Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
ZATERDAG 6 JANUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
LETTEREN EN KUNST
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONC.
Het eerst wat voor Zondag op de aandacht
van ernstige Nederlandsche luisteraars aan-
spraak mag maken is m.i. wel de matinée van
het Concertgebouw. Niet Beethoven's Vierde,
niet de Variations symphoniques van Franck.
hoeveel algemeen erkende waarden beide
werken ook bezitten prikkelen onze nieuws
gierigheid: zij zijn gelukkig goede be
kenden, die men immer gaarne weer ont
moet, maar wier verschijning geen sensatie
geeft. De Symphonische Epigrammen en het
Pianoconcert van Willem Pijper bevatten
den stimulans. En de componist zelf heeft
dien prikkel scherp gesleoen. Wie over de
Epigrammen uitvoeriger ingelicht wil worden,
leze was Casper Höweler over den aard en de
aanleiding geschreven heeft in een onzer
radioperiodieken; zijn opstel werpt tevens een
nevelen-doorborend natriumlicht op de per
soonlijkheid van den componist en het ge-
projecteerde beeld wint aan objectiviteit
doordat de schrijver meerdere uitspraken
van Pijper zelf aanhaalt en met elkaar in
j verband brengt, en aldus eigenlijk den com
ponist in het brandpunt van zijn eigen zoek
lichten plaatst. Doch dit alles zou den Necler-
landschen doorsnee-luisteraar onverschillig
kunnen laten, indien niet Pijper zelf zijn
muziek als de eenige echt-nationaal-Hol-
landsche van dezen tijd had verklaard. In-
i dien deze uitspraak overeenkomstig de wer
kelijkheid is, moet zijn kunst weerklank
vinden in het onbedorven Nederlandsch ge
moed, en moeten breede kringen overtuigde
aanhangers en volgelingen ervan worden. Dat
tot dusver de gioote massa van leeken en
vaklieden zich afkeerig betoond heeft moet
dan wel Itggen aan de smaakbedervende
eigenschappen der vroegere, grootendeels ge
ïmporteerde muziek, die een verwenning aan
zuivere drieklanken en meer dergelijke onge
zonde zoetigheden had doen ontstaan.
Van deze soort van lekkernijen zal men
nu bij Pijper's muziek weinig of geen last
hebben. Ik moet echter den ernstigen luiste
raars aanraden, hun ooren te spitsen en
I scherp toe te luisteren of de uitvoerenden Pij
per's muziek wel nauwkeurig uitvoeren wat
in de noten staat.
Hier geldt het „Nederland let op u saeck"
in dubbele mate. al hebben we van het Con
certgebouworkest geen plicht-verzaking te
1 vreezen, en van Willem Andriessen, die de
solopartij van Pijper's Pianoconcert zal
spelen, evenmin. Het is nu drie dubbel jam-
mer dat Willem Mengelberg nog steeds door
ziekte verhinderd is het concert te leiden: in
de eerste plaats voor onzen grooten dirigent
1 zei ven. ten tweede voor onze kunst in 't
I algemeen, ten derde omdat de samenwerking
van drie Willemen het nationaal karakter
wel zeer bijzonder onderstreept zou hebben.
De verdorvenen. die nog op de suikerdot
der zuivere drieblanken willen sabbelen,
stemmen Zondagochtend op Buromünster
af en luisteren naar het klarinet-kwintet
van Mozart, dat in staat is om elke ge-
I dachte aan oneenigheid. ontevredenheid of
onspoed te doen verdwijnen, zelfs bij de
moderne extremisten. Het werk. dat het num-
j mer 581 draagt is in 1789 voor den klarinet
tist Stadler geschreven. De stijl wijkt af van
dien der strijkkwintetten: in deze is een
homogeen ensemble aan het woord en komt
I het dus meer aan op de verwerking en combi-
I natie van het thematische materiaal en dus
implicite op de eigenschappen van dit mate
riaal zelf.
Bij 't klarinettenkwintet is de klarinet als 'n
vreemde eend in de bijt, een instrument
welks klank contrasteert met dien van het
homogene strijkviertal. In dat contrast zit
dus het essentieele der samenwerking en het
ligt voor de hand dat Mozart in dit werk het
hoofdzakelijk op klankwerking heeft aange
legd. De muziek zwelgt om zoo te zeggen in
schoonheid. Reeds de inzet van het Allegro
door het strijkkwartet markeert de geluk
zalige stemming, waarin de klarinet enkele
oogenblikken later haar zang mengt als een
jubelend opstijgende leeuwerik. Van nu af
heeft de klarinet de leidende rol, en zij voert
ons. zooals Ambros zegt, naar een gebied waar
alles in rijpe, liefelijke zinnelijkheid zweeft.
Het beroemde Larghetto wordt een waar
kleinood van schoonheid en welwillenheid ge
noemd. In de Menuet vertegenwoordigt de
I klarinet het popuaire element, althans in het
tweede Trio. De Finale bestaat uit een reeks
variaties over een naief thema, met een uit
smijter als besluit.
Ook het strijkkwartet in e kl. t. van Verdi
(Zo. Langenberg), het eenige werk op dit
gebied dat de groote opera-componist
schreef, is de moeite van het luisteren waard.
Weliswaar heeft Verdi de grootste meesters
der kwartetlitteratuur niet kunnen evena
ren, maar er steekt toch in zijn kwartet veel
meer stijlbeheersching en serieuze arbeid
dan zij. die Verdi alleen uit „Rigoletto." ..II
Trovatore'' of ..La Traviata" kennen, zouden
vermoeden. Het is trouwens veel later ge
schreven. n.l. in 1873. dus niet lang na de
opera „Aida" (1871). terwijl de drie boven
genoemde werken, die V.'s naam voor het
eerst beroemd maakten, van pl.m. 1350 datee
ren. Na het kwartet kwamen nog het Re
quiem. dat V.'s bekwaamheid in het contra
punt nogmaals duidelijk liet doorschemeren,
de opera's „Othello" (1887) en „Falstaff"
(1893) en enkele religieuze gezangen. De
opera „Othello" zal Zondagavond door Wee-
nen worden uitgezonden. Ik acht opera's per
radio in 't algemeen maar half werk, zoolang
er geen televisie bij is. maar in elk geval
heeft men gelegenheid zich van de verande
ring van V.'s stijl na zijn beroemde trits te
overtuigen.
Behalve Leipzig zendt' ook Daventry Zon
dag een Bach Cantate uit. De Cantate „Die
Himmel erzahlen" wordt door Schweitzer een
„trompetcontate bij uitnemendheid" ge
noemd. „Wie eenmaal in zijn leven de won
derbaarlijke thema's, waarin Bach de twee
psalmverzen van het eerste koor verklankt,
gehoord heeft, kan ze nooit meer vergeten".
Overigens mogen de Bachminnaars Dinsdag
avond op Rad. Suisse Rom. afstemmen. Het
concert voor 4 piano's is, zooals men weet,
toewerkt naar een voor 4 violen van Vivaldi.
Ook dit staat op het programma; als het
zelfde bedoeld is heeft men een interessant
staaltje voor vergelijking!
Een zeer interessant programma heeft het
Maastrichter concert van Vrijdagavond
(Huizen) Het Divertimento van Mozart (K.
V. 334, dus nabuur van de bekende pianoso
nate met het Turksche Rondo, die als no. 331
voorkomt) is een der 18. die M. voor ver
schillende bezetting schreef. Serenade-karak
ter is regel, althans in de begin- en slot-
hoofddeeien. In de tusschenliggende Andantes
en Menuetten wordt de vroolijke toon soms
geheel verlaten. Zoo is in bedoeld Diverti
mento een thema met variaties ln d. kl. t.
waarin een zeer sombere stemming tot uiting
komt. Het tweede Menuet heeft twee Trios
in mineur. Hier heeft M. dus niet zijn per
soonlijke gevoelens terzijde kunnen schuiven
tijdens de uitvoering der opdracht.
Het concert voor fluit en harp (Hilversum
Donderdag), behoort tot Mozart's minder
belangrijke werken en wordt alleen omdat
het een unicum is vrij veel gespeeld.
Pembaur speelt Maandag in Munchen
wat? kan men wel raden; maar daar men
hem niet zien kan mist men de helft, evenals
bij de opera-uitzendingen.
En Wanda Landowska speelt Zaterdag
voor de R. S. R. cn dit concert wordt' blijk
baar ook door Parijs rad. uitgezonden; maar
men vergelijke voor de aardigheid eens de
redactie van de programma's der twee sta
tions. Wie gelijk heeft zullen we moeten af
wachten.
Het liederenrecital van Huizen op Donder
dagavond zal aan de vele bewonderaars van
de kunst onzer eminente liederzangeres een
even groot genot verschaffen als aan hen die
haar voor het eerst hooren.
HET TOONEEL.
Geloof en Wetenschap.
ROTTERDAMSCH-HOFSTAD TOONEEL.
Het is niet bepaald een engageante tee-
kaning, die Willy Corsari in Krontjong van
Indië geeft en ik kan mij de ontboezeming
van een dame in de pauze begrijpen, toen
zij zeide: „Wat 'n land! Vóórdat ik toch ooit
naar Indië ga!" Ik trachtte haar gerust te
stellen en verzekerde haar, dat het zoo
erg niet was, maar ik kon haar niet over
tuigen. „AI is het maar voor de helft waar,
dan is het al erg genoeg!" vond zij en ik
heb maar niet meer geprobeerd om haar
van gedachte te doen veranderen, omdat ik
zeker weet, dat zij toch nooit voor de keuze
zal worden gesteld om een zoo beslissenden
stap te doen.
De fout van Willy Corsari is, dat zij en
kel de schaduwzijden van Indië heeft laten
zien en het Holla ndsche publiek de licht
plekken heeft onthouden.
Met de herinnering aan mijn Indische ja
ren kan ik verklaren, dat Willy Corsari wel
zeer eenzijdig is geweest in haar teekening
van het leven der Europeanen in Indië.
De inhoud van dit Indische spel is in en
kele regels verteld. Josine de Rooy komt
vol illusies naar Deli, waar haar man as
sistent is op een plantage. Maar al heel
spoedig blijkt het, dat zij tegen het leven
op zoo'n onderneming niet is opgewassen.
Zij ondergaat in hevige mate den invloed
van het „mysterieuse Oosten" en nadat een
jong assistent is vermoord, raakt zij lang
zamerhand in een toestand van overspan
ning, die zoo hevig wordt, dat wij toeschou
wers het ergste gaan vreezen. Op een avond,
dat haar man haar alleen heeft gelaten,
gry'pt de angst haar zoodanig aan, dat zij
in een zenuwcrisis zich gillend op den grond
werpt en wij denken niet anders dan dat
Josine evenals Bijlevelt in „Eenzaam"
krankzinnig zal worden, als de schrijfster in
het laatste tafereel, dat eenige weken later
speelt, een wel geheel onverwachte wending
aan haar stuk geeft. Josine wordt niet gees
teskrank, gaat zelfs niet zooals haar man
haar heeft voorgesteld naar Holland,
maar is plotseling tot onze groote verras
sing genezen, wanneer haar man, als er
werkelijk gevaar voor haar en haar kind
heeft gedreigd, dit gevaar door zijn moedig
gedrag heeft afgewend. Dan verklaart Jo
sine, dat de angst van haar is afgevallen
en zij voortaan als een flinke vrouw aan zijn
zijde zal staan.
Bij deze woorden van Josine dachten
wij: geloove, wie het gelooven wil. Dit
slot is er enkel maar aan gemaakt voor „the
happy end". Een vrouw, die zoo overspan
nen is, zal door zoo'n nieuwen schok nog
meer van streek raken en het is niet aan te
nemen, dat het haar plotseling genezen zal.
Maar ook verder is er op dit stuk nog heel
wat aan te merken. Willy Corsari heeft het
geval van Josine wel heel erg op de spits ge
dreven. Het is natuurlijk zeer wel aan te ne
men, dat een nerveus-aangelegd vrouwtje op
een plantage in Indië door heimwee en door
den invloed van de voor haar zoo vreemde
en mystieke omgeving, overspannen kan
worden ik heb er zelf voorbeelden van
gezien maar normaal is dat geval van
Josine toch zeker niet. Om den toestand van
Josine zoo kritiek en voor ons zoo overtui
gend mogelijk te maken, heeft zij in haar
stuk een geesteskranke vrouw gebracht, die
ziek is geworden, nadat haar man en haar
kind gestorven zijn. Die krankzinnige komt
telkens weer op de meest ongelegen oogen
blikken bij Josine tot drie maai toe zelfs
werkt Willy Corsari met ditzelfde middel
en afgezien nog van dit zeer melodrama
tische effect, voelen wij allen het wel heel
opzettelijke en tegelijk het onmogelijke van
deze krankzinnige vrouw daar op die plan
tage. Het is toch niet aan te nemen dat een
patiente, die zoo in haar geestestoestand
gestoord is, maar rustig jaren lang op een
plantage, waar enkel assistenten én hun
families wonen, zou veTblijf houden.
Ook kunnen wij niet zeggen, dat Hans
de Rooy. die toch zielsveel van zijn vrouw
heet te houden, erg tactvol en verstandig
tegen Josine optreedt. Het lijkt zelfs wel,
of hij alles doet om haar toestand te ver
ergeren. En bij de ongemotiveerde scène
die hij tegenover Daalders, een anderen as
sistent maakt, dachten wij zelfs dat Hans
de Rooy zelf een klap van den molen beet
had.
Willy Corsari is een voortreffelijke ro
mancière, maar een tooneelschrijfster is zij
niet. Was zij dit wel, dan zou zij bijvoor
beeld niet een heel lang tafereel waarin
dramatisch letterlijk niets gebeurt noodig
hebben gehad enkel om ons te laten zien met
hoeveel illusie Josine in Indië kwam. Dat zij
een vlotten en teekenenden dialoog weet te
schrijven, bewees zij ongetwijfeld in dat eer
ste bedrijf. En ook de Indische sfeer was er
wel op dat hotel-terras te Medan, maar ge
sprekken alleen maken nog geen tooneel.
Al deze personen zijn bovendien zoo vaag
geteekend, dat er van karakters, zelfs van
types geen sprake is. Alleen de dokter stond
van al deze figuren als een levend mensch
voor ons, vooral ook door het zeer sympa
thieke spel van Cor van der Lugt Melsert.
Zelfs Hans de Rooy, Josine's man. bleef vrü
schimmig voor ons en het was duidelijk te
zien dat Dick van Veen er eigenlijk niet wel
raad mee wist.
Mevrouw Van der Lugt Melsert-Van Ees
die wij in dit seizoen gisteren voor het eerst
te Haarlem zagen spelen was Josine en
het lag werkelijk niet aan haar, dat dit In
dische stuk zoo weinig indruk op mij maak
te. Heel lief speelde zij bijvoorbeeld het too-
neeltje met den jongen assistent en in de
groote scène in Hl was haar spel van een
bijna angstwekkende realiteit. Dat was heel
knap.
Het leek mij toe, dat het stuk niet al te
goed nog was ingespeeld. Het tempo was ten
minste erg gerekt en wij hoorden ook nog al
eens den souffleur. Misschien was de over-
groote drukte van het Haagsche gezelschap
by den overgang van het jaar hiervan
eenigszins schuld.
Aan mevrouw Van der Lugt Melsert en de
schrijfster, die zelf als gast h# rolletje van
de geesteskranke mevrouw Lesio speelde, wer
den aan het slot bloemen aangeboden. In
gedachte heb ik ze ook geoffreerd aan de
onbekende dilettante die een „Indische da
me" zoo natuurlijk speelde, dat het mij was,
of ik weer in Indië zat.
De stampvolle zaal heeft het den artisten
niet aan applaus laten ontbreken. Het
doek moest ettelijke malen omhoog, vooral
na de door mevrouw Van der Lugt Melsert
zoo sterk gespeelde groote scène en aan het
slot, zoodat wij van een succes bij het pu
bliek mogen spreken.
J. B. SCHUIL.
FILMKUNST.
DE ORANJE-FILM BIJ
TUSCHINSKI.
Cor van der Lugt Melsert.
Na den vorigen dag in Den Haag met een
gala-première de officieele sanctie te heb
ben gekregen, heeft gister in het Tuschinski-
theater te Amsterdam de film Willem van
Oranje het eerst voor het publiek gedraaid.
Ofschoon de Haarlemsche belangstellenden
reeds de volgende week in eigen woonplaats
dit stuk Nederlandsch fabrikaat kunnen lee-
ren kennen, zullen zij naar dit lang tege
moet geziene voortbrengsel van eigen bo
dem wel zoo benieuwd zijn. dat wij niét wil
len wachten met onze indrukken omtrent
het werk mede te deelen.
De vertooning van deze film is inderdaad
een gebeurtenis geweest. Weliswaar kan
men niet zeggen, dat men hier met de eer
ste proeve van Nederlandsche filmproduc
tie heeft te maken. In de allereerste film
periode heeft Nederland zich ook reeds niet
onbetuigd gelaten, maar de uitkomsten van
die eerste Nederlandsche filmkunst zijn niet
van dien aard geweest, dat^ men er elkaar
gaarne aan herinnert. Wij behoeven ons
over den achterstand op dit gebied niet te
schamen; wij zijn pioniers in de architec
tuur, pioniers in de muziek, pioniers in de
vliegsport en wij behoeven toch niet op
alle mogelijke terrein pioniers te wezen!
Zullen wij zelfs in staat zijn tot de be
scheidener prestatie: als navolgers van de
filmkunst, die buiten onze grenzen zulk een
geweldige vlucht is gaan nemen, een be
hoorlijk figuur te slaan? In het tijdperk
van de geluidsfilm beleven wij een nieuwe
poging in deze richting, een poging, welke
meer vertrouwen wekt dan de vroegere, nu
wij in Joris Ivens en zijn school over een
bekwame en artistiek voelende staf beschik
ken.
De vertooning bij Tuschinski is ingeleid
met een toespraak, waarin de conferencier
de welwillendheid van het publiek inriep en
vermaande, den Holland kenmerkenden
kritischen zin nu eens thuis te laten en te
bedenken, dat een vergelijking met het uit-
heemsche voor onze kunstenaars onbillijk
zou zijn, omdat dezen niet over de ervaring
en de middelen beschikken van de groote
internationale filmmaatschappijen.
Ongetwijfeld is deze opmerking juist. Maar
een dergelijke omstandigheid maakt het ge
ven van een objectief oordeel niet gemak
kelijker. Bovendien zijn er nog een paar om
standigheden, die de beoordeeling vertroe
belen.
Het eerste is de aard van het onderwerp.
Willem van Oranje is ons, Nederlanders,
heilig en de geschiedenis, waarin hij de
hoofdrol speelt, werkt op ons aller gevoel.
Misschien alleen al, omdat de tachtigjarige
oorlog met de bekende anecdoten van Kenau
en koppelstock dierbare kindsheidsherinne
ringen zijn. Het noemen van hun namen,
gelijk het zingen van het Wilhelmus, ont
roert. Maar deze ontroering is geen brevet
voor de verdienstelijkheid van het school
boekje of de welluidendheid van den zang.
Ook de erbarmelijk valsch uitgekraaide
psalmen kunnen de vrome schare in een
dorpskerkje ontroeren.
In de derde plaats staan wij te dicht bij
de acteurs en de verdere medewerkenden
om ons oordeel zuiver te vormen. Al de ge
zichten van de dramatis personae zijn ons
vertrouwd uit den schouwburg; Willem van
Oranje kan zich wenden of keeren. in elk
gebaar van den gang. In elk rimpeltje van
het gelaat, in elke trekking met schouders
of rug blijft hij voor ons Cor van der Lugt
Melsert. Deze bevriende figuren in het ka
der van Philips' onderneming, de trots van
de Hollandsche Industrie, en onder het pa
tronaat van een populair impressario als
jonkheer Jan Feith. we staan er met al
onzen „kritischen zin" toch anders tegen
over dan tegenover Hollywood en Neubabels-
berg. Voelen wij ons niet als op een bruiloft,
waar de familie een gelegenheidsstukje
vertoont? En zou het geen blijk geven van
slechten smaak en, nog erger, van harte
loosheid, zoo wij, die dag-in dag-uit heb
ben gehoord, hoeveel werk de gasten van
de vertooning hebben gemaakt en met hoe
veel toewijding ze hun stukje hebben inge
studeerd, een strengen maatstaf aanleg
den voor hun goede bedoeling?
Aldus wordt onze kritiek principieel an
ders dan zij tegenover de uitheemsche pro
ductie pleegt te zijn. Daaraan is met den
besten wil niets te verhelpen! Het beroep van
va conferencier op onze welwillendheid is
overbodig geweest.
Dus geen vergelijking. Deze vertooning is
voorloopig niets dan een proeve in een nieu
we richting en een proeve kan niet dadelijk
een meesterstuk zijn. Voor ons, en vermoe
delijk ook voor de rechtstreeks betrokkenen,
zal de belangrijkste vraag wezen, in hoever
dit experiment blijk heeft gegeven van de
mogelijkheden voor een Nederlandsche film
industrie. Dan is er veei, dat meevalt. Onze
acteurs hebben zich als filmspelers niet
kwaad gehouden. Velen hunner hebben,
dank zij de leiding van Teunissen, het prin
cipieel verschil tusschen tooneel- en filmmi-
miek begrepen. Meer»dan één heeft boven
dien bewezen, over een fotogeen gelaat en
een fotogene gestalte te beschikken. Er wa
ren onder de close-ups van de edelen cn
verdere personages welke de lens passeer
den, sujetten, die als tooneelspelers vrijwel
tot de onbekenden behooren, maar van
wier gefotografeerde trekken men een scher
pen indruk behouden zal. Van de hoofdspe
lers hebben Louise Kooiman en Louis van
Gasteren als geschikte film-objecten mijn
bizondere aandacht getrokken.
Grooter moeite nog dan bij de personeele
scènes, waarin men het tooneel heeft moe
ten trachten te vergeten, is bij de massale
tafereelen te overwinnen geweest. Deze blij
ven ook in de tweede fase van de Holland
sche filmproductie evenals in de eerste, de
zwakke plek. Het is niet louter doordat men
naar het voorbeeld van den prins van Oranje
bij Waterloo met twintig manschappen hot
effect moet maken, alsof men over legioenen
beschikte. Maar ook doordat voorshands de,
ik weet niet door welk wonder elders be
reikte electrificatie van de „menigte" hier
nog ontbreekt, doen deze intochten, gevech
ten, samenscholingen en vergaderingen wat
schraal aan. Men raakt geen oogenblik de
gedachte aan de traditioneele studenten
maskerade van vroeger kwijt. Alleen bij den
beeldenstorm is men hier bovenuit geko
men. Dat is werkelijk een stukje film ge
worden, dat er als film mag zijn. Ook de in
tocht van Alva heeft een indruk nagelaten
om het imposante masker van den acteur
Liesting.
Wie den maatstaf aanlegt van „histori
sche" films als Jeanne d'Arc, Potemkin of
de verschillende oorlogsfilms, mist in de
compositie het overheerschen van de idee.
Een vreemdeling, die niet met onze „vader-
landsche geschiedenis" is opgevoed, zal uit
deze vertoonïng geen beeld krijgen omtrent
het karakter van Willem de Zwijger noch
omtrent de beteekenis van den vrijheids
strijd.
Maar de film heeft vermoedelijk ook niet
de pretentie een dramatische of een idee
film te zijn. Zij beoogt., althans volgens het
programma, een historische documentaire.
Zooiets als: schetsen uit het leven van Wil
lem van Oranje. Dat begint met de vorste
lijke wieg en eindigt met het (hier in het
Hollandsch gesproken) Mon Dieu ayez pitie
de ce pauvre peuple! En als een dergelijke
anecdotanische illustratie van de vader-
landsche geschiedenis is ze uitstekend ge
slaagd.
Het is alles beginwerk, zwaar en moei
zaam beginwerk: de architectonische op
bouw van Wegeriff, afgewisseld met authen
tiek oud-Hollandsche stedenschoon, de wel
eens aarzelende maar niet onwelluidende
muziek van Van Sigtenhorst-Meyer, de sce
nario-structuur onder controle van dx. Van
Tienen, de met de camera van Farkas en
met de geluidstechniek van Métain tot
stand gebrachte compositie van Teunissen
en Drayer. Een begin, maar een begin, dat
op den duur misschien tot een goed einde
zal kunnen leiden.
H. G. CANNEGIETER.
LUXOR THEATER.
Lips Betray, de 200 P.K. van Zijne Majesteit.
Deze (eerste) Amerikaansche Harvey-film is
een groot succes geworden. Onder leiding van
regisseur John Blystone werd een film gepro
duceerd, die van het begin tot het einde
charmant is. allergenoeglijkst en zonnig.
Lilian Harvey fladdert met haar ranke figuur
tje door de film heen als een zorgelooze vlin
der in een bizondere lieftalligheid. Zij is geble
ven die zij in de Ufafilms was: dartel en
hupsch en al huppelt ze af en toe ook wel eens
meer dan noodig is, over het algemeen heeft
Blystone haar goed in toom gehouden, het
geen geen geringe verdienste van hein is.
Lili Weiier (Lilian), die haar kamerhuur
niet meer kan betalen, neemt een engagement
aan in een Volksgarten, doch haar eerste op
treden als zangeres daar wordt beloond met
hoongelach en ze wordt weer ontslagen. De
chauffeur van de (splinternieuwe) 200 P.K. van
Zijne Majesteit, koning Rupert, brengt haar
in die auto naar huis, zoodat de heele stad
den volgenden morgen van Lili spreekt als: de
favoriete van den koning. Het gevolg is. dat
iedereen haar toejuicht en dat zij onmiddellijk
weer wordt geëngageerd om in den Volks
garten te zingen. Het succes is dan enorm. De
koning, die tusschen zijn staatsmansdaden
nog gelegenheid heeft te componeeren en zijn
liedjes uitgeeft onder den naam van kapitein
von Linden, maakt dan kennis met haar als
zoodanig en een idylle ontspint zich. Na aller
lei wederwaardigheden komt Lili er eindelijk
achter, wie die kapitein is, deze verheft haar
tot gravin en stelt haar tenslotte aan zijn volk
voor als zijn toekomstige gemalin.
Deze film is in hoofdzaak een muzikale film
en Blystone heeft uitnemend partij weten te
trekken van de aardige door William Kernell
geschreven muziek. Niet alleen in de liedjes,
die gezongen worden door Lilian en John Boics
(koning Rupert), maar ook in de begeleiding,
die deze film zeer aantrekkelijk maakt. Goed
bijv. is de combinatie van muziek en beeld b!J
den tocht van Lili per auto His Majesty's
Car! door de stad. suggestief het als een
loopend vuurtje rondgaande bericht: Lili
Weiier is His Majesty's favourite!, geestig het
aanbieden van de nieuwe auto, de geweldige
200 P.K., van alle gemakken voorzien. a!s daar
zijn telefoon, een bar'tje, een installatie voor
sprekende films!
Goed geslaagde momenten, waarin Lilian
zich kan laten gaan, zijn bijv. haar pogingen
bij de theateragentuur om een baantje te vin
den. waar ze danst, en op het koord loopt (als
in de Blonde Droom), en bijnadegenslik-
ster wordt, en het toppunt van uitbundigheid
is wel haar tweede optreden in den Volks
garten. Lilian is in haar schalksche oogenblik
ken onweerstaanbaar en daar tegenover steekt
de kalme, wat stugge houding van den voor
deze rol niet te slanken John Boles wel wat
af. Een andere figuur zou het hier beter ge
daan hebben. Maar hij zingt goed.
El Brendel is de chauffeur. Hij is in Amerika
zeer geliefd. Van zijn komiekerigheid, geba
seerd op een vreemd accent van het Ameri-
kaansch, valt voor Nederlandsch publiek ech
ter veel weg. Maude Eburne als komische Alte
(de verhuurster van Lili's kamer, later haar
impressario) mag met lof genoemd worden,
evenals de beweeglijke Herman Bing als de
eigenaar van den Volksgarten.
Dat iedereen Amerikaansch spreekt cn Bing
een gebroken brabbeltaaltje uitslaat (hoe ko
misch ook op zichzelf), terwijl de namen van
den tuin, van de agentuur en van de personen
Duitsch zijn, en de film ergens in Europa
speelt, is ten gerieve van het Amerikaansche
publiek geschied. Het maakt de film in onze
oogen wel wat tweeslachtig.
In Ein blonder Traum droomde Lilian
Harvey van een reis naar Hollywood, die echter
niet succesvol voor haar eindigde. Haar échte
Amerikaansche reis is geslaagd geworden....
Uit het welvoorziene voorprogramma noe
men we een interessante film uit de Lybische
woestijn, een geestige film met den Ameri-
kaanschen radiozanger Art. Jarrett, en een
allergenoeglijkst mengelmoes van velerlei
merkwaardigheden over de wereld.
A. J. C. VL
REMBRANDT THEATER
Stan Laurel en Oliver Ilardy in
Fra Diavolo.
In het Rembrandt Theater gaat deze week
een uitnemend programma, dat al direct van
het eerste begin af belangrijk is. Na het Fox
Movie Nieuws komt Polygoon Holl. Nieuws
met de aankomst van de Pelikaan op Schip
hol. Hoezeer het publiek deze film wist te
apprecieeren, bleek wel daarüit, dat er een
spontaan applaus losbrak na afloop en bij
hun benoeming tot ridder in de orde
van Oranje Nassau. Het was of we Za
terdagavond 30 December nog eens doorleef
den, alleen natuurlijk minder hevig en min
der geëmotionneerd. Het voordeel van de
film Is, dat we op ons gemak nu ook dc
stoere levende koppen van die vier luchthel-
den kunnen zien, iets wat den meesten onzer
tot nu toe niet gegeven was.
Op het tooneel verrichten drie slangen-
menschen in hun fascineerende kleedij schit
terend werk, zoowel in werkelijken als over
drachtelijken zin. Ze zullen op hun gebied
moeilijk overtroffen kunnen worden.
Komen we nu tot de hoofdfilm met Stan
Laurel en Oliver Hardy in de Metro-film Fra
Diavolo. Moeten we u vertellen, hoe de zaal
soms daverde van de lachsalvo's? Hoe het
gekke stel van de eene dwaze situatie in de
andere valt? Van het vroolijk publiek, dat
onder hun invloed steeds vroolljkcr wordt?
Is het noodig om te wijzen op het lichtelijk
onwaarschijnlijk van 't scenario? Wat deert
't of 't gebeuren logisch of met het nuchtere
verstand zelfs maar aannemelijk is. alles wat
deze twee beleven en doen! We redeneeren
niet, we schiften niet en we crltiseeren niet,
als we deze twee kunnen genieten. Alles wat
we doen is ons intens amuseeren en schater
lachen.
Den regisseur Hal Roach moet het een ge
noegen zijn met zulke geboren komieken te
werken. Hij kan er verzekerd van zijn. dat zij
uit hun rol halen wat er uit te halen is De
film speelt ongeveer een eeuw geleden in de
Italiaansche bergen, toen het daar onveilig
werd gemaakt door bandieten. Vooral Fra
Diavolo is daar zeer gevreesd. Stanlio en Oli-
vero (Stan Laurel en Oliver Hardy) onder
gaan het lot van zoovele anderen en wor
den door de bende beroofd van hun spaar
duitjes. Stanlio herstelt zich het eerst van
zijn tegenslag. Hij stelt voor zij zullen ook
bandiet worden dat is een gemakkelijke wijze
om weer gauw hun duiten terug te krijgen.
Veel succes hebben ze evenwel niet en de
stomste fout haalt Ollverio Hardio uit als hij
zich uitgeeft voor Fra Diavolo nota bene te
gen Fra Diavolo in eigen persoon. Na eenige
wederwaardigheden ontknoopt dit drama
zich voor hen momenteel nogal gunstig. Zij
worden door Fra Diavolo aangenomen als
kamerdienaar, terwijl Fra Diavolo zich uit
geeft voor Markies de San Marco. Dat- elke
onderneming met zoo'n stel kamerdienaars
moet mislukken, begrijpt een kind, niet aldus
de overigens zeer pientere Fra Diavolo (zeer
fijn gespeeld en gezongen door Dennis King)
en gelukkig maar. anders was ons veel plei-
zier onthouden. Dat de onbenullige Stanlio
Laurelio zijn meester ten slotte verraadt,
verwondert in de zaal dan ook niemand, dat,
hadden we allemaal eigenlijk al veel eerder
verwacht, en dat door Stanlio's onnoozelheld
Fra Diavolo met zijn beide kamerdienaren op 't
laatste moment nog aan den dood kunnen
ontsnappen, och, dat hadden wij ook al
voorzien, al is de manier waaróp, altijd weer
een verrassing.
Zeker mag niemand de gelegenheid laten
voorbij gaan deze week Fra Diavolo te gaan
zien. Men zal schaterlachen.