toon. Heel goed was zij ook in haar stille spel wat luisterde zij knap naar het verhaal van tante Da en overtuigend en toch beheerscht was zij in haar smart. De jonge Haarlemsche actrices maken op het tooneel een goed figuur. Een zeer sterke vertooning dus van een -goed volksstuk. Geen wonder, dat Het Kind van de Buurvrouw trekt en eiken avond su-cc-es heeft. J. B. SCHUIL. EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Vooraan in de lijst der belangrijke uit voeringen van de komende week staat w-el het Requiem van V-erdi, dat dooir de Afd. Amsterdam van de M. T. B. d. T, ge-geven zal worden. Voor mijn gevoel is dit Requiem een der aangrijpendste koorwerken die ik ken; een der weinige, die van 't -begin tot het eind spanning of ontroering wekken even ais Beethoven's Missa Solemnis dat doet. Over den stijl en vooral over de vermeende stijlfouten van beide werken is veel geschre ven en geredekaveld. Misschien zijn ze beide mij zoo lief juist omdat men er zoo weinig stijl en zooveel fouten in heeft meenen te moeten vin-den, m.a.w. omdat ze zoo afwij ken van wat de traditie geheiligd had; omdat ze zoo doorvoeld, zoo menschelijk zijn. Wanneer een geniaal kunstenaar, die tevens een groot mensch is en dat kan men toch zoowel van Verdi als van Beet hoven zeggen zijn innigste gevoelens open baart in de taal, en den vorm, die zijn in borst, zijn intuïtie en zijn meesterschap hem aanwijzen, dan moeten we niet gaan speu ren of zijn werk anders is dan wat we ge wend waren en of we dat „anders" misschien foutief moeten noemen: dan moeten we het aanvaarden zooals het is, onbevangen, on bevooroordeeld. Dat Beethoven de beteeke- nis der Miswoorden anders gevoelde dan Bach of dan Palestrina spreekt wel van zelf; en wanneer we zelfs bij Duitsehe musico logen waardeériiftg, ja bewondering vin den voor een van de Duitsehe opvatting zob afwijkende behandeling en muzikale taal als die de Italiaan Verdi in zijn Requiem heeft toegepast en gesproken, dan moeten we tot de overtuiging komen dat er in dit werk waarden zitten waarvoor de politieke of rasoverwegingen getrokken grenzen niet- bestaan. Ik wil hier nog aan toevoegen dat Verdi zijn Requiem gecomponeerd heeft in opdracht van de stad Milaan voor de herdenking van den sterfdag des Italiaanschen dichters A. Manzoni De plechtigheid had in den Dom te Milaan plaats in 1874, één jaar na den dood van Manzoni. De Huizensche uitzending van Zondag vermeldt o.a. een reeks orgelvoordrachten, waarvan een het „Kleines harmonisches Labyrinth" van Bach is. De titel van dit werkje klinkt raadselachtig. Echter is het met den „doolhof" niet zoo erg gesteld als misschien deze of gene vreezen zou. Den hoorders warden geen raadseltjes opgegeven en hij loopt geen gevaar, dat hij uit het labyrinth den weg naar buiten niet zal kunnen vinden en tenslotte door den Mino- tauras zal worden opgepeuzeld. Toch is de titel niet sl-echt gekozen; de harmonieën dalen langs allerlei zijwegen eer de defini tieve oplossing in de hoofdtoonsoort de uit gang van den doolhof dus gevonden wordt. In hetzelfde Huizensche programma komt een koraalvoorspel van Bach voor. Menig koraalvoorspel van den grooten meester zal den hoorder allicht, eerder een doolhof schijnen dan het Harmonische Labyrinth doet. De wijze waarop Bach de koraalmelo dieën behandeld heeft is verschillend: in sommige vindt men de melodie als onver- wrikbare zang cantus fïrmus aan een der stemmen discant, middenstem of bas pedaal) toebedeeld, waarbij zij dan al of niet in door pauzen gescheiden stukken ver deeld kan zijn; in andere is van de melodie een „variation amplifieatrice" gemaakt door toevoeging van versierende noten; in weer andere is de melodie rythmisch omgevormd tot thema van een fugato, waartegen dan de ongewijzigde melodie weer in grootere noten waar-den als contrapunt kan optreden enz. Ook regelrechte fuga's en canons over het begin eener koraalmelodie en koraalvaria ties (bijv. 5 var. over „Vom Himmel hoch da komm ich her") komen voor. Schweitzer wijst er op dat Bach in den loop zijner jaren hoe langer hoe meer van het zuiver kunstig- constructieve, zooals men dat ook bij zijn voorgangei's vindt, overgegaan is tot een muzikale illustratie van de beteekenis der tekstwoorden, dus van het kunstvaardige tot het ideëele. Aan den titel van de verzame ling'koralen die Bach zelf samenstelde, zou men anders geen ideëele verwachtingen kneopen, maar eerder paedagogische. Men zie slechts dien titel: „Orgelbüchlein, Worin- ne einem anfahendem Organisten Anleitung gegeben wird auff aller hand trath eïnen Choral durch zuführen, anbei auch sich im Pedal studio zu habilitiren, indem in solchen dai'inne befindlichen Choralen das Pedal ganz obligat tractir-e-t wird, Dem höchsten Gott allein zu Ehren, dem nechtsten draus sich zu belehren!" De Bachcantate, die de Deutschla-ndsender Zondag zal verbreiden, is een bruiloftscan tate, die waarschijnlijk voor de huwelijksin zegeningsplechtigheid van een predikant be stemd geweest is. Straatsburg zendt er 's avonds twee uit. Tn de eene. „Christ, der ein'ge Gottessohn is merkwaardig, de basaria „Bald zur Rechten, bald zur Linken lenkt sich mein verirrter WASCHMACHINES van at fl- 30.— WRINGMACHINES van af tl. 13El KWALITEIT LIEGT NIET NORTH ST£TE DE SIGARET MET DE GROOTSTE OMZET (Adv. Ingez. Med.) Schxitt: Bach illustreert de wankele schre- •den door groote intervalsprongen, die bij de woorden „gehe doch mein Heiland mit" plaats maken voor een alla marcia; voorts verdient vermelding het gebruik van piccolo- fluit en violino piccolo in de begeleiding van het koor. Ook in de andere, „Wie schön leuchtet der Morgenstern" (Maria blijde Boodschap) is illustreerende muziek; n.l. in de aria „Erfüllet, Ihr himmlischen, göttlichen Flammen", waar men het heen en weer flakkeren van de vlammen in de begeleiding geschilderd waar kan nemen, nog daarge laten dat ook overigens de muziek de tekst woorden met een mysterisch coloriet om geeft. We stappen nu voor ditmaal van Bach af om nog even op een ander nummer van het Huizensche Zondagsprogramma te wijzen: de Ouverture van de opera „Der Wasser- trager" van Cherubini (17601842). Wagner noemde deze Ouverture: „dichterlijke schet sen van de hoofdgedachte van het drama, naar de algemeene trekken ervan opgevat en is gedrongen eenheid en duidelijkheid muzikaal weergegeven". Zij is niet, zooals bijv. Beethoven's ,Leonore''-ouvertureeen toong-edich-t dat het drama zelf in een kort bestek weergeeft, maar een verklanking van den geest van het drama. De tonen, waar mede de inleiding aanvangt zijn van een romantische weekheid, die men bij den strengen meester Cherubini niet vaak aan treft. In deze inleiding klinken klacht en bange verwachting, in het daaropvolgende Allegro overwinning, jubel, vervulling, red ding. De ,JFaust"-Ouverture van Schumann (Huizen, Dinsdag) heeft het donkere ro mantische coloriet dat aan de werken uit Schumann's latere levensjaren eigen is. Het Requiem van Verdi gaat ook Maan dagavond: uit Hamburg. HELEN HAYES. REMBRANDT THEATER, De witte non. Van een doodeen voudig verhaaltje, waarvan het scena rio een jaar of tien reeds voor een zwij gende film heeft ge diend, heeft de Amerikaansehe re gisseur Victor Fle ming een nieuwe bewerking gecompo neerd welke in vele opzichten belang wekkend is en die door haar recht- streeksch beroep op de ontvankelijkheid van den toeschouwer tot een ieder spreekt. De intrigue is wel zoo simpel mogelijk. Angela Chiaromon-te, door Helen Hayes gespeeld, is een Italiaan- sche prinses, een nog zeer jong meisje met weinig levenservaring, maar met romantische droomen. De echtgenoot, dien haar vader voor haar heeft bestemd, heeft haar liefde niet weten te wekken en de ondertrouw met- dezen Ernesto maakt, ondanks de kerkelijke plechtigheid welke de luisterrijke ouverture is van deze film, weinig indruk op haar. Sterker schokt haar het onmiddellijk daarop volgende carnaval, een van de vele verrassende en toch goed aansluitende overgangen in de filmcompositie. Want daar maakt zij kennis met den overmoedigen luitenant-vlieger Giovannie Severi (Clark Gable), die, na bij een auto-ongeval van on- schuldigen aard het meisje te hebben ont dekt, in een Shakespeareaansche scène zijn verovering voortzet, waarbij Ernesto en de ondertrouw geheel in 't vergeetboek gera ken. Maar Papa (Lewis Stone) waakt, terwij! de bruigom op reis is, en zijn spiedende oogen zijn uit de verte getuige van den eersten kus. Gevolg: de gelieven uiteengedreven, het geen natuurlijk -tot een versterking van den liefdesband leidt. Angela verklaart voor haar va-der, dat zij Giovanni zal trouwen en loopt het huis uit, hem na. Bij den tocht om haar te achterhalen, komt haar vader bij 'n iwee- de. nu ernstiger auto-ongeluk om, zijn doch ter met de huishoudster in armoedige om standigheden achterlatend. Van Ernesto wordt niets meer vernomen. Maar Giovanni blijft zijn geliefde trouw, brengt haar versnaperingen en bloemen in haar bescheiden woning. Een huwelijk wordt door het uitbreken van den wereldoorlog. ook in deze film weer een gegeven voor boeiende effecten belet. Angela is doodelijk bedroefd, wanneer pater Saracinesca ,haar biechtvader sterk sprekende rol van den acteur Edward Arnold haar het officieele bericht van Giovanni's overlijden meldt. Als een held is hij ge sneuveld. Doodelijk bedroefd, maar wanhopig niet. Dit is een van de vele aantrekkelijkheden uit deze film: de rustige en weinig hartstoch telijke wijze, waarop Helen Hayes de toch hevige gevoelens van Angela uitdrukt. Zij maakt van dit teere wezentje een figuur, waaraan de karaktervastheid en de kordate berusting in het onvermijdelijke een bijzon dere waardigheid verleenen. Angela legt zich neer bij haar smart, of, sterker nog: zij adelt die smart door haar als motief te maken voor een leven aan de hoogste doel einden gewijd. Zij wil zich aan Christus geven: als non zal zij voor de ziel van haar gestorven geliefde nog althans iets kunnen doen. Maar de geliefde is niet gestorven. Door een trouwhartig boerengezin wordt de zwaar gewonde verpleegd. Hoeveel afwisseling biedt deze film nu weer door de aardige, humoris- tisch-idyllische tafereeltjes bij Giovanni's een voudige gastvrouw, met pal daarop de lugu bere scènes bij zijn ontsnapping uit het vijan delijk concentratie-kamp. Van de allergruwelijkste momenten uit de hel van den oorlog verhuizen wij eensklaps naar het stille heiligdom van het klooster, waar juist op het oogenblik, waarop haar ge liefde zijn vrijheid verovert, Angela zich als bruid des Heeren Iaat inzegenen, plechtig be lovend nimmer een anderen bruigom te zullen toebehooren dan Christus. Ook in dit tafereel treft weer de zuivere overeenstemming tusschen geluid en beeld; doorloopend is in dit filmwerk het musicale bestanddeel door de natuurlijke inlassching en den juisten toon bewonderenswaardig. Het tragische conflict nadert nu, waarop Giovanni, niets vermoedend, zijn geliefde zoekt en deze, reeds geheel in haar nieuwe gedachtenwereld opgaand, zich onverhoeds te genover haar aaróschen minnaar geplaatst ziet. Het slot blijft vrij van het melodramatische; met haar gevoelige beheerschtheid wijst An gela elke toenadering af en, wanneer Gio vanni bij een laatste poging om haar van het klooster afvallig te maken, haar vindt voor een crusifix, waar ze haar heilige geloften her haalt, berust ook hij met mannelijke dapper heid. De granaatscherf, welke hem hierna doodelijk treft en die aldus de gelieven gele genheid geeft tot een verzoenend slot, hun afscheid bij het sterfbed is een tot weerziens beëindigt het droevig verhaal, dat op zulk een ingetogen en toch boeiende wijze verteld wordt. Voorts de gewone dosis filmnieuws, waar aan de door Polygoon opgenomen ijstafereelen ook op de Haarlemsche ijsbaan -bijzon dere actualiteit verleenen. En een Russisch, althans Russisch uitgedost quintet stevige zangers. H. G. CANNEGIETER. CINEMA PALACE. Joan Crawford. Vrouwen-Noodlot met Joan Crawford en Cary Cooper. Deze film voert ons weer terug naar de vreeselijke oorlogsjaren, naar het front. We hooren het onheil spellende geronk van de motoren van tien tallen militaire vlieg machines in de lucht die daar hun ver nielend werk doen, we zien een snelva rend motorbootje zijn torpedo's afschieten op vijandelijke sche pen. Neergeschoten vliegtuigen vallen pijl snel naar beneden, prachtige groote schepen worden met de geheele beman ning getorpedeerd.... wéér zooveel jonge le vens afgesneden, wéér zooveel treurende ouders, kinderen, echtgenooten en verloof den. Wat in deze film ook zoo treft, is de ver wilderende invloed, die de oorlog op de jonge menschen heeft. Vooral spreekt dat zoo dui delijk üi het luchtgevecht, waar de vliegenier Richard Bogard (Cary Cooper) den zeeman Claude (Robert Young) mee neemt de lucht in. Claude is in het civielg leven een aardige vroolïjke jongen, goedhartig en zelfs kinder lijk. Maar zie hem nu eens in de lucht het machinegeweer bedienen! Rikketikketik dié is raak!dié heeft zijn bekomst ge had!Pang! wéér één...', en nóg een en nóg één!En zoo gaat hij maar door; met een verrukt gezicht, als of hij het prach tigste werk verricht, schiet hij daar achter eenvolgens ettelijke vliegmachines naar be neden. die stuk voor stuk te pletter vallen of verbranden met- allen, die daarin zijn. Geen moment maakt hij zich zijn ware bedrijf waar. Dat hij gewoon-weg aan het moorden is, dringt geen oogenblik tot hem door. hij heeft alleen maar voldoening over het groote aantal vliegtuigen, dat hij onschadelijk heeft gemaakt. De roman, die door dit alles gevlochten is, wordt door de afschuw, die door dat oorlogs gebeuren opgewekt wordt, op den achter grond gedreven. Van de liefdesgeschiedenis zal den bezoe kers niet zooveel bijblijven als van de gevech ten en de aanvallen, hoewel Joan Crawford, die rol van Diana vertolkt, uitsteken spel geeft. In het kort is de geschiedenis deze: Diana, Joan Crawford, heeft zich verloofd met Claude (Robert Young), haar jeugdvriend, den dag waarop hij met haar broer naar het front vertrekt. Na eenigen tijd bemerkt zij. dat Richard Bogards (Cary Cooper) van haar houdt en zij beantwoordt zijn gevoelens, Daarom vlucht zij en neemt dienst bij het Engelsche Roode Kruis om dicht bij Claude en haar broer te zijn. Ook Richard neemt n-u dienst. Bij een gevecht wordt Claude gewond en wordt blind, maar het is hem of hij nu beter ziet dan voorheen. Hij weet nu, dat Diana meer van Richard dan van hem houdt, maar hem toch trouw blijft. Maar hij wil vóór alles haar geluk, hij offert zich daar om op en volvoert, blind als hij is, een ge vaarlijke opdracht, die Richard op zich ge nomen had, voordat Richard het doel kon bereiken. Hij vindt daarbij den dood. Het is een mooie aangrijpende film, die een felle haat tegen den oorlog en al wat er mee verband houdt in je levendig houdt. Op het tooneel geeft Fred Roner „Weensch speelkaar tengenie" zooals hij op het programma staat aangekondigd, mooie en onbegrijpelijke staal tjes van zijn zeer ongewoon kunnen. Paramount, Polygoon en een Max Fleischer voltooien het programma. LUXOR-THEATER. Een vrije opvoeding, met Norma Shearer, Lionel Barrymore en Clark Gable. Clark Gable, de man met de zware, donkere wenkbrauwen en het forsche gelaat, is in gangster-films als bendeleider thuis. Trek hem een smoking aan, zet hem in een rooke- rig speelhol a!s eigenaar van dat etablisse menten hij is in zijn sas. Zooals in Dance. Fools, dance, en in A free Soul, een vrije Opvoeding. Trek hem een pak van een geestelijke aan. en de film is tot mislukking gedoemd (Polly van het Circus). In deze rolprent, een vrije opvoeding gaat het tusschen Lionel Barrymore, een scherp zinnig advocaat, maar volkomen aan den drank, zijn dochter Norma Shearer, die een. verhouding heeft met een bendeleider, en Clark Gable als die bendeleider. Vader en dochter zien van elkaar, dat de ander op den verkeerden weg is en om de andere partij te redden besluiten zij respect, den drank en den schurk op te geven. Drie maanden hou den zij het vol, dan valt de vader terug en Norma, die overal uitgestooten wordt, zoekt Gable weer op. Deze beleedigt haar en zij ziet haar fout dan zelf in. Haar vroegere verloofde, een fijn-voelend mensch, doodt den bende leider dan en wordt voor het gerecht gevoerd. In een geweldig pleidooi, zijn laatste, weet de vader den jongen man vrij te krijgen, daarbij zichzelf niet sparend. Dit pleidooi is wel het hoogtepunt van de film, waarin Lionel Barrymore zich vrij kan laten gaan. Voor het overige is de film uit de periode, dat de dialoog het voornaamste werd geacht. Er wordt gepraat van het begin tot het einde en de tekst is dan ook niet van het doek af. Na de ineenstorting van den vader na den proeftijd komt er ineens meer span ning in de film, die met het gebruikelijke en in dit geval wel wat onverwachte happy end besluit: een moordenaar, die vrij uit gaat, wel, daarvoor is een jury noodig, die wij hier niet kennen. Norma Shearer draagt haar af en toe wat gewaagde japonnen met gratie en ziet tevens kans een aan nemelijke vertolking van haar „vrije" rol te geven. Leslie Howard is de verloofde en hij is de zoetsappigheid zelve. Gable is forseh en brutaal, juist het type, als boven ge schetst, voor die rol. Norma Shearer. Uit het voorprogramma noemen wij een. buitengewoon goed geslaagde film van 5 parterre-acrobaten, waarbij op gelukkige wijze van het langzaamwerkend apparaat is sebruik gemaakt. Voorts is er een Scrappy ieekenfilmpje, waarin een bas op alle manie ren be- en mishandeld wordt, en een komi sche twee-acter met Bert Roach, die in den nacht de zonderlingste avonturen beleeft in zijn eigen huis, omdat een berucht moorde naar uit de gevangenis ontsnapt zou zijn, tdien de heele familie in het huis verborgen .waant. Tenslotte geeft Orion Profilti zeer .fraaie opnemingen van den winter: meeuwen in den Haag en het bevroren IJselmeer; verder -paardenrennen, de Post jager, enz. (Adv. Ingez. Med.) DE CRISISTENTOONSTELLING „KUNST S. O. S.". DE LAATSTE WEEK. De kunstenaars hebben het moeilijk in dezen tijd; dat- is van algemeene bekendheid. De plaatselijke vereeniging „Kunst zij ons Doel" heeft daarom een poging gedaan, om door middel van een tentoonstelling, die thans onder den naam „Crisistentoonstelling Kunst- S. O. S." reeds eenigen tijd in het Frans Halsmuseum gehouden wordt, de aan dacht te vestigen op de werken van kunste naars uit Haarlem en omstreken. Deze po ging heeft tot nu toe veel succes gehad. Wij hebben reeds eenige malen melding kunnen maken van het feit, dat een vrij groot aantal der geëxposeerde werken een kooper had gevonden. Des Zondags is tot nu toe steeds, als bijzon dere attractie, een muzikale matinée op de tentoonstelling gegeven, waarvoor veel be langstelling werd getoond. Voor a.s. Zondag heeft het comité zich de medewerking weten te verzekeren van Jos. de Clerck en Felix de Nobel. De prijzen die besteed kunnen worden zijn beperkt; zij varieeren tusschen f 10 en f 100. Misschien is het bij het publiek nog niet al-gemeen bekend, dat men zich op deze ten toonstelling ook in overleg met de verkoo- pers „op gemakkelijke voorwaarden" het bezit van een kunstwerk kan verzekeren. Ook kan men betalen „in natura", een winkelier kan bijvoorbeeld een artikel uit zijn zaak rui len tegen een schilderij. Uit deze bijzondere voorwaarden blijkt wel, hoe moeilijk menig kunstenaar en menig kunstenaarsgezin het in dezen crisistijd heb ben. Nu de tentoonstelling „Kunst S. O. S." haar laatste week ingaat (zij duurt nog tot 17 December), willen wij dan ook nog eens de bijzondere aandacht onzer stadgenooten ves tigen op de collectie werken (schilderijen, aquarellen, teekeningen, pastellen, grafische kunst en beeldhouwwerken) van kunstenaars uit Haarlem en omstreken, die in het Frans Halsmuseum te zien en let wèl! te kóóp zijn. Van de opbrengst der verkochte werken wordt. 10 pet. afgehouden voor bestrijding der onkosten: terwijl van het restant 20 pet. zal worden afgedragen aan „Kunst zij ons Doel", 15 pet. aan het hoofdcomité en 65 pet. ver deeld zal worden onder ae inzenders.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9