De installatie van het Pelikaan-comité Een Meisje en een Man DE BEMANNING VAN DE .PELIKAAN is Woensdagmiddag in hei Koloniaal Instituut te Amsterdam op geest driftige «vijze gehuldigd. Na de installatie van het Pelikaancomité had de eigenlijke huldiging der bemanning plaats, waarvan hierboven eenige aardige snapshots. DE RUSSISCHE GEZANT TE BERLIJN, Chintchulc, heeft Dinsdag als gast van de Amerikaansche Handelskamer in het Adlon- hotel te Berlijn een rede gehouden over de ontwikkeling van de Russisch-Amerikaansche betrekkingen. EEN DANKBARE GAST op de liefdadigheidspartij voor kinderen, welke Dinsdag in de Covent Garden opera te Londen gegeven werd. EEN SCHILDERACHTIG TAFREELTJE bij de Oude Kerk te Monnikendam, waar de rijp, die boomen en struiken bedekte, de omge ving een sprookjesachtig aanzien verleende. DE WERKZAAMHEDEN aan het van Heutzmonument op het Olympiaplein te Am sterdam kunnen in verband met de vorst op het oogenblik niet worden voortgezet. ONDER ZEER GROOTE BELANGSTELLING heeft te Ossegg de begrafenis plaats gehad van dertien der slachtoffers van de ontzettende mijnramp. HET BAYONNE-SCHANDAAL. De villa, waarin Stavisky was gevlucht en waar hij tenslotte op het moment zijner arrestatie zelfmoord heeft gepleegd. FEUILLETON Naar het Engelsch van CURTIS ÏORKE. (Nadruk Verboden). 23) „Verwacht u brieven?" vroeg hij. „Ja, ik verwacht er een paar. Ik heb een oud vriend, een vriend van vroeger uit Lon den, die mij eens per maand schrijft, en die brief zou vandaag komen". Warwick fronste het voorhoofd. „Een oud vriend? Een jonge man veron derstel ik?" Ze antwoordde niet dadelijk, maar bukte zich en pookte in het vuur. Toen zei ze rus tig: „Ja". Na een korte stilte vroeg hij op een toon; die van verre scheen te komen: „Ben je met hem verloofd",, Een lichte blos verscheen op haar gezicht. U hebt in 't geheel geen recht me dat te vragen". „Ik weet het, maar dat kan me niet sche len. Ben je met hem verloofd?" „Neen. we zijn alleen vrienden", antwoordde ze droomerig. „Poeh, er bestaat geen vriendschap tusschen een man en een vrouw". „O nee?" vroeg ze met kalme stem. platonisch aangelegde menschen zijn goed voor verhalen", ging hij onbesuisd voort, „maar in 't werkelijke leven is 't iets anders". „Ik ben 't niet met u eens", merkte ze op. „Vriendschap tusschen een man en een vrouw is 'n veel volmaakter en mooier iets, dan vriendschap tusschen twee vrouwen. In veel gevallen is 't zelfs mooier dan liefde tus schen man en vrouw". „Je weet 't misschien zelf niet", zei hij ver stoord, „maar je bent verliefd op dien man. Deze opmerking was natuurlijk absoluut on geoorloofd, maar 't is de moeite waard te ver melden, dat Christian 't niet kwalijk scheen te nemen: haar gezicht dat in de schaduw was, straalde, met een vreemd, weifelend lachje. „Waarom laat hij je zoo'n ongeciviliseerd leven leiden?" vroeg hij kortaf. „Waarom komt hij niet eens hierheen om te zien, wat jij hier uitvoert. Waarom trouwt hij niet met je, in- plaats van in Engeland te blijven, terwijl jij hier mannenwerk verricht". „Er is nooit sprake van een huwelijk tus schen ons geweest", antwoordde ze. „Tenmin ste ik meen ik „Wat, heeft hij je nooit ten huwelijk ge vraagd?" viel hij haar scherp in de rede. „Heeft hij je nooit gezegd dat hij je liefhad?" „Waarom zou hij??' „Dat had hij moeten doen. Iemand, die zoo onverantwoordelijk met een meisjesleven om gaat, moet eens met een zweep bewerkt worden". Hij was op gestaan en liep de kamer op en neer, voor zoover dat in die beperkte ruimte mogelijk was. „Windt u zich alstublieft toch niet zoo op", zei ze. „Wat kan er u aan gelegen zijn, daar bijvoegde ze er met een vreemd lachje aan toe: „ik had gedachtZe hield plot seling op. „Maar ik kan niet hebben, dat u mijn vriend verkeerd beoordeelt. Hij heeft me lang geleden ten huwelijk gevraagd en ik weigerde, omdat ik hem niet liefhad en daarom zijn we nu gewoon vrienden. Laten we er niet meer over spreken en laten we zitten. U maakt me zenuwachtig met dat heen en weer loopen". Hij liet zich in zijn stoel vallen en staarde neerslachtig in het vuur. „Dus je bent van plan de rest van je leven hier door te brengen?" vroeg hij plotseling. „Misschien". „Je bent dus niet van plan ooit te trouwen", merkte hij een beetje ontoepasselijk op. Ze haalde de schouders op. „Ik geloof dat een huwelijk mij niet aan trekt". „Dit leven moet een geweldige verandering zijn geweest, na uw leven in Londen?" ging hij voort. „Mijn leven in Londen?" herhaalde ze, „ja, 't was zeker een heele verandering". „Ten kwade, zeker", zei hij. „Neen", antwoordde ze. „Toen mijn vader stierf, ben ik bij een tante gaan inwonen, die in Bayswater, 'n deel van Londen woonde, u kent die buurt niet. denk ik?" „Ik heb ervan gehoord", gaf hij toe. „Ik was een soort van onbetaalde kinder juffrouw en secretaresse", ging ze voort, „be halve nog veel meer dingen. Toen oom Joe voorstelde, dat ik naar hier zou komen, greep ik 't met beide handen aan en tijdens zijn leven was ik zoo gelukkig als ik maar zijn kon. Ik heb veel in hem verloren. Maar ik heb een paar goede vrienden, David Vanbrugh b.v. en een paar van zijn vrienden in Cardstown, in specteur Kirwin en zijn vrouw, die buitenge woon aardig zijn". „Ik geloof dat ik ze eens uit de verte ge zien heb", hernam Warwick. „Hij is 'n man van middelmatige lengte, niet. met vlasblond haar en een snor en een vlugge, vastberaden manier van spreken?" „Ja, hij is heel populair, eerlijk en onpar tijdig; breed van opvattingen en voor rede vatbaar. Zijn vrouw is een schat, aardig en levendig, ze ziet er heel jong uit". „Ja, ik heb Vanbrugh wel over haar hooren spreken. We moeten ze eens hier vragen, als 't weer wat beter wordt. We zouden 'n picnic kunnen organiseeren met de Morningtons en Vanbrugh. Prachtkerel, die Vanbrugh. Ik ben blij dat hij en jij vrienden zijn". „Daar komt Gregory met de post", zei ze. Nu moeten we heusch de lamp opsteken". Hij hield zich met een tijdschrift bezig, terwijl zij haar correspondentie doorlas. „En", merkte hij op, toen ze den laatsten brief weer in de enveloppe schoof. „Je vriend heeft je, hoop ik niet in den steek gelaten?" „Neen", antwoordde ze, zacht glimlachend. „Hij mist niet dikwijls". Hij stopte sija handen diep in ÖJn Jas zakken en staarde slecht gemutst naar zijn schoenen. „U bent zoo knorrig", zei ze. „Zal ik u voor 't eten wat voorlezen?" „O, dat hoeft niet, je zult jc brieven nog wel eens graag willen overlezen denk ik", was 't onvriendelijke antwoord. Ze lachte en ging door met naaien, maar plotseling stond hij op en liep zonder iets te zeggen, de kamer uit. xvni. 't Was nu Februari en Warwick was naar Barnethan teruggekeerd; hij deed zijn bezig heden weer als gewoonlijk, ofschoon hij nog niet de oude was. Christian miste hem erg en voor hem had Barnethan ook een minder vroolijk aanzien dan gewoonlijk. Ze waren el kaar gedurende de dagen van zijn genezing veel nader gekomen en toch hadden zij elkaar sinds Warwick's vertrek van Carolay, maar weinig en met lange tusschenpoozen ontmoet. Hij verwachtte steeds zilver-lood te zullen vinden en ofschoon hij overtuigd was, dat de ader er was. had hij haar nog niet voor den dag kunnen brengen. „Ik heb zoo'n idee", zei Mike op 'n avond tot Milly, dat de baas ziek wordt". „Onzin", antwoordde Milly, die bezig was in een diepen kom mais te weeken. „Hij is best in orde, ziet alleen nog 'n beetje bleek, wat geen wonder is". „Och, ik bedoel niet lichamelijk ziek", viel Mike uit, „ik bedoel dat hem alles hier, de mijn en dat geld-verspillen de keel uithangt". „Hebben jullie al iets bijzonders gevonden?" vroeg Milly. „Neen in 't begin was de baas bepaald gek op die mijn, maar nu schijnt hij er, om de een of andere reden niet meer om te geven". „Hij heeft een schok gehad, weet je", zei Milly, langzaam haar hoofd schuddend, „ik voor mij verwacht niet, dat hij er ooit heele- maal bovenop komt. Tjonge, Ik wou dat ik dien sluipmoordenaar op 't oogenblik onder mijn strijkijzer had", Mike sloeg dubbel in een onbedaarlijken, krampachtigen lach. „O, ik ben er zeker van, dat hij vroeg of laat krijgt, wat hij verdient", sprak hij ernstig. ,.Ik ben er nog niet zoo zeker van", merkte Milly op. „In den regel houden boosdoeners niet op met onruststoken, noch krijgen zij hun verdiende loon". „Zoo af en toe wel", lachte hij in z'n vuistje. Den volgenden dag was het Zondag en Gaddy en Lisette waren met toestemming van hun respectievelijke „machthebbers" op weg om een schaatsentocht op de rivier te maken. Hun afwezigheid bij 't middagmael veroor zaakte geen onrust, daar zij 'n pak boter hammen hadden meegenomen. Maar toen 't donker werd, en de avond kwam, begon Christian zich ongerust te maken. Zij liep de verschillende wegen af en floot; riep toen: „Gaddy, Gaddy" met haar heldere, vèrdra- gende stem: maar ze hoorde alleen het loeien van den wind en 't huiveringwekkend gehuil van den boschwolf aan den overkant van de rivier. Op 't zelfde oogenblik klonk er een ferme vlugge stap op den beijzelden weg en Warwick verscheen. „Is Gaddy nog niet thuis?" vroeg hij. „Neen, maar hoe wist u dat hij gemist werd?" Mike vertelde 't me: de kleine meid van Elwood is bij hem, is 't niet?" „Ja, ze zijn gaan schaatsenrijden, maar Gaddy had beloofd, voor 't donken thuis te zijn. Ik hoop dat hun niets is overkomen". „Zal ik de rivier oprijden om te zien of er eenig teeken van hem te vinden is", stelde Warwick voor. „Ze zullen hoogstwaarschijnlijk den kant van Laylock opgereden zijn, omdat het benedenstrooms heel slecht is". „Ik had gedacht om zelf te gaan", en haar stem beefde licht, „maar als u ook mee wilt. O, u hebt uw schaatsen bij u, zie ik; ik ook". Een paar minuten later reden ze de rivier op tegen den stevigen wind in, maar beiden waren goed tegen de koude gewapend en uit stekende en onvermoeide rijders. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9