VROUWE JUSTITIA.
HAAR STRAFRECHTSPRAAK.
ZATERDAG 6 JANUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
12
De Openbare Terechtzitting.
Thans wil ik met u nagaan het verloop van
een strafzaak op ae openbare terechtzitting;
hoewel ik natuurlijk niet in alle bijzonder
heden kan treden en er ook mede rekening
moet houden dat menigeen wel eens een
strafproces geheel of gedeeltelijk heeft mee
gemaakt al is het misschien alleen maar
in de courant zal ik toch wel enkele pun
ten kunnen behandelen die wellicht niet zoo
bekend zijn en belangrijk genoeg om te ver
melden.
Zoo ik eerder al gelegenheid had mede te
deelen behandelt de Arrondissements-Rechc-
bank de strafzaken met drie leden, waarvan
één de zitting presideert. Zij is zelf geheel
vrij daarvoor uit hare leden aan te wijzen
wie zij wil; alleen heeft de wet hierop één
uitzondering gemaakt, nl. door te bepalen
dat de rechter die als rechter-commissaris
gedurende het gerechtelijk vooronderzoek
met eenige daad van onderzoek belast is ge
weest, niet mag deelnemen aan het onder
zoek ter terechtzitting.
Men vreesde dat deze niet geheel onbe
vooroordeeld tegenover de zaak en den ver
dachte zou kunnen staan, en het zou verder
op den verdachte een onpartijdiger indruk
maken ais hij geheel nieuwe gezichten tegen
over zich ziet.
De President heeft de algemeene leiding
van de zitting en het vereischt vaak groot
beleid en tact om zich van die moeilijke taak
zooveel mogelijk naar ieders wensch te kwij
ten Hoewel ook het fungeerend Openbaar
Ministerie, dat door den wetgever bijzonder
lijk in alle opzichten is belast met de hand
having der wetten, verplicht is toe te zien
dat alles op wettige wijze geschiedt, draagt
de President zorg voor de handhaving der
orde op de terechtzitting en moet hij daar
bij opletten dat aan alle voorgeschreven vor
men wordt voldaan. Onder meer moet hij er
voor waken dat zooals de wet het wel erg
negatief uitdrukt „geen vragen worden
gedaan welke de strekking hebben verklarin
gen te verkrijgen waarvan niet gezegd kan
worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd".
Hiermede wordt bedoeld dat niet mag wor
den toegelaten dat men zou trachten door
bedreigingen of strikvragen den verdachte er
toe te brengen iets anders te verklaren dan
wat als de vrije uitdrukking van zijn eigen
gedachten moet worden aangemerkt. Zooals
ik in het artikel over den Rechter-Commis-
saris reeds opmerkte heeft de verdachte ook
op de openbare terechtzitting het recht, niet
op de hem gestelde vragen te antwoorden,
doch hier behoeft dit hem niet nog eens te
worden medegedeeld.
Het is niet met zooveel woorden in de wet
neergelegd dat een verdachte verplicht is op
een hem beteekende dagvaarding te ver
schijnen, doch evenmin kan men zeggen dat
hij een bepaald „recht" heeft weg te blijven,
of wat men noemt verstek ie laten gaan".
Verschijnt hij echter ten dienenden dage niet.
dan kan de Rechtbank of de zaak bij verstek
behandelen of het bevel geven dat de ver
dachte op een nader te bepalen tijdstip ter
terechtzitting aanwezig zal zijn en kan zij
daartoe diens medebrenging „door den ster
ken arm" gelasten.
Wanneer nu zal de Rechtbank van dit
dwangmiddel gebruik maken? In de eerste
plaats wanneer zij reden heeft te vermoeden
dat de verdachte opzettelijk niet is versche
nen ten einde de zaak slepende te houden en
op een voor hem meer gelegen tijdstip door
verzet de Rechtbank te dwingen tot een twee
de behandeling. Ook schijnt het wel eens voor
te komen dat een verdachte die er tegen op
ziet kosten te maken voor een verdediger
eerst eens wil afwachten hoe de Rechtbank
over zijn misdrijf denkt; hij laat daarom
verstek' gaan en valt het verstekvonnis dan
zoodanig mee bv. in het geval hij een geld
boete krijgt die belangrijk lager is dan het
bedrag dat hij voor een verdediger zou heb
ben moeten betalen, dan berust hij daarin,
valt het verstekvonnis hem echter tegen,
krijgt hij een grooter „douw" dan hij ge
dacht had. welnu dan komt hij in verzet en
is de Rechtbank verplicht de geheele zaak
opnieuw te behandelen, wat zooals vanzelf
spreekt dubbele moeite en kosten ten ge-
gevolge heeft Als de Rechtbank dan ook ver
moedt met zoo'n spelletje te doen te hebben
zal zij direct de medebrenging van den ver
dachte gelasten, alvorens met de behande
ling der zaak een aanvang te maken.
Maar ook zal de Rechtbank in vele gevallen
prijs stellen op pesroonlijke verschijning van
den verdachte, al wave het slechts om een
juister indruk van zijn persoonlijkheid te
krijgen, vooral met het oog op de te bepalen
straf of maatregel. Want dit is juist voor
velen het aantrekkelijke in het strafrecht,
dat de rechter geen recht spreekt in hoofd
zaak op den inhoud van doode processtuk
ken. al 'of niet toegelicht door procureurs van
de belanghebbenden (zooals ir. de meeste ci
vielrechtelijke procedures) maar zich in de
eerste plaats een oordeel moet verwerven
over het levend wezen, dat zich niet alleen
als verdachte tegenover zijn rechter doch ook
als mensch tegenover iriensch over zijn daad
en de motieven daarvoor kan uitspreken.
Iedere zaak ter terechtzitting neemt een
aanvang doordat de Deurwaarder deze uit
roept op last van den President. De verdachte
neemt plaats op het z.g.n. „beklaagdenbank
je" (voor het eerst valt het mij op. dat deze
benaming eigenlijk niet meer juist is sedert
de wet niet meer spreekt van „beklaagden"
maar van „verdachten"; toch heb ik nog
nooit hooren spreken van „het verdachten-
bankje", tenminste niet in dit verband! Be
ter ware wellicht te spreken van „strafbank-
je") waarna hem zijn naam. leeftijd, beroep
en woonplaats wordt afgevraagd, welke in
het procés-verbaal der zitting worden geno
teerd. Dit proces-verbaal wordt bijgehouden
door den Griffier, zoodat wanneer de Recht
bank later over de zaak in Raadkamer moet
beslissen, altijd precies kam worden nagezien
wat de verdachte of de getuigen hebben ver
klaard. Natuurlijk kunnen de rechters zelf
ook hunne aanteekeningen maken.
Wanneer dan de President den verdachte
nog heeft aangemaand dat hij oplettend
meet zijn is het woord aan den Officier van
jv- "o tot het voordragen van de zaak.
In de practijk komt dit meestal hierop
neer. dat deze de telastelegging voorleest,
hoewel deze telastelegging uit den aard dei-
zaak wel bekend is aan de rechters alsmede
aan den verdachte en eventueel diens
raadsman zal het toch aanbeveling ver
dienen dat deze voordracht duidelijk ge
schiedt; de zitting is nu eenmaal openbaar
en de publieke tribune en de pers mogen niet
den indruk krijgen van een „onder onsje''.
Zoo zal ook de President goed doen zelf dui
delijk zijn vragen te stellen, en den verdach
te en getuigen aan te manen goed hoorbaar
te antwoorden opdat de openbaarheid der
terechtzitting geen wassen neus wordt.
De Officier van Justitie behoeft zich echter
niet te bepalen tot het voorlezen van de te
lastelegging; hij kan ook een korte uiteen
zetting van zijn standpunt geven en tevens
indien hem de noodzakelijkheid daarvan dan
reeds blijkt, gebruik maken van zijn bevoegd
heid, te vorderen dat nog een wijziging in de
telastelegging worde toegelaten wanneer
daarin een fout mocht zijn gesloper.. Ook
kan hij deze vordering nog later doen. doch
alleen voordat hij zijn requisitoir houdt. On
der de vroegere wetgeving bestond deze be
paling niet, waardoor de rechter vaak door
een vergissing of onjuistheid in de telaste
legging. een verdachte van wiens schuld hij
overtuigd was niet kon veroordeelen, ook
wanneer de verdachte door die onjuistheid
niet belemmerd was in zijn verdediging. En
dan kwam daarbij de omstandigheid dat een
nieuwe vervolging met een verbeterde teiaste
legging niet mogelijk was omdat het Wetboek
van Strafrecht bepaalt dat niemand twee
maal kan worden vervolgd wegens een feit
waarmede bedoeld wordt een materieele
handeling waarover de rechter reeds heeft
beslist. Met het oog hierop is dan nu ook te
recht deze beperking opgelegd dat de Recht
bank de gevorderde wijziging in de telaste
legging niet mag toewijzen indien deze daar
door niet langer hetzelfde feit zou inhouden.
Ook heeft men met deze bepaling willen voor
komen de noodzakelijkheid van allerlei alter
natieve telasteleggingen die zooals reeds eer
der opgemerkt de duidelijkheid der dagvaar
ding niet ten goede komen, doch hieraan zal
men nimmer geheel kunnen ontkomen, om
dat steeds de mogelijkheid blijft bestaan van
verschil van inzicht tusschen den rechter en
den steller van de dagvaarding omtrent de
rechtskundige waardeering van de materieele
handeling van den verdachte, zoodat er zich
steeds gevallen zullen voordoen dat de steller
der dagvaarding verplicht is voor meer dan
één anker te zorgen.
Bij de voordraging der zaak door den Offi
cier van Justitie legt hij meteen over een lijst
van de getuigen die hij heeft doen dagvaar
den. welke door den Griffier wordt voorge
lezen en waarna wordt nagegaan of alle
tuigen zijn verschenen. Indien een getuige
niet is verschenen kan de Rechtbank bevelen
dat deze nader schriftelijk wordt opgeroepen
en zelfs ook zijne medebrenging gelasten,
indien b.v. onwilligheid om te verschijnen
wordt vermoed. Hoewel het voor menigeen
nog afgezien van zijn verhouding tot den
verdachte onaangenaam kan zijn om als
getuige voor de Rechtbank te verschijnen
wat soms groot tijdsverzuim met zich kan
meebrengen, moet men dit toch beschouwen
als een soort burgerplicht, evenals het beta
len van belasting, dat ook niet altijd even ge-
r.oegelïjk is! Daarom heeft de wet het niet
als getuige verschijnen dan ook strafbaar ge
steld; het opzettelijk niet verschijnen zelfs
met gevangenisstraf van eenige maanden.
Over het getuigenverhoor een volgend
maal nader.
'1 EEN JURIST.
PERSONEEL PROVINCIE
NOORD-HOLLAND.
PROTESTVERGADERING.
Vrijdagavond hield de Centrale Nederland
sche Ambtenaarsbond in Café-Restaurant
Brinkmann een openbare vergadering voor
het personeel der provincie Noord-Holland,
naar aanleiding van de door Ged. Staten
voorgestelde wijzigingen van het Ambtena
renreglement-
De vergadering, die zeer druk bezocht was.
werd gepresideerd door den heer C. Schulz-
aie een kort inleidend woord sprak. Hij sprak
zijn blijdschap over de groote opkomst uit,
waarin hij het bewijs ziet, dat het provinciaal
personeel begrijpt, dat een machtig georga
niseerd verzet toch altijd nog een goed strijd
middel is.
Hij betreurde het, dat er op het gebied van
organisatie nog steeds zooveel verdeeldheid
heerscht. Hiermee bereikt men niets. Spreker
deelde mede. dat van de uitgenoodigde Sta
tenleden alleen aanwezig waren de heeren
Pothuis en Hoogland. De heeren Reinalda,
Ankersmit en Sajet hadden bericht van ver
hindering gezonden.
Allereerst gaf hij aan den heer Bakker,
hoofdbestuurslid van den Ned. Bond van
Overheidspersoneel, gelegenheid om mede-
deelingen te doen over de totstandkoming
van het Ambtenarenreglement voor het pro
vinciaal personeel, dat in den beginne alles
zins bevredigend was. Maar nu worden weer
steeds meer aanvallen op de rechtspositie
ondernomen. Men wil het provinciaal perso
neel blijkbaar weer terugdringen in den on-
geregelden toestand van 25 of 30 jaar gele
den. Spreker kantte zich tegen den Bond van
neutraal provinciaal personeel, waarvan niet
het minste heil te verwachten was. Tenmin
ste het lager bezoldigde personeel niet, want
als dat in zijn rechtspositie wordt aangetast,
dan kiest deze neutrale bond altijd de zijde
van de reactionaire elementen.
Na deze mededeelingen kreeg de heer H.
Schipper, hoofdbestuurslid van den Centr.
Ned. Ambtenaarsbond, het woord voor een
inleiding over het onderwerp: „Het ambtena
renreglement, het Georganiseerd Overleg en
de rechtspositie -der verplegen den". Hij wees
op de groote verandering, welke in den loop
van enkele jaren is ontstaan. In 1920 werd
het Ambtenarenreglement opgebouwd, maar
het was toen de tijd van het rapport-Raay-
makers. Thans is het de tijd van het rapport-
"rhouten en daarin kan men lezen, dat in
Noord-Holland begonnen moet worden met
het toetsen van de salarisregelingen, wat in
den gedachtengang dezer commissie wil zeg
gen: het opruimen van „excessen".
Bij de provincie Noord-Holland hebben
chter nooit excessen bestaan. Men heeft er,
onder invloed van de moderne arbeidersbe
weging, steeds naar behoud van goede ar-
bedsvoorwaarden gestreefd, maar nu premie-
vrij pensioen en vacantietoeslag opgeruimd
zijn en bovendien een loonkorting is toege
past, is er niets bijzonders overgebleven.
Wat in Noord-Holland nooit goed geweest
is, aldus spreker, is de samenstelling van het
georganiseerd overleg. Dit leidde er toe, dat
vaak adviezen werden uitgebracht, die niet
de gevoelens der groote meerderheid van het
personeel vertolkten, doch die van een kleine
minderheid,
Voorheen is in de provincie Noord-Holland
nimmer onderscheid gemaakt tusschen ver-
plegenden en andere ambtenaren. Aanstel
ling volgde na proeftijd, zooals het trouwens
behoort.
Kort na 1920 begon men echter al te tornen
aan dit beginsel, omdat men wilde voorko
men, dat, wegens de groote mutatie onder de
verpleegsters, onnoodig pensioenpremies zou
den moeten worden gestort.
Uitdrukkelijk werd toen echter vastgesteld,
dat het niet in de bedoeling lag de rechts
positie te breken! Het recht op vaste aan
stelling zou onveranderd gehandhaafd blij
ven. doch de aanstelling zou volgen na di
ploma. Practisch dus een verlenging van
proeftijd, uit financieele overwegingen tot
stand gekomen. In 1925 ging men weer een
stapje verder: boven een bepaald aantal kre
gen de gediplomeerde verplegenden een lager
salaris. Thans is men zoover, dat men de
vrouwelijke gediplomeerde verplegenden
wenscht te ontslaan en voor de verplegers
de kans op aanstelling aanmerkelijk wil ver
kleinen, door deze onzeker te maken.
Hiertegen hebben wij zegt spreker ern
stig bezwaren. Hier wordt in toepassing ge
bracht. de moraal van het rapport-Schouten,
dat men vrouwen en verplegenden anders
mag behandelen dan andere personen in
overheidsdienst.
Wij hebben een open oog voor de bezui-
nigingsnoodzaak en zijn dan ook in het over
leg bereid geweest om aan de hiermede sa
menhangende financieele bezwaren zeer ver
tegemoet te komen. Geholpen heeft ons dit
niet, want men heeft zich nu eenmaal in het
hoofd gezet, dat het recht op vaste aanstel
ling moet verdwijnen. Daarbij beroept men
zich op de noodzakelijkheid van een oplei
ding, welke echter allerminst noodzakelijk is.
daar men overal, zoowel in de ziekenhuizen
als daarbuiten, de gediplomeerde verpleeg
sters liever ziet gaan dan komen. De werk
loosheid onder de gediplomeerde verplegen
den is groot en men leidt op voor een be
roep zonder toekomst. Men zegt ook. dat de
ziekenhuizen behoefte hebben aan doorstroo
ming met nieuwe frissche krachten, maar als
dit waar is. blijft het toch immoreel van die
krachten te profiteeren. zoolang ze nieuw en
frisch zijn en ze op 40-jarigen leeftijd aan
de publieke liefdadigheid prijs te geven, zoo
als thans gebeurt.
Dit is aldus spreker ver beneden de
waardigheid van de overheidsbesturen, die
hiermede streven naar hetzelfde lage peil.
dat inzake rechtspositie ook in particuliere
ziekenhuizen bestaat.
Zelfs aan de mannelijke verplegenden wil
men thans nog. geheel noodeloos, één jaar
van pensioenrechten ontnemen en dat in een
beroep, waarvan een ieder weet, dat vroeg
tijdige pensionneer]ng helaas zeer noodzake
lijk is. Tegen dit alles wenschen wij onze
stem te verheffen, omdat het uit een oog
punt van bezuiniging niet noodig en aan het
beginsel eener goede rechtspositie verderfe
lijk is.
Met een krachtig beroep op de aanwezigen
om de organisatie in haar strijd voor behoud
en. waar noodig, herstel van goede arbeids
voorwaarden te blijven steunen, eindigde
spreker onder applaus zijn rede.
Juist toen deze rede uitgesproken was.
kwamen nog eenige tientallen verplegenden
binnen, die tot half tien dinst hadden moe
ten doen.
De voorzitter bracht hun daarvoor hulde.
Hij wekte nog eens krachtig op om eendrach
tig achter de leiders van den Centr. Ned.
Ambtenaarsbond te staan en verzocht den
aanwezigen om a.s. Dinsdag in zoo groot mo
gelijken getale de zitting van Prov. Staten bij
te wonen.
Een motie.
Tenslotte bracht hij de volgende motie in
stemming:
De openbare vergadering van personeel in
dienst der Provincie Noord-Holland enz.;
kennis genomen hebbende van het voorstel
van Ged. Staten tot wijziging van het Amb
tenarenreglement, waardoor aan verplegend
personeel in dienst der Provincie, het recht
op vaste aanstelling zal worden ontnomen;
gehoord het betoog van den inleider:
overwegende, dat door dezen maatregel een
groote groep van provinciaal personeel in een
uitzonderingspositie wordt geplaatst en met
de in de provinciale ziekenhuizen in dit op
zicht sedert jaren bestaande gunstige ver
houdingen wordt gebroken;
overwegende, dat zoowel het personeel als
de verplegingsdienst daarvan schade zullen
ondervinden
dat voorts deze maatregel, welke tot ont
slag van gediplomeerde verplegenden moet
leiden, genomen wordt op een tijdstip, dat
aan verplegenden buiten de inrichtingen
geen behoefte bestaat en onder de particu
liere verplegenden groote werkloosheid
heerscht;
dat deze wijziging door de grootste meer
derheid van de in het georganiseerd overleg
vertegenwoordigde organisaties van Provin
ciaal Personeel is afgewezen;
dat ook op andere wijze, in het georgani
seerd overleg, bezuiniging op den verplegings
dienst, waar het gediplomeerd personeel be-
treft, ware te bereiken;
spreekt tegen het voorgestelde, waardoor
een oud recht in de provinciale ziekenhuizen
zonder noodzaak zou worden vernietigd, haar
ernstig bezwaar uit;
spreekt het vertrouwen uit, dat de Provin
ciale Staten de voorgestelde wijziging niet
zullen goedkeuren, maar het recht op vaste
aanstelling ook voor deze groep van provin
ciaal personeel ongeschonden zullen doen be
houden blijven".
Deze motie werd met algemeene stemmen
aangenomen.
HAARLEMSCHE BACHVEREENIGING.
Het vierde Bach-concert zal plaats hebben
op Dinsdagavond 9 Januari in de Gemeente
lijke Concertzaal door het orkest van het
Concertgebouw te Amsterdam onder leiding
van Eduard van Beir.um. Solist is Zino Fran-
cescatti (viool). Het programma luidt als
volgt:
Ouverture „Manfred" (op. 115)
Robei-t Schumann.
Concert (e kl. t. op. 64) voor viool met
orkestbegeleiding (Allegro molto appassionato,
Andante, Allegro non troppo, Allegro molto
vivace) F. Mendelssohn Bartholdy.
Vierde Symphonie (f kl. t., op. 36) Andante
sostenuto Moderato con animo, Andantino
in modo di canzona, Scherzo: Pizzicato osti-
nato, Finale: Allegro con fuoco,
P. I. Tschaikowsky.
OPENING STOFFENZAAK DER GEZ. BARBER
De Generaal Cronjéstraat is een stof f en-
winkel rijker geworden. Op nummer 140 heb
ben de Gez. Barber namelijk een zaak geves
tigd. die speciaal is ingericht voor de beste
soorten wollen en zijden stoffen en nou
veautés.
Heden. Zaterdagmiddag zou de officieele
opening plaats vinden.
Op keurige, overzichtelijke wijze zijn de
diverse stoffen gerangschikt, de etalage geeft
een goed beeld van wat er te koop is, en de
ervaring die men reeds gedurende geruimen
tijd in Amsterdam in deze branche heeft, ver
zekert vakkundige bediening.
Voor de inwoners van Noord Haarlem is deze
zaak in de eerste plaats een gemak.
BRAND IN EEN LEEGE GARAGE AAN DE
HEERENVEST.
Vrijdagavond omstreeks half acht bluschte
de brandweer met een slang een brandje dat
in een kist was ontstaan, die in de leege ga
rage „Madjoe" aan de Heerenvest stond.
Hoe de brand is ontstaan is niet zeker. Een
auto die er nog stond werd bij tij ds in veilig
heid gebracht.
De schade bleef tot de kist beperkt, waarin
behalve wat houtwol enkele gereedschappen
e.d. lagen.
Daar de garage gesloten was moest de
brandweer door inklimming zich toegang ver
schaffen.
Het voorval trok veel bekijks aan de Heeren
vest.
naer de stede Haerlem, daar zult ge mij in
wachten, en daar zal ik u weerzien. God zij
geloofd! de redding is geschied".
En waarlijk de menigte deed haar leed
noch hindernis.
Zoo luide de legende van de Burchtvrouw
van Haarlem, een der schoonste van de
Nederlandsche legende.
GREPEN UIT DE GESCHIEDENIS
DE LEGENDE DER BURCHTVROUW VAN
HAARLEM.
Na de kruistochten werd onze landstreek
geteisterd door de gevechten tusschen de
edelen en de burgers. De Kennemaren ver
bonden zich met de Waterlandersc en de
West-Friezen en voerden openlijk krijg tegen
de kasteelheeren. Sterke benden trokken
een historieboek zegt: „woedende als wild
gedierte" het land door om zich te wreken
op de vroegere onderdrukkers. Vele edelen
zochten hun heil in de vlucht en vroegen
onderdak in Haarlem, de zuidelijke hoofd
stad van Kennemeriand
De grijze slotvoogd van het kasteel Haar
lem weigerde eerst te vluchten. Voor hij zijn
kasteel evenwel van voldoende leeftocht en
krijs voorraad had kunnen voorzien om den
strijd met kans op succes te voeren, nadrden
al de vijanden. De toestand van den slotvoogd
en de zijnen werd spoedig critiek.
Hofdijk vertelt:
De wilde en dreigende kreten, de schorre
vloeken en smaadwoorden, de tartende blik
ken en gebalde vuisten dier onafzienbare
menigte, schilderden hem met een vreeselijk
ruw, en toch maar al te levendig penceel,
welk een dood hem wachtte.
Den dood van den krijger?dien
vreest hij niet neen! de dood van een
hond, die onder stokslagen valt. en hij hui
vert ineen; hij rilt bij het denkbeeld van
zulk een onteerend, zulk een dorperlijk einde,
Ware hij een heiden geweest, hij zou zich-zelf
hebben gedood; thans, bij al zijne ruwheid,
beefde hij voor zelfmoord terug, omdat het
een moord was; en hij werd radeloos. Toen
trad zijne gade toe. „Lief en leed heb ik ge
zworen met u te deelen; en ik heb u lief ge
had. en ben uwe trouwe gade geweest tot op
dit uur ik zal het blijven tot in den dood"
sprak zij: „en daarom of mijn leven gevaar
liep toch zal ik 't uwe redden".
En zij verscheen op den trans.
Mocht er hier of daar een onbekende hand
zijn, die zich ophief om een steen te slinge
ren, of een speer te werpen, of een hoog te
spannen vele anderen dwongen dat te
staken, want zoo gehaat de Slotvoogd was.
zoo bemind was de Vrouwe; geen arme of
geen kranke in den omtrek, die niet dikwerf
voor haar gebeden had tot God en die
zelfde stemmen verhieven zich thans voor
haar bij de menschen.
Men luisterde, ja, men riep haar toe
„Kom af. Vrouwe! en trek vrij uit de poort,
niemand zal u deeren, ga thans vrijelijk uit,
en schut u leven: in het wilde van den
storm wierd het sparen wellicht onmogelijk"!
„En mijne vrouwen dan"? vroeg zij: :,en
mijne maagden"?
„Wie harer bracht eenen uwer ooit eenij.
leed en hoevelen uwer niet versterking"?
„Neem met u, wat vrouwe is op den
burg"! riepen de aanvoerders terug: „zij zijn
gezegend om uwentwil wij laten ook haar
vrij".
„En wie zal ons onderhoud geven", sprak
zij weder: „zoo wij alles moeten achterlaten
wat ons noodig en noodzakelijk is? Waarvan
zullen wij ons kleeden en voeden? Sta mij
dan toe mijne male te vullen met het dierste
wat ik bezit, opdat ik wete, waarvan wij
zullen leven".
En ook dat werd haar toegestaan. En na
luttel tijds werd de poort geopend en de brug
nedergelaten, en de Burchtvrouwe trad het
eerst naar buiten. Zij had haren sluijer te
ruggeslagen, en zij droeg het gelaat vriende
lijk en rustig; maar or.der heur zaamgeplooi-
den mantel had zij de armen op den boezem
geperst, opdat het snel en angstig jagen van
heur hart zich ook niet door het golven van
het gesloten lijf kleed op den boezem verraden
mogt. Hare Jonkvrouwen en huismaagden
volgden haar, torschende een zwaargevulde
male; en of hier of daar ook de begeerlijkheid
van eenen enkelen mocht opwekken die
enkele, zoo hij zich niet schaamde, verbeet
zich ten minste en zweeg; want de roep van
de goede daden der Burgtvrouw liep reeds
bij allen rond, en men liet haar eerbiedig
gaan. en uitte ook geen juichtoon, die haar
pijnlijk kwetsen moest. en
Rustig trad zij met de haren voort, langs
de Hoflaan tot aan den Oosterweg. die voorbij
Haerlem van Heemskerc naar St. Aechten-
kerc voerde, God biddende voor iedere
schrede, die nog te doen viel, God dankende
voor iedere schrede, die reeds gedaan was
want nooit was een vrouwe de weg langer
gevallen dan haar, en laten blijken mogt zij
het niet: dat had doodelijk gevaar in en kon
met bloed worden betaald, haar dierbaarder
dan heur eigen.
En toen ze een der kleine, met struikgewas
omgroeide en doorzaaide berkenboschjes be
reikt had, toen werd de hale haastig neer
gezet en snel ontsloten, en viel zij een oogen-
blik den man aan het hart, die er uit trad.
en dwong hem toen: „Voort, nu voort! mij
zullen ze sparen, al vinden ze ons. Voort nu
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
VON MOLTKE EN DE
VREDESGEDACHTE.
Geachte Redactie,
Het zijn niet altijd enkel de kinderen, die
er zich erg voor interesseeren, of een verhaal
„werkelijk gebeurd is".
Ik moet erkennen dat het ook zoo kwaad
zoo goed is, een „historische" vertelling als
mijn „Droom van Moltke" in zülk een gecom-
primeerden vorm weer te geven,, als een in
zender in uw blad gedaan heeft, want zoo
doende wordt licht cft schijn gewekt, aJsof de
schrijver bedoeld had hier werkelijk historie
te geven. Daarom is het goed, dat de heer A.
D. de Roos er even de aandacht op heeft ge
vestigd. dat dit verhaal „met een korreltje
zout toe" moet worden genoten, en men wel
moet begrijpen, dat het hier niet om de his
torische feitelijkheid maar om de zedelijke
strekking van het verhaal te doen is.
De uitspraak van den „werkelijken" Van
Moltke was me ook wel bekend. men vindt
ze trouwens tot in het eindelooze verhaald; ik
zelf vermeldde ze reeds in mijn in 1914 ver
schenen „Oorlog en Christendom" Plet is m.i.
alleen te betreuren, dat de wonderlijke philo
sophic, alsof „de oorlog een element van de
door God ingestelde wereld-„orde"zou
wezen nog steeds opgeld doet; alsof niet vrede
de zin der goddelijke wereldorde zou zijn, en
de oorlog niet juist deze orde op het vreese-
üjkst verstoorde! Het is ook wel goed, dat de
heer De Roos nog eens die andere uitspraak
van den bekenden veldmaarschalk in herin
nering heeft gebracht, dat „zonder den
oorlog de wereld in het materialisme zou ver
stikken". Het is alleen maar jammer dat er
meteen niet bij kon worden aangehaald, hoe
indertijd reeds Guy de Maupassant die uit
spraak heeft uitgekleed en in al haar on
waarachtigheid in het licht heeft gesteld.
(Men vindt de schitterende bladzijden o.a.
aangehaald in Tolstoy „Het koninkrijk Gods
is binnen ulieden".)
Neen, de heer De Roos heeft gelijk: in de rij
der vredes-getuigen is er voor den ouden
Von Moltke zeker géén plaats. Hij kan vredes-
gedachte alleen in den droom doorleefd heb
ben.
Met beleefden dank,
Hoogachtend,
HILBRANDT BOSCHMA.
EEN MOEDER DOODDE HAAR
KIND
Op 28 December 11. had de Haarlemsché
rechtbank een geval te behandelen van een
doodslag door een moeder op haar kind.
We kunnen hierover natuurlijk niet anders
zeggen, dan dat het een afschuwelijk iets is.
De Officier van Justitie memoreerde in
zijn requisitoir, dat bij het bekend worden van
dit geval „door het geheele land een golf
van verontwaardiging is gegaan".
Dit is-vanzelfsprekend te begrijpen en de
Officier eischte acht jaar gevangenisstraf.
Laten we in verhand met dit geval eens
even overgaan naar het „militarisme". In
militaire vliegkampen worden de menschen
eiken dag afgericht in het besturen van
„bommenwerpers". Enkele honderden van
deze monsters staan gereed om zoo noodig
hun „heldhaftig" werk te gaan verrichten.
Wanneer het nu éénmaal zoo ver is, dat we
verkeeren in een toestand die men „oorlog"
noemt, dan nemen 2 of 3 „militairen" plaats
in één machine en stijgen op, om als
Nederland in dien oorlog betrokken is
boven Haarlem bommen te werpen. In en
kele minuten is dat gedaan. Gevolg mis
schien 100 onschuldige kinderen gedood,
200 weerlooze vrouwen verminkt of gedood,
tientallen gebouwen vernietigd. Ziedaar de
balans. De militaire „helden" worden ge-
eerd voor hun „moedig" optreden en het
„prachtig" behaalde resultaat.
Laten we hiermede eindigen en nog even
vergelijken.
Ie. Een moeder doodt haar kind. niet met
voorbedachten rade, maar wellicht in een
overspannen toestand. Eiseh 8 jaar gevan
genisstraf.
2e. Twee of drie militairen dooden 100
kinderen, niet in een overspannen toestand
en wel met voorbedachten rade: „Eisch:
Eervolle vermelding, misschien wel gerid
derd voor de „gewichtige diensten" den
lande bewezen.
Geachte medemenschen dienbt allen even
na. Ik weet wel: als men tegenwoordig
spreekt over den komenden oorlog, och dan
lacht de groote massa, dan lacht men.
omdat iemand zoo iets geks kan zeggen.
Welnu, het lachen zal u wel benomen wo-rden.
Het doel van deze enkele woorden is, aan
allen toe te roepen „Weet wat er gaat gebeu
ren. Vertrouw niet op zoogenaamde „Vre
desconferenties", het resultaat is nihil. Hecht
geen enkele waarde aan de beweringen uit
hooge militaire kringen, dat het met lucht
aanvallen niet zóó erg is. In die kringen durft
men zelfs te beweren, dat luchtaanvallen het
.humaanste" middel is om te verminken en
te dooden. Wel een bewijs van het moreele
peil. Geloof van dit alles niets.
Sluit u allen aan, onverschillig van welke
politieke of religieuze richting u bent, weest
allen één en eischt absolute afschaffing van
het geheime militaire element, geen afschaf
fing op papier, maar in werkelijkheid. Doet
gij dit niet, dan werkt ge mede aan uw eigen
ondergang en die van anderen.
„Eén kind gedood, 8 jaar gevangenisstraf."
..Honderd kinderen gedood, eervolle
vermelding en een lintje".
„Realiseer eens goed!! De oorlog komt."
W. J. B.