VROUWE JUSTITIA. HAAR STRAFRECHTSPRAAK. ZATERDAG 6 JANUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 12 De Openbare Terechtzitting. Thans wil ik met u nagaan het verloop van een strafzaak op ae openbare terechtzitting; hoewel ik natuurlijk niet in alle bijzonder heden kan treden en er ook mede rekening moet houden dat menigeen wel eens een strafproces geheel of gedeeltelijk heeft mee gemaakt al is het misschien alleen maar in de courant zal ik toch wel enkele pun ten kunnen behandelen die wellicht niet zoo bekend zijn en belangrijk genoeg om te ver melden. Zoo ik eerder al gelegenheid had mede te deelen behandelt de Arrondissements-Rechc- bank de strafzaken met drie leden, waarvan één de zitting presideert. Zij is zelf geheel vrij daarvoor uit hare leden aan te wijzen wie zij wil; alleen heeft de wet hierop één uitzondering gemaakt, nl. door te bepalen dat de rechter die als rechter-commissaris gedurende het gerechtelijk vooronderzoek met eenige daad van onderzoek belast is ge weest, niet mag deelnemen aan het onder zoek ter terechtzitting. Men vreesde dat deze niet geheel onbe vooroordeeld tegenover de zaak en den ver dachte zou kunnen staan, en het zou verder op den verdachte een onpartijdiger indruk maken ais hij geheel nieuwe gezichten tegen over zich ziet. De President heeft de algemeene leiding van de zitting en het vereischt vaak groot beleid en tact om zich van die moeilijke taak zooveel mogelijk naar ieders wensch te kwij ten Hoewel ook het fungeerend Openbaar Ministerie, dat door den wetgever bijzonder lijk in alle opzichten is belast met de hand having der wetten, verplicht is toe te zien dat alles op wettige wijze geschiedt, draagt de President zorg voor de handhaving der orde op de terechtzitting en moet hij daar bij opletten dat aan alle voorgeschreven vor men wordt voldaan. Onder meer moet hij er voor waken dat zooals de wet het wel erg negatief uitdrukt „geen vragen worden gedaan welke de strekking hebben verklarin gen te verkrijgen waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd". Hiermede wordt bedoeld dat niet mag wor den toegelaten dat men zou trachten door bedreigingen of strikvragen den verdachte er toe te brengen iets anders te verklaren dan wat als de vrije uitdrukking van zijn eigen gedachten moet worden aangemerkt. Zooals ik in het artikel over den Rechter-Commis- saris reeds opmerkte heeft de verdachte ook op de openbare terechtzitting het recht, niet op de hem gestelde vragen te antwoorden, doch hier behoeft dit hem niet nog eens te worden medegedeeld. Het is niet met zooveel woorden in de wet neergelegd dat een verdachte verplicht is op een hem beteekende dagvaarding te ver schijnen, doch evenmin kan men zeggen dat hij een bepaald „recht" heeft weg te blijven, of wat men noemt verstek ie laten gaan". Verschijnt hij echter ten dienenden dage niet. dan kan de Rechtbank of de zaak bij verstek behandelen of het bevel geven dat de ver dachte op een nader te bepalen tijdstip ter terechtzitting aanwezig zal zijn en kan zij daartoe diens medebrenging „door den ster ken arm" gelasten. Wanneer nu zal de Rechtbank van dit dwangmiddel gebruik maken? In de eerste plaats wanneer zij reden heeft te vermoeden dat de verdachte opzettelijk niet is versche nen ten einde de zaak slepende te houden en op een voor hem meer gelegen tijdstip door verzet de Rechtbank te dwingen tot een twee de behandeling. Ook schijnt het wel eens voor te komen dat een verdachte die er tegen op ziet kosten te maken voor een verdediger eerst eens wil afwachten hoe de Rechtbank over zijn misdrijf denkt; hij laat daarom verstek' gaan en valt het verstekvonnis dan zoodanig mee bv. in het geval hij een geld boete krijgt die belangrijk lager is dan het bedrag dat hij voor een verdediger zou heb ben moeten betalen, dan berust hij daarin, valt het verstekvonnis hem echter tegen, krijgt hij een grooter „douw" dan hij ge dacht had. welnu dan komt hij in verzet en is de Rechtbank verplicht de geheele zaak opnieuw te behandelen, wat zooals vanzelf spreekt dubbele moeite en kosten ten ge- gevolge heeft Als de Rechtbank dan ook ver moedt met zoo'n spelletje te doen te hebben zal zij direct de medebrenging van den ver dachte gelasten, alvorens met de behande ling der zaak een aanvang te maken. Maar ook zal de Rechtbank in vele gevallen prijs stellen op pesroonlijke verschijning van den verdachte, al wave het slechts om een juister indruk van zijn persoonlijkheid te krijgen, vooral met het oog op de te bepalen straf of maatregel. Want dit is juist voor velen het aantrekkelijke in het strafrecht, dat de rechter geen recht spreekt in hoofd zaak op den inhoud van doode processtuk ken. al 'of niet toegelicht door procureurs van de belanghebbenden (zooals ir. de meeste ci vielrechtelijke procedures) maar zich in de eerste plaats een oordeel moet verwerven over het levend wezen, dat zich niet alleen als verdachte tegenover zijn rechter doch ook als mensch tegenover iriensch over zijn daad en de motieven daarvoor kan uitspreken. Iedere zaak ter terechtzitting neemt een aanvang doordat de Deurwaarder deze uit roept op last van den President. De verdachte neemt plaats op het z.g.n. „beklaagdenbank je" (voor het eerst valt het mij op. dat deze benaming eigenlijk niet meer juist is sedert de wet niet meer spreekt van „beklaagden" maar van „verdachten"; toch heb ik nog nooit hooren spreken van „het verdachten- bankje", tenminste niet in dit verband! Be ter ware wellicht te spreken van „strafbank- je") waarna hem zijn naam. leeftijd, beroep en woonplaats wordt afgevraagd, welke in het procés-verbaal der zitting worden geno teerd. Dit proces-verbaal wordt bijgehouden door den Griffier, zoodat wanneer de Recht bank later over de zaak in Raadkamer moet beslissen, altijd precies kam worden nagezien wat de verdachte of de getuigen hebben ver klaard. Natuurlijk kunnen de rechters zelf ook hunne aanteekeningen maken. Wanneer dan de President den verdachte nog heeft aangemaand dat hij oplettend meet zijn is het woord aan den Officier van jv- "o tot het voordragen van de zaak. In de practijk komt dit meestal hierop neer. dat deze de telastelegging voorleest, hoewel deze telastelegging uit den aard dei- zaak wel bekend is aan de rechters alsmede aan den verdachte en eventueel diens raadsman zal het toch aanbeveling ver dienen dat deze voordracht duidelijk ge schiedt; de zitting is nu eenmaal openbaar en de publieke tribune en de pers mogen niet den indruk krijgen van een „onder onsje''. Zoo zal ook de President goed doen zelf dui delijk zijn vragen te stellen, en den verdach te en getuigen aan te manen goed hoorbaar te antwoorden opdat de openbaarheid der terechtzitting geen wassen neus wordt. De Officier van Justitie behoeft zich echter niet te bepalen tot het voorlezen van de te lastelegging; hij kan ook een korte uiteen zetting van zijn standpunt geven en tevens indien hem de noodzakelijkheid daarvan dan reeds blijkt, gebruik maken van zijn bevoegd heid, te vorderen dat nog een wijziging in de telastelegging worde toegelaten wanneer daarin een fout mocht zijn gesloper.. Ook kan hij deze vordering nog later doen. doch alleen voordat hij zijn requisitoir houdt. On der de vroegere wetgeving bestond deze be paling niet, waardoor de rechter vaak door een vergissing of onjuistheid in de telaste legging. een verdachte van wiens schuld hij overtuigd was niet kon veroordeelen, ook wanneer de verdachte door die onjuistheid niet belemmerd was in zijn verdediging. En dan kwam daarbij de omstandigheid dat een nieuwe vervolging met een verbeterde teiaste legging niet mogelijk was omdat het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat niemand twee maal kan worden vervolgd wegens een feit waarmede bedoeld wordt een materieele handeling waarover de rechter reeds heeft beslist. Met het oog hierop is dan nu ook te recht deze beperking opgelegd dat de Recht bank de gevorderde wijziging in de telaste legging niet mag toewijzen indien deze daar door niet langer hetzelfde feit zou inhouden. Ook heeft men met deze bepaling willen voor komen de noodzakelijkheid van allerlei alter natieve telasteleggingen die zooals reeds eer der opgemerkt de duidelijkheid der dagvaar ding niet ten goede komen, doch hieraan zal men nimmer geheel kunnen ontkomen, om dat steeds de mogelijkheid blijft bestaan van verschil van inzicht tusschen den rechter en den steller van de dagvaarding omtrent de rechtskundige waardeering van de materieele handeling van den verdachte, zoodat er zich steeds gevallen zullen voordoen dat de steller der dagvaarding verplicht is voor meer dan één anker te zorgen. Bij de voordraging der zaak door den Offi cier van Justitie legt hij meteen over een lijst van de getuigen die hij heeft doen dagvaar den. welke door den Griffier wordt voorge lezen en waarna wordt nagegaan of alle tuigen zijn verschenen. Indien een getuige niet is verschenen kan de Rechtbank bevelen dat deze nader schriftelijk wordt opgeroepen en zelfs ook zijne medebrenging gelasten, indien b.v. onwilligheid om te verschijnen wordt vermoed. Hoewel het voor menigeen nog afgezien van zijn verhouding tot den verdachte onaangenaam kan zijn om als getuige voor de Rechtbank te verschijnen wat soms groot tijdsverzuim met zich kan meebrengen, moet men dit toch beschouwen als een soort burgerplicht, evenals het beta len van belasting, dat ook niet altijd even ge- r.oegelïjk is! Daarom heeft de wet het niet als getuige verschijnen dan ook strafbaar ge steld; het opzettelijk niet verschijnen zelfs met gevangenisstraf van eenige maanden. Over het getuigenverhoor een volgend maal nader. '1 EEN JURIST. PERSONEEL PROVINCIE NOORD-HOLLAND. PROTESTVERGADERING. Vrijdagavond hield de Centrale Nederland sche Ambtenaarsbond in Café-Restaurant Brinkmann een openbare vergadering voor het personeel der provincie Noord-Holland, naar aanleiding van de door Ged. Staten voorgestelde wijzigingen van het Ambtena renreglement- De vergadering, die zeer druk bezocht was. werd gepresideerd door den heer C. Schulz- aie een kort inleidend woord sprak. Hij sprak zijn blijdschap over de groote opkomst uit, waarin hij het bewijs ziet, dat het provinciaal personeel begrijpt, dat een machtig georga niseerd verzet toch altijd nog een goed strijd middel is. Hij betreurde het, dat er op het gebied van organisatie nog steeds zooveel verdeeldheid heerscht. Hiermee bereikt men niets. Spreker deelde mede. dat van de uitgenoodigde Sta tenleden alleen aanwezig waren de heeren Pothuis en Hoogland. De heeren Reinalda, Ankersmit en Sajet hadden bericht van ver hindering gezonden. Allereerst gaf hij aan den heer Bakker, hoofdbestuurslid van den Ned. Bond van Overheidspersoneel, gelegenheid om mede- deelingen te doen over de totstandkoming van het Ambtenarenreglement voor het pro vinciaal personeel, dat in den beginne alles zins bevredigend was. Maar nu worden weer steeds meer aanvallen op de rechtspositie ondernomen. Men wil het provinciaal perso neel blijkbaar weer terugdringen in den on- geregelden toestand van 25 of 30 jaar gele den. Spreker kantte zich tegen den Bond van neutraal provinciaal personeel, waarvan niet het minste heil te verwachten was. Tenmin ste het lager bezoldigde personeel niet, want als dat in zijn rechtspositie wordt aangetast, dan kiest deze neutrale bond altijd de zijde van de reactionaire elementen. Na deze mededeelingen kreeg de heer H. Schipper, hoofdbestuurslid van den Centr. Ned. Ambtenaarsbond, het woord voor een inleiding over het onderwerp: „Het ambtena renreglement, het Georganiseerd Overleg en de rechtspositie -der verplegen den". Hij wees op de groote verandering, welke in den loop van enkele jaren is ontstaan. In 1920 werd het Ambtenarenreglement opgebouwd, maar het was toen de tijd van het rapport-Raay- makers. Thans is het de tijd van het rapport- "rhouten en daarin kan men lezen, dat in Noord-Holland begonnen moet worden met het toetsen van de salarisregelingen, wat in den gedachtengang dezer commissie wil zeg gen: het opruimen van „excessen". Bij de provincie Noord-Holland hebben chter nooit excessen bestaan. Men heeft er, onder invloed van de moderne arbeidersbe weging, steeds naar behoud van goede ar- bedsvoorwaarden gestreefd, maar nu premie- vrij pensioen en vacantietoeslag opgeruimd zijn en bovendien een loonkorting is toege past, is er niets bijzonders overgebleven. Wat in Noord-Holland nooit goed geweest is, aldus spreker, is de samenstelling van het georganiseerd overleg. Dit leidde er toe, dat vaak adviezen werden uitgebracht, die niet de gevoelens der groote meerderheid van het personeel vertolkten, doch die van een kleine minderheid, Voorheen is in de provincie Noord-Holland nimmer onderscheid gemaakt tusschen ver- plegenden en andere ambtenaren. Aanstel ling volgde na proeftijd, zooals het trouwens behoort. Kort na 1920 begon men echter al te tornen aan dit beginsel, omdat men wilde voorko men, dat, wegens de groote mutatie onder de verpleegsters, onnoodig pensioenpremies zou den moeten worden gestort. Uitdrukkelijk werd toen echter vastgesteld, dat het niet in de bedoeling lag de rechts positie te breken! Het recht op vaste aan stelling zou onveranderd gehandhaafd blij ven. doch de aanstelling zou volgen na di ploma. Practisch dus een verlenging van proeftijd, uit financieele overwegingen tot stand gekomen. In 1925 ging men weer een stapje verder: boven een bepaald aantal kre gen de gediplomeerde verplegenden een lager salaris. Thans is men zoover, dat men de vrouwelijke gediplomeerde verplegenden wenscht te ontslaan en voor de verplegers de kans op aanstelling aanmerkelijk wil ver kleinen, door deze onzeker te maken. Hiertegen hebben wij zegt spreker ern stig bezwaren. Hier wordt in toepassing ge bracht. de moraal van het rapport-Schouten, dat men vrouwen en verplegenden anders mag behandelen dan andere personen in overheidsdienst. Wij hebben een open oog voor de bezui- nigingsnoodzaak en zijn dan ook in het over leg bereid geweest om aan de hiermede sa menhangende financieele bezwaren zeer ver tegemoet te komen. Geholpen heeft ons dit niet, want men heeft zich nu eenmaal in het hoofd gezet, dat het recht op vaste aanstel ling moet verdwijnen. Daarbij beroept men zich op de noodzakelijkheid van een oplei ding, welke echter allerminst noodzakelijk is. daar men overal, zoowel in de ziekenhuizen als daarbuiten, de gediplomeerde verpleeg sters liever ziet gaan dan komen. De werk loosheid onder de gediplomeerde verplegen den is groot en men leidt op voor een be roep zonder toekomst. Men zegt ook. dat de ziekenhuizen behoefte hebben aan doorstroo ming met nieuwe frissche krachten, maar als dit waar is. blijft het toch immoreel van die krachten te profiteeren. zoolang ze nieuw en frisch zijn en ze op 40-jarigen leeftijd aan de publieke liefdadigheid prijs te geven, zoo als thans gebeurt. Dit is aldus spreker ver beneden de waardigheid van de overheidsbesturen, die hiermede streven naar hetzelfde lage peil. dat inzake rechtspositie ook in particuliere ziekenhuizen bestaat. Zelfs aan de mannelijke verplegenden wil men thans nog. geheel noodeloos, één jaar van pensioenrechten ontnemen en dat in een beroep, waarvan een ieder weet, dat vroeg tijdige pensionneer]ng helaas zeer noodzake lijk is. Tegen dit alles wenschen wij onze stem te verheffen, omdat het uit een oog punt van bezuiniging niet noodig en aan het beginsel eener goede rechtspositie verderfe lijk is. Met een krachtig beroep op de aanwezigen om de organisatie in haar strijd voor behoud en. waar noodig, herstel van goede arbeids voorwaarden te blijven steunen, eindigde spreker onder applaus zijn rede. Juist toen deze rede uitgesproken was. kwamen nog eenige tientallen verplegenden binnen, die tot half tien dinst hadden moe ten doen. De voorzitter bracht hun daarvoor hulde. Hij wekte nog eens krachtig op om eendrach tig achter de leiders van den Centr. Ned. Ambtenaarsbond te staan en verzocht den aanwezigen om a.s. Dinsdag in zoo groot mo gelijken getale de zitting van Prov. Staten bij te wonen. Een motie. Tenslotte bracht hij de volgende motie in stemming: De openbare vergadering van personeel in dienst der Provincie Noord-Holland enz.; kennis genomen hebbende van het voorstel van Ged. Staten tot wijziging van het Amb tenarenreglement, waardoor aan verplegend personeel in dienst der Provincie, het recht op vaste aanstelling zal worden ontnomen; gehoord het betoog van den inleider: overwegende, dat door dezen maatregel een groote groep van provinciaal personeel in een uitzonderingspositie wordt geplaatst en met de in de provinciale ziekenhuizen in dit op zicht sedert jaren bestaande gunstige ver houdingen wordt gebroken; overwegende, dat zoowel het personeel als de verplegingsdienst daarvan schade zullen ondervinden dat voorts deze maatregel, welke tot ont slag van gediplomeerde verplegenden moet leiden, genomen wordt op een tijdstip, dat aan verplegenden buiten de inrichtingen geen behoefte bestaat en onder de particu liere verplegenden groote werkloosheid heerscht; dat deze wijziging door de grootste meer derheid van de in het georganiseerd overleg vertegenwoordigde organisaties van Provin ciaal Personeel is afgewezen; dat ook op andere wijze, in het georgani seerd overleg, bezuiniging op den verplegings dienst, waar het gediplomeerd personeel be- treft, ware te bereiken; spreekt tegen het voorgestelde, waardoor een oud recht in de provinciale ziekenhuizen zonder noodzaak zou worden vernietigd, haar ernstig bezwaar uit; spreekt het vertrouwen uit, dat de Provin ciale Staten de voorgestelde wijziging niet zullen goedkeuren, maar het recht op vaste aanstelling ook voor deze groep van provin ciaal personeel ongeschonden zullen doen be houden blijven". Deze motie werd met algemeene stemmen aangenomen. HAARLEMSCHE BACHVEREENIGING. Het vierde Bach-concert zal plaats hebben op Dinsdagavond 9 Januari in de Gemeente lijke Concertzaal door het orkest van het Concertgebouw te Amsterdam onder leiding van Eduard van Beir.um. Solist is Zino Fran- cescatti (viool). Het programma luidt als volgt: Ouverture „Manfred" (op. 115) Robei-t Schumann. Concert (e kl. t. op. 64) voor viool met orkestbegeleiding (Allegro molto appassionato, Andante, Allegro non troppo, Allegro molto vivace) F. Mendelssohn Bartholdy. Vierde Symphonie (f kl. t., op. 36) Andante sostenuto Moderato con animo, Andantino in modo di canzona, Scherzo: Pizzicato osti- nato, Finale: Allegro con fuoco, P. I. Tschaikowsky. OPENING STOFFENZAAK DER GEZ. BARBER De Generaal Cronjéstraat is een stof f en- winkel rijker geworden. Op nummer 140 heb ben de Gez. Barber namelijk een zaak geves tigd. die speciaal is ingericht voor de beste soorten wollen en zijden stoffen en nou veautés. Heden. Zaterdagmiddag zou de officieele opening plaats vinden. Op keurige, overzichtelijke wijze zijn de diverse stoffen gerangschikt, de etalage geeft een goed beeld van wat er te koop is, en de ervaring die men reeds gedurende geruimen tijd in Amsterdam in deze branche heeft, ver zekert vakkundige bediening. Voor de inwoners van Noord Haarlem is deze zaak in de eerste plaats een gemak. BRAND IN EEN LEEGE GARAGE AAN DE HEERENVEST. Vrijdagavond omstreeks half acht bluschte de brandweer met een slang een brandje dat in een kist was ontstaan, die in de leege ga rage „Madjoe" aan de Heerenvest stond. Hoe de brand is ontstaan is niet zeker. Een auto die er nog stond werd bij tij ds in veilig heid gebracht. De schade bleef tot de kist beperkt, waarin behalve wat houtwol enkele gereedschappen e.d. lagen. Daar de garage gesloten was moest de brandweer door inklimming zich toegang ver schaffen. Het voorval trok veel bekijks aan de Heeren vest. naer de stede Haerlem, daar zult ge mij in wachten, en daar zal ik u weerzien. God zij geloofd! de redding is geschied". En waarlijk de menigte deed haar leed noch hindernis. Zoo luide de legende van de Burchtvrouw van Haarlem, een der schoonste van de Nederlandsche legende. GREPEN UIT DE GESCHIEDENIS DE LEGENDE DER BURCHTVROUW VAN HAARLEM. Na de kruistochten werd onze landstreek geteisterd door de gevechten tusschen de edelen en de burgers. De Kennemaren ver bonden zich met de Waterlandersc en de West-Friezen en voerden openlijk krijg tegen de kasteelheeren. Sterke benden trokken een historieboek zegt: „woedende als wild gedierte" het land door om zich te wreken op de vroegere onderdrukkers. Vele edelen zochten hun heil in de vlucht en vroegen onderdak in Haarlem, de zuidelijke hoofd stad van Kennemeriand De grijze slotvoogd van het kasteel Haar lem weigerde eerst te vluchten. Voor hij zijn kasteel evenwel van voldoende leeftocht en krijs voorraad had kunnen voorzien om den strijd met kans op succes te voeren, nadrden al de vijanden. De toestand van den slotvoogd en de zijnen werd spoedig critiek. Hofdijk vertelt: De wilde en dreigende kreten, de schorre vloeken en smaadwoorden, de tartende blik ken en gebalde vuisten dier onafzienbare menigte, schilderden hem met een vreeselijk ruw, en toch maar al te levendig penceel, welk een dood hem wachtte. Den dood van den krijger?dien vreest hij niet neen! de dood van een hond, die onder stokslagen valt. en hij hui vert ineen; hij rilt bij het denkbeeld van zulk een onteerend, zulk een dorperlijk einde, Ware hij een heiden geweest, hij zou zich-zelf hebben gedood; thans, bij al zijne ruwheid, beefde hij voor zelfmoord terug, omdat het een moord was; en hij werd radeloos. Toen trad zijne gade toe. „Lief en leed heb ik ge zworen met u te deelen; en ik heb u lief ge had. en ben uwe trouwe gade geweest tot op dit uur ik zal het blijven tot in den dood" sprak zij: „en daarom of mijn leven gevaar liep toch zal ik 't uwe redden". En zij verscheen op den trans. Mocht er hier of daar een onbekende hand zijn, die zich ophief om een steen te slinge ren, of een speer te werpen, of een hoog te spannen vele anderen dwongen dat te staken, want zoo gehaat de Slotvoogd was. zoo bemind was de Vrouwe; geen arme of geen kranke in den omtrek, die niet dikwerf voor haar gebeden had tot God en die zelfde stemmen verhieven zich thans voor haar bij de menschen. Men luisterde, ja, men riep haar toe „Kom af. Vrouwe! en trek vrij uit de poort, niemand zal u deeren, ga thans vrijelijk uit, en schut u leven: in het wilde van den storm wierd het sparen wellicht onmogelijk"! „En mijne vrouwen dan"? vroeg zij: :,en mijne maagden"? „Wie harer bracht eenen uwer ooit eenij. leed en hoevelen uwer niet versterking"? „Neem met u, wat vrouwe is op den burg"! riepen de aanvoerders terug: „zij zijn gezegend om uwentwil wij laten ook haar vrij". „En wie zal ons onderhoud geven", sprak zij weder: „zoo wij alles moeten achterlaten wat ons noodig en noodzakelijk is? Waarvan zullen wij ons kleeden en voeden? Sta mij dan toe mijne male te vullen met het dierste wat ik bezit, opdat ik wete, waarvan wij zullen leven". En ook dat werd haar toegestaan. En na luttel tijds werd de poort geopend en de brug nedergelaten, en de Burchtvrouwe trad het eerst naar buiten. Zij had haren sluijer te ruggeslagen, en zij droeg het gelaat vriende lijk en rustig; maar or.der heur zaamgeplooi- den mantel had zij de armen op den boezem geperst, opdat het snel en angstig jagen van heur hart zich ook niet door het golven van het gesloten lijf kleed op den boezem verraden mogt. Hare Jonkvrouwen en huismaagden volgden haar, torschende een zwaargevulde male; en of hier of daar ook de begeerlijkheid van eenen enkelen mocht opwekken die enkele, zoo hij zich niet schaamde, verbeet zich ten minste en zweeg; want de roep van de goede daden der Burgtvrouw liep reeds bij allen rond, en men liet haar eerbiedig gaan. en uitte ook geen juichtoon, die haar pijnlijk kwetsen moest. en Rustig trad zij met de haren voort, langs de Hoflaan tot aan den Oosterweg. die voorbij Haerlem van Heemskerc naar St. Aechten- kerc voerde, God biddende voor iedere schrede, die nog te doen viel, God dankende voor iedere schrede, die reeds gedaan was want nooit was een vrouwe de weg langer gevallen dan haar, en laten blijken mogt zij het niet: dat had doodelijk gevaar in en kon met bloed worden betaald, haar dierbaarder dan heur eigen. En toen ze een der kleine, met struikgewas omgroeide en doorzaaide berkenboschjes be reikt had, toen werd de hale haastig neer gezet en snel ontsloten, en viel zij een oogen- blik den man aan het hart, die er uit trad. en dwong hem toen: „Voort, nu voort! mij zullen ze sparen, al vinden ze ons. Voort nu INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. VON MOLTKE EN DE VREDESGEDACHTE. Geachte Redactie, Het zijn niet altijd enkel de kinderen, die er zich erg voor interesseeren, of een verhaal „werkelijk gebeurd is". Ik moet erkennen dat het ook zoo kwaad zoo goed is, een „historische" vertelling als mijn „Droom van Moltke" in zülk een gecom- primeerden vorm weer te geven,, als een in zender in uw blad gedaan heeft, want zoo doende wordt licht cft schijn gewekt, aJsof de schrijver bedoeld had hier werkelijk historie te geven. Daarom is het goed, dat de heer A. D. de Roos er even de aandacht op heeft ge vestigd. dat dit verhaal „met een korreltje zout toe" moet worden genoten, en men wel moet begrijpen, dat het hier niet om de his torische feitelijkheid maar om de zedelijke strekking van het verhaal te doen is. De uitspraak van den „werkelijken" Van Moltke was me ook wel bekend. men vindt ze trouwens tot in het eindelooze verhaald; ik zelf vermeldde ze reeds in mijn in 1914 ver schenen „Oorlog en Christendom" Plet is m.i. alleen te betreuren, dat de wonderlijke philo sophic, alsof „de oorlog een element van de door God ingestelde wereld-„orde"zou wezen nog steeds opgeld doet; alsof niet vrede de zin der goddelijke wereldorde zou zijn, en de oorlog niet juist deze orde op het vreese- üjkst verstoorde! Het is ook wel goed, dat de heer De Roos nog eens die andere uitspraak van den bekenden veldmaarschalk in herin nering heeft gebracht, dat „zonder den oorlog de wereld in het materialisme zou ver stikken". Het is alleen maar jammer dat er meteen niet bij kon worden aangehaald, hoe indertijd reeds Guy de Maupassant die uit spraak heeft uitgekleed en in al haar on waarachtigheid in het licht heeft gesteld. (Men vindt de schitterende bladzijden o.a. aangehaald in Tolstoy „Het koninkrijk Gods is binnen ulieden".) Neen, de heer De Roos heeft gelijk: in de rij der vredes-getuigen is er voor den ouden Von Moltke zeker géén plaats. Hij kan vredes- gedachte alleen in den droom doorleefd heb ben. Met beleefden dank, Hoogachtend, HILBRANDT BOSCHMA. EEN MOEDER DOODDE HAAR KIND Op 28 December 11. had de Haarlemsché rechtbank een geval te behandelen van een doodslag door een moeder op haar kind. We kunnen hierover natuurlijk niet anders zeggen, dan dat het een afschuwelijk iets is. De Officier van Justitie memoreerde in zijn requisitoir, dat bij het bekend worden van dit geval „door het geheele land een golf van verontwaardiging is gegaan". Dit is-vanzelfsprekend te begrijpen en de Officier eischte acht jaar gevangenisstraf. Laten we in verhand met dit geval eens even overgaan naar het „militarisme". In militaire vliegkampen worden de menschen eiken dag afgericht in het besturen van „bommenwerpers". Enkele honderden van deze monsters staan gereed om zoo noodig hun „heldhaftig" werk te gaan verrichten. Wanneer het nu éénmaal zoo ver is, dat we verkeeren in een toestand die men „oorlog" noemt, dan nemen 2 of 3 „militairen" plaats in één machine en stijgen op, om als Nederland in dien oorlog betrokken is boven Haarlem bommen te werpen. In en kele minuten is dat gedaan. Gevolg mis schien 100 onschuldige kinderen gedood, 200 weerlooze vrouwen verminkt of gedood, tientallen gebouwen vernietigd. Ziedaar de balans. De militaire „helden" worden ge- eerd voor hun „moedig" optreden en het „prachtig" behaalde resultaat. Laten we hiermede eindigen en nog even vergelijken. Ie. Een moeder doodt haar kind. niet met voorbedachten rade, maar wellicht in een overspannen toestand. Eiseh 8 jaar gevan genisstraf. 2e. Twee of drie militairen dooden 100 kinderen, niet in een overspannen toestand en wel met voorbedachten rade: „Eisch: Eervolle vermelding, misschien wel gerid derd voor de „gewichtige diensten" den lande bewezen. Geachte medemenschen dienbt allen even na. Ik weet wel: als men tegenwoordig spreekt over den komenden oorlog, och dan lacht de groote massa, dan lacht men. omdat iemand zoo iets geks kan zeggen. Welnu, het lachen zal u wel benomen wo-rden. Het doel van deze enkele woorden is, aan allen toe te roepen „Weet wat er gaat gebeu ren. Vertrouw niet op zoogenaamde „Vre desconferenties", het resultaat is nihil. Hecht geen enkele waarde aan de beweringen uit hooge militaire kringen, dat het met lucht aanvallen niet zóó erg is. In die kringen durft men zelfs te beweren, dat luchtaanvallen het .humaanste" middel is om te verminken en te dooden. Wel een bewijs van het moreele peil. Geloof van dit alles niets. Sluit u allen aan, onverschillig van welke politieke of religieuze richting u bent, weest allen één en eischt absolute afschaffing van het geheime militaire element, geen afschaf fing op papier, maar in werkelijkheid. Doet gij dit niet, dan werkt ge mede aan uw eigen ondergang en die van anderen. „Eén kind gedood, 8 jaar gevangenisstraf." ..Honderd kinderen gedood, eervolle vermelding en een lintje". „Realiseer eens goed!! De oorlog komt." W. J. B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 12