HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor SOct. Radiomuziek der week. ZATERDAG 16 DECEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 9 HET TOONEEL FRITS SCHINKEL. Veertig jaar tooneeldiletfant. „Veertig jaar? Onmogelijk! Hij is toch niet op zijn vijfde jaar al begonnen met komedie spelen?".... Dat was mijn eerste reactie op de mededeeling, dat Frits Schiiikel bij de Vereeniglng Cremer zijn veertig-jarig tooneel- jubileum zou vieren. Wanneer men hem in den schouwburg ontmoet,altijd even levendig, kwiek en jong, tot in de puntjes „verzorgd" kan men zich moeilijk voorstellen, dat hij reeds 40 tooneeljaren achter den rug heeft. Schinkel schijnt de eeuwige jeugd te bezit ten; hij is al die jaren, dat ik hem ken en dat is nu al ongeveer een kwart eeuw dezelfde gebleven en je zoudt hem met zijn jeugdig gezicht met het kokette, kleine zwarte snorretje eerder indeelen bij de jeunes pre miers dan bij de pères nobles. En toch, het is een feit: Frits Schinkel kreeg in November 1893 zijn eerste rol die van Meerfeld in Rosier Faassen's De Hond van den Tuinman en hij speelt dus nu reeds 40 jaar komedie. En dit jubileum lijkt mij belangrijk genoeg toe, vooral ook wegens de plaats, welke Schin kel in de Haarlemsche dilettanten-wereld inneemt om in deze rubriek er een artikel aan te wijden. Schinkel behoort niet tot de spelers, die. zoodra zij opkomen, de aandacht trekken en het tooneel vullen. Hij is ook niet de sterke karakterspeler, die geheel in de huid van een ander weet te kruipen en zichzelf volkomen weg kan spelen. Een „uitblinkend" acteur zou ik hem moeilijk kunnen noemen. Maar toch is hij voor elk ensemble een zeer waardevolle kracht, omdat hij op de planken een routine medebrengt als weinig anderen en altijd weer met den meesten ernst zijn rollen vervult. Hij is door zijn gemakkelijkheid van spe len en zijn vlotheid een dilettant op wien de regisseur en de medespelenden altijd met vertrouwen aan kunnen. Schinkel zal mis schien soms meer nog door zijn omgeving op de planken dan door het publiek in de zaal op zijn juiste waarde worden geschat. Hij is iemand met wien het prettig samenwerken is, omdat men weet. dat hij zelfs in de moei lijkste situaties zijn medespelenden niet «n den steek zal laten. Hij is op het tooneel vol komen thuis. Man van goeden gedistïngeerden smaak zal hij op het tooneel eerder te gereserveerd dan te uitbundig zijn. Bruisend van tempera ment is zijn spel niet, maar wat een groot voordeel is voor pathos of valsch gevoel be hoeven wij bij Schinkel nog minder bang te zijn. Wij kunnen dan ook wel zeggen.dat hij zelden of nooit 'n rol „bedorven" heeft en dat is geen geringe verdienste. Schinkel is iemand met een goeden kijk op het tooneel. Jaren lang zeer bevriend met wij len Van Schoonhoven heeft hij van dezen ac teur van de oude romantische school veel ge leerd, al heeft hij dan ook van hem wij mogen wel zeggen gelukkig niet het breede romantische gebaar overgenomen. Als kenner van het tooneel staat Schinkel bo ven velen van zijn omgeving en dat is dan ook de reden, waarom men hem dikwijls bij vereenigïngen zoowel te Amsterdam als te Haarlem en zelfs te Gouda de regie heeft opgedragen. Zoo is hij eenige jaren de lei der van Cremer geweest en uit dien tijd her inner ik mij opvoeringen zooals van Phyllis, Roeping, Mésalliance en De Zedelijk heidsdictator die van werkelijk zeer goede regie getuigenis aflegden. Nog altijd staat hij Henk Bakker, die thans de artistieke leiding van Cremer heeft, ter zijde en ik weet dat Bakker deze hulp op zeer hoogen prijs stelt. Want Schinkel is een alleraangenaamst mensch om mee samen te werken. Een pret tig speler en tegelijk een prettig confrater. Wanneer alle dilettanten eens zoo waren als de heer Schinkel, hoe veel minder jalouzie zou er dan zijn in de dilettanten-wereld, die bij de echte artistenwereld niet onder doet in het aankweeken van het woekerplantje van de „kift". Schinkel weet niet wat „roddelen" is. Hij is er te bescliaafd voor. Hij speelt ko medie louter en alleen uit liefde voor de fcpo- neelspeelkunst; van kuren en grillen weet hij niet. Hij zal genoegen nemen met elke rol, die de regie hem opdraagt, zonder te vragen, of de rol groot is of klein. Daarmee geeft hij een voorbeeld aan alle andere dilettanten. En eenmaal een rol aangenomen, geeft hij er de volle 100 procent van zijn kunnen aan. Be scheiden is Schinkel als mensch, bescheiden is hij ook als speler. Hij zal zich nooit op den voorgrond dringen; dikwijls is hij als acteur zelfs wel eens wat tè ingetogen. Maar dat hij een prettig tegenspeler is, zullen allen, die met hem op de planken hebben gestaan, ze ker volgaarne getuigen. Wat al rollen heeft Schinkel in deze 40 jaren niet gespeeld. Dat zijn groote routine ook in de artistenwereld gewaardeerd werd. bew:jst wel zijn medewerwking aan de af- scheïdstournee van mevrouw Mann-Bouw meester, op welke tournee hij in Het Kind ver de Liefde den Prins Batave speelde En hij deed dat zooals wij van dezen dilettant met zijn groot enthousiasme voor het tooneel en zijn bewondering voor me vrouw Mann mochten verwachten ge heel belangeloos. Van zijn routine gaf hij ook een kranig bewijs, toen hij eens Eduard Verkade uit een groote moeilijkheid hielp door bij een voorstelling van Het Kind van Staat te Utrecht zonder eenige repetitie met Verkade's ensemble de rol van Arlington, den Engelschen gezant, welke hij voor Cremer pas in studie had, op te nemen. Met mevrouw Van Eysden speelde hy indertijd in Tilly, een Oostenrijksch blijspel, welk stuk tevens het debuut werd van Corry Nagtegaal, die later zangeres is geworden en thans nog zingt on der den naam van Corry Nera. Zijn mooiste herinneringen zal Schinkel zeker wel bewaren aan den tijd, toen hij in de Haagsche club „Fritomya" o.a. met Mien Schmidt Crans speelde onder regie van mej. W. Wessels en hij er de jeune- premierrollen met succes vervulde. Van dien tijd, toen wij samen in „Bataille de Dames1 in het Kurhaus te Scheveningen optraden herinner je je nog, Schinkel, dat ellendige orkest-tooneel met al die kleine trapjes? dagteekent ook onze kennismaking en ik zie hem nog nu al weer 25 jaar geleden als Henri de Flavigneul, de ideale rol voor den jeune premier. Hoe dikwijls heb ik Schinkel na dien tijd niet op de planken gezien en hoe veel goed gespeelde rollen wai'en daar bij! Ik denk aan zijn Huib Lona in Roeping van mevrouw Ammers-Kuilers, aan zijn dokter in „Fe- mina", zijn Henk van Weelderen in mijn „Hessalliance" en zijn verliefden vrijgezel in „Hanengevecht" van Scheffer, een van zijn beste rollen zijn levendig gespeelden „Moor" in Henk Bakker's „Duistere Gast", zijn dokter Gideon Terhole in Gideon en de Waarheid, zijn uitstekenden nydassigen ouwen heer in „De Liefde slaapt", zijn detec tive Johnson in „De Ridder van de Kouse band''. En ook herinner ik mij, dat hij in dertijd bij de opvoering van Bernard Can ter's Poppenkast in het openluchttheater van mevrouw GrothaTwiss met vele leden van de H.T.C. medewerkte en hoe de door hem in de rol van Hidalgo met Ita Mees gedanste pavane, toen tot de meest succes volle momenten der voorstelling behoorde. In Bakker's Ramon Tamello zal Schinkel op Dinsdag 19 December bij Cremer zijn veertig-jarig tooneel jubileum vieren. Hij verdient het ten volle om dien avond eens extra in de bloemetjes te worden gezet, want hij is een van de sympathiekste dilettanten die ik ken, iemand die speelt niet uit ijdel- heid of om persoonlijk succes, maar enkel uit waarachtige, groote liefde voor het tooneel J. B. SCHUIL. Philomène Van Kerckhoven-Jonkers. t Het bericht van het overlijden van Philo mène van KerckhovenJonkers zal de jon geren onder ons misschien weinig zeggen,maar het zal de ouderen, die zich nog den glorie tijd der „Rotterdammers" herinneren, sterk hebben getroffen. Mevrouw Van Kerckhoven Jonkers de moeder van Stan van Kerck hoven Jr. heeft tegelijk met Alida Tartaud en Marie van EysdenVink triomfen ge vierd bij Het Rotterdamsch Tooneelgezel- schap. eerst onder Le Gras en Haspels en la ter onder Van Eysden en zij was in den tijd, toen het Rotterdamsche publiek zich nog voor het tooneel interesseerde, in de Maasstad zeer populair. Ik herinner mij nog, hoe heel Rotterdam meeleefde met den strijd tusschen Philomène van KerckhovenJonkers en haar directeur van Eysden en de vraag, of zij al of niet naar België zou terugkeeren, de Rotterdammers in hevige spanning hield. Ja, toen leefden de Rotterdammers nog mee met hun tooneelartisten, zooals zij het nu doen met Lagendaal en de voetballers. Carel van Hees vertelde mij daar onlangs weer eens van en hij haalde nog als een van zijn merkwaardigste herinneringen uit dien goeden ouden tijd dien gedenkwaardigen avond op, toen mevrouw Van Kerckhoven be sloot niet heen te gaan. Het stond zoo goed als vast, dat zij met haar man den voor- treffelijken karakterspeler, die eenige maan den geleden gestorven is Rotterdam zou verlaten, maar in de pauze van haar benefiet voorstelling wist de heer de Monchy haar over te halen om weer contract te teekenen voor Rotterdam. Toen het scherm opging kwam Philomène op het tooneel, liep tot vlak voor het voetlicht, spreidde haar armen breed uit en riep met haar Vlaamsch accent: „Lieve menschen, iek blèf!" Nooit, zoo zei Van Hees, zal ik het gejube. van de stampvolle zaal na die woorden vergeten. Er waren da-mes, die gewoonweg zaten te huilen. Men wuifde met zakdoeken, schreeuwde: hoera! Leve Philo mène!", het was een enthousiasme, zooals ik bijna nooit nog had meegemaakt. Zoo leefden de Rotterdammers toen mee met alles, wat het tooneel betrof!' Die tijd ligt al ver achter ons. maar daar om zijn wij en vooral de ouderen me vrouw Vah KerckhovenJonkers nog niet vergeten. Zij was na Catherina Beersman als een der beste vertegenwoordigers der Vla mingen in ons land gekomen en haar VI a ani se he accent heeft zij altijd evenals Cathe rina Beersman behouden. Zij had haar figuur voor het tooneel niet mee zij was klein en wat ineengedrongen maar zij bezat, wat de Fransclien noemen een „tem pérament excessif". Zij kon de planken, waarop zij stond, doen schroeien met haar brandend spel en zij heeft in haar Rotter- damschen tijd prachtige dingen gedaan. Ik heb nooit een beterev en inniger Hanna in Multatuli's Vorstenschool gezien dan zij. Ik zag haar in die rol toen ik nog kind was. met Derk Haspels als koning George, Jaap Has pels als Van Huisden, Catharina Beersman als Koningin Louise, Chrispijn als Sperides en Henri de Vries als Herman. Welk een be zetting! En later zag ik van haar die fel- levende Blanchette in het stuk van Brieux. Ook herinner ik haar nog in de zoo verma kelijke rol van Temia in Multatuli's Aleid, de zij zoo levendig en met geestig aplomb speelde. En voortreffelijk moet zij ook ge weest zijn als Pierrot in de bekende panto mime De verloren Zoon, maar dit was voor den tijd. dat ik het tooneel bezocht. Rotterdam heeft toch later de Van Kerck- hovens aan België moeten afstaan, maar lang hebben zij het er toen niet uitgehouden. Zoodra Royaards hen naar Nederland terug riep, kwamen zij weer in ons land. Bij Royaards speelden zij o.a. Kitty Warren in Mevrouw Warren's Bedrijf en nooit is deze vulgaire vrouw misschien sterker en impul siever gespeeld dan door mevrouw Van (Adv. Ingez. Med.) Kerckhoven. Zij liet zelfs Rosa Bertens en Tilla Durieux in deze rol achter zich. Het was praehtig-menschelijk en brandend van temperament. Later heb ik mevrouw Van Kerckhoven nog eens zoo in haar volle kracht gezien en wel als de weduwe Guichard in „Monsieur Alphonse" van Alex. Dumas, welke rol zij speelde bij de Tooneelvereeni- ging onder Herman Heijermans. Zij speelde die tot mevrouw en weduwe gebormbar- deerde hotel-meid met verrukkelijken hu mor en gaf er zeldzame kleur aan. Kort daarna is zij met haar man naar België vertrokken en toen voor goed. Zij voerde er eenige jaren de directie over een volksschouwburg te Antwerpen en later te Brussel en keerde niet meer naar Nederland terug. Maar wij blijven ons met dankbare erkentelijkheid deze ras-actrice, die met Catherina Beersman, Hubert la Roche, Jules Verstraete en Magda Janssens tot de groot ste representanten van het Vlaamsche too neel in Nederland heeft behoord, herinneren en het leek mij plicht om haar en haar groote kunst bij haar dood in deze rubriek te herdenken. J. B. SCHUIL. CEZELSCHAP VAN JESSNER NINA. Na Kabale und Liebe en Heimat is Jessner thans met Nina van Bruno Frank gekomen, het blijspel, dat wij als De Lieveling van het Publiek eerst van het Rotterdamsch Hofstad Tooneel en later van Het Nieuwe Tooneel, beide keeren met Fientje de la Mar in de hoofdrol hebben gezien. Na het drama dus het „Lustspiel" en in beide genres toont Leopold Jessner zich als regisseur een meester. Weten de Haarlemmers wel, welk een supe rieur Duitseh gezelschap wij op het oogenblik in ons land hebben en tot welke „Leistungen" om het even in het Duitseh te mogen zeg gen deze artisten onder de regie van dezen beroemden spelleider in staat zijn? Naai' de leege zaal van gisteren te oordeelen, zou ik zeggen van neen. Maar dan zou ik toch alle werkelijke liefhebbers van het tooneel willen raden om Zondagmiddag, wanneer dit gezel schap hier weer in onzen Stadsschouwburg met Nina komt, deze verrukkelijk geestige en fijn afgestemde voorstelling, welke het blijspel van Frank op een zeer hoog niveau brengt, te gaan zien. Want dat is het zeldzame van den groot-en kunstenaar, die Jessner is. dat hij het werk adelt met zijn geest. Dit trof ons wel heel sterk in dit blijspel, dat ons pas in toch waarlijk niet slechte ver tooningen werd gegeven. Was het in deze Duitsche opvoering niet, of het een heel ander stuk werd? Hoeveel verfijnder werd alles, hoe veel meer ook verdiepte Jessner het! Wat in de Hollandsche vertooning enkel een grappig jeval was, werd hier een wel licht en speelsch behandeld maar au fond toch zuiver gesteld, menschelïjk probleem. Niet de uiterlijke tegen stelling tusschen Nina Gallas, de filmdiva en haar „doublé", Trude Mielitz werd hier hoofd zaak, maar de liefde van Nina voor haar man, een liefde, die voor haar iets heiligs is en waar voor zij alles wil offeren: roem, eer en succes. En welk een voorrecht, heel den avond een zoo superieure kunstenares als Lydia E'usch op het tooneel te mogen zien. Een actrice die beschikt over een volmaakte techniek, en zeld zaam raffinement, maar tegelijk van een zoo groote innigheid, dat men aan techniek niet meer denkt. Zij gaf in deze Nina allereerst de liefhebbende vrouw en zij deed dit met zulk een noblesse, zoo zuiver en waarachtig, dat zij zelfs in dit lichte spel wist te ontroeren. Welk een expressie in dat gezicht. Men zie de glans van verheerlijking die over haar komt, als zij voor de piano zit en zingt voor dien man, dien zij liefheeft. Dat was subliem. Hoe prachtig is telkens dat handen®pel van Lydia Busch! En hoe verwonderlijk knap en heerlijk geestig is dat korte scenetje, wanneer Trude Mielitz aan het slot terugkomt als de gepolijste film diva, waaraan alles „Mache" en gemaniëreerd heid is. Wij hebben Fientje de la Mar indertijd hartelijk gewaardeerd in deze dubbelrol. Fien tje de la Mar speelde Nina en Trude Mielitz gul en spontaan, maar nu zagen wij hoe rnet meer raffinement, verfijning en innerlijke zoo' wel als uiterlijke distinctie deze 2 rollen op een nog veel hooger niveau kunnen worden gebracht. Zulk spel zouden wij de hoogeschool van tooneelspeelkunst kunnen noemen. Lydia Busch beheerscht met haar aldoor boeiend, prachtig spel heel den avond het tooneel. maar zij werd daarbij voortreffelijk gesteund door het ensemble van Jessner. Want dat is het bewonderenswaardige van Jessners regie, dat hij het spel der anderen volkomen instelt op dat van de ster. Hoeveel meer kwam de rol van dokter Stefan Breuer nu tot haar recht dan in de Hollandsche voorstelling. Frits Mei- chior liet zeer sterk voelen wat het bezit van Nina hem waard was. Het was vooral in de tooneelen tusschen Melchior en Lydia Busch, dat het spel boven h.et stuk uitsteeg. Erwin Parker bleef als Paul Hyrkan, de re gisseur ook volkomen In den toon van de co rned:?. Deze >rll kan ik mij sterker gespeeld denken, met meer furore en levendiger, maai de kans zou dan groot zijn geweest, dat hij misschien uit het ensemble was gesprongen. En wat waren alle kleine rollen ook voortref felijk bezet. Josef Dirrigl werd een kabinet stukje. zooals hij door Emil Rameau werd ge speeld. Dat was meesterlijk van typeer lamst. Lotte Jager gaf iets heel markants als de secretaresse Eva Weininger de vrouw, die zelfs haar vrouwelijke charme wegwerkt ter wille van de diva. En zelfs de twee dienstmeis jes maakten iets byzonders van hun rolletje, vooral Hedwig Sciüiehter als de bewonderaar ster van Nina Gallas. Een avond van prachtige tooneelspeellamst die bovendien hoogst amusant was. Er was slechts weinig publiek, wat niet belette, dat aan het slot het doek ontelbare maliën om hoog moest. Aan toejichingen heeft h.et dc spelers waarlijk niet ontbroken. De Haarlemmers weten het dus; er Is' Zondagmiddag iets zeer bijzonders te zien in onzen Stadsschouwburg. Moge de zaal dan beter bezet zijn dan gisteravond. J. B. SCHUIL. niet met de praestaties van een Kovacs Lajos- of een Roy Fox-band vergeleken worden en zelfs grootendeels bezwaarlijk onder het hoofd „muziek" besproken wor den. Ik heb geestiger combinaties fijner jazz-klanken, grooter virtuositeit gehooro dan die de 16 boys produceerden. Een uitzon ■dering moet ik maken voor den guitaar virtuoos, die den onwaarschijnlijk klinken den naam Aleman droeg. Hij had even weinig verwantschap met de Alemannen als zijn soms hinderlijk het licht terugkaatsen de vernikkelde guitaar met een Stradivari- viool, maar hij bespeelde het ding van waar- ben-je-me! De rest der „band" gaf vertooningen die meer in het circus dan in de concertzaal thuis hooren. Het was soms grappig, soms dolzinnig, en toen bij den „hot Tocldy" het heele gezelschap op en neer wipte en de dirigent, aanmerkelijk bewegelijker dan bijv. Dr. Karl Munck, vóór hen heen en weer sprong toen de contrabas op den vleugel zat en alles in beweging was, moesten we ons even afvragen of de temperatuur van deze hot-jazz niet gestegen was tot een punt waar de dissociatie der bestaande begrippen begint. Neen, d-e boys deden het 'm niet. Het bij zondere, het de wereldberoemdheid verkla rende kwam slechts als Josephine ten tooneele verscheen. Dan vulde het frêle figuurtje, met of zonder de noodzakelijke kieeren, het groote podium geheel en boeide het onze blikken. Waardoor? Welke kracht gaat er van de bewegingen van dit lenige lichaam, van deze gebaren, van dit oogenspel uit, die allen vermag te electriseeren? Ik kan het niet definieeren. Soms deed zij mij aan een teekenfilm denken wie anders heeft zulke groote en bewegelijke oogen? soms aan een verschijning in een tropisch oerwoudIets onwezenlijks, in eik geval iets vreemds, on-Europeesch- Maar welk een heftig temperament, welk een expressiviteit! De idee van wulpschheid of perversiteit bleef op den achtergrond, zelfs bij de gewaagdste kleedij, de meest provo- ceeren-de houding. Doch dit alles heeft niet met muziek te maken. Wèl clat zij zong, met zwakke stem, maar met een intonatie en een voordracht die zich volkomen bij den geest der liedjes bij den aard der begeleiding aansloot. Een schier eindelooze slotnoot een hooge b moge de vitale capaciteit der tengere thorax hebben doen bewonderen: in strikt- muzikaal opzicht stond haar zang niet hoog. Maar ook die, niet eens altijd zuivere zang deed het, omdat die paste bij de verschij ning en bij de bewegingen en bij de gebaren en vooral bij dat weergalooze oogenspel. Dat alles was in onderlinge harmonie en men vergat daarvoor de hoeveelheden verf, poeder en brillantine, die noodig geweest waren om Josephine tooneelklaar te maken. Ik weet nog niet of het mooi was, wat zij deed, maar het was iets en het deed iets en daar is 't tenslotte toch om te doen. Halfheid doet het niet. Josephine Baker is een heele verschijning, al is zij voor ons en onze zaal een vreemde. En in dat heele schuilt wel haar roem en haar succes dat ook in de slecht gevulde zaal liet uitbleef, K. DE JONG. MUZIEK. JOSEPHINE BAKER. met haar wereldberoemde 16 Baker- Boys", kondigde het- programma aan. Ik wil den wereldroem der boys aanvaarden, onder voorbehoud, dat die roem geheel met de aanwezigheid van Josephine Baker samen hangt en zonder haar onbestaanbaar lijkt. De boys zijn keurig in uniform gekleed, grijs of rose, maar ik schrijf geen mode-revues doch muziekcritieken en wat de boys op het gebied van geluidenfabricage leveren kan zelfs door een u ?llehdheidsbril bekeken EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Mozart schreef in de jaren 1782—1786 niet minder dan 15 pianoconcerten, die in Köchel's catalogus van Mozart's werken onder nummers beginnende met 413 en eindigende met 5G3 voorkomen. Na die periode, waarin dus een groote voorliefde voor het pianoconcert bij hem te constateeren viel. schreef hij er slechts tweeeen concert in D (K.V. 537) en een in Ees (K.V. 595). Tot de bovengenoemde 15 be lmoren wel de meest gespeelde: de in Ees (450), G (453), d. min. (466), C (467). Es (482) A (488) en c. min. (491). De vorm van alle stemt in vele opzichten overeen; in de details zijn vele verschilpunten aanwezig. Mozart had een grooten, haast te grooten eerbied voor de overgeleverde vormen, maar daartegen over ook weer te veel genialiteit om niet bin nen het door die vormen gegeven bestek tal- looze varianten aan te brengen. Elk dier con certen bestaat uit 3 hoofddeelen: een groot aangelegd Allegro, dat met een uitvoerig, het thematische materiaal exposeerend tutti be gint, en waarin na den inzet van het solo instrument de hoofdvorm der sonate aan te wijzen is; een Andante of Adagio dat variatie- of rondovorm vertoont; een Finale dat ge woonlijk in rondovorm is geschreven. Alleen de concerten in G (453) en in c. min (491) be zitten een Finale in variatievorm. De Finale van het concert in Es (482) heeft de bijzon derheid. dat- als alternatief in het rondo een Andante in tweedeelïgen liedvorm optreedt. Het concert in T, dat Myra Hess Zondag avond met het B.B.C. orkest ten gehoore zal brengen, behoort tot de minder gespeelde van Mozart. Ten onzent is het door Willem An- driessen gespeeld. De mindere voorkeur van de zijde der pianisten is m.i. verklaarbaar wijl het werk den solist geen bepaald dankbare baak geeft. Het zwaartepunt van dit concert ligt in de orkestpartij die in de Finale zeer geestig behandeld is. Dit concert dateert van 11 Dec. 1784 en is nevens het concert in D (537) door Mozart bij de kroning van Keizer Leopold EE te Frankfort gespeeld. Daarom wordt ook het concert in T wel eens „kronings concert" genoemd, hoewel met dezen naam gewoonlijk het concert in D, dat in 1788 ont staan is, bedoeld wordt. Het toeval wil nu, dat deze beide „kroningsooncerten" nagenoeg ge lijktijdig, het eene door Londen reg., het an dere door Hilversum zullen worden uitgezon den; daarom is er aanleiding om ook over het concert in D'enkele woorden te schrijven. Wat de groote lijnen der vormen betreft is dit con cert aan zijn voorgangers gelijk; daarentegen kan men aan bijzonderheden een verandering van Mozart's schrijfwijze bemerken. Zoo wordt in het begin Tutti het tweede thema niet zoo maar aan het vorige geknoopt maar door middel van een zangerige verbindende phrase; het klavier, dat direct met het hoofdthema begint heeft in schijn een eigen, nieuw tweede thema en komt pas later op het zangthema van het orkest terug. dat een heelen tijd con- trapuntisch doorgewerkt wordt. Het Larghetto is een soort romance evenals het middendeel van het c. min.-concert (491): een teere me lodie, waarin meer nog dan bij het c. min.- concert elk spcor van virtuoze bedoeling ont breekt. De Finale is een ongewoon passagerijk rondo, waarin sommige onverwachte modu laties Mozart's nieuwen stijl karakteriseer en. De Bourrés fantasque van Chabrier, die op het Zondagprog-ramma van het Concertge bouw voorkomt is een orkestarrangement van het gelijknamige klavierstuk. Het grillige, gro teske stuk zit vol verrassingen; men lette b.v. op de wijze waarop het ..trio" (in F maj.) voorbereid wordt en op de koddige vergrooting van het hoofdmotief kort vOór het slot, die van het prikkelende, voortjagende motiefje een soort van klompendans maakt. Omtrent Pa per's werken voor zang en orkest bezit ik geen gegevens. Een „romance sans paroles" voor zang is zelfs voor een modern Nederlandsen componist iets nieuws; ze zal óf op do-re-mi- fa-sol of op la-la-la of met „bouche fermée" (bromstem) gezongen moeten worden. Of er bij Pantonine" ook nog gebarenspel te pas komt weet ik niet, maar dat kan den radio luisteraar ook onverschillig zijn. „Shéhéraza- de" van Rlmsky Korsakow toont meer orkes tratie-virtuositeit dan inspiratie. Voor mij per soonlijk bezit Rimsky's melodie k weinig be koorlijkheid en zijn tallooze herhalingen en varieerende uitspinsels stellen het geduld van den hoorder zwaar op de proef, zoodat hij de woedende, van tureluursheid getuigende uit vallen van Sultan Schabriar als psychologisch zeer verklaarbaar gevoelt en den onsljmpa- thieken despoot een beetje sympathie gaat wijden, wat niet de bedoeling van den auteur geweest kan zijn. De Huizenscbe uitzending van het Hendrik- Trio geeft een programma, dat geheel van. het gangbare afwijkt en daarom zeker de aandacht verdient. De in 1876 geboren Duitsch-Italiaansche componist Ermanno Wolf-Terrari is vooral door zijn opera „Le Donne curiose" (De nieuwsgierige vrouwen") en door zijn oratorium „La Vita Nuova" (..Het nieuwe leven", tekst van Dante) bekend ge worden: hij heeft echter ook meerdere kamer muziekwerken geschreven. Zijn stijl is voor onzen tijd niet modern maar melodieus en vloeiend. Het Trio van Ernst Chausson be hoort tot de eerste werken van den door Mas senet en later door César Franck gevormden Franschen componist, die in 1855 geboren werd en op 44 jarigen leeftijd door een rijwielon geluk om het leven kwam. Chausson's schrijf wijze is geen imitatie van die zijner leermees ters; zij toont een voorname individualiteit. De technische eischen die hij den uitvoerenden stelt zijn zeer aanmerkelijk. Van Léon Boëll- mann (1862-'97) worden vooral de Variations symphoniques voor cello en orkest veel ge speeld: zijn cello-sonate wordt echter ook zeer geroemd. Een bijzonder mooi programma is dat van Huizen voor Dinsdagavond; het vioolconcert van Brahms neemt daarop wel de eereplaats in. Eigenlijk is dit concert naar zijn aard en wezen geen stuk dat voor de reproductie door een vrouw bij uitstek geschikt lijkt: des Le meer kan het ons intereseeren in hoeverre Isolde Menges Brahms' muje zal weten te vertolken. Ónmogelijk is dit allerminst: neemt niet Elly Ney een eereplaats in onder de genen die Brahms' muziek het beste voordra gen? „OBEDOEL JE DAT'' IN DEN STADSSCHOUWBURG. Van 23 tot en met 26 December (dus ook de beide Kerstdagen) zal de revue „Obe doel je dat" met Lou Bandy in de hoofdrol in den Stadsschouwburg worden opgevoerd. Voorheen was het gewoonte, dat de groote revue's werden opgevoerd in de Gemeente lijke Concertzaal, een inrichting die aller minst geschikt is voor het opvoeren van een revue. De directie van de Nationale Revue heeft hiermede gebroken en zal dit jaar ge bruik maken van den Stadsschouwburg. „Obedoel je dat" gaat- van Juni af met groot succes in Den Haag. Rotterdam en Amsterdam en op verzoek van de directie van Scala in Den Haag is daar een reprise ge geven,, iets wat voorheen met de opvoering van een revue nog nimmer is voorgekomen. HO.V. Namiddagconcert op a.s. Zondagmiddag half drie in de Gemeente-Concertzaal onder leiding van den heer Marlnus Adam. Soliste is Frieda Belinfante (violoncello). Het programma luidt; 1. Symphonie No. 2 in a kl. terts C. Saint-Saëns. Allegro Marcato Adagio Scherzo Presto Prestissimo. 2. Cello-Concert No. 1 a kl. terts C. Saint-Saëns. Allegro non troppo Allegretto con mo to Allegro non troppo (Violoncello en Orkest). 3. Elégie (Violoncello en Orkest) G. U. Fauré. 4. a. Tanz der Irrlichter b. Svlphentanz c. Ungarischer Marsch uit Faust's Verdammnung H. Berlioz. ONTVANGEN BOEKEN. Verkade's album 1934. Verkade's albums hebben een reputatie te handhaven en dat doen ze. Zie nu weer het nieuwste „De Bloemen en haar Vrienden", van de hand van dr. Jac. P. Thijsse versche nen. Het is nu al het 21ste. en nog altijd zal het een gewild geschenk blijven, want ieder nieuw album is een openbaring van frischheid en^verzorgdheid. Er straalt altijd een teedere 'lans van deze albums af. Bij al zijn nieuw heid is ieder pas verschenen boek in deze serie een herinnering. De medewerkers zijn gewisseld in den loop der jaren, de charme van het geheel is gebleven. De letter is nog eren fraai en duidelijk, het papier nog even royaal en gemakkelijk stevig, de tinten zijn nog zoo behaaglijk zacht en weemoedig als vroeger. De schrijver is gebleven en dat biedt blijvende garantie voor den inhoud. Wij zullen den inhoud niet gaan bespreken. Wy schro men daarvoor met onze ondeskundigheid. De „Vrienden", dat zijn niet wij, zooals ge mis schien zoudt denken. De vrienden van de bloe men zijn de insecten, waarvan Jac. P. Thijsse vertelt. Zoo leert ge uit dit album tweeledig. De Verkade's plaatjes zijn ditmaal naar tee- kenmgen van C. Rol en H. Rol, en van de aloude medewerkers vinden wij J. Voerman Jr. terug. Jac. J. Koeman is de samensteller, de teere bandversiering is het- werk van C. Rol, die ook de zwart-wit teekeningen maakte. Het is een heerlijk boek om in te bladeren en bij herhaling in te lezen. De uitgave is opnieuw een daad van groote artistieke waarde. „Nationale Sportfiguren" door H. A. Mcerum Terwogt. Bij de firma G. W. den Boer te Middelburg is verschenen een frisch uitziend boekje, ee- titeid: Nationale Sportfiguren (praat en plaat) door H. a. Meerum Terwogt. Od de titelpagina prijkt het portret van onze be roemde nationale zwemster Willy den Ouden. Verder staan er 65 pagina's in met foto's van bekende sportfiguren, o.a. ook van Van Eg- mond, a. Paulen, Jaap Eden, v. d. Me uien. Ieder, die den schrijver kent;, begrijpt dat de bijbehoorende praatjes genoeglijk zijn om te lezen. Dit- boekje zal ongetwijfeld zijn weg wel vinden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9