Een Meisje en een Man
GRATIS ERWTENSOEP VOOR HET SPOORWEGPERSONEEL, dat buiten moet werken. Tijden* de
vorstperiode wordt het locomotief- en treinpersoneel en het personeel, belast met den rangeerdienst
gratis van erwtensoep voorzien en ook aan de controle is het de mooiste afwisseling van den dag.
HET PONTVEER dat den dienst onderhoudt tusschen
Kapelle a. d. IJssel en Ouderkerk is Vrijdagochtend
uit de vaart genomen, De overtocht geschiedt thans
per fiets en te voet.
MEER DAN ÉÉN MILLIOEN LEVENSMIDDELEN-BONS worden door de .Winterhilfe" van Groot
Berlijn dezer dagen uitgegeven aan de behoeftigen. Elke bon heeft de waarde van een Mark.
IN VERBAND MET DEN EISCH IN HET RIJKSDAG
BRANDPROCES staat het Duitsche consulaat aan de
Weteringschans te Amsterdam onder extra-politie
bewaking.
NU DE GOUWZEE ÉÉN GROOTE IJSVLAKTE IS, wordt de verbinding tusschen Marken en het
vasteland geregeld door sleden onderhouden. In Monnikendam komen de eilandbewoners aardap
pelen en andere levensbehoeften halen, om deze per slede naar hun woning te brengen.
DE VOORBEREIDING» voor den EHslederlochl gaf Vrijdag In Laeuwardsn allerlei drukte. De rijder MEER DAN 9000 VERSCHILLENDE SOORTEN SPEELGOED worden op het oogenblik In de Kamer van Koophandel te Londen tentoongesteld. - Deze
Jongert, die algemeen als favoriet geldt, bezig met het controleeren van zijn schaatsen. werden door het personeel der Departementen en de Posterijen geschonken ter herinnering aan hun in den oorlog gevallen collega's. Na afloop der
tentoonstelling wordt het speelgoed aan zeventig Engelsche ziekenhuizen en kindertehuizen geschonken.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
CURTIS YORKE.
(Nadruk Verboden).
4)
m.
Een paar dagen later, zag Christian Cun-
ninghame, terwijl zij haar oogen met de hand
tegen de stralen der ondergaande zon be
schermde. Warwick's groote. breedgeschou
derde gestalte, de helling links van den zaag
molen beklimmen.
„Goeden avond, juffrouw Cunninghame".
sprak hij. toen hij dicht genoeg genaderd
was, om zich verstaanbaar te kunnen maken.
„Kan ik u een oogenblik spreken?"
„Zeker", antwoordde ze rustig.
Ze stond naast de deur van haar blokhut,
maar vroeg hem niet binnen te komen. En
hij wist en voelde weer duidelijk, dat zijn
aanwezigheid niet gewenscht was. Toen hij
haar van zoo dichtbij zag, vond hij haar toch
onmiskenbaar knap, maar op dit oogenblik
was er een harde uitdrukking op haar gelaat.
„En. meneer Warwick", zei ze na eenige
minuten stilte, „wat hebt u mij te zeggen?"
,,'t Is ik zou u over de mijnen willen
spreken".
„Welke mijnen?"
„Onze mijnen, de Carolay en de Barnethan",
was 't stuursche antwoord. ..Zoover ik begrijp,
werkt u in de Carolay met een vrij arme
ader".
„En verder?" vroeg ze trotsch, toen hij
zweeg.
„Ook heb ik, tot mijn spijt gehoord", ging
hij voort, „dat uw voornaamste ader in mijn
bezitting weer te voorschijn is gekomen". Weer
.wachtte lf'
„Ja?" klonk het hooghartig.
Hij maakte een ongeduldige beweging.
„Nu", hernam hij, „och, ik weet niet hoe 't
te zeggen, maar zouden we niet tot een schik
king kunnen komen?"
Ze viel hem in de rede. „Dank u zeer. maar
op 't oogenblik is 't mij onmogelijk, een pas
send bod op uw bezitting te doen".
„U begrijpt mij heelemaal verkeerd", viel
hij uit, het voorhoofd fronsend. „Dat was
mijn bedoeling niet ik dacht Hij hield
op en aarzelde.
Een glimp van een lach zweefde een oogen
blik om de lippen van 't meisje toen onder
drukte zij die stroef.
„Weet u wel zeker, wat u meent?" vroeg ze
langzaam.
Hij antwoordde niet dadelijk, want in weer
wil van den onderdrukten lach, was er iets
in haar oogen, wat hem aangenaam aandeed.
Plotseling klonk het bruusk: „Mag ik vragen,
voor welken prijs u 't land hadt willen
kóopen?"
„Neen, meneer Warwick, dat mag u niet."
Uw manieren zijn vrij lomp, maar ik vermoed,
dat u mij 't wilt aanbieden tegen mijn eigen
prijs?"
Hij maakte een instemmend gebaar.
„Dat dacht ik wel", voegde ze hem blozend
toe. „Het is ongetwijfeld heel vriendelijk van
u, maar ik zou er niet over denken, mij tot
schuldenaar van een volkomen vreemde te
maken. U hebt de mijn en vermoedelijk zult
u haar exploiteeren. Ik heb noch 't recht,
noch de wensch, daar bezwaar tegen te
maken".
„Maar U zelf", zei hij onwillig. „Uw
mijn"
,,'t Is heel vriendelijk van u", viel ze hem
koud in de rede, „maar u hoeft over mij geen
zorg te hebben. Ik heb alle reden te gelooven.
dat de ader waar momenteel aan gewerkt
wordt en die in een geheel andere richting
loopt, even waardevol, zoo niet rijker zal blij
ken te zijn, dan de eerste ader".
Dit was niet geheel volgens de waarheid,
maar de koppige bezitster van Carolay was
niet in een stemming om nauwkeurig haar
woorden te zoeken.
„Ik vrees, dat ik 't niet met u eens ben",
besloot hij openhartig. „Waarom handhaaft
u deze vreemde houding? Het zou veel beter
zijn, als we tot een vriendschappelijke over
eenkomst kwamen".
„Hebt u er iets op tegen, dit onderwerp te
laten rusten?" hernam ze met een onuit
sprekelijk gebaar van verveling. „Het inte
resseert mij werkelijk niet".
Hij keek haar strak aan.
,.U bent boos", zei hij, „en net als alle vrou
wen, die boos zijn, bent u onbillijk en onver
standig. Ik neem 't u niet kwalijk, maar ik
had geen flauw idee toen ik de Barnethan
claim kocht, dat ik inbreuk maakte op een
andermans rechten, nog erger, op de rechten
van een jong meisje. Ik wou, dat u erin toe
stemde een regeling te
„Dank u", viel ze hem in de rede. „er is
voor u geen reden tot vriendelijke overwe
gingen. Ik kan mijn zaken zelf heel goed be
hartigen, zooals ik tot nu toe altijd gedaan
heb. Natuurlijk", voegde zij er aan toe, met
een plotselinge flits in haar donkere oogen,
„zijn er verschillende opvattingen over de
rechtvaardigheid van 't koopen van een
claim, die direct grenst aan de voorposten
van iemand anders eigendom. Maar zooals ik
al gezegd heb, ik wil er niet meer over spre
ken. Neemt u 't mij niet kwalijk, maar ik heb
't vanmiddag erg druk".
En met een stijven knik keerde zij zich om
en ging naar binnen, terwijl Warwick achter
bleef, niet heel zeker, of hij erg boos, dan wel
geamuseerd was.
Warwich liep weg ten prooi aan tegenstrij
dige aandoeningen. „Kleine heethoofd", mom
pelde hij. „Wat een trotsche houding; dan
moet 't maar oorlog tusschen ons zijn!"
Christian had 't zelfde besloten, maar hoe
dan ook. 't had haar werkelijk een schok ge
geven, dat de veelbesproken en langverwachte
vijand zoo'n uitgesproken persoonlijkheid bleek
te zijn en zoo'n prettig iemand, in ieder op
zicht.
Gaddy was blijkbaar onder den indruk van
den nieuwgekomene en Gaddy was iemgpd,
met wien rekening gehouden moest worden.
Christian had een vast vertrouwen in zijn
oordeel over menschen en dingen.
Zij woelde en draaide in haar bed, terwijl de
maan in een zilveren lichtstreep schuin over
haar kussen scheen. Ze sloot de oogen en
opende ze weer, totdat ze op 't laatst alle po
gingen om te slapen, opgaf en van ganscher
harte wenschte, dat die vreemde man nooit
naar Barnethan gekomen was.
Ongeveer een week, of tien dagen later reed
ze van 't kleine plaatsje Kilcorran, waar ze
haar bankrekening had, naar huis terug,
't Was een betrokken, sombere, haast zwoele
dag geweest, en toen ze van 't bosch uit de
prairie bereikte, deed 't gerommel van een
snel naderend onweer haar terugdeizen en
verbleeken, want onverschrokken jonge vrouw,
als ze zich in de meeste gevallen toonde, was
ze werkelijk bang in 't vooruitzicht van een
donderbui.
De half-getemde merrie, die ze bereed, be
viel de situatie nog minder dan haar mees
teres, en na de eerste felle bliksemstraal, legde
zij den kop met een angstig gehinnik tusschen
de voorbeenen en ging er in een dollen galop
van door.
Christian greep de teugels vaster en trok
uit alle macht, doch zonder resultaat. Betsie's
bek scheen van ijzer te zijn. Het was nu haast
zoo donker als midden in den nacht, de blik
sem verscheurde de duisternis de donder
rommelde en Betsy holde als een storm
wind.
Plotseling braken de teugels en Christian
wist, dat dit het einde beteekende. Ze zette
haar tanden op elkaar, op 't ergste voorbe
reid. Nog een felle bliksemstraal, nog een
ratelende donderslag en Betsy sloeg de bee-
nen in de lucht en maakte, na haar berijd
ster te hebben afgeworpen, dat ze thuiskwam.
Gedurende eenige minuten was Christian
bewusteloos, doch toen drong het tot haar
door, dat iemand haar hoofd optilde en een
poging deed haar kraag los te maken. Met
moeite ging ze zitten en streek zich 't haar
uit de oogen. „Als ?.t H blieft niet", hijgde ze,1
toen een handvol water in haar gezicht te
recht kwam. „Niet doen ik ik mankeer
niets. Maar een knetterende donderslag deed
haar 't gezicht bevend in de handen ver
bergen.
„Blijf liever rustig", zei een kalme mannen
stem. „Er is werkelijk geen gevaar".
Christian kwam moeizaam overeind want
de stem was die van Warwick.
„Dank u", hernam ze zenuwachtig, ,,'t Is
heel vriendelijk van u. In een oogenblikje ben
ik weer in orde, maar o, ga als 't u blieft niet
weg. Als u eens wist wat een vreeselijke laf
aard ik bij een donderbui ben".
„Ik ga niet weg", antwoordde Warwick
koel. „Ik speur alleen naar uw merrie. We heb
ben 't ergste weer achter den rug. Houdt u
flink en laat ik u onder dak brengen, voor de
regen komt". Terwijl hij sprak, trok hij haar
arm door de zijne en liep naar 't bouwvallige
hutje, dat 'n vijftig meter van den weg af
stond.
,,'t Is een vuil hok", verklaarde hij, bukkend
om door de lage deuropening te gaan, „maar
't is hier beter dan buiten".
Ze waren juist op tijd, want de regen begon
in stroomen te vallen.
„Ik hoop, dat u niet gewond bent?" vroeg
Warwick met een stem, die hoewel beleefd,
toch onverschillig klonk.
„O neen", antwoordde ze. „Ik ben u heel
dankbaar. Ik had niet geweten, wat te doen,
als u niet gekomen was", voegde ze er stroef
aan toe.
Het was niet aangenaam, iets, hoe weinig
dan ook, te danken te hebben aan den man,
jegens wien haar gevoelens zoo bitter en zoo
weinig vergevingsgezind waren. En dat hij
zoo'n beleedigende onverschilligheid voor haar
vijandigheid toonde, was haar ondragelijk.
Wat leek hij groot en krachtig, zooals hij daar
stond, leunend in de smalle deuropening! Hij
zag er uit, of hij zich verveelde en wierp
meer dan eens in 't stille kwartiertje, dat
volgde, een blik op zijn horloge.
(Wordt vervolgd).»